This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52003AE0399
Opinion of the European Economic and Social Committee on the "Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council relating to restrictions on the marketing and use of nonylphenol, nonylphenol ethoxylate and cement (twenty-sixth amendment of Council Directive 76/769/EEC)" (COM(2002) 459 final — 2002/0206 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement (zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad)" (COM (2002) 459 def. — 2002/0206 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement (zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad)" (COM (2002) 459 def. — 2002/0206 (COD))
PB C 133 van 6.6.2003, p. 13–16
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement (zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad)" (COM (2002) 459 def. — 2002/0206 (COD))
Publicatieblad Nr. C 133 van 06/06/2003 blz. 0013 - 0016
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement (zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad)" (COM (2002) 459 def. - 2002/0206 (COD)) (2003/C 133/03) De Raad heeft op 13 september 2002 besloten, overeenkomstig artikel 95 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel. De gespecialiseerde afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die was belast met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden, heeft haar advies op 5 maart 2003 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Nollet. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 398e zitting van 26 en 27 maart 2003 (vergadering van 26 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 83 stemmen vóór, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd. 1. Inleiding 1.1. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft het Commissiedocument en de bijlage bestudeerd en neemt met name kennis van het feit dat er een impactanalyse is uitgevoerd. 1.2. Het Comité heeft in databanken onderzoek gedaan naar de toxiciteit van nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement en hun uiteenlopende toepassingen bij de fabricage van een groot aantal producten. 1.3. De voorgestelde richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement (zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad) is ondergebracht in de rubriek "Gevaarlijke stoffen: nonylfenol en cement". 1.4. Ter wille van de duidelijkheid zal het Comité eerst de problemen rond nonylfenol behandelen en vervolgens ingaan op de problemen rond cement, dat chroom kan bevatten en daardoor in sommige gevallen risico's voor de gezondheid en allergische reacties kan opleveren. 1.5. Het Comité heeft advies ingewonnen bij de werkgevers- en werknemersorganisaties in de chemische sector, de bouwsector en de cementsector. 2. Nonylfenol en nonylfenolethoxylaten 2.1. Inleiding 2.1.1. Nonylfenol (NF) wordt voornamelijk gebruikt als tussenproduct bij de productie van nonylfenolethoxylaten (NFE) en bij de productie van harsen. Het wordt tevens gebruikt als tussenproduct bij de productie van een plastic additief (TNPP) dat wordt gebruikt als stabilisator in bepaalde polymeren, zoals polyethyleen en PVC. Pure nonylfenol wordt als zodanig nooit in formuleringen of toepassingen voor consumenten gebruikt. 2.1.2. Nonylfenolethoxylaten (NFE) worden vaak toegepast als detergenten en reinigingsproducten bij allerlei industriële processen, alsook bij de productie van papierpap, natuurlijke en synthetische textielstoffen en leder, en als additieven (emulgatoren) bij latexverven en bepaalde pesticiden. In Europa worden nonylfenolethoxylaten al jarenlang toegevoegd aan gangbare huishoudelijke schoonmaakmiddelen en producten voor persoonlijke verzorging, zoals vloeibare wasmiddelen, allesreinigers, zeep en shampoo. 2.1.3. Het merendeel van de NFE komt terecht in de riolering; daar worden die stoffen afgebroken tot o.m. nonylfenol, een uiterst giftig bijproduct. 2.1.4. Op de internetsite van het Canadese onderzoeksinstituut (Environnement Canada) is een zeer interessante studie over nonylfenol en nonylfenol-ethoxylaten te vinden (http://www.ec.gc.ca/substances/ese/fre/pesip/final/npe.cfm). 2.1.5. De betrokken sectoren en wetenschappers is gevraagd of nonylfenol geheel of gedeeltelijk van de markt geweerd kan worden. Er werd uitgelegd dat nonylfenol wordt gebruikt als antioxidant bij de fabricage van bepaalde polymeren, zoals polystyreen en PVC, en vooral ook te vinden is in nonylfenolethoxylaten, die allerlei toepassingen hebben. Nonylfenolethoxylaten zijn op zich niet giftig, maar komen in de riolering terecht, waar nonylfenol vrijkomt dat schadelijk is voor het milieu. 2.1.6. Nonylfenolethoxylaten kunnen vervangen worden door alcoholethoxylaten (niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen) of lineair alkylbenzeensulfonaat, alkylsulfonaat, alcohol-ethersulfaat (anionogene oppervlakteactieve stoffen) of betaïnes (amfotere oppervlakteactieve stoffen). Deze oppervlakteactieve stoffen zijn moeilijker te produceren, vooral in de pure vorm (hoge kosten). Om dezelfde eigenschappen als die van nonylfenolethoxylaten te krijgen, moet de industrie soms verschillende oppervlakteactieve stoffen gebruiken, waardoor de kosten stijgen. Volgens de woordvoerder van de CEFIC (Europese Raad voor de Chemische Industrie) kunnen nonylfenolethoxylaten wel bij bepaalde, maar niet alle toepassingen vervangen worden. 2.2. Gezondheidsrisico's 2.2.1. Komt nonylfenol in aanraking met de huid, dan treedt een felle bijtende reactie op. 2.2.2. Het Comité heeft de Commissie verzocht indien mogelijk statistische gegevens op Europees niveau te verstrekken over preventieve maatregelen in de lidstaten en over eventuele schadeloosstellingen bij beroepsziekten. Het Comité heeft dergelijke gegevens niet ontvangen; deze zijn overigens ook niet bij Eurostat beschikbaar. In België staat nonylfenol op de lijst van veroorzakers van beroepsziekten (rubriek 1.123.01 "Fenolen of homologen"). Voor nonylfenol kon het Comité niet nagaan of er claims zijn ingediend. Ten aanzien van de rubriek "Fenolen of homologen" zijn in 1999/2000 vier dossiers en drie verzoeken tot herziening geregistreerd. 2.3. Advies van de chemische industrie (CEFIC) 2.3.1. De werkgevers in de chemische industrie beschouwen de voorgestelde richtlijn als het resultaat van een beoordeling van de risico's in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93. De standpunten van de producenten van NF en NFE zijn te vinden op hun internetsite www.cefic.org/cepad. 2.3.2. De betrokken ondernemingen verwachten dat de richtlijn geen problemen zal opleveren. 2.3.3. Ook de CEPAD (Europese Raad voor Alkylfenol en Derivaten) heeft zijn standpunt in deze kwestie kenbaar gemaakt. 2.4. Advies van het Comité over nonylfenol en nonylfenolethoxylaat 2.4.1. Het Comité gaat ermee akkoord dat de Commissie tegelijk rekening moet houden met de economische en sociale vereisten, de bescherming van de gezondheid van de werknemers, eventuele schadeloosstellingen in verband met beroepsziekten en de noodzakelijke bescherming van het milieu. Het vindt dat de voorgestelde richtlijn hieraan voldoet. 3. Chroom(VI)/cement 3.1. Inleiding 3.1.1. In de voorgestelde richtlijn staat dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat chroom(VI)houdende cementpreparaten onder bepaalde omstandigheden, na langdurig rechtstreeks contact met de huid, allergische reacties kunnen veroorzaken. Het wetenschappelijk comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu, dat onder de Commissie ressorteert, heeft bevestigd dat chroom(VI)houdend cement schadelijk is voor de gezondheid. 3.1.2. Om de gezondheid van de mens te beschermen acht de Commissie het noodzakelijk dat het in de handel brengen en het gebruik van cement en cementpreparaten met meer dan 2 ppm chroom(VI) wordt beperkt in het geval van handwerk waarbij kans op huidcontact bestaat. 3.1.3. Chroom of oplosbaar chroom wordt gebruikt in ferrochroomlegeringen, bij het elektronisch chromeren ter bescherming tegen corrosie, bij de fabricage van (bi)chromaten voor pigmenten, bij het leerlooien, als pesticide, bij het lassen van chroomverbindingen, in bakstenen, als verfoplosmiddel, bij fotogravures en bij houtbewerking. Cement bevat ook gewoonlijk chroom. Het is in de lijst met beroepsziekten terug te vinden onder de code "sinus". 3.1.4. Het chroom(VI)-gehalte van cement kan worden verkleind door chroomarme grondstoffen te gebruiken (hetgeen niet gemakkelijk is, omdat cementfabrikanten hun grondstoffen in hun eigen omgeving delven) of door ijzersulfaat als toeslagmiddel te gebruiken om chroom(VI) te reduceren tot het niet-oplosbare chroom(III). Dit laatste is slechts een tijdelijke oplossing, omdat ijzersulfaat geen stabiel product is. 3.1.5. In lasverbindingen kan chroom(VI) worden gereduceerd tot chroom(III) door zink toe te voegen. 3.2. Gezondheidsrisico's 3.2.1. Chroom(VI) is carcinogeen bij inademing. Kwetsbare organen zijn longen en bijholten. 3.2.1.1. Natte chroom(VI)houdende cement irriteert ook de huid (veroorzaakt eczeem). Dit geldt ook voor chroom(III). 3.2.2. Het Comité beschikt niet over statistische gegevens op Europees niveau (net als in het geval van nonylfenol). Daardoor is het vrijwel onmogelijk om een totaalbeeld te krijgen van de situatie in de verschillende lidstaten en aan de hand daarvan een echt preventiebeleid op te zetten. 3.2.3. In België komt chroom(VI) voor op de lijst van beroepsziekten onder rubriek 1.105 "Chroom of -verbindingen". 3.2.3.1. Er zijn in de periode 1999-2001 117 verzoeken tot erkenning van een beroepsziekte en 21 verzoeken tot herziening ingediend. 3.2.4. Ook al is de productie van cement, mortel of beton grotendeels gemechaniseerd, toch is de eindbewerking vaak handwerk (voegen, het maken van hoeken en trappen, enz.). Uit Duitse onderzoeken blijkt dat ongeveer 16 % van het werk met cement met de hand wordt gedaan. 3.2.5. Het is niet waarschijnlijk dat dit percentage verlaagd kan worden. Maar ook voor die 16 % moet het chroom(VI)-gehalte - en dus het risico om eczeem te krijgen - tot het absolute minimum worden beperkt. 3.2.6. Daarom wil de Commissie de volgende passage in bijlage I bij richtlijn 76/769/EEG opnemen: "Mag niet afzonderlijk of als bestanddeel van preparaten in de handel worden gebracht of worden gebruikt voor handenarbeid waarbij een kans op huidcontact bestaat indien het gehalte aan oplosbaar chroom(VI) meer dan 0,0002 % van het totale drooggewicht van het cement bedraagt". 3.2.7. Niemand betwist dat mensen die in contact met cement komen, om diverse redenen aan huidaandoeningen kunnen lijden; dit blijkt ook uit de opmerkingen van de Franse werkgeversorganisatie in de cementindustrie en van Cembureau, de Europese cementorganisatie. 3.2.8. De Scandinavische landen hebben ruime ervaring opgedaan met het gebruik van cement met een laag gehalte aan oplosbaar chroom; zij hebben in de jaren '80 het gebruik van cement met meer dan 2 ppm chroom(VI) aan banden gelegd. De arbeidsomstandigheden van de mensen die met cement werken zijn er aanmerkelijk door verbeterd. Hieruit blijkt eveneens dat toevoeging van ijzersulfaat technisch mogelijk is en dat de kwaliteit van cement daardoor niet wordt aangetast. 3.2.9. Met name voor niet-professionele gebruikers is voorlichting erg belangrijk. Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten moet op de verpakking van cement leesbare informatie staan over de verpakkingsdatum, de wijze van opslag en de termijn waarbinnen het gehalte oplosbaar chroom(VI) lager is dan 0,0002 % van het totale drooggewicht van het cement. Op de verpakking zou consumenten aangeraden moeten worden handschoenen te dragen wanneer zij rechtstreeks met het cement in aanraking komen. 3.2.10. Cembureau heeft het Comité uitvoerige documentatie en statistische gegevens verstrekt. 3.3. Advies van het Comité over chroom(VI) en cement 3.3.1. Op basis van de verkregen informatie stelt het Comité het volgende vast: 1) de cementindustrie mag het debat niet in een louter economisch voetlicht plaatsen en moet blijk geven van haar wil om bij te dragen tot een duurzame oplossing; 2) de gebruikers, d.w.z. de beton- en de bouwsector, zijn onvoldoende door de Commissie geraadpleegd; 3) dit geldt ook voor de Europese sociale partners in de beton- en de bouwsector; 4) in de documentatie van Cembureau wordt geconstateerd dat het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) op initiatief van de Europese cementproducenten is begonnen aan het opstellen van een gemeenschappelijke norm voor de vaststelling van oplosbaar chroom(VI) in cement. 3.3.2. Cembureau heeft het onafhankelijke National Institute of Occupational Health in Oslo opdracht gegeven op basis van de beschikbare gegevens een epidemiologische beoordeling te maken van contactdermatitis door cement. De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting in april 2003 worden gepubliceerd en het Comité worden toegezonden. 3.3.3. Het Comité wil de conclusies van dit onderzoek afwachten alvorens het een definitief standpunt inneemt en behoudt zich het recht voor dan eventueel een nieuw advies over deze materie uit te brengen. 3.3.4. Mocht de Commissie een wijziging indienen, dan wenst het Comité daarvan op de hoogte gebracht te worden. 3.3.5. Het Comité wil op korte termijn het overleg tussen de sociale partners van de betrokken sectoren voorrang geven. 3.3.6. Het Comité neemt ervan kennis dat Cembureau zegt contact te hebben opgenomen met ERMCO (European Ready Mixed Concrete Organization), BIBM (Internationaal Bureau van de Betonwarenindustrie), FIEC (Europees Verbond van het Bouwbedrijf), en EFBH (Europese Federatie van Bouw- en Houtarbeiders) om een brede aanpak over het vraagstuk van de gezondheid van werknemers uit te werken. 3.3.7. Een overeenkomst van deze partijen ter bescherming van de gezondheid van mensen die met cement in aanraking komen zou uitermate wenselijk zijn. Zo zouden de betrokken sociale partners een belangrijke bijdrage tot de voorgestelde richtlijn kunnen leveren en dus de goedkeuring en de uitvoering van de richtlijn door de lidstaten kunnen vergemakkelijken. Brussel, 26 maart 2003. De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité R. Briesch