EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AR0189(03)

Advies van het Comité van de Regio's over: het Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

PB C 128 van 29.5.2003, p. 6–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002AR0189(03)

Advies van het Comité van de Regio's over: het Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Publicatieblad Nr. 128 van 29/05/2003 blz. 0006 - 0013


Advies van het Comité van de Regio's over:

- de "Mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de 'Roadmap')",

- de "Mededeling van de Commissie - Actieplan van de Gemeenschap ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij",

- het "Voorstel voor een Verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid",

- de "Mededeling van de Commissie tot vaststelling van een actieplan van de Gemeenschap om milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren",

- het "Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van het Gemeenschappelijk visserijbeleid", en

- het "Voorstel voor een Verordening van de Raad tot vaststelling van een noodmaatregel van de Gemeenschap voor de sloop van vissersvaartuigen"

(2003/C 128/02)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien de mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de "Roadmap") (COM(2002) 181 def.);

gezien de mededeling van de Commissie Actieplan van de Gemeenschap ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (COM(2002) 180 def.);

gezien het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2002) 185 def. - CNS/2002/0114);

gezien de mededeling van de Commissie tot vaststelling van een actieplan van de Gemeenschap om milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren (COM(2002) 186 def.);

gezien het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van het Gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2002) 187 def. - 2002/0116 (CNS));

gezien het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een noodmaatregel van de Gemeenschap voor de sloop van vissersvaartuigen (COM(2002) 190 def. - 2002/0115 (CNS));

gezien het besluit van de Commissie van 28 mei 2002 om het Comité van de Regio's, overeenkomstig art. 265, lid 1, van het EG-Verdrag, over dit onderwerp te raadplegen;

gezien het besluit van zijn bureau van 6 februari 2002 om de commissie "Duurzame ontwikkeling" met het opstellen van het advies te belasten;

gezien zijn op 14 november 2001 uitgebrachte advies over de mededeling van de Commissie "Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid" (COM(2001) 135 def.), CDR 153/2001 fin(1);

gezien het door de commissie "Duurzame ontwikkeling" op 12 december 2002 goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 189/2002 rev. 2 - rapporteur: de heer Simon Day, VK/EVP);

overwegende dat het Comité van de Regio's de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van fundamenteel belang acht voor de toekomst van de sector en voor een ieder die afhankelijk is van de visserij;

overwegende dat de visserijsector duurzaam moet zijn en geen schade mag toebrengen aan het milieu. Hiervoor kunnen pijnlijke kortetermijnmaatregelen noodzakelijk zijn die op de langere termijn echter positief uitwerken;

overwegende dat degenen die in de visserijsector werkzaam zijn en gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn, door sociale en economische maatregelen op passende wijze schadeloos moeten worden gesteld wanneer sprake is van vermindering van capaciteit, visserij-inspanning en/of vangsten;

overwegende dat de prioritaire doelstelling van een duurzame communautaire visserijsector pas kan worden bereikt als beheersmaatregelen worden ingevoerd die niet alleen gericht zijn op duurzame instandhouding van de communautaire visserijbestanden, maar evenzeer op het voortbestaan van de communautaire visserij-activiteit - m.a.w. de vissersbevolking - zelf. De in het kader van een nieuw GVB voorgestelde beheersmaatregelen moeten beide aspecten even sterk belichten,

heeft tijdens zijn 48e zitting van 12 en 13 februari 2003 (vergadering van 12 februari) het volgende advies uitgebracht, dat is goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.

STANDPUNTEN EN AANBEVELINGEN

1. Instandhouding van de hulpbronnen en visserijbeheer

Wetenschappelijke gegevens en het voorzorgsbeginsel

1.1. Het Comité van de Regio's (CvdR) heeft eerder gewezen op het belang van degelijke wetenschappelijke onderbouwing van de maatregelen die de Europese Commissie wil nemen.

1.2. De voorstellen van de Europese Commissie omvatten onder meer een meerjarig kader voor de instandhouding van de visbestanden en het beheer van de visserijsector. Hierbij is uitgegaan van het voorzorgsbeginsel. Aangezien er verschillende definities van het voorzorgsbeginsel bestaan verzoekt het CvdR de Europese Commissie helder aan te geven wat daarmee precies bedoeld wordt. Het ontbreken van wetenschappelijke gegevens mag niet worden aangegrepen als excuus om maatregelen voor het behoud van visbestanden of het milieu uit te stellen of niet te nemen. De Commissie kiest voor een te voorzichtige aanpak, waardoor wellicht nog meer visserijbedrijven verdwijnen.

1.3. Het CvdR wil er zeker van zijn dat voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld om een doelmatige wetenschappelijke inbreng te waarborgen.

1.4. Het Comité staat volledig achter het door de Commissie voorgestelde actieplan om de wetenschappelijke informatie te verbeteren, de communautaire wetenschappelijke adviesstructuren te versterken en een Europees Centrum voor visserijonderzoek en -beheer op te richten. Het verzoekt de Commissie daarom bij de goedkeuring van deze maatregelen meteen ook termijnen voor de besteding van de desbetreffende begrotingsmiddelen vast te leggen, een en ander te laten samenvallen met de goedkeuring van de andere GVB-hervormingen en binnen de termijn voor de herziening van het GVB te blijven.

1.5. Het CvdR heeft met genoegen kennis genomen van het initiatief van de Fisheries partnership group van de North Sea Commission en de Europese visserijorganisaties om een goede dialoog met de wetenschappers te starten. Deze dialoog heeft inmiddels al geleid tot een samenwerkingsproject waaraan veel vissers deelnemen. Dit komt de betrouwbaarheid van het onderzoek en het draagvlak onder de vissers ten goede.

Meerjarige beheersplannen

1.6. Het CvdR is het eens met het Commissievoorstel voor meerjarige beheersplannen (MJBP's) voor het beheer van commerciële visbestanden of groepen van bestanden op basis van wetenschappelijk advies, mits dit goed is onderbouwd.

1.7. Het CvdR stelt vast dat pas beperkte ervaring is opgedaan met meerjarige beheersplannen. De effecten daarvan kunnen voor de verschillende visbestanden en in verschillende omstandigheden uiteenlopen. Daarom dringt het CvdR er bij de Commissie op aan zeer voorzichtig te werk te gaan, zodat de visbestanden in de EU voor toekomstige generaties behouden blijven.

1.8. Meerjarige beheersplannen zijn ook bedoeld om stabiliteit in bedrijfsresultaten te krijgen. Daarom is het belangrijk bij vaststelling van meerjarige beheersplannen de TAC's en quota per jaar niet meer te laten fluctueren dan binnen een marge van circa 15 %. Dit komt vooral de prijsvorming te goede.

1.9. Het Comité heeft er eerder op gewezen dat bij het formuleren van instandhoudingsmaatregelen bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de ultraperifere gebieden. Het CvdR is dan ook ingenomen met de expliciete verklaring in de "roadmap" dat rekening zal worden gehouden met de specifieke behoeften van de ultraperifere gebieden van de Unie, overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag.

Technische maatregelen

1.10. Het CvdR verwelkomt in beginsel het voornemen om door middel van strengere technische maatregelen de jonge vis te beschermen en de visbestanden op een duurzaam peil te brengen. Het voorstel voor selectiever vistuig, in combinatie met beperkingen ten aanzien van de vangst van jonge vis, zal echter, met name wanneer sprake is van gemengde visserij, niet leiden tot bescherming van alle jonge vis. In dit kader pleit de Europese Commissie voor invoering van bepaalde minimummaten voor aangevoerde vis, wat in de praktijk betekent dat sommige ondermaatse vis legaal aan land mag worden gebracht. Dit draagt niet bij tot ontmoediging van de vangst van ondermaatse vis en is derhalve niet in overeenstemming met de hoofddoelstelling van de Europese Commissie, voor duurzame visbestanden te zorgen.

1.11. De visserijsector moet ertoe worden aangespoord om een eigen, vrijwillig te volgen gedragscode ter beperking van teruggooi te ontwikkelen. Ook zal een actieplan worden opgesteld. Dit actieplan voor integratie van milieuaspecten voorziet in een nieuw pakket van vóór 31 december 2003 te nemen technische maatregelen die met name moeten leiden tot beperking van de teruggooi. Het Comité wijst er nogmaals op dat de oplossing van de huidige beheersproblemen van het GVB in de invoering van economische prikkels ligt. Het denkt daarbij zowel aan individuele als collectieve visserijrechten (co-beheer), die de vissers ertoe zouden kunnen aanzetten over te stappen op een verantwoorde vorm van visserij.

Industriële visserij

1.12. Het CvdR is ingenomen met de voostellen van de Europese Commissie om de industriële visserij te onderwerpen aan instandhoudings- en beheersmaatregelen - waaronder MJBP's - en met haar voornemen om de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) te verzoeken een evaluatie te verrichten van de effecten van de industriële visserij op de mariene ecosystemen. Dit sluit aan bij de eerdere oproep van het Comité om de effecten van de industriële visserij - het produceren van vismeel en visolie - op de voor de menselijke consumptie bestemde vissoorten tot een absoluut minimum te beperken.

Visserijbeheer in de Middellandse Zee

1.13. Volgens de "roadmap" zal het beleid inzake instandhouding en beheer van de visbestanden met enkele aanpassingen eveneens gelden voor het Middellandse-Zeegebied. Dit beleid zal worden vastgelegd in een apart actieplan.

Opneming van milieuoverwegingen in het visserijbeheer

1.14. Overeenkomstig de eerdere oproep van het CvdR om milieuaspecten sterker in het GVB te betrekken, streeft het voorgestelde actieplan naar opneming van milieuoverwegingen in het GVB en onderkent het de verplichting hiertoe krachtens artikel 6 van het Verdrag. Het Comité verwelkomt de integratie van milieuaspecten in het GVB, mits de sociale en economische doelstellingen van het GVB hierdoor niet in gevaar komen.

1.15. Het CvdR heeft in het verleden gepleit voor de invoering van een milieukeurmerk en certificering van bepaalde visserijactiviteiten.

1.16. In het actieplan wordt expliciet vermeld dat de lidstaten en de Commissie de mogelijkheid tot invoering van milieukeuren zullen overwegen om milieuvriendelijke visserijpraktijken te bevorderen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de verwerkende industrie medeverantwoordelijk zou moeten zijn voor de naleving van strenge milieunormen en zou moeten deelnemen aan discussies over milieukeuren, met name in het kader van de aangekondigde Mededeling van de Commissie.

1.17. Noch in de "roadmap", noch in het actieplan wordt gesproken over certificering van verantwoorde visserijactiviteiten als onderdeel van milieubeschermingsmaatregelen. Het is echter mogelijk dat dit aspect wordt opgenomen in de gedragscode voor verantwoorde visserijpraktijken in Europa, die eind 2002 moet verschijnen.

1.18. Het Comité is verder van mening dat invoering van een ecokeurmerk in de visserijsector een passend instrument is om het maatschappelijk draagvlak voor de visvangst te vergroten. Invoering van een ecokeurmerk zou vissers sterker van de betekenis van milieu en kwaliteit kunnen doordringen.

1.19. Certificering van verantwoorde vormen van visserij is een van de meest veelbelovende beheersinstrumenten. Hiervan moet dan ook onverwijld werk worden gemaakt. Het Comité dringt erop aan dat de Commissie een publiek certificeringorgaan in het leven roept dat door de communautaire instellingen wordt gecontroleerd.

1.20. Het CvdR heeft in het verleden beklemtoond dat vis en visserijproducten moeten voldoen aan eisen inzake verontreinigende stoffen, maar dat deze regels tevens moeten gelden voor uit derde landen ingevoerde producten. Noch in de "roadmap", noch in het actieplan voor de integratie van milieuaspecten wordt hierover specifiek iets gezegd. Deze lacune moet worden opgevuld.

2. Weerslag van het instandhoudingbeleid op de visserijvloot

2.1. Inspanningsbeperkingen vormen een essentieel onderdeel van de MJBP's en zullen het belangrijkste beheersinstrument van de gemengde visserij worden. In verschillende visserijzones kan een inspanningsbeperking tot 60 % nodig zijn. Deze beperking kan worden gerealiseerd door het aantal dagen op zee terug te brengen of de vloot in te krimpen. In de "roadmap" wordt voorgesteld om de verantwoordelijkheid voor de inspanningsbeperkingen bij de lidstaten te leggen.

2.2. Rentabiliteit en duurzame visserij kunnen het beste worden gewaarborgd door beperking van de visserij-inspanning. Zo dienen de beheersinstrumenten te worden toegespitst op de vlootsegmenten, zodat de beperking zoveel mogelijk op vrijwillige basis verloopt, volgens de eigen maatstaven van elk afzonderlijk visserijbedrijf. De sector moet bij de besluitvorming ter zake worden betrokken.

2.3. Het CvdR heeft ook in het verleden gepleit voor een efficiënter vlootbeleid, mits hiertoe de noodzaak bestaat en dit wordt onderbouwd met degelijk wetenschappelijk onderzoek. Een ongedifferentieerd beleid dat gekant is tegen overheidssteun kan ernstige economische gevolgen hebben voor bepaalde regio's en voor bepaalde marktsegmenten.

Verlening van steun voor de bouw van nieuwe vaartuigen of vlootvernieuwing

2.4. De Europese Commissie stelt dat er geen overheidssteun moet worden toegekend om nieuwe vaartuigen te bouwen of bestaande vaartuigen efficiënter te maken, als het niet gaat om veiligheid, selectievere vangsttechnieken of verbetering van de kwaliteit van producten. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan alleen toestemming te geven voor voortzetting van steun wanneer deze is bedoeld ter waarborging van behoorlijke levensomstandigheden en de veiligheid aan boord van ambachtelijke vissersschepen, en op voorwaarde dat de vlootcapaciteit niet toeneemt.

2.5. Vaartuigen die ingevolge de meerjarige beheersplannen hun activiteit met meer dan 25 % moeten inkrimpen, ontvangen een hogere vergoeding. Hiertoe worden de in het kader van het FIOV beschikbare middelen voor de periode 2003-2006 verhoogd. Het CvdR stelt vast dat de voorwaarden die de Europese Commissie stelt om voor de regeling in aanmerking te komen het voor veel vissers wellicht lastig maken om gebruik van de regeling te maken. Met deze voorwaarden creëert de Commissie zelf een grote belemmering voor de door haar wenselijk geachte terugdringing van de vangstcapaciteit.

2.6. Het CvdR is van mening dat alleen steun moet worden verleend in voor bepaalde segmenten van de ambachtelijke vloot, mits deze is bedoeld ter waarborging van behoorlijke levensomstandigheden en de veiligheid aan boord, en ter bevordering van milieuvriendelijke visserijtechnieken, en op voorwaarde dat de visserij-inspanning op een enkele manier toeneemt.

Maatregelen voor het uit de vaart nemen van vaartuigen

2.7. De Europese Commissie erkent dat er behoefte bestaat aan extra prikkels voor de eigenaren van vissersvaartuigen om vaartuigen uit de vaart te nemen wanneer volgens MJBP's sprake is van overcapaciteit van de vloot. Vaartuigen die ingevolge de meerjarige beheersplannen hun activiteit met meer dan 25 % moeten inkrimpen, komen in aanmerking voor een 20 % hogere slooppremie uit het FIOV, mits de betreffende lidstaat volledig heeft voldaan aan de voorwaarden van MOP IV.

2.8. Het CvdR juicht deze tegemoetkoming en de voor 2003 geplande verhoging van de FIOV-fondsen om deze uitgaven op te vangen toe. Hoewel het Comité het ermee eens is dat de regelgeving in ieder geval tot 2006 moet worden gehandhaafd, plaatst het vraagtekens bij de wenselijkheid van een herprogrammering na de "mid term review" van bestaande structuurfondsen om de in 2004-2006 ontstane bijkomende kosten te dekken.

2.9. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan na te gaan of vanaf de periode 2004-2006 naast de reeds begrote middelen extra middelen beschikbaar kunnen worden gesteld, zonder dat dit gevolgen heeft voor de reeds goedgekeurde fondsen

3. Toegang tot wateren en hulpbronnen

3.1. Het beginsel van gelijke toegang tot de wateren van de Gemeenschap is expliciet terug te vinden in het GVB en is vastgelegd in artikel 17 van het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Hierop zijn een aantal tijdelijke uitzonderingen, die worden genoemd in de artikelen 18-20 en hieronder worden besproken.

3.2. De eerste uitzondering heeft betrekking op de mogelijkheid van lidstaten om de visserij in de wateren tot 12 mijl vanaf hun kustlijn te beperken tot vissersvaartuigen die van oudsher in deze wateren vissen vanuit havens aan de aangrenzende kust, en tot vissersvaartuigen van andere lidstaten die historische rechten bezitten. Laatstgenoemde regeling wordt uiteengezet in Bijlage 1 van het verordeningsvoorstel. Dit sluit aan bij het standpunt dat het CvdR eerder heeft ingenomen en moet beschouwd worden als een uitzondering die geldt zolang de Unie niet over specifieke beheersinstrumenten beschikt die de ambachtelijke visserij de mogelijkheid bieden om op duurzame wijze te vissen en de concurrentie met de industriële visserij op de communautaire visserijmarkt aan te gaan.

3.3. In de "roadmap" wordt gesproken van algemene toegangsbeperkingen die gelden voor gebieden als de Shetland Box. Er wordt voorgesteld om uitzonderingen op het beginsel van vrije toegang tot de Gemeenschapswateren (b.v. de Shetland Box) te herzien om te garanderen dat uitsluitend uitzonderingen worden gehandhaafd die uit het oogpunt van instandhouding noodzakelijk zijn.

3.4. De formulering suggereert dat uitzonderingen op het beginsel van gelijke toegang behouden blijven. Het CvdR verwelkomt de voorgenomen herziening zoals die wordt beschreven in artikel 19 en op grond waarvan elke beheersmaatregel die in het licht van de doelstellingen op het gebied van instandhouding en duurzame exploitatie wordt genomen, gerechtvaardigd is, wat niet wegneemt dat de basisbeginselen van de Verdragen in acht moeten worden genomen.

3.5. Het CvdR is absoluut tegen elke maatregel die leidt tot een toename van de visserij-inspanning in de door de EU op wetenschappelijke grondslag erkende kwetsbare gebieden, zoals de Noordzee, de Shetland Box en de Ierse Zee. Het dringt erop aan dat de beginselen van gelijke en billijke toegang in acht worden genomen, overeenkomstig de instandhoudingsvereisten voor deze gebieden.

3.6. De laatste uitzondering betreft het beginsel van relatieve stabiliteit; volgens dit beginsel worden nationale quota vastgesteld op basis van vangsten op een bepaald tijdstip in het verleden. Het CvdR heeft eerder aangegeven dat het beginsel van relatieve stabiliteit waarschijnlijk moet worden gehandhaafd, maar dat de Commissie tegelijkertijd moet nagaan of er realistische alternatieven zijn.

3.7. De Commissie bevestigt dat het beginsel van relatieve stabiliteit op korte termijn gehandhaafd wordt, maar dat de Raad moet beslissen over de toewijzingsmethode. De lidstaten moeten vervolgens de quota en de visserij-inspanning toewijzen aan vaartuigen die onder hun vlag varen.

4. Controle en rechtshandhaving

4.1. In de "roadmap" worden voorstellen gedaan voor een nieuw regelgevingkader voor controle en rechtshandhaving. Een actieplan met een nadere uitwerking hiervan wordt gepubliceerd in de tweede helft van 2002, evenals een mededeling inzake een gezamenlijke inspectiestructuur. Hoewel hierop pas nader kan worden ingegaan als de betreffende ontwerpdocumenten verschijnen, is duidelijk dat zal worden gepleit voor een krachtiger en efficiënter systeem van controle en rechtshandhaving.

4.2. Het CvdR steunt harmonisering van sancties en oprichting van een onafhankelijke Europese visserij-inspectie. Om van de visserij een duurzame sector te maken, moet worden voorzien in enigerlei vorm van controle en rechtshandhaving, en in sancties die niet alleen in overeenstemming zijn met de overtreding maar ook een afschrikwekkende werking hebben. Het Comité wijst de Commissie erop dat een controlesysteem dat enkel op sancties berust, niet werkt. De vissers moeten door middel van collectieve en economische stimuleringsmaatregelen worden betrokken bij de controle op de visvangst, zodat zij ook hun verantwoordelijkheid ter zake zullen opnemen. Uit onderzoek in de visserijsector is gebleken dat de oplossing erin ligt de vissers te betrekken bij het vastleggen en toekennen van de visserijrechten.

5. Internationale visserij

5.1. De Commissie pleit voor internationale samenwerking om dezelfde duurzame, verantwoorde visserij buiten de Gemeenschapswateren als in de eigen wateren te garanderen. Verder neemt de Commissie deel aan een international actieplan om illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (IUU) te voorkomen, te ontmoedigen en uit te bannen.

5.2. Het CvdR is ingenomen met alle maatregelen die illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij bemoeilijken.

5.3. Het Comité heeft er eerder zijn bezorgdheid over uitgesproken dat bepaalde soorten drijfnetten, bijvoorbeeld die welke worden gebruikt bij de tonijnvangst, schadelijk zijn voor het ecosysteem, en heeft dan ook gepleit voor een volledig verbod hierop. Hoewel al is begonnen met de gefaseerde uitbanning hiervan, vormt de bijvangst van dolfijnen in andere belangrijke visserijgebieden nog steeds een probleem, dat de Europese Commissie zou moeten aanpakken.

5.4. Het Comité onderschrijft nadrukkelijk de verklaring van de Raad van oktober 1997, waarin wordt erkend dat de visserijsector van sociaal-economisch belang is voor de Gemeenschap, met name gezien het streven naar een hoge werkgelegenheid in de gebieden die afhankelijk zijn van de visserij, en waarin wordt herbevestigd dat de visserijovereenkomsten onlosmakelijk deel uitmaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid - en dat in de toekomst ook zullen blijven doen.

5.5. Voor haar visserijovereenkomsten met derde landen moet de Unie ervoor zorgen dat ontwikkelingslanden hun visserijsector verder kunnen uitbouwen. Bovendien moeten deze overeenkomsten niet door de EU-begroting maar door de visserijsector worden gefinancierd. Alleen aan de visserij gerelateerde activiteiten zouden voor steun in aanmerking mogen komen.

5.6. Het Comité vindt dat er gebruik moet worden gemaakt van "gemengde vennootschappen" en dat deze moeten worden ontwikkeld tot een krachtig instrument van het GVB. Dit instrument heeft de visserijsector helpen ontwikkelen in verschillende derde landen, waar visserijhulpbronnen duurzaam worden beheerd. Gemengde vennootschappen dragen bij tot het scheppen van welvaart en werkgelegenheid in zowel de EU als in derde landen, zij garanderen bevoorrading van de interne markt en vormen het instrument bij uitstek om samenwerkingsprojecten tot stand te brengen ter ontwikkeling van de visserijsector in derde landen.

5.7. Het Comité spoort de Commissie ertoe aan op mondiaal niveau een leidende rol te spelen bij de ontwikkeling en expansie van de regionale visserijorganisaties (RVO's) als ideaal instrument voor het beheer van internationale visserijtakken. Het dringt er bij de Commissie op aan de vertegenwoordiging van de Gemeenschap in de regionale visserijorganisaties te versterken door meer personeel in te schakelen en ervoor te zorgen dat deze ambtenaren kunnen rekenen op de nodige wetenschappelijke ondersteuning.

6. Aquacultuur

6.1. De "roadmap" beklemtoont het belang van een milieuvriendelijke en duurzame aquacultuursector en van gezonde producten. In de tweede helft van 2002 wordt naar verwachting een strategie voor de ontwikkeling van de Europese aquacultuur gepubliceerd. Het Comité van de Regio's is van mening dat de Europese Commissie bij de formulering van de strategie voor de aquacultuursector duidelijk rekening moet houden met de volgende randvoorwaarden:

1) Uitgangspunt voor het beleid vormt het behoedzaam omgaan met het ecosysteem bij het meervoudig gebruik van natuurlijk rijkdommen en bij inschattingen van marktkansen voor de verschillende onderdelen van de aquacultuursector.

2) Een grotere financiële ondersteuning van vooral innovatieve ontwikkelingen bij (startende) bedrijven en bij onderzoekcentra krijgt prioriteit.

3) Extra accent wordt gegeven aan de doorvoering van een meer integrale en gebiedgerichte benadering van de tot nu toe, in de sector als geheel, gescheiden opererende werelden.

4) Speciale aandacht wordt geschonken aan het creëren van een grotere voedselveiligheid en dierenwelzijn en aan een, zo mogelijk, beperkter medicijngebruik, het trachten te voorkomen van negatieve milieueffecten en aan de wijze waarop een groter maatschappelijk draagvlak voor het geheel kan worden verkregen.

5) De onevenwichtige wijze waarop aquacultuur zich - zonder toedoen van het bedrijfsleven - in de regio's van Europa ontwikkelt, moet worden aangepakt door prioriteit toe te kennen aan projecten in gebieden waarin deze sector betrekkelijk klein is.

6.2. De Commissie moet in deze strategie duidelijk onderscheid maken tussen voorstellen die op intensieve aquacultuur gericht zijn en voorstellen die extensieve aquacultuur (zoals de mosselteelt) betreffen. Intensieve aquacultuur kan namelijk negatieve gevolgen hebben voor het milieu, maar extensieve aquacultuur kent dat probleem niet.

6.3. Bij het vaststellen van de steun voor de ontwikkeling van de aquacultuur moet de Commissie rekening houden met het grote verschil tussen intensieve en extensieve aquacultuur en met de verschillende subsidiebehoeften afhankelijk van de vraag of het om intensieve dan wel extensieve teelt gaat en afhankelijk van de soort die geteeld wordt. Er dient in dit verband voorrang te worden gegeven aan onderzoek naar nieuwe soorten waarvan reproductie en teelt bevorderd moeten worden, in tegenstelling tot die van "klassieke" species waarvan de markt al min of meer verzadigd is.

6.4. Het Comité dringt er bij de Commissie op aan in te gaan op het verzoek van de sector om een apart raadgevend comité voor de aquacultuur in te stellen, los van het bestaande Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur.

7. De sociale dimensie van het GVB

7.1. Dit is een van de belangrijkste aspecten van het GVB; naar verwachting zal in de tweede helft van 2002 een actieplan verschijnen dat de sociaal-economische en regionale gevolgen van de herstructurering van de visserijsector moet helpen opvangen. Hoewel de publicatie hiervan moet worden afgewacht alvorens nadere uitspraken te kunnen doen, bevat de "roadmap" voldoende gegevens voor enkele voorzichtige opmerkingen.

7.2. Het CvdR wijst er opnieuw op dat voldoende financiële steun beschikbaar moet worden gesteld om individuele vissers, bedrijven, visverwerkende industrie en gemeenschappen die op de visserij zijn aangewezen in staat te stellen zich aan te passen aan de veranderingen die verdere beperking van quota en vlootcapaciteit met zich meebrengt.

7.3. Het Comité plaatst echter vraagtekens bij herprogrammering van de structuurfondsen om deze problemen op te lossen. De voorgestelde hervorming van het GVB zal op korte tot middellange termijn leiden tot verslechtering van de omstandigheden van gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn. Het verwacht weinig heil van het herprogrammeren van structuurfondsmiddelen voor gebieden waar steun gerechtvaardigd is (gebieden van doelstelling 1 en 2), om recentelijk onderkende problemen die samenhangen met de visserij-industrie op te lossen.

7.4. Het Comité is ingenomen met de verklaring in de "roadmap" dat voldoende rekening zal worden gehouden met de behoeften van de ultraperifere regio's, maar zou graag zien dat dit in het aangekondigde actieplan concreet tot uitdrukking wordt gebracht.

8. Economisch beheer

8.1. In principe zou de Commissie graag zien dat binnen de visserijsector vrije concurrentie mogelijk is, zoals in andere sectoren ook het geval is. De Commissie erkent echter dat dit een langetermijndoelstelling is.

8.2. De Commissie gaat ervan uit dat op langere termijn een alternatief systeem van - individuele of collectieve - verhandelbare visrechten of een toegangsheffing moet worden ingevoerd om te komen tot normale economische voorwaarden. Een en ander zal later dit jaar worden besproken tijdens een studiebijeenkomst met vertegenwoordigers van de visserijsector.

8.3. Het overwegen van alternatieve procedures sluit aan bij de standpunten die het CvdR eerder heeft ingenomen. Het Comité is er voorstander van om marktkrachten in het gemeenschappelijk visserijbeleid te laten meespelen. Het wijst er evenwel op dat een aantal beschermende maatregelen moet worden genomen om te voorkomen dat de visvangst wordt geconcentreerd bij grote visserijbedrijven, ten koste van de kleinschaligere visserij.

8.4. De resultaten van de studiebijeenkomst zullen in de loop van 2003 worden meegenomen in een verslag over het economisch beheer van de visserij in de Unie. Mogelijk resulteert dit in formele voorstellen of aanbevelingen.

8.5. Het CvdR zal het verslag, zodra dit is gepubliceerd, kritisch bekijken en van commentaar voorzien. Hetzelfde geldt voor voorstellen of aanbevelingen die hieruit voortvloeien.

9. Doeltreffende en participatieve besluitvorming

9.1. Het CvdR is ingenomen met het streven van de Commissie om de governance van het GVB te verbeteren en transparanter te maken, en om de verantwoordingsplicht en de verantwoordelijkheid uit te breiden. Het Comité is echter van mening dat de in de "roadmap" gedane voorstellen onvoldoende voorzien in de actievere inspraak van visserijorganisaties die was bepleit in het Groenboek. Het Comité hoopt dat dit wordt rechtgezet in documenten over dit onderwerp die door de Commissie in het vooruitzicht zijn gesteld.

Regionale adviesraden

9.2. Het CvdR hecht er sterk aan dat regio's bij het besluitvormingsproces worden betrokken en een groter stempel kunnen drukken op het beleid. Deze betrokkenheid van de belanghebbende partijen is van essentieel belang en zou bijdragen tot een intensievere samenwerking en een grotere eensgezindheid in de visserijsector.

9.3. Het CvdR pleit voor de invoering van een medebeheerssysteem, waarin de Europese visserijautoriteiten, de vissers zelf en visserijdeskundigen constructief met elkaar samenwerken. Het CvdR is een groot voorstander van de bottom-up-aanpak waarbij de vissers in alle stadia en op alle niveaus bij het besluitvormingsproces worden betrokken. Daarnaast vindt het Comité dat de Commissie regelmatig regionale workshops moet blijven houden. Maar het dringt ook aan op behoud van de mogelijkheid vertegenwoordigers uit de visserijsector inspraak te geven in het communautaire besluitvormingsproces. Op deze manier wordt namelijk met zoveel mogelijk Europese vissers een consensus bereikt. Dit zou m.a.w. dus neerkomen op een communautair medebeheerssysteem waarbij zowel de Europese visserijautoriteiten als de vissers en wetenschappers zijn betrokken. De eerste stap op weg naar de invoering van een dergelijk systeem zou de omvorming kunnen zijn van het huidige Raadgevend Comité voor de Visserij en de Aquacultuur tot een kader voor dit communautaire medebeheer.

9.4. Volgens het CvdR zou elk medebeheerssysteem waarover overeenstemming is bereikt, ook raadpleging moeten omvatten van de betrokken regio's over voor hen relevante instandhouding- en beheerskwesties. Hun aanbevelingen, verslagen en adviezen zullen een belangrijke inbreng vormen voor het visserijbeleid van de betreffende lidstaten en de Europese Commissie. In elk geval zal regelmatig door de Commissie worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de verstrekte aanbevelingen en adviezen.

9.5. Het Comité schaart zich achter het voorstel om het engagement van vissers voor een verantwoorde visserij te vergroten en daarbij verder te gaan dan de regelgeving, door - onder auspiciën van het Raadgevend Comité voor de Visserij en de Aquacultuur - belanghebbende partijen op te roepen mee te werken aan de opstelling van een eind dit jaar te verschijnen gedragscode en door regionale workshops te organiseren, waar ideeën worden aangedragen om deze code aan te vullen met beste praktijken op regionaal niveau.

Delegatie van bevoegdheden en vereenvoudiging van regels

9.6. Volgens het Comité wordt met het Commissievoorstel om meer met Commissievoorschriften te werken een gevaarlijk precedent geschapen. Dan zou de Commissie namelijk nader uitgewerkte technische en procedurele voorschriften vaststellen voor bijvoorbeeld een breed pakket aan doelstellingen, beginselen en regels met betrekking tot een bepaald aspect van het GVB (zoals instandhouding, beheer en controle). Hoewel de Commissie zou worden bijgestaan door een uit vertegenwoordigers van lidstaten bestaand comité, is niet duidelijk of alle belanghebbenden hierin zitting zullen hebben.

9.7. Het CvdR verwelkomt de mededeling in de "roadmap" dat verplichte nationale medefinanciering van projecten die worden gesubsidieerd door het FIOV niet langer zal zijn onderworpen aan controle volgens de regels betreffende staatssteun, en dat de aanmelding van bepaalde soorten staatssteun eventueel kan worden versoepeld, aangezien middelen dan sneller en efficiënter kunnen worden toegekend.

10. Samenvatting van de aanbevelingen

Het Comité van de Regio's blijft zich grote zorgen maken over de voorstellen voor hervorming van het GVB zoals die zijn beschreven in de "roadmap" en hieraan gerelateerde documenten, maar beziet deze desondanks als een poging om tegemoet te komen aan de behoefte aan een duurzame visserijsector in de Unie. Het CvdR is het met de Europese Commissie eens dat de problemen waarvoor het GVB zich geplaatst ziet aanzienlijk zijn en dringend moeten worden aangepakt. Duurzaamheid vormt de sleutel voor de toekomst van de visserij. Als er meer vis wordt gevangen dan langs natuurlijke weg kan worden aangevuld, zal de situatie in de visserijsector blijven verslechteren. Indien echter uitsluitend een beroep wordt gedaan op onomkeerbare maatregelen als de sloop van vissersvaartuigen, bestaat het gevaar dat er geen enkele visser meer overblijft; daarom moet naar een evenwicht tussen biologische en sociaal-economische factoren worden gestreefd. De in het GVB voorgestelde maatregelen vormen een instrument waarmee de sector zich kan instellen op veranderingen. Het Comité vraagt zich evenwel af of deze maatregelen voldoende zijn om het hoofd te bieden aan de problemen van het GVB. Deze aanpassing zal echter tijd vergen.

Niettemin stelt het Comité de volgende wijzigingen voor:

a) Gezien het belang van goed onderbouwd wetenschappelijk advies voor het vaststellen van GVB-maatregelen moeten er voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor wetenschappelijk onderzoek naar de situatie van de visbestanden en andere visstand beïnvloedende factoren.

b) De verwerkende industrie moet worden betrokken bij alle toekomstige discussies over milieukeuren.

c) Er moet specifieke regelgeving komen om te waarborgen dat vis en visproducten voldoen aan de eisen inzake verontreinigende stoffen. Hetzelfde geldt voor uit derde landen ingevoerde producten.

d) Er moet alleen worden voorzien in de mogelijkheid tot het verlenen van overheidssteun, wanneer deze is bedoeld ter waarborging van de veiligheid en ter verbetering van de arbeidsomstandigheden aan boord van schepen die deel uitmaken van de ambachtelijke vissersvloot, en op voorwaarde dat de vlootcapaciteit niet toeneemt.

e) Hoewel het Comité intensievere prikkels voor het uit de vaart nemen van vaartuigen toejuicht, heeft het zijn twijfels bij de herprogrammering van bestaande structuurfondsen in het kader van de tussentijdse herziening om de hiermee verbonden kosten op te vangen.

f) De bestaande uitzonderingen die de toegang tot gebieden als de Shetland Box moeten beperken, moeten worden gehandhaafd voor de duur van de herziening als bedoeld in artikel 19 van het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het GVB. Artikel 18 van hetzelfde verordeningsvoorstel moet dienovereenkomstig worden aangepast.

g) Artikel 20 van het voorstel voor een verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het GVB moet voorzien in actualisering en regelmatige herziening van de verdeelsleutels (referentiepunten), zodat de veranderingen die in de loop der tijd in de visserijactiviteiten optreden, kunnen worden meegenomen.

h) Op internationaal niveau moeten maatregelen worden genomen om het gebruik van drijfnetten geleidelijk uit te bannen. De Europese Commissie moet passende maatregelen nemen om het probleem van de bijvangst van dolfijnen op te lossen.

i) Ten aanzien van sociaal-economische maatregelen ter ondersteuning van gebieden die afhankelijk zijn van de visserij, heeft het CvdR bedenkingen bij de voorstellen die voorzien in de verplichting voor lidstaten tot herprogrammering van structuurfondsen (met uitzondering van het FIOV) om de financiële tekorten van deze gebieden op te vangen. Lidstaten moeten onderkennen dat van de visvangst afhankelijke gebieden in toenemende mate behoefte hebben aan steun en moeten hiervoor middelen beschikbaar stellen.

j) In het aangekondigde actieplan moeten specifieke maatregelen worden opgenomen om de sociaal-economische en regionale gevolgen van de herstructurering van de visserijsector op te vangen en om, overeenkomstig art. 299, lid 2, van het Verdrag, rekening te houden met de behoeften van de ultraperifere regio's.

k) Hoewel het CvdR het in principe toejuicht dat in de toekomst zal worden gezocht naar alternatieven voor het beginsel van relatieve stabiliteit, merkt het op dat er risico's zijn verbonden aan marktgerichte procedures voor de toewijzing van quota en dat deze zonder beschermende maatregelen nadelige gevolgen kunnen hebben voor sommige kustgebieden. Voorstellen voor alternatieven moeten dan ook uiterst zorgvuldig worden bekeken.

l) Het Comité juicht de voorgestelde oprichting van regionale adviesraden in principe toe, maar vindt dat deze dan wel de bevoegdheid moeten krijgen om beheersplannen voor de visserij op te stellen en voor te leggen.

m) De bepaling dat het de lidstaten of de Commissie vrij staat om al dan niet aan te geven in hoeverre ze rekening hebben gehouden en zijn omgegaan met aanbevelingen of verslagen van de regionale adviesraden, moet worden vervangen door een bindende verplichting daartoe.

n) In visserijovereenkomsten met derde landen moet rekening worden gehouden met de behoefte en de wens van ontwikkelingslanden om hun eigen visserijsector te ontwikkelen. Bovendien moeten de vissers uit de Gemeenschap zorg dragen voor de financiering van dergelijke overeenkomsten en moet hiervoor geen beroep op de EU-begroting worden gedaan.

o) Aangezien visserijbeheer een sleutelinstrument is om de doelstellingen van het GVB te verwezenlijken, moeten er communautaire beheersmaatregelen worden vastgesteld om een op duurzame instandhouding en gebruik gebaseerde visserijactiviteit tot stand te brengen.

p) Er moet een communautair netwerk voor visserijbeheer in het leven worden geroepen, dat belast is met de coördinatie van de actie die door de verschillende instanties met bevoegdheden op het gebied van visserijbeheer wordt ondernomen.

q) In het kader van het GVB moeten maatregelen worden genomen om de bij de beheersprogramma's betrokken partijen te informeren over de geldende procedures, alsook om ervoor te zorgen dat er voldoende materiële middelen voorhanden zijn om de verschillende stadia van de visserijactiviteit, van vangst tot verkoop, te volgen en te controleren.

Brussel, 12 februari 2003.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Albert Bore

(1) PB C 107 van 3.5.2002, blz. 44.

Top