Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001AE0709

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over:het Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de kwaliteitsstrategie voor olijfolie, enhet Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 136/66, alsmede van Verordening (EG) nr. 1638/98, met het oog op de verlenging van de steunregeling en van de kwaliteitsstrategie voor olijfolie

    PB C 221 van 7.8.2001, p. 68–73 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001AE0709

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over:het Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de kwaliteitsstrategie voor olijfolie, enhet Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 136/66, alsmede van Verordening (EG) nr. 1638/98, met het oog op de verlenging van de steunregeling en van de kwaliteitsstrategie voor olijfolie

    Publicatieblad Nr. C 221 van 07/08/2001 blz. 0068 - 0073


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over:

    - het "Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de kwaliteitsstrategie voor olijfolie", en

    - het "Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 136/66, alsmede van Verordening (EG) nr. 1638/98, met het oog op de verlenging van de steunregeling en van de kwaliteitsstrategie voor olijfolie"

    (2001/C 221/10)

    De Raad heeft op 19 januari 2001 besloten om, overeenkomstig artikel 37 van het EG-Verdrag te raadplegen over het voornoemde verslag en het voornoemde voorstel.

    De afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 10 mei 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Triguero.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 382e zitting (vergadering van 30 mei 2001) het volgende advies uitgebracht, dat met 110 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1. Inleiding

    1.1. In dit advies doet het Comité aanbevelingen ten aanzien van het Commissievoorstel voor verlenging van de steunregeling en van de kwaliteitsstrategie voor olijfolie. Met het oog op de toekomstige GMO-regeling maakt het Comité bovendien opmerkingen over het verslag inzake de kwaliteitsstrategie voor olijfolie.

    1.2. Het ESC benadrukt dat de olijventeelt, die tot het cultureel erfgoed van veel EU-regio's behoort, in heden en verleden een belangrijke sociale rol heeft gespeeld.

    1.3. De hoofddoelstelling van welke GMO dan ook is ongetwijfeld het ondersteunen van de productie en de sociale structuur. De olijfgaarden waren en zijn nog steeds een sleutelelement in het economische en sociale leven van de producerende regio's. Het feit dat het overgrote deel van de olijfgaarden gelegen is in streken die tot de meest achtergebleven gebieden van de Unie behoren, hun betekenis voor de werkgelegenheid in tal van regio's (de olijventeelt kan tot 90 % van de werkgelegenheid in de agrarische sector vertegenwoordigen), het hoge aantal landbouwondernemingen dat is aangewezen op de olijventeelt, de industriële verwerking van de olijven, dit alles en nog veel meer maakt van de olijfgaard de spil van het economische en sociale leven van deze gebieden(1).

    1.4. Het ESC wijst erop dat de olijventeelt een duurzame bron van werkgelegenheid is die door de huidige GMO in stand wordt gehouden. Talloze bedrijven verschaffen een inkomen aan werknemers en kleine producenten in gebieden waar geen ander werk te vinden is. Een hervorming van de bestaande GMO die hiermee geen rekening houdt, zou de werkgelegenheid kunnen doen afnemen, met als gevolg dat de bevolking zou wegtrekken en het territoriale evenwicht zou worden verstoord(2).

    1.5. De olijventeelt is van grote ecologische betekenis, aangezien de olijfgaarden de bodem dikwijls beschermen tegen erosie. Bovendien vormen de olijfgaarden een nestplaats voor vogels en een bron van voedsel voor hoefdieren.

    1.6. Het ESC wijst erop dat olijfgaarden het meest zuidelijke geëxploiteerde bos van de EU vormen en als zodanig een belangrijke sociale en ecologische rol spelen in regio's waar de olijventeelt moeilijk kan worden vervangen door de teelt van andere gewassen. Verder zorgen de olijfgaarden ervoor dat de plattelandsbevolking op peil en aan de streek gebonden blijft.

    1.7. Het ESC wijst erop dat de EU met een aandeel van 74 % wereldwijd marktleider is waar het gaat om de productie van olijfolie. Voor veel landbouwondernemingen vormt de olijventeelt dan ook de belangrijkste inkomstenbron en vormen olijven het belangrijkste gewas.

    1.8. Het ESC beklemtoont het belang van olijfolie voor voeding en gezondheid, en als middel tegen ziekten (niet alleen hart- en vaatziekten). Vanwege de vele voordelen zou de consumptie van olijfolie wereldwijd moeten worden aangemoedigd.

    1.9. Om de kwaliteit van de olijfolie te waarborgen, zou de Commissie bij de Raad een voorstel moeten indienen voor het vaststellen van eenduidige normen betreffende de etikettering, zodat de consument betere informatie krijgt en er geen verwarring kan ontstaan(3).

    1.10. Het ESC laat de Commissie weten belang te hechten aan:

    - het certificeren en beschermen van de kwaliteit van olijfolie,

    - het verbeteren van de kwaliteit van de productie en het beperken van de invloed van de productie op het milieu,

    - het verbeteren van het beheer van de sector en van de markt.

    2. Het voorstel

    2.1. Opmerkingen over het voorstel

    2.1.1. Het ESC is van mening dat het voorstel van de Commissie om de huidige steunregeling voor de sector met nog twee verkoopseizoenen te verlengen momenteel de beste optie is. Ondertussen moet er meer informatie worden verzameld over de stand van zaken in de olijventeelt. Aangezien het momenteel nog aan gegevens ontbreekt, zoals de Commissie heeft laten zien, zou het immers onjuist zijn om een andersoortige hervorming door te voeren terwijl de sector onvoldoende in kaart is gebracht. Veel van de overwegingen die in 1998 aanleiding gaven tot invoering van een tijdelijke GMO (Gemeenschappelijke Marktordening) gelden nog steeds.

    2.1.2. Desondanks vindt het ESC dat de komende jaren zouden moeten worden benut om alvast een aantal aspecten te verbeteren en de huidige regelgeving voor de Europese olijvensector aan te passen aan de hand van de feitelijke situatie. Bovendien zou de Commissie de lidstaten moeten oproepen om de implementatie van het GIS (Geografisch Informatiesysteem) en van andere en betere controlesystemen te voltooien.

    2.1.3. De komende jaren dienen tevens soepelere regelingen te worden ingevoerd om sneller een einde te maken aan perioden van te lage prijzen op de markt, aangezien de producenten sinds de afschaffing van de openbare interventiemaatregelen in het kader van de hervorming van 1998, die ingrijpende gevolgen heeft voor familiebedrijven en minder productieve streken, niet meer worden beschermd tegen de grillen van de markt.

    2.1.4. De steunregeling voor de producenten van tafelolijven heeft ertoe bijgedragen dat de werkgelegenheid is toegenomen en dat de markten zich hebben gestabiliseerd en transparanter en beter controleerbaar zijn geworden. Aangezien steeds meer producerende landen gebruik zijn gaan maken van de mogelijkheid om de sector tafelolijven te steunen, is het raadzaam deze steunmogelijkheid in het kader van de op 1 november 2001 in werking tredende GMO te handhaven.

    2.1.5. Het ESC hecht groot belang aan het besluit van de Commissie om de kwaliteitsstrategie voor olijfolie binnen de EU te verdiepen en is dan ook van mening dat dit de komende jaren de voornaamste doelstelling van de herziening van de GMO moet worden. Het ESC steunt de Commissie in haar streven naar verbetering van de transparantie, naar bestrijding van eventuele fraude en naar een betere beschikbaarheid van informatie op basis waarvan de consument zijn olijven koopt.

    2.1.6. De voorstellen voor het rationaliseren van het aantal benamingen - met name in de detailhandel - lijken opportuun, mits zij hand in hand gaan met de nodige maatregelen om de consument voor te lichten, zodat deze precies weet welke soorten olijfolie er op de markt zijn en welke verschillen er tussen de soorten bestaan. Met dergelijke maatregelen zou kunnen worden bereikt dat de kennis van de eigenschappen van de verschillende soorten toeneemt, zowel bij de bestaande als bij de potentiële consumenten.

    2.1.7. Aangezien volgens de huidige GMO alleen die olijfgaarden voor de steunregeling in aanmerking komen die vóór 1998 zijn aangeplant, stelt het ESC voor om de controle-instrumenten uit te breiden teneinde te waarborgen dat de steunregeling uitsluitend wordt toegepast voor olijven en olijfolie afkomstig van de desbetreffende olijfgaarden. Doel van dit voorstel is te voorkomen dat het in het kader van de steunregeling ter beschikking gestelde bedrag moet worden gewijzigd.

    2.1.8. Onverminderd het bovenstaande en gezien de omvang van het door de Commissie gepresenteerde verslag, gaat het ESC hierna meer gedetailleerd in op de belangrijkste aspecten van dit verslag.

    3. Het verslag

    3.1. Opmerkingen over het verslag

    3.1.1. Opmerkingen over de inleiding

    3.1.1.1. In haar analyse van de situatie waarin de sector binnen de EU verkeert, geeft de Commissie er de voorkeur aan eerst alle aandacht te besteden aan de kwaliteitsstrategie alvorens een voorstel te doen voor definitieve herziening. Ook wordt in dit deel van het betreffende verslag de nadruk gelegd op de controle en organisatie van de sector. Er wordt geconstateerd dat de prijsvorming van olijfolie binnen de EU verstoord is en dat de prijzen niet in verhouding staan tot de door de consument verwachte kwaliteit. Bovendien overlappen de prijzen van bepaalde categorieën vaak die van andere categorieën.

    3.1.1.2. Hoewel de Commissie zich ervan bewust is dat een aantal besluiten - zoals die betreffende de benamingen van de oliën - zouden kunnen worden aangevochten door sommige subsectoren, heeft zij besloten haar voorstel door te zetten. Immers, aspecten zoals de overeenstemming tussen de vermelding op het etiket en de inhoud van de verpakking of de ontwikkeling van analysemethoden waarmee de oliën duidelijker van elkaar kunnen worden onderscheiden, rechtvaardigen dergelijke maatregelen op het gebied van de kwaliteitsstrategie voor olijfoliën en tafelolijven.

    3.1.2. Analyse van de huidige situatie (hoofdstuk 1)

    3.1.2.1. Normen en regels (1.1)

    3.1.2.1.1. Het ESC is ingenomen met het voornemen om vooruitgang te boeken waar het de toepassing en de ontwikkeling van de huidige normen op het gebied van olijfolie - zoals Richtlijn 2000/13/EG inzake etikettering - en de authenticiteit van het product betreft. Het ESC is desalniettemin van mening dat dit voornemen van de Commissie niet ver genoeg gaat wanneer het niet wordt aangevuld met een in de gehele EU geldend verbod op het leveren aan de consument van legale mengsels van olijfolie en andere plantaardige oliën. Het ESC is zich bewust van de juridische problemen die een dergelijk communautair verbod op mengsels van olijfolie en andere plantaardige oliën met zich mee zou kunnen brengen, maar is toch van mening dat op grond van de positieve uitwerking op de transparantie van de markten een dergelijk verbod zou zijn gerechtvaardigd. Vanwege de heilzame werking van olijfolie zou het ESC graag zien dat er inspanningen worden ondernomen om olijfolie toegankelijker te maken voor consumenten met lagere inkomens.

    3.1.2.1.2. Aangezien de consument momenteel over onvoldoende kennis van de op de markt aangeboden oliën beschikt, is het ESC van mening dat het zuurgehalte als parameter voor de indeling van oliën in bepaalde gevallen bij consumenten kan leiden tot misverstanden en foutieve beoordelingen. Het is derhalve van mening dat bij oliën die momenteel de benaming "olijfolie" dragen, op de verpakkingen niet het zuurgehalte zou moeten worden vermeld, aangezien ze een mengsel zijn van geraffineerde olie en olie van de eerste persing, dit om te voorkomen dat de consument op grond van deze vermelding een onjuist beeld krijgt van de kwaliteit van de olijfolie. In bij eerste persing verkregen olijfolie is het natuurlijke zuurgehalte echter wél een van de parameters voor de uiteindelijke kwaliteit.

    3.1.2.1.3. De productiesector heeft de afgelopen jaren de nodige inspanningen geleverd om de installaties af te stemmen op modernere productieprocessen waarmee de kwaliteit van de verkregen olijfolie kan worden verbeterd en de schadelijke effecten van olijfoliefabrieken voor het milieu tot een minimum worden teruggebracht. Gelet hierop zou het ESC graag zien dat de Commissie bepaalt dat het grootste deel van de huidige inhouding van 1,4 % op de productiesteun onder toezicht van de productiesector wordt besteed aan reclamedoeleinden. Een en ander betekent overigens niet dat in endemische regio's geen bestrijdingsmiddelen meer zouden mogen worden gebruikt, maar dat deze alleen mogen worden ingezet wanneer dit noodzakelijk is en dat op het gebruik ervan naar behoren moet worden toegezien door specialisten.

    3.1.2.2. Marktsituatie (1.2)

    3.1.2.2.1. Het ESC is van mening dat de analyse van de marktsituatie zich niet zou mogen beperken tot de marktdeelnemers en de categorieën olijfolie. Bij de eerstvolgende hervorming van de GMO zouden zaken als onmiskenbare marktdistorsies of de geringe efficiëntie van de huidige regeling voor particuliere opslag moeten worden aangepast of gewijzigd.

    3.1.2.2.2. De marktdeelnemers en hun organisaties (1.2.1)

    3.1.2.2.2.1. Het aantal producenten in de EU is zo groot dat inspanningen om hen te verenigen gerechtvaardigd zijn. Door middel van consolidatie kunnen de producentenorganisaties beter gaan functioneren, kan hun levensvatbaarheid worden vergroot en kan de productie vanaf de basis beter worden gestroomlijnd, geheel in overeenstemming met de toenemende concentratie van bedrijven die momenteel in de sector plaatsvindt. Volgens het ESC moeten bepaalde functies beslist door de bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd, zoals de controle op de steun en op de ontvangers daarvan.

    3.1.2.2.3. Categorieën geproduceerde en verkochte olijfolie (1.2.2)

    3.1.2.2.3.1. Het ESC is het met de Commissie eens dat de technische vooruitgang heeft gezorgd voor een scherpe daling in de productie van olijfolie voor verlichting. Aangezien de olijventeelt wordt beïnvloed door de klimatologische omstandigheden, valt niet geheel uit te sluiten dat er veel olijfolie met gebreken of olijfolie voor verlichting wordt geproduceerd.

    3.1.2.3. Kwaliteitsfactoren (1.3)

    3.1.2.3.1. Het voorstel voor het opstellen van een voor zowel olijfgaarden als oliefabrieken geldende code van goede landbouwpraktijken op communautair niveau zou een bijdrage kunnen leveren tot een opwaardering van oliën die strikt overeenkomstig deze code worden verkregen. Dit zou dan wel moeten blijken uit de etikettering. Bij de opstelling van deze code moeten in ieder geval de verschillende subsectoren worden betrokken om de tenuitvoerlegging ervan mogelijk te maken.

    3.1.2.3.2. Er moet worden gestreefd naar vervanging van de traditionele perstechnieken - die afval opleveren dat het water sterk vervuilt en die een voorafgaande bezinking vereisen die eveneens van invloed is op het milieu - door moderne extractiemethoden waarbij gebruik wordt gemaakt van centrifugering die vette afvallen oplevert waaruit nog olie kan worden verkregen.

    3.1.2.3.3. Olie die door uitpersing van de massa via natuurkundige procédés is verkregen op een plaats buiten de fabriek waar de olie uit de geoogste olijven wordt geperst, is van lagere kwaliteit. Vanwege de tijd die is verstreken sinds de eerste persing kunnen sommige kwaliteitsparameters waarden bereiken die de normale waarden overschrijden. Deze oliën zouden dan ook in een lagere categorie kunnen worden ingedeeld, zoals de Commissie bijvoorbeeld voorstelt ten aanzien van uit afvallen verkregen olie.

    3.1.2.3.4. Als de olijvenmassa in de fabrieken is verwerkt, blijft er een percentage restolie achter dat door middel van chemische of natuurkundige procédés kan worden geëxtraheerd. Om de controle op de verkregen hoeveelheden en de toegekende steun te verbeteren, lijkt het op dit moment raadzaam om de huidige forfaitaire steunregeling voor de productie van olijfolie uit afvallen te vervangen door een nieuwe procedure die is afgestemd op de daadwerkelijk geproduceerde hoeveelheden.

    3.1.2.3.5. Het ESC deelt de mening van de Commissie dat alle uit vette afvallen van olijven verkregen oliën moeten worden aangeduid als "ruwe olie uit afvallen van olijven", en betreurt het dat niet van de gelegenheid gebruik is gemaakt om de steunbetalingen af te stemmen op de daadwerkelijk geproduceerde hoeveelheden olie uit afvallen. Dit zou een betere controle van de geproduceerde hoeveelheden olijfolie mogelijk hebben gemaakt.

    3.1.2.3.6. Tot de gebruiksmogelijkheden van vette afvallen behoort, behalve de verkrijging van olijfolie uit afvallen, de toepassing als organische meststof (na compostering), met name in gebieden waar een groot deel van de bodem kalk bevat of een hoge pH-waarde heeft. Hiermee zouden de hoeveelheid synthetische chemische meststoffen en de energiekosten die met de productie gemoeid zijn, kunnen worden teruggedrongen. Bovendien zou dit een besparing opleveren op het vervoer van een massa met een hoog vochtgehalte zoals vette afvallen.

    3.1.2.3.7. Vermenging van op de markt gebrachte oliën (1.3.3)

    3.1.2.3.7.1. De Commissie is zich ervan bewust dat de consument een geringe kennis heeft van de kwaliteit van olijfolie en van de verschillende soorten olijfoliën, en stelt derhalve voor om het aantal benamingen voor de bestaande oliën terug te dringen en te verhelderen, zowel op het niveau van de groothandel als van de detailhandel. Het ESC is ingenomen met dit standpunt van de Commissie, vooral indien de voorstellen voldoende bevattelijk zijn voor de consument, voor wie de voorgestelde veranderingen uiteindelijk zijn bedoeld. Het is duidelijk dat er onvoldoende analysemethoden bestaan waarmee bepaalde legale mengsels van olijfolie en hun samenstelling nauwkeurig kunnen worden aangetoond.

    3.1.2.3.7.2. Het meest gevoelige punt dat de Commissie in deze paragraaf aan de orde stelt, is dat er onduidelijkheid bestaat door het feit dat de aanduiding "olijfolie" betrekking heeft op zowel een algemene benaming als op een specifieke categorie.

    3.1.2.3.7.3. Deze dubbele betekenis leidt tot verwarring, die kan worden voorkomen door de huidige categorie "olijfolie" (een mengsel van geraffineerde olie en uit eerste persing verkregen olie) een nieuwe benaming te geven. Dit is mogelijk door toevoeging van een neutrale kwalificatie waarmee deze categorie olie duidelijk kan worden onderscheiden van de soortnaam. Met het oog op de eventuele nadelige economische gevolgen voor sommige subsectoren stelt het ESC voor om eerst een onderzoek te houden onder consumenten en gebruikers, teneinde na te gaan hoe deze reageren op een eventuele wijziging van de huidige benaming voor olijfolie. Er moeten echter blijvend inspanningen worden geleverd om de productie van kwalitatief hoogwaardige oliën te bevorderen en per categorie olijfolie zo mogelijk basisprijzen vast te stellen. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat kwalitatief hoogwaardige oliën vanwege het specifieke productieproces voor meer werkgelegenheid zorgen, minder tijdrovende processen vergen en minder schadelijk zijn voor het milieu.

    3.1.2.3.7.4. Een tijdelijke oplossing zou erin kunnen bestaan de categorie "olijfolie" te handhaven totdat het onderzoek is voltooid, maar de tekst "geraffineerde olijfolie verkregen bij de eerste persing" toe te voegen op het etiket, in een lettergrootte van twee derde van de benaming "olijfolie". Op deze wijze heeft de consument een extra mogelijkheid om de prijzen en de kwaliteit van olijfoliën te vergelijken. Dit compromis zou gepaard moeten gaan met uitgebreider onderzoek om met behulp van analysemethoden de gehaltes in mengsels van elke onderzochte partij te kunnen bepalen, of in ieder geval steekproefsgewijs aan de hand van verklikstoffen.

    3.1.2.3.7.5. Het ESC is het met de Commissie eens dat het noodzakelijk is om praktijken zoals het ontgeuren van oliën voor verlichting ten behoeve van onmiddellijke consumptie uit te bannen, aangezien ze voor de consument economische fraude en voor de overige producenten en verpakkers concurrentievervalsing betekenen.

    3.1.2.3.7.6. De goede naam van de sector is beschadigd als gevolg van de onderzochte gevallen waarin mengsels van plantaardige oliën en olijfolie valselijk werden verkocht als olijfolie. Om weinig scrupuleuze producenten niet in de verleiding te brengen, is het noodzakelijk dat de huidige, op verbetering van de kwaliteit gerichte herziening voorziet in een algeheel verbod in de gehele EU op het produceren en in de handel brengen van mengsels van plantaardige oliën en olijfolie. In ieder geval moeten alle etiketteringsvoorschriften worden verbeterd.

    3.1.3. Voorgestelde beleidslijnen (hoofdstuk 2)

    3.1.3.1. Indeling van olijfolie (2.1)

    3.1.3.1.1. De door de Commissie voorgestelde wijziging van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 136/66 betreffende de benamingen en definities van olijfolie voorziet in invoering op het niveau van de groothandel (in ruwe olijfolie) van nieuwe regels voor de benaming van alle bij eerste persing verkregen oliën en in afschaffing van de gangbare categorie. Het ESC is van mening dat deze wijziging zou kunnen worden aanvaard omdat het op grond van de strenge kwaliteitsparameters voor oliën (zoals de zuurgraad) onmogelijk is om te komen tot één enkele benaming.

    3.1.3.1.2. De huidige categorie "olijfolie", die in het voorstel van de Commissie wordt aangemerkt als "standaard olijfolie", heeft betrekking op een mengsel van geraffineerde olie en olie van de eerste persing. Aangezien in het geval van geraffineerde olie bij de raffinage het zuurgehalte kan worden vastgesteld, dient de zuurgraad te worden beschouwd als een grenswaarde (1°) die niet mag worden overschreden. De consument mag echter niet in verwarring worden gebracht en mag de zuurgraad niet opvatten als bewijs van kwaliteit; volgens het ESC zou deze parameter dan ook niet mogen worden vermeld op de verpakking.

    3.1.3.1.3. In het kader van het verbeteren van de controles die de kwaliteit van de geconsumeerde oliën moeten waarborgen, verwelkomt het ESC het voorstel van de Commissie om de inhoud van de voor de detailhandel bestemde verpakkingen te beperken tot 5 liter.

    3.1.3.1.4. In Richtlijn 2000/13/EG worden de etiketteringsregels voor levensmiddelen verder uitgewerkt en geactualiseerd. Maatregelen voor het standaardiseren van de opschriften van etiketten zijn welkom, als dubbele vermeldingen maar worden vermeden en de op de etiketten gedane aanspraken kunnen worden gestaafd door het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de verpakking. Regelgeving op dit gebied is noodzakelijk, aangezien de consument door een overdaad aan kwalificaties en vermeldingen op de etiketten in verwarring kan worden gebracht. Het ESC doet derhalve de aanbeveling er zorg voor te dragen dat de informatie die vermeld wordt op de etiketten aan de voor- en achterkant van de verpakking in overeenstemming is met de wetgeving, en dat de facultatieve vermeldingen in ieder geval kunnen worden gecontroleerd door de toezichthoudende instanties in elke lidstaat. Er moet paal en perk worden gesteld aan bepaalde marketingmethoden die het met de waarheid niet al te nauw nemen.

    3.1.3.1.5. De facultatieve vermeldingen van de oorsprong van de "olijfolie verkregen bij de eerste persing" en "extra olijfolie verkregen bij de eerste persing" verdienen speciale aandacht. Vermelding van de oorsprong zou bijdragen aan de duidelijkheid en de transparantie waar het deze olijfoliën betreft.

    3.1.3.1.6. Het voorstel van de Commissie om de regionale oorsprongsaanduidingen van binnen de EU geproduceerde olijfolie van de eerste persing uitsluitend voor te behouden aan de Beschermde Oorsprongsbenamingen (BOB's) en de Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA's) is ontoereikend. Van alle bij de eerste persing verkregen olijfoliën zou de plaats moeten kunnen worden vermeld waar de olijven zijn geteeld.

    3.1.3.1.7. Op deze wijze zou het mogelijk worden om de oorsprong van uit elke regio of lidstaat van de EU afkomstige oliën aan te geven, onafhankelijk van de plaats waar deze uiteindelijk worden verpakt. Bovendien zou zo onderscheid kunnen worden gemaakt tussen binnen de EU geproduceerde oliën en oliën die vanuit derde landen worden geïmporteerd.

    3.1.3.2. Controles door analyses (2.3)

    3.1.3.2.1. Het ESC deelt de mening van de Commissie dat de nauwkeurigheid van de analyses van olijfoliën verder moet worden verbeterd om afwijkende mengsels te vermijden dan wel aan te tonen.

    3.1.3.2.2. Hoewel de kosten per onderzocht monster hoog zijn, blijft de sensorische analyse ("paneltest") een waardevolle methode voor het indelen van oliën. Vanwege het sterk subjectieve en willekeurige karakter ervan zou echter moeten worden gezocht naar een alternatieve analysemethode die beter reproduceerbaar is. Het is dan ook noodzakelijk dat de nieuwe IOR-methode op communautair niveau wordt toegepast, maar ondertussen moet het onderzoek naar een verbetering van die methode wel doorgaan.

    3.1.3.2.3. Alle binnen de EU in de handel gebrachte oliën zouden moeten worden geanalyseerd teneinde praktijken zoals bulkverkoop, die in sommige lidstaten die voor de uiteindelijke consumptie produceren nog steeds voorkomen, tegen te gaan. Het gaat hierbij om een verontrustend hoog percentage van de totale productie. Deze praktijken moet worden uitgebannen om de consument een gegarandeerd hoogwaardig product te kunnen leveren.

    3.1.3.3. Organisatie en activiteiten van de marktdeelnemers (2.4)

    3.1.3.3.1. Structurering van de olijfolieproducerende sector door middel van versterking en uitbreiding van de bevoegdheden van de huidige producentenorganisaties lijkt de meest efficiënte manier om de tussen de olijventelers bereikte integratie optimaal te benutten.

    3.1.3.3.2. Uitbreiding van de activiteiten van deze organisaties tot andere werkterreinen zou een manier zijn om de bestaande middelen te optimaliseren. Dit geldt echter niet voor alles, en het ESC is dan ook van mening dat zaken als controle op fraude m.b.t. etikettering tot de exclusieve bevoegdheid van de betreffende instanties moeten blijven behoren.

    3.1.3.3.3. Tot de mogelijke nieuwe functies van de producentenorganisaties behoren met name het beheer van de sector en de markt, aangezien hun aanwezigheid in de verschillende productiegebieden hen in staat stelt om betrouwbare informatie uit de eerste hand te verzamelen. Indien deze gegevens zorgvuldig worden geëvalueerd, kunnen ze van groot belang zijn bij het voorspellen van de toekomstige ontwikkelingen op de markt, het nemen van besluiten over de verkoop, de overgang naar het volgende verkoopseizoen, etc. Op deze wijze wordt het instrumentarium geoptimaliseerd en worden grote prijsschommelingen voor olijfolie op de markten vermeden.

    3.1.3.3.4. Andere elementen waarmee het werkterrein van de producentenorganisaties zou kunnen worden uitgebreid, zijn het ecologisch toezicht op de producten en residuen van het verwerkingsproces van olijven. Hiertoe behoren tevens activiteiten op het gebied van gewasbescherming die nodig is om de kwaliteit van de olijven te handhaven.

    3.1.3.3.5. In ieder geval moet er tussen de producentenorganisaties en de bevoegde instanties, evenals tussen de instanties op communautair, nationaal, regionaal en lokaal niveau een optimale coördinatie bestaan, teneinde de te ondernemen acties af te stemmen op de betreffende wet- en regelgeving.

    3.2. Opmerkingen over de in het verslag geformuleerde conclusies voor het te voeren beleid

    3.2.1. De etikettering moet na een overgangsperiode van een jaar voldoen aan de uit de GMO voortvloeiende specificaties, die met ingang van 1 november 2001 van toepassing zijn. Binnen deze overgangsperiode dient bovendien verplicht te worden gesteld dat de inhoud van de verpakkingen waarin de olie in de handel wordt gebracht ten hoogste 5 liter bedraagt, waarbij de sluiting niet kan worden hergebruikt teneinde navullen te voorkomen.

    3.2.2. Het ESC is verheugd dat de Commissie de inspanningen van de Internationale Olijfraad (IOR) op het gebied van promotie en onderzoek erkent, maar betreurt het dat er niet méér aandacht wordt besteed aan bijvoorbeeld verkoopbevordering op de interne markt en dat de begrotingsmiddelen voor onderzoek niet worden opgevoerd.

    3.2.3. Het ESC doet de aanbeveling dat de IOR - gezien de internationale ervaring van deze organisatie op het gebied van olijfolie en gezien de grote betekenis die een naamsverandering kan hebben voor de bevordering van de verkoop van olijfolie op de interne en externe markt - wordt geraadpleegd voordat de benamingen worden gewijzigd.

    4. Slotopmerkingen

    4.1. Het ESC beklemtoont het belang van de olijvensector binnen de EU en daarmee de noodzaak van een GMO die bijdraagt tot handhaving van de olijvenproductie als instrument voor plattelandsontwikkeling.

    4.2. Het ESC steunt het voornemen van de Commissie om de huidige GMO met twee verkoopseizoenen te verlengen, aangezien de sector nog niet volledig in kaart kon worden gebracht. Sommige mechanismen die bij lage marktprijzen weinig efficiënt zijn gebleken, zoals de particuliere opslag, moeten echter worden verbeterd.

    4.3. Het ESC is ingenomen met het voornemen van de Commissie om in het kader van een kwaliteitsstrategie voor olijfolie de consument beter te informeren over de op de markt verkrijgbare olijfoliën, en met de mogelijkheid om bepaalde benamingen te wijzigen. Deze voornemens moeten op korte termijn ten uitvoer worden gelegd, zonder dat daarmee nog twee verkoopseizoenen wordt gewacht.

    4.4. Het ESC pleit voor intensiever onderzoek binnen de sector teneinde de kwaliteit van oliën te verbeteren en de export te bevorderen.

    4.5. Het ESC acht het van cruciaal belang dat het door de EU gevoerde promotiebeleid wordt voortgezet en geïntensiveerd teneinde de markten te reguleren en de export van olijfolie te bevorderen.

    Brussel, 30 mei 2001.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    G. Frerichs

    (1) CES 600/97 - PB C 287 van 22.9.1997.

    (2) CES 600/97 - PB C 287 van 22.9.1997.

    (3) CES 600/97 - PB C 287 van 22.9.1997.

    Top