Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0012

    Voorstel voor een besluit van de Raad tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan Oekraïne

    /* COM/2002/0012 def. - CNS 2002/0018 */

    PB C 103E van 30.4.2002, p. 366–367 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002PC0012

    Voorstel voor een besluit van de Raad tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan Oekraïne /* COM/2002/0012 def. - CNS 2002/0018 */

    Publicatieblad Nr. 103 E van 30/04/2002 blz. 0366 - 0367


    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan Oekraïne

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    Achtergrond

    In oktober 1998 heeft de Raad van de EU besloten Oekraïne een derde macrofinanciële lening van ten hoogste 150 miljoen EUR toe te kennen. De eerste tranche van deze lening, ten belope van 58 miljoen EUR, werd uitgekeerd in juli 1999. De uitkering van de resterende bedragen is daarentegen vertraagd wegens tijdelijke onderbrekingen van de Extended Facility (EFF) van het IMF en doordat de autoriteiten met vertraging hebben ingestemd met de beleidsmaatregelen voor de tweede tranche.

    Nadat de EFF in december 2000 weer ter beschikking werd gesteld, bereikte Oekraïne, in juli 2001, overeenstemming met de schuldeisers van de Club van Parijs over een herschikking van de verschuldigde rentebetalingen en aflossingen ten belope van circa 580 miljoen USD op leningen die vóór 31 december 1998 werden aangegaan. Als resultaat hiervan werden de verschuldigde rentebetalingen en aflossingen aan de schuldeisers van de Club van Parijs in 2001 en 2002 met ongeveer eenderde gereduceerd, waardoor de betalingsbalanspositie van het land zou moeten worden versterkt. De normalisatie van de betrekkingen tussen Oekraïne en de Club van Parijs zou ook de weg moeten vrijmaken voor een terugkeer te zijner tijd van het land naar de internationale kapitaalmarkten.

    De macro-economische situatie in de Oekraïne is de afgelopen tijd verbeterd. Er is weer sprake van groei, de situatie van de begroting en de lopende rekeningen is verbeterd en de inflatie geeft, na een tijdelijke versnelling onder invloed van de scherpe depreciatie van de hryvnia aan het einde van 1999, een dalende tendens te zien. Ondanks een verbetering van de situatie van de lopende rekeningen blijft de betalingsbalans echter kwetsbaar. Dit is een weerspiegeling van de zwakke kapitaalrekening die zich kenmerkt door lage buitenlandse directe investeringen (BDI), beperkte toegang tot de internationale kapitaalmarkten en een complex schuldaflossingsprofiel op korte termijn dat Oekraïne begin 2000 noopte tot stopzetting van de terugbetaling van de verschuldigde bedragen aan de Club van Parijs en herschikking van zijn obligatie-schuld aan particuliere schuldeisers.

    Na een aanvankelijke periode van onzekerheid na het aantreden van de nieuwe regering in mei 2001 bevestigde de regering van Oekraïne uiteindelijk te zullen voortgaan met de tenuitvoerlegging van het economische stabiliserings- en hervormingsprogramma dat werd overeengekomen tussen de vorige regering en de internationale financiële instellingen. Dit was, tezamen met enkele eerdere maatregelen, voor het IMF reden om in september 2001 de vijfde en zesde herziening van de EFF af te ronden, hetgeen voor Oekraïne betekende dat het land onmiddellijk kon beschikken over een bedrag van 375 miljoen USD van het IMF.

    Gelet op deze omstandigheden, en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, stelt de Commissie thans de Raad voor een Besluit vast te stellen waarbij aanvullende macrofinanciële bijstand wordt verleend aan Oekraïne. Het is de bedoeling deze nieuwe bijstand te verlenen in de vorm van een nieuwe lening van ten hoogste 110 miljoen EUR (inclusief het bedrag van 92 miljoen EUR dat nog niet is uitgekeerd op grond van het Besluit van 1998, dat niet langer zou worden uitgekeerd uit hoofde van die maatregel) met een looptijd van 15 jaar.

    Recente macro-economische ontwikkelingen

    Na een groei van 6% in 2000, het eerste positieve jaarcijfer sinds de onafhankelijkheid, nam het BBP in Oekraïne in de periode januari - juli 2001 met 10,5% toe (op jaarbasis). De versnelling van de groei van dit jaar wordt ten dele verklaard door een spectaculair herstel van de landbouwproductie, die onder invloed van goede weersomstandigheden in dezelfde periode met 26,5% toenam. Aan de vraagzijde wordt de groei aangezwengeld door zowel de export (die wordt opgestuwd door de relatief grote vraag uit Rusland) en door de binnenlandse vraag. Voor 2001 voorspelt de regering een BBP-groei van 7¼ %.

    Ondanks de aantrekking van de economische bedrijvigheid geeft de inflatie een dalende tendens te zien; verwacht wordt dat deze aan het einde van 2001 uitkomt op een jaarpercentage van 12% (ten opzichte van 25,8% in december 2000). [1] De afname van de inflatie weerspiegelt een combinatie van factoren, waaronder de nominale stabiliteit van de hrvynia sinds maart 2000, een behoedzaam begrotingsbeleid, gematigde wereldolieprijzen en de invloed van een goede oogst op de voedselprijzen.

    [1] De inflatie op jaarbasis nam sterk toe tussen november 1999 (18,3%) en juli 2000 (31,5%), een weerslag van de sterke depreciatie van de hryvnia in de periode rond de presidentsverkiezingen van einde 1999, de toenmalige stijging van de olieprijzen en de aanpassing van de vastgestelde prijzen.

    In deze context voerde de centrale bank sinds het begin van 2001 verscheidene verlagingen van de rente door. Er bestaat daarentegen enige bezorgdheid over de houdbaarheid van deze gunstige inflatietendensen, gelet op de grote toename van de geldhoeveelheid (M3 nam bijvoorbeeld in de eerste zeven maanden van 2001 toe met 15,2%). Ofschoon de snelle groei van de monetaire aggregaten in belangrijke mate lijkt te kunnen worden verklaard doordat er meer geld in omloop komt naarmate burgers hun vertrouwen herkrijgen in de nationale munt en het bankwezen, wordt gevreesd dat het monetair beleid te permissief wordt en in het zicht van de parlementsverkiezingen van maart 2002 nog verder zal worden versoepeld.

    Het tekort van de totale overheid (op kasbasis en uitgezonderd privatiseringsinkomsten) daalde van 2,4 % van het BBP in 1999 tot 1,5 % van het BBP in 2000. Op de begroting van 2001 was een tekort voorzien van circa 3 % van het BBP nadat de privatiseringsinkomsten (5,9 miljard hryvnia) werden opgevoerd als financieringspost. Wegens vertraging bij de uitvoering van het privatiseringsprogramma zullen de privatiseringsinkomsten in 2001 echter naar verwachting veel lager uitvallen dan voorzien en uitkomen op slechts 3,5 miljard hryvnia (circa 1,7 % van het BBP). Om dit te compenseren is de regering met het IMF overeengekomen het streefcijfer voor het tekort te verlagen tot 1,7 % van het BBP. Dit zal worden bereikt door besnoeiing op de uitgaven (hoofdzakelijk kapitaaluitgaven) en meevallende belastinginkomsten (dankzij de grote economische bedrijvigheid). In juli 2001 werd een nieuwe begrotingswet van kracht, waarbij doorzichtigere en efficiëntere begrotingsprocedures werden ingevoerd en de intergouvernementele financiële betrekkingen werden geregulariseerd. In september 2001 heeft de regering bij het parlement een ontwerpbegroting ingediend die gebaseerd is op handhaving van het tekort van 1,7 % van het BBP, zoals aanbevolen door het IMF, maar het parlement heeft dit voorstel in eerste lezing verworpen.

    De export gaf in 2000 een sterke groei te zien, ondersteund door de depreciatie van de hryvnia in 1999 en de toegenomen vraag van de voornaamste handelspartners van Oekraïne. Ofschoon ook de import toenam door het herstel van de binnenlandse vraag, steeg het overschot op de lopende rekening in 2000 tot 4,7% van het BBP. In 2001 daalt het overschot echter onder invloed van de combinatie van een sterke binnenlandse vraag, de algemene economische vertraging en een appreciatie van de reële wisselkoers.

    Ondanks het overschot op de lopende rekening blijft de betalingsbalans kwetsbaar. De kapitaalrekening is sinds medio-1998 verzwakt. De toegang tot de internationale kapitaalmarkten ging verloren in de nasleep van de Russische crisis van 1998 en Oekraïne kreeg te maken met een aanzienlijke kapitaalvlucht in de periode rond de presidentsverkiezingen in 1999. Tegelijkertijd stegen de door Oekraïne verschuldigde rente en aflossing sterk in 1999-2001, onder andere doordat in de periode 1997-98 buitensporig veel leningen werden aangegaan met relatief korte looptijd. In de tussentijd blijven de BDI nog altijd teleurstellen, hetgeen deels te wijten is aan een complex en een voor beleggers onvriendelijk wettelijk kader en bezorgdheid bij investeerders over politieke instabiliteit. In deze context blijven de officiële deviezenreserves betrekkelijk laag (ongeveer 2,07 miljard USD, of 5,5 week import medio-september 2001). [2]

    [2] De reserves geven daarentegen een opwaartse tendens te zien sinds het tweede kwartaal van 2000.

    Al deze factoren vormden voor Oekraïne aanleiding om in januari 2000 de betaling van rente en aflossingen op de leningen aan de Club van Parijs stop te zetten. In dezelfde maand verlaagde Moody's de rating van Oekraïne van B3 naar de wanbetalingsgraad Caa1 en in april 2000 was Oekraïne verplicht enkele van de buitenlandse leningen aan de particuliere sector te herzien. In april 2000 werd ongeveer 2,6 miljard USD van de buitenlandse schuld aan de particuliere sector, vooral euro-obligaties maar ook een deel van de schuld van Oekraïne aan het Russische gasbedrijf Gazprom, geswapt voor 7-jaarsobligaties in euro of dollar. Daarna, in juli 2001, besloot de Club van Parijs tot herschikking van de schuld van Oekraïne, zoals beschreven.

    De herschikking van de schuld door de Club van Parijs

    De herstructurering van de schuld waarmee de Club van Parijs in juli 2001 instemde, behelst de consolidatie van ongeveer 580 miljoen USD verschuldigd op leningen die door Oekraïne werden aangegaan vóór 31 december 1998. Dit bedrag bestaat uit achterstallige aflossingen en vervallen bedragen die hadden moeten worden terugbetaald tussen 19 december 2000 en 3 september 2002. Deze bedragen moeten nu worden terugbetaald over een periode van twaalf jaar, met een aflossingsvrije periode van drie jaar, in 18 gelijke opeenvolgende halfjaarlijkse betalingen. Voorts heeft de Club van Parijs uitstel van rentebetalingen toegestaan, hetgeen in realiteit betekent dat het overgrote deel van de in 2001 verschuldigde rentebetalingen is verschoven naar 2002.

    Verwacht wordt dat de door Oekraïne in 2001 en 2002 aan schuldeisers van de Club van Parijs verschuldigde rente en aflossing door de herschikkingsovereenkomst vermindert van een aanvankelijk bedrag van 805 miljoen USD tot 286 miljoen USD, hetgeen voornamelijk bestaat uit rentebetalingen en aflossingen die komen te vervallen in 2002 na afloop van de consolidatieperiode. Dit zou een grote bijdrage moeten leveren tot de versterking van de betalingsbalanspositie van Oekraïne (de vermindering van de rente en aflossing in 2001-02 is gelijk aan circa 1,4 % van het voor 2001 verwachte BBP). De normalisering van de betrekkingen tussen Oekraïne en de Club van Parijs zou tevens de weg kunnen vrijmaken voor een eventuele terugkeer van het land op de internationale kapitaalmarkten.

    Voornaamste kenmerken van de voorgestelde nieuwe leningfaciliteit

    In dit verband stelt de Commissie de Raad voor een Besluit vast te stellen op grond waarvan aanvullende macrofinanciële bijstand wordt verleend aan Oekraïne in de vorm van een lening van ten hoogste 110 miljoen EUR. Het voorgestelde bedrag omvat de niet-uitgekeerde bedragen van de leningfaciliteit van 1998 (92 miljoen EUR), die niet langer zouden worden uitgekeerd uit hoofde van het raadsbesluit van 1998. Gezien de noodzaak de gemiddelde looptijd van de schuld van Oekraïne te verlengen en het schuldaflossingsprofiel van het land op korte termijn te verlichten, stelt de Commissie een lening voor met een maximale looptijd van 15 jaar in vergelijking met de vorige lening waarvan de maximale looptijd tien jaar bedroeg. Voorts wordt de aflossingsvrije periode verlengd tot tien jaar in vergelijking met de zeven jaar van de lening van 1998. Door de resterende middelen van de leningfaciliteit van 1998 uit te keren uit hoofde van het voorgestelde nieuwe besluit, kunnen de looptijd en de aflossingsvrije periode waartegen deze middelen worden uitgeleend, worden verlengd.

    Het is de bedoeling de voorgestelde nieuwe bijstand uit te keren in ten minste twee tranches. De uitkering van elke tranche is afhankelijk van:

    - bevredigende resultaten van Oekraïne bij de tenuitvoerlegging van het aanpassings- en hervormingsprogramma zoals overeengekomen met het IMF in het kader van de EFF en/of enige vervolgfaciliteit van het IMF;

    - vooruitgang met betrekking tot een aantal structurele hervormingsmaatregelen, waarover overeenstemming moet worden bereikt tussen de Commissie en de autoriteiten van Oekraïne.

    De goedkeuring van deze nieuwe bijstand zou een aanvullende voorziening vereisen van het Garantiefonds van circa 1,62 miljoen EUR (hetgeen overeenkomt met de voorgestelde verhoging met circa 18 miljoen EUR van het bedrag van de lening ten opzichte van het bedrag van de leningfaciliteit van 1998 dat nog niet werd benut).

    2002/0018 (CNS)

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan Oekraïne

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

    Gezien het voorstel van de Commissie [3],

    [3] PB C [...], [...], blz. [...].

    Gezien het advies van het Europees Parlement [4],

    [4] PB C [...], [...], blz. [...].

    Overwegende hetgeen volgt:

    1) De Commissie heeft het Economisch en Financieel Comité geraadpleegd alvorens dit voorstel in te dienen;

    2) Oekraïne voert fundamentele politieke en economische hervormingen door en doet aanzienlijke inspanningen om zijn economie om te vormen naar het model van een markteconomie;

    3) Oekraïne en de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten hebben een Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst gesloten welke zal bijdragen tot de ontwikkeling van een volledige samenwerkingsrelatie;

    4) de kerncentrale te Tsjernobyl werd in december 2000 gesloten, in overeenstemming met hetgeen werd overeengekomen tussen de autoriteiten van Oekraïne, de Groep van zeven en de Europese Unie in een intentieverklaring die werd ondertekend op 21 december 1995;

    5) het Internationale Monetaire Fonds (IMF) heeft in september 1998 een Extended Fund Facility (EFF) toegestaan aan Oekraïne ten belope van circa 2,3 miljard USD, later verhoogd tot circa 2,6 miljard USD, ter ondersteuning van een economisch programma voor de periode van juli 1998 tot juni 2001; in december 2000 verlengde het IMF de looptijd van deze faciliteit tot augustus 2002; de Wereldbank biedt Oekraïne sinds 1998 omvangrijke steun bij diens hervormingsinspanningen, onder andere door de goedkeuring in september 1998 van een aanpassingslening voor de financiële sector van 300 miljoen USD (Financial Sector Adjustment Loan, FSAL); de Wereldbank zal Oekraïne de komende jaren naar verwachting aanzienlijke financiële steun blijven geven, onder meer door de goedkeuring van een aantal aanpassingsleningen;

    6) de leden van de Club van Parijs besloten in juli 2001 tot een herschikking van de schulden van Oekraïne;

    7) bij Besluit 94/940/EG [5], Besluit 95/442/EG [6] en Besluit 98/592/EG [7] keurde de Raad macrofinanciële bijstand aan Oekraïne goed voor een bedrag van in totaal 435 miljoen EUR ter ondersteuning van eerdere macro-economische programma's;

    [5] PB L 366 van 31.12.1994, blz. 32.

    [6] PB L 258 van 28.10.1995, blz. 63.

    [7] PB L 284 van 22.10.1998, blz. 45.

    8) de omstandigheden die de verstrekking van de macrofinanciële bijstand aan Oekraïne uit hoofde van Besluit 98/592/EG rechtvaardigden, zijn veranderd en dit besluit dient, evenals de nog niet uitgekeerde bedragen van de bijstand, thans te worden vervangen;

    9) aanvullende officiële steun van de Gemeenschap is echter benodigd in de context van het onderhavige programma ter ondersteuning van de betalingsbalans, de consolidatie van de deviezenreserve en de vergemakkelijking van de benodigde structurele aanpassing van het land;

    10) de lening van de Gemeenschap dient door de Commissie te worden beheerd;

    11) het Verdrag voorziet voor de vaststelling van het onderhavige besluit in geen andere bevoegdheden van die van artikel 308,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    1. De Gemeenschap stelt Oekraïne een langlopende leningfaciliteit beschikbaar met een hoofdsom van ten hoogste 110 miljoen EUR en een maximale looptijd van 15 jaar, om te zorgen voor een houdbare betalingsbalanspositie, om de reservepositie van het land te versterken en om de tenuitvoerlegging van de noodzakelijke structurele hervormingen te vergemakkelijken.

    2. Hiertoe wordt de Commissie gemachtigd namens de Europese Gemeenschap de nodige middelen op te nemen, die in de vorm van een lening ter beschikking van Oekraïne worden gesteld.

    3. Deze lening wordt in nauw overleg met het Economisch en Financieel Comité beheerd door de Commissie op een wijze die in overeenstemming is met de tussen het IMF en Oekraïne gesloten overeenkomsten.

    Artikel 2

    1. De Commissie wordt gemachtigd, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de autoriteiten van Oekraïne overeenstemming te bereiken over de aan de lening te verbinden voorwaarden betreffende het economisch beleid. Deze voorwaarden moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten.

    2. De Commissie onderzoekt periodiek, in samenwerking met het Economisch en Financieel Comité en in coördinatie met het IMF, of het economisch beleid van Oekraïne in overeenstemming is met de doelstellingen van deze lening en of aan de daaraan verbonden voorwaarden wordt voldaan.

    Artikel 3

    1. De bijstand wordt aan Oekraïne ter beschikking gesteld in ten minste twee tranches. Overeenkomstig artikel 2 wordt de eerste tranche vrijgegeven op voorwaarde dat bevredigende resultaten worden geboekt met het macro-economische programma van Oekraïne zoals overeengekomen met het IMF in de context van de huidige EFF of een vervolgfaciliteit voor hogere krediettranches.

    2. Onder voorbehoud van artikel 2 worden één of meer vervolgtranches vrijgegeven op voorwaarde dat de faciliteiten bedoeld in lid 1 op bevredigende wijze worden voortgezet en ten vroegste drie maanden nadat de vorige tranche werd vrijgegeven.

    3. De middelen worden betaald aan de centrale bank van Oekraïne.

    Artikel 4

    1. De in artikel 1 bedoelde transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen worden met dezelfde valutadatum afgesloten en mogen voor de Gemeenschap geen looptijdtransformatie, valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico met zich brengen.

    2. De Commissie neemt, indien Oekraïne zulks verlangt, de nodige maatregelen om in de voorwaarden van de lening een clausule inzake vervroegde aflossing op te nemen en de toepassing ervan mogelijk te maken.

    3. De Commissie kan, op verzoek van Oekraïne en indien de omstandigheden een gunstigere rente op de leningen mogelijk maken, haar oorspronkelijk opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk herfinancieren of de desbetreffende financiële voorwaarden herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de gemiddelde looptijd van de betrokken lening, noch tot een verhoging van het tegen de lopende wisselkoers omgerekende bedrag dat op de dag van deze herfinanciering of herstructurering nog uitstaat.

    4. Alle kosten die de Gemeenschap bij het sluiten en uitvoeren van de transacties uit hoofde van dit besluit maakt, komen ten laste van Oekraïne.

    5. Het Economisch en Financieel Comité wordt tenminste eenmaal per jaar in kennis gesteld van de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

    Artikel 5

    Tenminste eenmaal per jaar brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag uit, waarin een evaluatie van de tenuitvoerlegging van dit besluit is opgenomen.

    Artikel 6

    Besluit 98/592/EG wordt ingetrokken.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. Benaming van de maatregel

    Aanvullende macrofinanciële bijstand aan Oekraïne.

    2. Betrokken begrotingsonderdelen

    Begrotingspost B0-230 (Reserve voor leningen en garantie van leningen ten behoeve van derde landen)

    Begrotingspost B0-211, garantie van de Europese Gemeenschap voor de programma's van door de Gemeenschap opgenomen leningen voor de toekenning van financiële bijstand aan de Nieuw Onafhankelijke Staten en Mongolië.

    3. Rechtsgronden

    Artikel 308 van het Verdrag.

    4. Omschrijving en motivering van de maatregel

    a) Omschrijving van de maatregel

    Verstrekking van een lening van de Gemeenschap (te financieren door de Gemeenschap op de internationale kapitaalmarkten middelen te laten opnemen) ten bedrage van ten hoogste 110 miljoen EUR aan Oekraïne ter ondersteuning van de aanpassings- en hervormingsinspanningen van Oekraïne.

    b) Motivering van de maatregel

    De houdbaarheid van de externe positie van Oekraïne hangt in hoge mate af van externe financiële bijstand uit officiële bronnen.

    5. Indeling van de uitgaven

    Verplichte uitgaven.

    6. Aard van de uitgaven

    Begrotingspost B0-230: overdracht naar het Garantiefonds (BO-240) overeenkomstig Verordening 2728/94 van de Raad ter dekking van de risico's in verband met garanties voor leningen aan derde landen.

    Eventueel beroep op de begrotingsgarantie voor door de Gemeenschap opgenomen middelen ter financiering van de lening aan Oekraïne.

    7. Financiële gevolgen

    a) Wijze van berekening

    Begrotingspost B0-230: berekening overeenkomstig Besluit 2728/94 van de Raad.

    Begrotingspost B0-213: voorgesteld wordt een symbolische begrotingspost op te nemen aangezien verwacht wordt dat geen beroep zal worden gedaan op de begrotingsgarantie, en het bedrag en het tijdstip waarop een beroep op deze begrotingslijn zal worden gedaan, hoe dan ook niet van tevoren kan worden berekend.

    b) Gevolgen van de maatregel voor de beleidskredieten

    Uitsluitend in het geval van een daadwerkelijk beroep op de garantie.

    c) Financiering van de beleidsuitgaven

    Het Besluit vereist een overdracht van de reserve voor het Garantiefonds (B0-230) naar het Garantiefonds (B0-240). Van het bedrag van 110 miljoen EUR werd 92 miljoen EUR reeds voorzien. De overdracht zal 1,62 miljoen EUR bedragen, hetgeen overeenkomt met het nog uit te keren bedrag van 18 miljoen EUR op basis van een garantie van de Gemeenschap van 100 % en een verstrekkingspercentage van 9%. Vanwege de beperkte gevolgen voor de reserve is het voorstel verenigbaar met het prioritair gebruik van de reserve.

    In geval van een beroep op de begrotingsgarantie:

    - middels een beroep op het Garantiefonds dat bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2728 van 31 oktober 1994 is ingesteld;

    - indien in het Garantiefonds onvoldoende middelen aanwezig zijn, kan voor aanvullende betalingen een beroep op de begroting worden gedaan door middel van overdracht:

    - van een eventueel in de reserve voor garanties aanwezige marge;

    - van eventuele laattijdig aan de begroting betaalde bedragen waarvoor een beroep op de begrotingsgarantie is gedaan (op grond van artikel 27, lid 3, van het Financieel Reglement);

    - van een eventuele marge die beschikbaar is binnen het maximum voor categorie 4 van de financiële vooruitzichten of door herschikking daarbinnen;

    - teneinde aan haar verplichtingen te voldoen, kan de Commissie de aflossingen en rentebetalingen voorlopig met eigen kasmiddelen financieren. In dat geval is artikel 12 van de Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 van de Raad van 29 mei 1989 van toepassing.

    8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

    De middelen worden rechtstreeks betaald aan de centrale bank van het begunstigde land, nadat de diensten van de Commissie, in overleg met het Economisch en Financieel Comité en in samenwerking met de diensten van het IMF en de Wereldbank, hebben vastgesteld dat het in Oekraïne gevoerde macro-economische beleid bevredigend is en dat voldaan is aan de specifieke voorwaarden die aan deze bijstand zijn verbonden.

    9. Elementen van kosten-batenanalyse

    a) Motivering van de maatregel en specifieke doelstellingen

    De voorgestelde bijstand dient ter ondersteuning van de inspanningen van Oekraïne op het gebied van macro-economische hervormingen en vormt een aanvulling op de financiële middelen die de internationale gemeenschap in het kader van het door het IMF ondersteunde programma aan dit land verstrekt. Aldus worden door deze bijstand de externe financieringsproblemen van het land verlicht, de groeivooruitzichten verbeterd en wordt tot de overgang naar een markteconomie bijgedragen.

    b) Evaluatie en toezicht

    De voorgestelde bijstand is macro-economisch van aard; het toezicht erop en de evaluatie ervan geschieden in het kader van het door het IMF ondersteunde aanpassings- en hervormingsprogramma dat Oekraïne momenteel ten uitvoer legt.

    De diensten van de Commissie houden toezicht op de maatregel op basis van een betrouwbaar stelsel van indicatoren betreffende het macro-economische en structurele beleid, waarover met de autoriteiten van het begunstigde land overeenstemming moet worden bereikt. Voorts zullen de diensten van de Commissie nauwe contacten onderhouden met de diensten van het IMF en de Wereldbank en gebruik maken van de beoordelingen die door deze instanties worden opgesteld van de resultaten die in het begunstigde land worden geboekt met de hervormingen.

    Het voorgestelde besluit van de Raad voorziet in een jaarlijks verslag aan het Europese Parlement en de Raad, waarin een evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze maatregel zal worden opgenomen.

    10. Administratieve kosten

    De maatregel heeft een uitzonderlijk karakter en brengt geen toename van het aantal personeelsleden van de Commissie met zich mee.

    Top