EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001AE0527

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde"

PB C 193 van 10.7.2001, p. 53–60 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001AE0527

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde"

Publicatieblad Nr. C 193 van 10/07/2001 blz. 0053 - 0060


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging, modernisering en harmonisering van de ter zake van de facturering geldende voorwaarden op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde"

(2001/C 193/13)

De Raad heeft op 12 januari 2001 besloten, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Economische en Monetaire Unie - economische en sociale samenhang" die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 april 2001 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Walker.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 381e zitting van 25 en 26 juli 2001 (vergadering van 26 april) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen werd goedgekeurd.

1. Inleiding

1.1. De factuur is een van de belangrijkste handelsdocumenten. Zij moet voldoen aan boekhoud-, fiscale, handels- of zelfs linguïstische voorschriften. De BTW-wetgeving vormt de kern van een groot aantal van deze regelingen. Tevens is de factuur vaak voor andere doeleinden vereist en kan er, zelfs wanneer de BTW niet in het geding is, een factureringsplicht bestaan.

1.1.1. De factureringsplicht staat centraal in het BTW-stelsel van de EG en de factuur heeft daarin drie functies:

- ze bevat informatie over de toepasselijke BTW-regeling;

- ze stelt de fiscus in staat om controles uit te voeren; en

- ze vormt een middel voor afnemers, om, indien noodzakelijk, hun recht op aftrek te bewijzen.

1.1.1.1. De factuur heeft ook grote juridische betekenis, die voortvloeit uit de handels- en belastingwetgeving en op grond waarvan partijen (BTW-plichtigen, niet-BTW-plichtigen en fiscus) zich tot de rechter kunnen wenden, vooral bij het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst.

1.2. De regels voor facturering verschillen echter aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Er zijn geen vaste regels betreffende de vraag welke en hoeveel informatie een factuur moet bevatten. Evenmin kent de EU een uniforme regeling voor "elektronische en eigenhandige (d.w.z. door de klant gedane) facturering". De nationale wetgevingen lopen hier in hoge mate uiteen en variëren van een totaalverbod tot de grootst mogelijke flexibiliteit.

1.3. Gevolg hiervan is dat de handel wordt geconfronteerd met een in juridisch opzicht hoogst gecompliceerde situatie die duidelijk bij de technologische ontwikkelingen achterblijft. Tijdens de tweede fase van het initiatief SLIM(1) merkten vertegenwoordigers van de handel het gebrek aan harmonisatie dan ook aan als een belemmering voor de goede werking van de interne markt. De resultaten van het desbetreffende raadplegingsproces zijn opgenomen in het verslag van de Commissie over SLIM(2), waarvan de conclusies door de Raad Interne Markt op 27 november 1999 werden goedgekeurd. In dit verslag zei de Commissie toe, "na te gaan welke noodzakelijke vermeldingen op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde een factuur moet omvatten en vast te stellen aan welke juridische en technische vereisten elektronische facturering moet voldoen".

1.4. Bovendien is bij de werkzaamheden om het BTW-stelsel van de Gemeenschap aan de vereisten van de elektronische handel aan te passen, gebleken dat er dringend en op grote schaal behoefte bestaat aan elektronische facturering, die dus niet onnodig mag worden belemmerd. Zo heeft de Raad Ecofin in juni 1998 nog benadrukt hoe belangrijk het is dat er regels komen voor elektronische facturering, waarbij de controlemogelijkheden voor de fiscus echter niet mogen worden aangetast. De Commissie heeft daarom in december 1998 Price-Waterhouse-Coopers opdracht gegeven, een studie te verrichten over de BTW-vereisten voor facturering.

1.4.1. Uit de in augustus 1999 aan de Commissie toegezonden eindversie van deze studie bleek dat:

- elektronische facturering uitdrukkelijk in de EG-wetgeving moet worden toegestaan en bovendien moet worden toegelaten tussen handelaars die in verschillende lidstaten gevestigd zijn;

- de eraan te verbinden voorwaarden technisch neutraal dienen te zijn en in het teken behoren te staan van hetgeen reeds op het gebied van elektronische handtekeningen is verwezenlijkt;

- geen enkele voorafgaande toestemming of kennisgeving mag worden vereist en slechts achteraf door de fiscus mag worden gecontroleerd, hetgeen eventueel tot een verbod kan leiden;

- elektronische opslag van facturen onder vergelijkbare voorwaarden moet worden toegestaan, en

- minimumvoorwaarden dienen te worden geformuleerd om te bereiken dat de belastingdienst met deze nieuwe methoden over even betrouwbare methoden als de traditionele beschikt.

1.4.2. Wat de verplicht op de factuur te vermelden gegevens betreft, wordt in de studie geconcludeerd dat de EG één enkele lijst moet opstellen. Verder zouden de kwesties van de te gebruiken munteenheid en taal tamelijk soepel benaderd kunnen worden.

1.4.3. Na de conclusies grondig te hebben bestudeerd en deze zowel met de handel als met de nationale overheden te hebben besproken, heeft de Commissie besloten, een wijziging voor te stellen van artikel 22, lid 3, van de Zesde BTW-richtlijn, dat betrekking heeft op de factureringsplicht. Zulks ten einde de verplichte vermeldingen op de facturen te harmoniseren en een uniform kader te creëren voor elektronische en eigenhandige facturering. Daarbij streeft zij naar evenwicht tussen vereenvoudiging van de formaliteiten voor de BTW-plichtigen en de gewettigde controlebehoefte van de fiscus.

1.5. Onderhavig initiatief is niet het enige met betrekking tot factureringsverplichtingen. Ook de OESO werkt aan vereenvoudiging om de weg voor de opkomst van de elektronische handel vrij te maken. Daarnaast hebben Amerikaanse, Europese en Japanse automobielfabrikanten, hun leveranciers en deskundigen op het gebied van elektronische gegevensverwerking vorig jaar het "Global Invoice project" opgezet, dat ertoe strekt om een elektronische-standaardfactuur te ontwikkelen die wereldwijd in de gehele sector kan worden gebruikt.

2. De huidige bepalingen van de Zesde BTW-richtlijn

2.1. De verplichting om een factuur uit te reiken

2.1.1. De huidige, in artikel 22, lid 3 van de Zesde richtlijn vastgelegde bepalingen betreffende de factureringsplicht zijn niet eenduidig en kunnen door de lidstaten op talloze wijzen worden uitgelegd. Lid 3 stamt namelijk uit een tijdperk waarin de factuur uitsluitend op papier bestond en er in het geheel nog niet aan elektronische facturering werd gedacht. De aldus geformuleerde eisen waren dus exclusief op het idee van een "papieren factuur" gebaseerd en kunnen nu dan ook niet zo maar op de elektronische variant worden toegepast. Zo kan de verplichting om van ieder document een "dubbel" te bewaren moeilijk worden gehandhaafd wanneer elektronisch wordt gefactureerd.

2.1.2. Krachtens genoemd lid 3 moet de belastingplichtige zelf de factuur uitreiken. Onder c) van dit lid is evenwel ook voorgeschreven dat de lidstaten de criteria vaststellen volgens dewelke een document kan worden geacht dienst te doen als factuur. Dit moet in die zin worden geïnterpreteerd dat ook een door een derde uitgereikte of een eigenhandig opgemaakte factuur geldig is. Het Europees Hof van Justitie heeft deze interpretatie bevestigd(3).

2.1.3. Dergelijke praktijken komen al geruime tijd zeer vaak voor. Onderaanbesteding van factureringswerkzaamheden is in vrijwel heel Europa toegestaan, ook al wordt deze praktijk niet uitdrukkelijk in de EG-wetgeving vermeld. Het is dan ook wenselijk dat het huidige voorstel voor een richtlijn wordt aangegrepen om dit punt te verduidelijken.

2.1.4. Verder wordt in een groot aantal sectoren over het algemeen de techniek van eigenhandige facturering toegepast, bijv. wanneer de klant de goederen in consignatie heeft. Het economisch belang van dit systeem is groot en het zou schadelijk voor de betrokken sectoren zijn als deze praktijk op Gemeenschapsvlak werd verboden, temeer daar zij geen grote problemen in de zin van belastingfraude lijkt op te leveren. De Commissie is dan ook van mening dat er Gemeenschappelijke modaliteiten moeten worden vastgesteld om eigenhandige facturering onder bepaalde voorwaarden toe te staan.

2.1.5. In de Zesde richtlijn is ook vastgesteld dat elke belastingplichtige een factuur moet uitreiken voor iedere levering van goederen of verlening van diensten aan een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon. Alleen in geval van leveringen van nieuwe vervoermiddelen (art. 28 quater, hoofdstuk A) en bepaalde vormen van verkoop op afstand (art. 28 ter, hoofdstuk A, lid 1) moet er een factuur worden uitgereikt voor iedere levering aan een niet-belastingplichtige. Het staat de lidstaten echter vrij om de factureringsplicht uit hoofde van andere regelingen uit te breiden. De Commissie vindt niet dat deze bepalingen nu moeten worden gewijzigd, aangezien de toepassing ervan bij haar weten geen grote problemen heeft veroorzaakt.

2.2. Inhoud van de factuur

2.2.1. Wat de inhoud van de factuur betreft, wordt in art. 22 lid 3, slechts een niet-uitputtende lijst van vermeldingen gegeven. De lidstaten mogen deze lijst aanvullen met in hun ogen nuttige elementen, mits het evenredigheidsbeginsel wordt gerespecteerd (HvJ, arrest van 14 juli 1988 - gevoegde zaken 123 en 330/87).

2.2.2. In de praktijk blijken de lidstaten er een onderling zeer uiteenlopend scala van verplichte vermeldingen op na te houden, hetgeen een bron van moeilijkheden is voor exploitanten die in meerdere lidstaten actief zijn.

2.3. Elektronische facturering

2.3.1. Het begrip "elektronische facturering" ontbreekt totaal in de Zesde richtlijn. Krachtens artikel 22, lid 3, onder c) mogen de lidstaten dit soort facturen accepteren; het gaat dus niet om een verplichting. Resultaat is dat het de lidstaten niet alleen vrij staat om elektronische facturering te verbieden of toe te staan, maar dat zij ook de nadere voorwaarden mogen vaststellen, met alle verschillen vandien.

2.3.2. Deze non-harmonisatie van de aan elektronische facturering verbonden voorwaarden staat grootschalig gebruik ervan danig in de weg, omdat bepaalde grote ondernemingen het wenselijk kunnen achten hun factureringswerkzaamheden over te laten aan een van hun eenheden (of aan derden) die handelen in opdracht van meerdere, in diverse lidstaten gevestigde en onder uiteenlopende wetgevende vallende onderdelen van de ondernemingen in kwestie.

2.3.3. Voorts vragen de recente technologische ontwikkelingen dringend om een EG-regeling op dit gebied. Elektronische facturering was lange tijd een uitzondering maar begint nu regel te worden, temeer daar het gebruik ervan een aanzienlijke kostenbeperking inhoudt. Zo blijkt uit een in opdracht van de Commissie verrichtte studie dat de kosten van een elektronische factuur gemiddeld tussen EUR 0,28 en 0,47 bedragen, tegenover EUR 1,13 tot 1,65 voor een traditionele factuur.

2.3.4. Benadrukt moet worden dat deze revolutionair nieuwe handelspraktijken geenszins een bedreiging voor de belastingadministraties vormen.

2.3.4.1. Integendeel zelfs, indien zij goed worden beheerst dragen zij juist bij tot een efficiëntere belastingcontrole. Dank zij de nieuwe controlesoftware die tegenwoordig op de markt is, kunnen elektronische facturen immers sneller en gemakkelijker worden geverifieerd dan dikke dossiers vol papieren facturen.

2.4. Opslag van facturen

2.4.1. Krachtens de Zesde richtlijn is het verplicht om een kopie van alle uitgereikte documenten te bewaren. Een dergelijke verplichting heeft echter weinig zin met betrekking tot elektronische facturering. Het voorschrift moet dan ook worden bijgesteld tot een algemene opslagverplichting, waarbij het gebruikte hulpmiddel er niet toe doet.

3. De voorstellen van de Commissie

3.1. De verplichting om een factuur uit te reiken [artikel 22, lid 3, onder a)]

3.1.1. De bij EG-regelingen opgelegde factureringsplicht blijft onverkort gehandhaafd. Wat de BTW betreft, zijn de momenteel in de Zesde richtlijn opgenomen gevallen toereikend, maar het is niet uitgesloten dat in andere regelingen de verplichting kan worden opgelegd om ten behoeve van andere doeleinden een factuur of een als zodanig dienend document uit te reiken.

3.1.1.1. De EG-factureringsvoorwaarden gelden natuurlijk slechts wanneer er een EG- factureringsplicht voor BTW-doeleinden bestaat. In de andere gevallen worden deze voorwaarden door de lidstaten vastgesteld.

3.1.2. In onderhavig voorstel wordt echter uitdrukkelijk vermeld dat de factureringsverplichtingen mogen worden nagekomen door een derde (onderaanbesteding) of de opdrachtgever (eigenhandige facturering). De belastingplichtige die een transactie verricht zou dan voortaan als enige verantwoordelijk zijn voor het uitreiken van een factuur die aan alle wettelijke vereisten voldoet, maar hij is dus stricto sensu niet verplicht om dit zelf te doen.

3.1.3. De lidstaten kunnen ten behoeve van effectieve controle nadere voorwaarden voor eigenhandige facturering vaststellen. Deze mogen in een andere lidstaat gevestigde handelaren in geen geval discrimineren. Grensoverschrijdende eigenhandige facturering mag dus niet aan strengere voorwaarden worden gebonden dan eigenhandige facturering binnen één en dezelfde lidstaat.

3.1.3.1. Wanneer echter de derde of de opdrachtgever die de factuur voor rekening van de belastingplichtige uitreikt, gevestigd is in een derde land waarmee geen regelingen voor wederzijdse bijstand zijn getroffen, staat het de lidstaten vrij om, indien noodzakelijk, strengere voorwaarden te stellen.

3.1.4. Het voorstel biedt een duidelijke basis voor periodieke facturering en verzending van credit- of debetnota's. De Commissie stelt voor, deze nota's volledig gelijk te stellen met de erdoor gecorrigeerde facturen. Alle bepalingen van lid 3 zouden dan mutatis mutandis op deze nota's van toepassing zijn.

3.2. Inhoud van de factuur [artikel 22, lid 3, onder b)]

3.2.1. De Commissie vindt het van het grootste belang om de verplichte vermeldingen te harmoniseren en zij stelt daartoe een lijst voor. Deze is in tegenstelling tot voorgaande lijsten uitputtend: de fiscus mag voor BTW-doeleinden dus geen andere voorwaarden stellen.

3.2.2. De lijst bestaat uit 12 algemene vermeldingen:

- datum van uitreiking;

- een specifiek nummer;

- in voorkomend geval het in lid 1, onder c) bedoelde BTW-identificatienummer van de belastingplichtige en zijn opdrachtgever;

- een beschrijving van de goederen of diensten;

- de naam en het volledige adres van de belastingplichtige en zijn opdrachtgever;

- de hoeveelheid geleverde goederen of, indien noodzakelijk, de omvang van de verrichte diensten;

- de datum waarop de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht;

- de plaats (het land) waar de goederen zijn geleverd of de diensten zijn verricht;

- de maatstaf van heffing voor elk tarief;

- het toe te passen tarief;

- het te betalen BTW-bedrag;

- het te betalen totaalbedrag.

De lijst bevat ook nog de volgende voorwaardelijke vermeldingen:

- in geval van een vrijstelling, een verwijzing naar de bepaling in deze richtlijn die deze vrijstelling rechtvaardigt;

- in geval van de levering van nieuwe vervoermiddelen, de in artikel 28 bis, lid 2, opgesomde gegevens;

- wanneer het winstmargestelsel wordt gehanteerd een verwijzing naar artikel 26 of 26 bis;

- wanneer de bepalingen van artikel 28 quater, deel E, punt 3, van toepassing zijn, een uitdrukkelijke verwijzing naar deze bepalingen en het BTW-identificatienummer waaronder de belastingplichtige de intracommunautaire verwerving en de hierop volgende levering van de goederen heeft verricht en het BTW-identificatienummer van de ontvanger van deze goederen.

3.2.3. De BTW-geregistreerden in alle lidstaten moeten zich aan deze lijst houden en voor BTW-doeleinden mag geen enkele andere vermelding verplicht worden gesteld. Uiteraard staat het de aangifteplichtigen vrij om extra vermeldingen toe te voegen. Daarnaast mogen de lidstaten van deze verplichte lijst afwijken in geval van lage facturen en ook mogen zij vermeldingen schrappen. Deze bepalingen hebben uitsluitend betrekking op nationale en niet op intracommunautaire transacties.

3.2.3.1. Tevens dient voor ogen te worden gehouden dat de lidstaten uit hoofde van de artikelen 22, lid 9, onder a) en 25, lid 4, nog altijd vereenvoudigingsmaatregelen kunnen nemen. Krachtens deze bepalingen kunnen zij namelijk bepaalde verplichte vermeldingen schrappen wanneer belastingplichtige handelingen verricht die zijn vrijgesteld krachtens de artikelen 13 en 15, d.w.z. wanneer hij onder de voor mkb's geldende vrijstellingsregelingen valt, een forfaitaire belaste landbouwer is of geen enkele intracommunautaire transactie verricht. Deze vrijheid voor de lidstaten blijft onaangetast.

3.2.4. Ook stelt de Commissie uitdrukkelijk voor dat bij verzending van een reeks facturen naar één en dezelfde afnemer de verplichte vermeldingen slechts één keer hoeven voor te komen wanneer deze op alle facturen betrekking hebben. Verder mogen de lidstaten geen voorwaarden stellen aan de ondertekening van de facturen, tenzij deze uitsluitend de technische veiligheid van elektronische facturering dienen.

3.2.5. Het is voor de Commissie geen probleem of de factuur in nationale munt of in euro luidt. Wel dient het af te dragen bedrag te worden geconverteerd in de nationale munteenheid middels gebruikmaking van de in artikel 11, C, lid 2, vastgestelde conversiemechanismen. Voorts stellen de lidstaten krachtens het subsidiariteitsbeginsel zelf vast in welke talen de facturen worden opgesteld. Deze bevoegdheid geldt uiteraard slechts voor facturen die door onder hun rechtsmacht vallende BTW-plichtigen worden uitgereikt en niet voor facturen die deze laatsten ontvangen.

3.3. Elektronische facturering [art. 22, lid 3, onder c)]

3.3.1. Krachtens artikel 22, lid 3, onder c) zal een factuur in beginsel verschillende vormen mogen aannemen: papier dan wel elektronisch (dit laatste onder voorbehoud van voorafgaande kennisgeving aan de adressaat op het moment dat de transactie wordt gesloten). Zo wordt voor zoveel mogelijk neutraliteit gezorgd. De Commissie denkt dat uitsluitend op basis van een dergelijk algemeen beginsel, waarbij geen lijst van toegestane technieken of methoden hoeft te worden opgesteld, een uit technologisch oogpunt neutrale en duurzame regeling kan worden gemaakt.

3.3.2. Zij is zich ervan bewust dat tijdens een eerste fase behoefte aan een systeem van voorafgaande kennisgeving kan bestaan, maar denkt dat, naarmate de nationale administraties meer ervaring opdoen, daarvan kan worden afgestapt. Zij stelt dan ook voor dat de lidstaten voorafgaande kennisgeving tot en met 31 december 2005 mogen voorschrijven. Dat mag evenwel geen belemmering opleveren en evenmin mag de fiscus van tevoren al weigeren of op voorlopige basis een opschortende termijn voorschrijven.

3.3.3. Het ontwerp bevat basisvoorwaarden voor de technische veiligheid van elektronische facturering. Deze dienen overigens zowel het belang van de aangevers, die beseffen dat elektronische facturen veilig moeten zijn, als dat van de fiscus, en behelzen de garantie dat:

- de herkomst van de factuur authentiek is;

- de inhoud ervan klopt.

3.3.3.1. Om aan deze twee voorwaarden te kunnen voldoen, moet elke elektronische factuur een "geavanceerde" elektronische handtekening bevatten, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen. Krachtens deze bepaling is een geavanceerde elektronische handtekening een elektronische handtekening die voldoet aan de volgende eisen:

- zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;

- zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;

- zij komt tot stand met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden; en

- zij is op zodanige wijze verbonden met de gegevens waarop ze betrekking heeft dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord.

3.3.3.2. Wat de aanvaarding, uit BTW-oogpunt, betreft van facturen die elektronisch worden verstuurd vanuit een derde land dat niet bij een wederzijdse bijstandsregeling is aangesloten, vindt de Commissie dat de lidstaten aanvullende voorwaarden moeten kunnen stellen.

3.3.3.3. BTW-plichtigen mogen met strengere voorwaarden werken en ook kunnen zij verder gaan bij de beveiliging van de inhoud van hun boodschappen door gebruik te maken van bijv. encryptietechnieken. De Commissie vindt echter niet dat dergelijke praktijken verplicht moeten worden.

3.4. Opslag van facturen [artikel 22, lid 3, onder d)]

3.4.1. Het is de bedoeling dat het begrip "verplichte bewaring van een dubbel" wordt vervangen door de meer algemene verplichting om de uitgereikte en ontvangen facturen "op te slaan". Dit ligt meer in lijn met de technologische ontwikkelingen op het gebied van elektronische facturering. De opslagtermijn zal daarbij door de lidstaten worden vastgesteld. Voorts is het recht van de lidstaat waar belastingplichtige is geregistreerd van toepassing wanneer wordt opgeslagen in een ander land dan waar hij is gevestigd.

3.4.1.1. Daarnaast is de Commissie van mening dat het de aangever vrij staat om de plaats van opslag te bepalen: deze kan binnen of buiten het land van vestiging liggen. Er gelden echter wel twee voorwaarden:

- de exploitant heeft vanuit zijn bedrijfsruimte te allen tijde gemakkelijke toegang tot alle in de facturen gegeven informatie, opdat alle eventuele vragen van de belastingdienst van zijn land zouden kunnen worden beantwoord;

- in de hele opslagperiode moeten de integriteit van de gegevens (...) en hun leesbaarheid worden gewaarborgd.

3.4.1.2. De desbetreffende facturen dienen elektronisch te worden opgeslagen en moeten vergezeld gaan van de geavanceerde elektronische handtekening.

3.4.2. Wordt opgeslagen in een derde land waarmee geen regeling voor wederzijdse bijstand is getroffen, dan kunnen de lidstaten desgewenst aanvullende voorwaarden stellen.

3.5. Artikel 1, lid 2

3.5.1. Krachtens artikel 22, lid 8, kunnen de lidstaten verdere verplichtingen voorschrijven om inning van de verschuldigde belasting te waarborgen en fraude te voorkomen. De Commissie stelt voor, dit lid te wijzigen en voor te schrijven dat voor facturering geen andere verplichtingen mogen worden opgelegd. De factureringsverplichtingen zijn inmiddels namelijk geharmoniseerd.

4. Opmerkingen

4.1. Het Comité kan zich vinden in onderhavig voorstel om de EG-wetgeving te actualiseren door elektronische facturering mogelijk te maken en steunt de voorgestelde harmonisatie van de inhoud van de factuur.

4.2. Het Comité heeft zich altijd achter de doelstellingen van het initiatief SLIM geschaard en beschouwt onderhavige Commissievoorstellen als een welkome verdere uitvoering van de beginselen van dit initiatief.

4.2.1. Ook heeft het er herhaaldelijk op gewezen dat verschillen in BTW-regelingen, interpretaties, eisen, usances en praktijken de Gemeenschap in 15 separate juridische en fiscale stelsels opdelen en grotere belemmeringen voor de intracommunautaire handel vormen dan uiteenlopende BTW-tarieven.

4.3. De Commissie stelt terecht dat uiteenlopende nationale BTW-regelingen bedrijven, met name mkb's, ontmoedigen om grensoverschrijdend zaken te doen, de mededinging scheef trekken en dus het functioneren van de interne markt belemmeren.

4.4. Iedere maatregel om de dispariteiten te verkleinen en dus meer uniformiteit in de situatie aan te brengen, dient gericht te zijn op verlaging van de administratieve kosten voor het Europese bedrijfsleven en, zoals de Commissie opmerkt, op verbetering van de concurrentiepositie van de Europese ondernemingen ten opzichte van bedrijven uit derde landen.

4.4.1. Het Comité deelt daarom de opvatting van de Commissie dat de voorwaarden voor zowel elektronische als papieren facturen op EG-niveau moeten worden geharmoniseerd ten einde de interne markt soepel te laten functioneren.

4.5. Ook hecht de Commissie terecht belang aan het elimineren van obstakels voor de opkomst van elektronische facturering. Het Europese bedrijfsleven mag immers niet achterop raken bij de technologische vooruitgang die wereldwijd steeds sneller voortschrijdt.

4.5.1. Ook het Comité vindt dat de wetgeving in dit verband technologisch neutraal dient te zijn, op een algemeen beginsel moet worden gebaseerd en geen limitatieve lijst van toegestane technologie dient te bevatten. Een dergelijke lijst zou immers toch snel door technologische vooruitgang worden achterhaald en dus voortdurend moeten worden geactualiseerd. Het had de voorkeur verdiend als de Commissie een zelfde aanpak zou hebben gevolgd in haar voorstellen inzake de belastingheffing op de elektronische handel in plaats van met lijsten te komen van leveringen die onder dat voorstel vielen.

4.5.2. Handelaren die elektronisch factureren en opslaan, dienen alert te zijn op het risico dat de vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens kan worden geschonden.

4.6. Voorts kunnen sommige nationale administraties elektronische facturering momenteel niet toestaan, omdat zij eenvoudigweg niet over de nodige technologie beschikken om controles uit te voeren. Waarschijnlijk zullen er daarom afwijkingen moeten worden toegestaan of zal met de tenuitvoerlegging van de voorstellen dienen te worden gewacht totdat de desbetreffende administraties hun achterstand hebben ingehaald. Het Comité hoopt dat er een zo kort mogelijke periode voor afwijkingen of uitstel zal gelden.

4.7. Het Comité neemt er nota van dat "deze nieuwe verplichte lijst slechts moet gelden voor gevallen waarin er uit hoofde van de Zesde BTW-richtlijn een factureringsplicht bestaat, niet voor eventuele andere, in nationale wetgevingen vastgestelde gevallen". Het voegt daaraan toe dat de nationale fiscus niet bevoegd is om voor BTW-doeleinden verdere vermeldingen te eisen. Het hoopt dan ook dat de lidstaten deze beperking niet zullen proberen te omzeilen, door, onder voorwendsel van andere doeleinden, bijkomende vermeldingen te eisen.

4.7.1. De lijst van verplichte vermeldingen bevat een specifiek factuurnummer, maar de facturen hoeven niet in bepaalde volgorde te zijn genummerd. Het Comité denkt echter dat frauderisico's substantieel kunnen worden teruggedrongen door juist wel een volgorde voor te schrijven. Er kan dan namelijk efficiënter worden gecontroleerd omdat gemakkelijker valt vast te stellen of er facturen ontbreken. De lidstaten zouden daarom in ieder geval de vrijheid moeten krijgen om een volgorde verplicht te stellen.

4.8. De Commissie acht systemen voor voorafgaande aanmelding op de lange termijn terecht overbodig en stelt dan ook voor om deze per 1 januari 2006 af te schaffen.

4.9. Sommige lidstaten eisen momenteel dat gefactureerd wordt op papier dat wordt vervaardigd door leveranciers die door de nationale fiscus zijn erkend. Zolang een factuur aan de eisen van de richtlijn en andere verplichtingen voldoet, vindt het Comité dat het de belastingbetaler vrij dient te staan om zelf de vorm van de papieren drager van de factuur te bepalen. Genoemde verplichting is overigens onuitvoerbaar ten aanzien van elektronische facturen.

4.10. Het Comité kan zich zonder meer vinden in het voorstel van de Commissie om onderaanbesteding en eigenhandige facturering specifiek in de EG-wetgeving te erkennen. Dat belastingplichtigen de aanmaak van de factuur aan een ander kunnen overlaten, doet immers niets af aan het feit dat zij jegens de fiscus ervoor verantwoordelijk blijven dat gefactureerd wordt en dat de factuur aan alle wettelijke vereisten voldoet.

4.10.1. Het voorstel bevat een duidelijke grondslag voor periodieke facturering, waarbij de Commissie heeft bevestigd dat er geen verband bestaan met artikel 10, lid 2, van de Zesde richtlijn (regelmatige leveringen).

4.10.2. Met betrekking tot de voorgestelde regeling voor credit- en debetnota's denkt het Comité dat fraude kan worden tegengegaan wanneer de lidstaten mogen voorschrijven dat deze nota's worden voorzien van een kruisreferentie naar de facturen waarop ze betrekking hebben.

4.11. Het Comité is het met de Commissie eens dat de aangevers vrij behoren te zijn in de keuze van de materiële drager van de factuur en de plaats van opslag, waarbij ook buiten het land van vestiging kan worden opgeslagen. Wel moeten daarbij de door de Commissie geformuleerde voorwaarden gelden voor de bescherming van de juistheid van de gegevens en de garantie dat deze gemakkelijk voor controledoeleinden toegankelijk zijn. Wordt opgeslagen in een derde land waarmee de lidstaat in kwestie geen bilateraal akkoord heeft gesloten, dan bestaat er, bij afwezigheid van bijkomende, toereikend strikte voorwaarden, een frauderisico. Ook kunnen er moeilijkheden ontstaan wanneer facturen worden opgeslagen in een land dat met sommige lidstaten wel en met andere geen bilaterale overeenkomst is aangegaan.

4.11.1. Opslag in een derde land kan ook gevolgen voor gegevensbescherming hebben. In de richtlijn inzake gegevensbescherming is overdracht van persoonsgegevens naar landen die de EG-beginselen betreffende gegevensbescherming niet erkennen, verboden. In dit verband kunnen gegevens echter namen, adressen, postcodes, e-mail-adressen en andere voor facturering vereiste informatie bevatten.

4.12. Afgezien van de geavanceerde elektronische handtekening die uitsluitend dient om de technische veiligheid van elektronische facturen te garanderen, vindt ook het Comité dat de lidstaten geen eisen aan de handtekening op de factuur mogen stellen. De verplichtingen betreffende de geavanceerde elektronische handtekening zijn weliswaar wenselijk voor facturering via Internet, maar kunnen het bedrijfsleven, en vooral kleine ondernemingen, met lasten opzadelen in verband met EDI-systemen. Het vindt dan ook dat erover moet worden nagedacht, deze verplichtingen te schrappen wanneer een bedrijf opereert via een EDI-communicatiesysteem dat veilig en fraudebestendig is.

4.13. Het Comité maakt zich zorgen over de aanzienlijke inkomstenverliezen voor de lidstaten die uit de omvangrijke BTW-fraude voortvloeien. Geschat wordt dat deze verliezen voor de Gemeenschap als geheel boven de 35 miljard euro per jaar liggen. Daarom dient elke voorgestelde stelselwijziging gebaseerd te zijn op het uitgangspunt dat de ruimte voor fraude in ieder geval niet groter mag worden en bij voorkeur zelfs moet worden verkleind.

4.13.1. De Commissie stelt zich terecht op het standpunt dat haar voorstellen geen bedreiging voor de belastingautoriteiten vormen. Het Comité denkt echter wel dat zij nog nauwer zullen moeten gaan samenwerken. Samenwerking bleek in het verleden helaas bepaald niet een van de sterkste punten te zijn, een van de redenen waarom de deur voor fraude wijd open stond en de lidstaten dus een deel van hun inkomsten misliepen. Zolang er 15 verschillende belastingadministraties bestaan, kan uitsluitend effectief worden gecontroleerd door middel van vergaande wederzijdse samenwerking en bijstand. Daarbij doet het er niet toe welk BTW-stelsel van kracht is. In wezen kan niet aan de vaststelling worden ontkomen dat de nationale belastingdiensten de fraude in hoge mate zelf in de hand hebben gewerkt door zich onvoldoende op coördinatie toe te leggen, met als gevolg dat zij hun controle-instrumenten verre van optimaal konden benutten. Het Comité hoopt dan ook dat wederzijdse samenwerking en bijstand in de toekomst naar een veel hoger niveau zullen worden getild.

4.14. Iedere wijziging van het BTW-stelsel dient erop gericht te zijn om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, met name voor het MKB, zoveel mogelijk te verlichten, zonder echter afbreuk te doen aan de mogelijkheden van de fiscus om effectief te controleren. Wat onderhavige voorstellen betreft, zullen die lasten in sommige lidstaten toe- maar in andere lidstaten afnemen. Daarom denkt het Comité dat met onderhavig voorstel per saldo recht aan genoemde doelstelling wordt gedaan.

5. Conclusies

5.1. Het Comité kan zich nagenoeg volledig vinden in de door de Commissie voorgestelde aanpak. Een geharmoniseerd stelsel waarin dezelfde verplichtingen voor papieren en elektronische facturen gelden en geen onderscheid wordt gemaakt tussen nationale en grensoverschrijdende transacties verdient bijval. De nieuwe regels moeten voldoende flexibel zijn om in te kunnen spelen op de behoefte van zowel grote als kleine ondernemingen en niet achter te blijven bij de opkomst van nieuwe handelspraktijken en technologie.

5.2. Ook het Comité denkt dat de voorstellen zullen bijdragen tot de ontwikkeling van gestandaardiseerde, interoperabele elektronische factuurmodellen. Voorts zou het graag zien dat de desbetreffende werkzaamheden in een zo nauw mogelijke samenhang worden verricht met andere, wereldwijde, vereenvoudigingsinitiatieven (bijv. het OESO-project) die ertoe strekken, de opkomst van de elektronische handel te vergemakkelijken.

5.3. Wel wijst het er met klem op dat BTW-fraude dient te worden voorkomen. Voorts is het het met de Commissie eens dat de voorstellen de nationale belastingadministraties voldoende veiligheidsgaranties bieden en dat elektronische facturering controles vergemakkelijkt. Elektronische facturen kunnen nu eenmaal sneller en eenvoudiger worden gecontroleerd dan dikke ordners vol papier.

5.4. Het Comité beseft dat sommige lidstaten als gevolg van de voorstellen een deel van hun informatie-eisen met betrekking tot facturen zullen moeten laten vallen en dat sommige nationale regelingen versoepeld zullen moeten worden. Daar staat tegenover dat in andere lidstaten ondernemingen als gevolg van de geharmoniseerde voorschriften betreffende de inhoud van de factuur extra inlichtingen zullen moeten gaan verschaffen. Dergelijke offers zijn echter nodig om de interne markt te voltooien en uiteindelijk zullen deze bedrijfsleven en fiscus gelijke voordelen opleveren. Het doet dan ook een beroep op de lidstaten om de voorgestelde wijzigingen als een noodzakelijk uitvloeisel van harmonisatie en coördinatie ten behoeve van de interne markt te beschouwen.

5.5. Ten slotte spreekt het de hoop uit dat iedere afwijking die de lidstaten wordt verleend om elektronische facturering nog niet toe te staan, een zo kort mogelijke duur zal hebben.

Brussel, 26 april 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Simpler Legislation for the Internal Market - Eenvoudigere regelgeving voor de interne markt.

(2) COM(97) 618 def. van 24.11.1997.

(3) HvJ, 17 september 1997: "Finanzamt Osnabrück - Land v Bernhard Langhorst".

Top