This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52006AR0039
Opinion of the Committee of the Regions on the Communication from the Commission on Implementing the Community Lisbon Programme: a policy framework to strengthen EU manufacturing — towards a more integrated approach for industrial policy
Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie over de uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU-industrie — Naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid
Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie over de uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU-industrie — Naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid
PB C 229 van 22.9.2006, p. 29–33
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
22.9.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 229/29 |
Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie over de uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU-industrie — Naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid
(2006/C 229/04)
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,
gezien de Mededeling van de Commissie „Uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU-industrie — Naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid”
gezien het besluit van de Europese Commissie d.d. 12 oktober 2005 om het Comité overeenkomstig art. 265, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap over die kwestie te raadplegen;
gezien het besluit van zijn voorzitter van 10 november 2005 om de commissie Economisch en sociaal beleid met het opstellen van een advies ter zake te belasten;
gezien zijn ontwerpadvies (CdR 39/2006 rev. 2) dat op 6 april 2006 door zijn commissie Economisch en sociaal beleid is opgesteld (rapporteur: de heer O. Hoes, gedeputeerde, Provincie Noord Brabant (NL/ALDE);
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
1) |
Een vernieuwd en modern Europees industriebeleid, gericht op het concurrentievermogen van onze industrie, is absolute topprioriteit voor de 'Groei en Banen'- agenda. De problematiek die eraan ten grondslag ligt, speelt immers in alle regio's van de EU en de dynamiek van de onderliggende processen is groot en dwingend. Het CvdR is daarom verheugd over de ambities van de Commissie, alsmede over de bereidheid om de noodzakelijke hervormingen stevig te willen faciliteren. |
2) |
In het licht van de snelle veranderingen in de wereldeconomie is de urgentie groot, de concurrentiepositie van de Europese industrie staat onder forse druk. Dit zet extra druk op het tempo en de slagvaardigheid van de vernieuwing van het Europese industriebeleid. Het CvdR heeft waardering voor het commitment dat de Commissie heeft gevraagd en gekregen van de organisaties van vele bedrijfstakken, maar vraagt zich wel af of dat voldoende aanknopingspunten biedt. In de wereldwijde economische concurrentie ontwikkelt Europa zijn toekomstige kracht vooral in competitieve regio's, in dit advies aangeduid als „valleys”, geïnspireerd door het concept van Sillicon Valley en de filosofie van het World Economic Forum. Deze Europese valleys, gebouwd op oude industrieën en bedrijfstakken, zijn de toekomstige motoren voor economische en sociale vernieuwing. |
3) |
Voorbeelden zijn de regio's Stockholm, Cambridge, Beieren, Rhône-Alpes, Zuidoost-Nederland, alsmede ontluikende regio's als Värmland, Riga en Sachsen-Anhalt. Het CvdR roept de commissie op dit tot de kern van haar „nieuwe agenda” van het Europees industriebeleid te maken en daarmee dus scherper in te spelen op de regionaal-economische complexvorming in Europa. Dit betekent een aanzienlijke aanscherping van de huidige voorstellen, die niet verder gaan dan het scheppen van „framework conditions” en in dat opzicht te weinig vernieuwend zijn. Vooral het stimuleren van transsectorale ontwikkelingen, gericht op nieuwe technologie-product-markt-combinaties, moet de kern worden van het nieuwe Europese industriebeleid. |
4) |
Het CvdR doet in dit advies een aantal concrete voorstellen tot aanzienlijke aanscherping en verdergaande integratie van het EU-instrumentarium. Reeds tijdens het komende Duitse voorzitterschap moet hiervoor een stevige basis worden gelegd en wij roepen Commissie en Parlement op om te komen met vernieuwend en offensief beleid. |
heeft tijdens zijn 65e zitting van 14 en 15 juni 2006 (vergadering van 14 juni) het volgende advies goedgekeurd:
1. Standpunt van het Comité van de Regio's
Bedrijfstakoverschrijdende voorstellen
1.1 |
In het werkplan van de Commissie wordt een zevental voorstellen gedaan voor bedrijfstakoverschrijdende initiatieven om gemeenschappelijke uitdagingen voor groepen van bedrijfstakken aan te pakken en om de synergie tussen de verschillende beleidsterreinen te vergroten:
|
1.2 |
Zonder uitzondering betreft het maatregelen die van eminent belang zijn voor het groeiende concurrentievermogen van de Europese industrieën. In algemene zin wil het CvdR de voorstellen daarom krachtig ondersteunen. Vanuit onze positie vragen wij bijzondere aandacht voor het aansturen van de structurele veranderingen in de industrie. Even belangrijk is evenwel ook het nieuwe programma ter vereenvoudiging van de wetgeving. Dat is in dit kader de kern van de zaak: daar moet de slag worden gemaakt naar het begeleiden en faciliteren van nieuw industriebeleid vanuit de regio's. In de discussie over hoe om te gaan met de uitdagingen en kansen die globalisering biedt moet de concurrentiekracht van de Europese Unie centraal staan teneinde de welvaart van onze kinderen te garanderen. Een naar het verleden gerichte protectionistische benadering, gericht op het behoud van oude verworvenheden, wijzen wij af. Initiatieven als het door de Commissie voorgestelde globaliseringfonds moeten niet defensief maar ontwikkelingsgericht worden ingezet, bijvoorbeeld voor scholing naar nieuwe kansrijke sectoren. |
1.3 |
Het CvdR bepleit nadrukkelijker aansluiting te zoeken bij het regionaal innovatiebeleid van de EC, dat eveneens sterk gericht is op het stimuleren van clusters en nieuwe vormen van samenwerking. Er is in Europa al een aantal goede voorbeelden te noemen van het samenspel tussen EC en de regio's, wij verwijzen bijvoorbeeld naar het Actieprogramma Innovatie Noord-Brabant 2005-2010, „Connecting, creating and enabling winners”. |
1.4 |
Met name bij het ontwikkelen van bedrijfstakoverschrijdende voorstellen liggen er kansen voor een modern en beter geïntegreerd Europees industriebeleid. In dit licht willen wij hieronder in kort bestek ingaan op enkele van de voorgestelde maatregelen, waarbij wij vooral aandacht vragen voor het benutten van kansen van een meer geïntegreerde benadering. |
High Level Group voor concurrentievermogen, energie en milieu
1.5 |
Energie en milieu zijn de komende jaren prioritaire mondiale vraagstukken. Gestimuleerd door de EC moet er een klimaat ontstaan waarin bedreigingen in kansen worden omgezet. Op deze terreinen liggen interessante nieuwe markten en aanknopingspunten voor het Europese industrie- en onderzoeksbeleid. Dit zal ertoe bijdragen dat energie en duurzame ontwikkeling (milieuvriendelijker producten en productieprocessen) niet afzonderlijk worden behandeld, maar echt integraal onderdeel worden van het industrie- en innovatiebeleid. Aan de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen moet meer aandacht worden besteed. De kosten van energie vormen een substantieel onderdeel van de kostprijs voor onze industrie. Het CvdR roept de lidstaten op om de interconnectiecapaciteit te vergroten zodat de liberalisering van de energiemarkt ertoe kan leiden dat ons bedrijfsleven in héél Europa gas en elektriciteit kan kopen. Een actieve bijdrage aan het creëren van een Europees level playing field kan plaatsvinden door een actief aandeelhouderschap van energiebedrijven door lokale en regionale overheden. |
Verbetering van vaardigheden in het bedrijfsleven.
1.6 |
Het Comité van de Regio's legt er de nadruk op dat het nieuwe industriebeleid gezien moet worden in het kader van de strategie van Lissabon en tegen de achtergrond van de mondialisering. Herstructureringen in regio's en landen zijn het gevolg van deze ontwikkeling. Zoals is opgemerkt in het CvdR-advies over herstructurering en bedrijfsverplaatsing (CDR 148/2005 fin) moet voor een goede begeleiding van de herstructureringen worden gezorgd, zie in dit verband ook onze eerdere opmerking over het ontwikkelingsgericht en niet defensief inzetten van het globaliseringfonds. Essentieel voor de inzet vanuit Brussel is het bevorderen van de economische en sociale samenhang: dat moet mede de basis zijn voor een beter functionerende en flexibeler Europese arbeidsmarkt. Het verdient aanbeveling het hier bedoelde prioritaire vraagstuk van „sociale innovatie” meer centraal te stellen. Kernvraag is hoe we de Europese werknemers van hoog tot laag beter in staat kunnen stellen om mee te gaan in de soms ingrijpende herstructureringen zonder structureel werkloos te raken |
1.7 |
Verhoging van de arbeidsproductiviteit, arbeidsparticipatie en arbeidsmobiliteit zijn essentieel voor het concurrentievermogen van de Europese Unie. Dat moet meer aandacht krijgen, zowel in het beleid van de lidstaten als in de programma's en structuurfondsen van de EU. Verder moeten de mogelijkheden worden vergroot om hoog opgeleiden van buiten de EU (tijdelijk) op de Europese arbeidsmarkt toe te laten, ook een dergelijke liberalisering draagt bij aan het concurrentievermogen van Europa. |
Intellectuele-eigendomsrechten
1.8 |
Het Comité stelt vast dat een aantal belangrijke Europese industriesectoren nog steeds een aanzienlijke voorsprong hebben op hun concurrenten, maar de mondialisering kan ook voor hen negatieve gevolgen hebben. Adequate bescherming van intellectueel en industrieel eigendom is van vitaal belang voor de concurrentiepositie van de EU. Intellectuele eigendomsbescherming vormt een incentive voor innovatieve acties en de ontwikkeling van nieuwe business models. Het regelgevend kader moet worden aangepast aan de snel veranderende technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. De wetgeving op dit gebied moet helder zijn en rechtszekerheid bieden. Regels moeten zowel op Europees niveau (Gemeenschapswetgeving) als op mondiaal niveau (WTO, TRIPS) gemaakt én gehandhaafd worden. Veel ondernemers in het MKB, de drivers of innovation, weten nog steeds niet hoe precies om te gaan met de inbreuken op hun intellectueel eigendom. Groot probleem voor veel MKB-bedrijven zijn de extreem hoge handhavingkosten in Europa, die veel hoger zijn dan bijvoorbeeld in de VS. Verder is het wat aanvraagkosten betreft van het uiterste belang dat nu na 30 jaar praten het Gemeenschapsoctrooi tot stand komt. Vijf jaar nadat de EC met een concreet voorstel kwam zit het dossier nog steeds muurvast in de Raad door een dispuut over het talenregime. Het CdR roept de EC op om met een harmonisatierichtlijn te komen gebaseerd op art. 95 TEC. Hierdoor kunnen nationale patentregimes in stand worden gelaten maar wel onderhevig aan het beginsel van wederzijdse erkenning. Door het aantal talen te beperken tot de taal van de desbetreffende lidstaat én Engels kunnen de kosten van het Gemeenschapsoctrooi aanzienlijk worden verlaagd, hetgeen vooral het MKB ten goede komt. Op die manier wordt een internationaal, concurrerend patent gecreëerd. Bovendien moet de belasting voor het verkrijgen van een octrooi, die in tal van EU-lidstaten nog zoals vroeger geheven wordt en allesbehalve tot ontwikkeling van innovaties aanzet, tot een minimum worden teruggebracht. |
Geïntegreerde aanpak van onderzoek en innovatie
1.9 |
De Europese kaderprogramma's KP7 en CIP spelen, in combinatie met de structuurfondsen, een zeer belangrijke facilitaire en sturende rol. De middelen uit KP7 zijn essentieel voor de concurrentiepositie van de EU en het versterken van de toptechnologische regio's. Het budget mag bij het vaststellen van de Financiële Perspectieven niet verkleind worden. |
1.10 |
In dit advies wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het stimuleren van de regionaal-economische complexvorming in Europa (Europese valleys). Hiervoor is het noodzakelijk dat de structuurfondsen en de kaderprogramma's als KP7 en CIP meer gebundeld kunnen worden ingezet in de regio's. Het CvdR roept de EC op om op dit punt met concrete voorstellen te komen. Onder meer het bundelen van middelen op toponderzoek is van belang, in steekwoorden: het stimuleren van een „open innovatie”-cultuur en clustervorming in de regio's. |
1.11 |
Om een duurzaam economisch model voor een toptechnologische regio te ontwikkelen is meer nodig dan zwaar investeren in research. Dit leren onder meer de ervaringen in Brainport regio Eindhoven. Het stimuleren van een grote diversiteit aan toepassingen van bepaalde kennis in meerdere innovatieketens zorgt voor nieuwe werkgelegenheid op alle niveaus en voor verankering van kennis in een regio. De middelgrote en kleine ondernemingen hebben daarmee recht op een zelfde soort stimulans als de kennisontwikkelaars. Het CvdR roept de EC op om de Europese programma's en structuurfondsen meer gericht en als multiplier in te zetten op het stimuleren van enkele innovatieketens per regio. Op die wijze kunnen zeer veel nieuwe banen worden gecreëerd op WO, HBO én MBO-niveau. |
1.12 |
Naar aanleiding van het laatste punt vraagt het CvdR specifieke aandacht voor de toegankelijkheid van de Europese kaderprogramma's en fondsen voor de middelgrote en kleinere ondernemingen. Dit ervaren wij als een groot probleem en zonder vereenvoudiging zal de ambitie om vooral het MKB te stimuleren weinig kans van slagen hebben. Van belang is het creëren van een meer 'open-innovatie-cultuur', waarbij middelen en projecten toegankelijker en meer gebundeld beschikbaar komen voor het MKB. |
1.13 |
Uit de ervaringen met het regionaal innovatiebeleid blijkt het MKB vooral gebaat te zijn bij de wisselwerking met de grotere ondernemingen. Daarom wijzen wij erop dat er in het Europees industriebeleid meer expliciet aandacht zou moeten komen voor de wisselwerking tussen de grote (1) en de middelgrote resp. kleinere bedrijven. Evenzeer van groot belang is de wisselwerking tussen het MKB en de onderzoekscentra. |
1.14 |
Tot slot nog een enkele opmerking over de kansen op een sterker geïntegreerd Europees industriebeleid. In het bijzonder de integratie met het beleid gericht op duurzame ontwikkeling en sociale cohesie verdient aandacht, hier ligt een belangrijke uitdaging voor Europa. Met dit programma kan de EC ertoe bijdragen dat er in het kader van de ontwikkeling naar een duurzame kennissamenleving in Europa versneld aandacht komt voor nieuwe samenwerkingsvormen en product-marktcombinaties (!) op gebieden als de zorgindustrie (medisch-technische innovatie), milieu en energie. Voor de Europese industrieën liggen hier interessante nieuwe markten. |
1.15 |
Verder hebben wij reeds gewezen op de trend van bundeling en specialisatie van economische topactiviteiten in Europa. Dit kan op andere beleidsterreinen worden versterkt, bijvoorbeeld in het ruimtelijke beleid en op het gebied van moderne infrastructuur. In het Europese beleid zou meer gericht aandacht moeten komen voor het scheppen van krachtige voorwaarden voor (grensoverschrijdende) internationale toplocaties, aangehaakt aan en ontsloten door moderne Europese infrastructuur. Verder verdient het idee van commissievoorzitter Barroso om een EU-universiteit (EIT) op te richten ondersteuning. Met een technologisch topinstituut binnen de Europese Unie kan een verdere braindrain van talent naar andere delen van de wereld worden voorkomen. Het wordt de hoogste tijd dat de EU met een instelling komt die zich kan meten met bijvoorbeeld het MIT in Boston. |
Bedrijfstakspecifieke voorstellen
1.16 |
De Commissie zal de volgende nieuwe initiatieven voorstellen:
|
1.17 |
Uit de onderliggende sectorstudies van het EC-werkplan blijkt dat veel Europese industrieën de potentie hebben om op wereldniveau te kunnen blijven concurreren. Bepalend voor „world class performance” is de mate waarin de industrie weet in te spelen op de eisen van kennis en innovatie in nieuwe producten en productieprocessen. |
1.18 |
Het is belangrijk dat dit proces van verandering en hervorming stevig blijft gesteund door zowel de EU als de afzonderlijke lidstaten. Wat betreft de facilitering door de EU stellen wij vast dat de actuele EU-kaderprogramma's een effectief instrumentarium bieden in samenhang met de (nieuwe) EU-structuurfondsen. |
1.19 |
Voor sectoren als de machine- en systeemindustrie is focus en massa cruciaal als het gaat om de setting van Europese strategische agenda's. De ENIAC en Artemis strategische agenda's zijn in dat verband van wezenlijk belang voor de Europese en nationale investeringen op dit gebied. |
1.20 |
Naast blijvende aandacht voor de concurrentiepositie van bedrijfstakken is het echter belangrijk vast te stellen dat de toekomstige welvaart in Europa steeds sterker afhankelijk zal worden van bedrijfstakdoorsnijdende activiteiten. Dit verdient specifieke aandacht in het EC-werkplan. Het industriebeleid kan bijdragen aan versnelling van de ontwikkelingen op dit gebied door het stimuleren van „botsingen van domeinen”. Dat leidt per definitie tot schoksgewijze en spectaculaire product- en marktinnovaties. In een aantal sectoren begint dat reeds zichtbaar te worden; gedacht kan worden aan de food en farma (life-sciences), biomedische technologie, automotive en high tech systems. |
1.21 |
De in het EC-werkplan aangeduide vier brede categorieën zijn in dat perspectief opzicht onvoldoende dekkend. Bij de life science industrie missen wij bijvoorbeeld het belangrijke veld van „Molecular Medecine”. Daarnaast moeten met name ook de nano-electronica en embedded systems expliciet worden opgenomen. Ook de „mode en ontwerpindustrie” zou, gezien de actuele ontwikkelingen op dit gebied, breder moeten worden geformuleerd als „creatieve industrie”. |
1.22 |
Het lijkt dus in toenemende mate belangrijk om de samenhangende clusters van industriële activiteiten te faciliteren en nieuwe, opkomende industriële activiteiten te bevorderen.Wij bepleiten dit nadrukkelijker en explicieter op te nemen in het EC-werkplan. |
1.23 |
Het zogenaamde clustermodel — intensieve en structurele samenwerking tussen overheid, bedrijven en kennisinstellingen — is daarbij een cruciale succesfactor voor alle innovatieve regio's in Europa. Voorbeelden zijn de regio Stockholm, Beieren, Île-de-France, Rhône-Alpes en Zuid-Oost Nederland. In het kader van vernieuwd en beter geïntegreerd Europees industriebeleid verdient een dergelijke geclusterde aanpak stevige ondersteuning. |
2. Overige aanbevelingen van het Comité van de Regio's
Europa in 2027 (toekomstbeeld)
2.1 |
Het werkplan van de EC borduurt voort op de Lissabonstrategie en de Göteborgdoelstellingen, en is in dat opzicht een consistent uitgewerkt verhaal. Zoals reeds op enkele plaatsen opgemerkt bevat het naar ons oordeel veel goede en waardevolle voornemens. Weinigen zullen het ermee oneens zijn. Wat echter ontbreekt is een duidelijke toekomstvisie op het onderscheidend vermogen van Europa ten opzichte van de concurrenten in de rest van de wereld. |
2.2 |
Het CvdR beveelt aan een stimulerend en enthousiasmerend beeld te ontwikkelen. Waar staat Europa in 2027? Hoe hebben de Europese industrieën ingespeeld op de opgaven die in 2006 werden geformuleerd? Hoe heeft het inzetten op 'intelligent regions' gezorgd voor economische én sociale vernieuwing in alle Europese lidstaten? Hoe zijn we er in de duurzame kennissamenleving in geslaagd om van energie, milieu en zorgindustrie nieuwe kansen en markten te maken? Et cetera, et cetera. |
Inzetten op „Pieken in Europa” en wisselwerking met regio's
2.3 |
Aanbevolen wordt sterker in te zetten op kansrijke ontwikkelingen in de onderscheiden regio's, en daarbij aan te sluiten bij de economische concentraties en specialisaties die zich de komende jaren steeds sterker zullen ontwikkelen in Europa. Uitgangspunt is dat het faciliteren van topregio's sterk zal bijdragen aan de economische en sociale vernieuwing in de breedte, in alle lidstaten van Europa. |
2.4 |
Aanbevolen wordt om in het kader van het vernieuwde EU-industriebeleid criteria voor de identificatie van topregio's op Europees niveau en binnen de verschillende lidstaten vast te leggen aan de hand waarvan middelen uit de Europese investeringsprogramma's aan die competitieve regio's kunnen worden toegewezen, als aanvulling op nationale en regionale investeringen. Ook zou de afzet van hun materiële en immateriële producten moeten worden ondersteund. In dit vernieuwde Europees industriebeleid gericht op kansrijke ontwikkelingen en nieuwe regionaal-economische complexen moet er in het kader van „nieuwe solidariteit” ook expliciet aandacht zijn voor het stimuleren van regio's met achterstand. Het CvdR stelt de EC voor een hefboomwerking in te bouwen, bijvoorbeeld door het aangaan van interregionale economische partnerships als voorwaarde te stellen bij bijdragen uit de EU-kaderprogramma's en structuurfondsen. |
Van sector- naar clusteraanpak (nieuwe domeinen)
2.5 |
Het stimuleren van de Europese stuwende sectoren naar „worldclassniveau” is en blijft een belangrijke doelstelling voor het Europees industriebeleid. De toekomstige welvaart zal echter steeds meer afhankelijk worden van bedrijfstak-doorsnijdende activiteiten. Aanbevolen wordt de reeds plaatsvindende, autonome ontwikkelingen beter zichtbaar te maken in de in het EC-werkplan opgenomen „brede categorieën”. |
2.6 |
Daarom wordt aanbevolen om in het vernieuwde industriebeleid van de Commissie sterker aandacht te schenken aan het strategisch belang van een sectordoorsnijdende aanpak, met de erkenning van de kracht van „botsingen van domeinen”. De structurele samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, ook wel aangeduid als „triple Helix”, is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Dit clustermodel is één van de visitekaartjes voor het nieuwe Europese industriebeleid. |
2.7 |
Het stimuleren van „botsingen van domeinen” is gericht op innovaties en geheel nieuwe product-markt-combinaties in de industrie. Het gaat echter verder dan alleen de industriedomeinen, ook de botsingen met andere, sociale en maatschappelijke domeinen zorgen voor nieuwe dynamiek. Het CvdR wijst in dit verband op de botsingen met kunst & cultuur (creatieve industrie), de botsingen tussen culturen (nieuw intercultureel ondernemerschap) of met het beroepsonderwijs (vernieuwd vakmanschap). Ook op deze terreinen kan en moet de EU een belangrijke stimulerende rol spelen. Het CvdR roept de EC op hieraan aandacht te besteden in de programma's en nieuwe structuurfondsen. |
Steviger integratie impulsen
2.8 |
Met name bij de bedrijfstakoverschrijdende voorstellen zijn er aanknopingspunten voor een stevige integratieslag in het Europees beleid. Op de volgende punten hebben wij aanbevelingen gedaan voor extra accenten:
|
Ontbureaucratiseren, toegankelijkheid MKB
2.9 |
Zeer terecht kent het EC-werkplan veel waarde toe aan de innovatieve kracht van de middelgrote en kleinere ondernemingen. De mate waarin die ondernemingen ook daadwerkelijk worden bereikt is echter vooral sterk afhankelijk van de vereenvoudiging van de Europese regelgeving. Zoals de voorstellen gericht op het MKB nu zijn ingericht, zullen de mogelijkheden om bijvoorbeeld O & O in het MKB te subsidiëren zwaar afnemen en dat staat haaks op het versterken van de mondiale concurrentiepositie. Nu reeds besteedt een gemiddeld MKB-bedrijf in de VS 7x meer aan O&O dan een MKB-bedrijf in de EU. |
2.10 |
Geen enkel bedrijf zal straks voor een subsidie van 15 % alle administratieve eisen van de EU willen en kunnen dragen. Het CvdR pleit daarom voor een zeer sterke ontbureaucratisering, gericht op het toegankelijker maken van de Europese kaderprogramma's en fondsen voor het MKB. Alle voorstellen van de EC op dit punt worden krachtig ondersteund. Aangezien de regionale en lokale overheden het dichtst bij het MKB staan, kunnen zij bevorderen dat deze ondernemingen vlotter toegang krijgen tot de EU-steun. |
2.11 |
Deregulering en verlichting van de administratieve lastendruk als gevolg van de Europese regelgeving zijn, naast een scherpe kosten-batenanalyse van die regelgeving, essentiële voorwaarden om de doelstellingen van Lissabon te kunnen verwezenlijken. De evaluatie van de weerslag van de Europese wetgeving op het bedrijfsleven („business impact assessment”) speelt hierbij een belangrijke rol. Een randvoorwaarde voor kwaliteitsborging van business impact assessment is dat deze objectief en door een derde, onafhankelijke partij moet worden uitgevoerd. Het CvdR roept de EC op om zo snel mogelijk met voorstellen te komen Het Nederlandse mechanisme van een onafhankelijke audit body (Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten, ACTAL) zou hierbij als uitgangspunt kunnen dienen. |
Tot slot
Onder verwijzing naar de komende, tussentijdse evaluatie door de Commissie ontvangt het CvdR bijzonder graag een reactie op de voorstellen en adviezen in dit advies. Verder roepen wij de Commissie op te overwegen een jaarlijkse monitoring in te voeren. Het CvdR is graag bereid die jaarlijkse monitoring van commentaar te voorzien.
Brussel, 14 juni 2006
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Michel DELEBARRE
(1) Het begrip „grote onderneming” dient in dit verband ook aandacht te krijgen.