Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51994AC1158

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, Richtlijn 92/81/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën en Richtlijn 92/82/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën"

    PB C 397 van 31.12.1994, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51994AC1158

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, Richtlijn 92/81/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën en Richtlijn 92/82/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën"

    Publicatieblad Nr. C 397 van 31/12/1994 blz. 0001


    Advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, Richtlijn 92/81/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën en Richtlijn 92/82/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (94/C 397/01)

    De Raad heeft op 7 september 1994 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 99 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft de heer Gafo Fernandez als algemeen rapporteur belast met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 319e Zitting (vergadering van 20 oktober 1994) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

    1. Inleiding en evaluatie van het voorstel

    1.1. De oorspronkelijke richtlijnen, waarop nu een aantal wijzigingen wordt voorgesteld, behelzen een regeling voor het voorhanden hebben en het in verkeer brengen van een reeks aardolieprodukten waarop een speciale belasting (accijns) wordt geheven. D.m.v. deze richtlijnen, die ervoor zorgen dat fiscale verplichtingen worden nagekomen, zijn bepaalde geharmoniseerde minimumbelastingtarieven voor deze produkten ingevoerd (hetgeen overigens niet wegneemt dat de in de diverse landen gehanteerde tarieven sterk uiteenlopen).

    1.2. Met het thans door de Commissie ingediende voorstel wordt beoogd de genoemde richtlijnen op een aantal punten te wijzigen, om zo de concrete werking ervan verder te verbeteren en te vereenvoudigen. Een en ander gebeurt in het licht van de ervaringen die de afgelopen twee jaar met de bestaande richtlijnen zijn opgedaan en vooral tegen de achtergrond van de vereenvoudigingen inzake grenscontroles en belastingheffing zoals die sinds 1 januari 1993 (inwerkingtreding van de interne markt) in het intracommunautaire verkeer zijn doorgevoerd.

    1.3. Het voorstel, dat enerzijds tot doel heeft de communautaire regeling te verduidelijken en lacunes daarin aan te vullen, en anderzijds strekt tot vereenvoudiging van de administratieve procedures die met het oog op het vrije verkeer van de produkten in kwestie moeten worden gevolgd, heeft een uitermate technisch karakter. Bij het formuleren ervan is niet alleen rekening gehouden met de ervaringen van de belastingautoriteiten in de lid-staten, maar is tot op zekere hoogte ook aandacht geschonken aan de op- en aanmerkingen van het bedrijfsleven en de gebruikers van de produkten.

    1.4. Op grond van bovenstaande constateringen spreekt het Comité een positief oordeel uit over het Commissievoorstel. Ten einde het vrij verkeer van de produkten in kwestie in de praktijk verder te vergemakkelijken, wenst het niettemin de volgende opmerkingen te maken.

    2. Algemene opmerkingen

    2.1. Het baart het Comité zorgen dat de huidige procedure voor het toekennen van vrijstellingen wordt gehandhaafd. Ook in het vervolg zal accijns achteraf - en niet, zoals wenselijk zou zijn, van te voren - worden teruggegeven. Een dergelijk systeem brengt voor bedrijven en eindgebruikers allerlei kosten en administratieve rompslomp met zich mee. In die gevallen waarin vrijstelling op communautair niveau verplicht zou worden, is het Comité dan ook van mening dat er in de hele Gemeenschap een geharmoniseerd systeem van vrijstelling vooraf zou moeten worden ingevoerd.

    2.2. Een probleem waarvoor evenmin een bevredigende oplossing wordt aangedragen, vormt de dubbele belastingheffing bij produkten die, nadat de accijns is voldaan, op de een of andere wijze worden aangetast of op oneigenlijke wijze worden vermengd, en daarom voor behandeling naar de erkende depothouder moeten worden teruggestuurd. Het Comité verzoekt de Commissie met klem oplossingen voor dit probleem te zoeken en daarbij de hieronder volgende richtsnoeren in acht te nemen.

    2.3. Het Comité spreekt ten slotte zijn bezorgdheid uit over het feit dat bepaalde soorten niet-conventionele koolwaterstoffen, die een substituut kunnen vormen voor traditionele, aan accijns onderworpen produkten, fiscaal mogelijkerwijs een gunstiger behandeling ten deel valt, omdat er geen accijns op wordt geheven. Het Comité stelt voor, het systeem dat voor additieven en niet-conventionele, als brandstof gebruikte produkten is voorzien, ook op traditionele produkten van toepassing te verklaren.

    3. Bijzondere opmerkingen

    3.1.

    Artikel 1, lid 5 van het richtlijnvoorstel

    Het Comité stelt voor, het derde streepje van het aan artikel 14 van Richtlijn 92/12/EEG toegevoegde lid 4 te schrappen. Er bestaat namelijk een duidelijke tegenstrijdigheid tussen lid 1 van dit artikel [op grond waarvan "(de) erkend entrepothouder wordt vrijgesteld voor de onder de schorsingsregeling opgetreden (...) verliezen"] en het derde streepje van het toegevoegde lid 4 (waaruit blijkt dat lid-staten geen of slechts een gedeeltelijke vrijstelling kunnen verlenen). Het Comité is van mening dat deze mogelijkheid voor het weigeren van vrijstelling of het toekennen van een gedeeltelijke vrijstelling moet komen te vervallen voor een hoeveelheid produkt die in werkelijkheid niet bestaat.

    3.2.

    Artikel 1, lid 6 punt d) van het richtlijnvoorstel

    Het Comité stelt voor, het eerste streepje van de nieuw ingevoegde tweede alinea van paragraaf 5 van richtlijn 92/12/EEG te schrappen, en de woorden "deze autoriteiten" in het tweede streepje van deze alinea te vervangen door "de bevoegde autoriteiten van de lid-staat van vertrek". Immers, hoewel de nieuw voorgestelde regeling ten opzichte van de oorspronkelijke procedure een aanzienlijke vereenvoudiging en verbetering betekent, kan het feit dat de lid-staat de verzender van te voren toestemming dient te geven, leiden tot onnodige vertraging en discriminatie. Dit kan worden voorkomen indien - overeenkomstig de bepaling van het tweede streepje van de nieuw voorgestelde alinea - de verzender de gegevens over de geadresseerde meteen na verzending aan de autoriteiten doorgeeft.

    3.3.

    Artikel 1, lid 12 punt b) van het richtlijnvoorstel

    In de ogen van het Comité zou de meest logische formulering hier zijn : "de tweede alinea van punt b) van lid 4".

    3.4.

    Artikel 2, lid 1 punt b) van het richtlijnvoorstel

    Het Comité stelt voor, aan het eind van de eerste zin toe te voegen : "alsmede alle andere ruwe koolwaterstoffen die worden gebruikt als vervanging voor produkten die aan accijns zijn onderworpen". Deze verduidelijking is nodig, omdat het onderhavige punt b) vervolgens voorziet in een algemene vrijstelling voor deze "ruwe koolwaterstoffen". De douanecodes waarnaar wordt verwezen, worden evenwel niet specifiek gedefinieerd, hetgeen kan leiden tot verschillen in fiscale behandeling en daarmee oneerlijke concurrentie in de hand kan werken.

    3.5. Het Comité is van mening dat het in paragraaf 2.1 van dit advies genoemde systeem van "vrijstelling met teruggaaf van accijns achteraf" d.m.v. de volgende wijzigingen zou kunnen worden verbeterd :

    3.5.1.

    Aan artikel 1, lid 10

    Van het richtlijnvoorstel zou een nieuw als volgt luidend punt a) moeten worden toegevoegd : "De laatste zin van de laatste alinea van lid 1 wordt geschrapt." De punten a) en b) moeten dan worden veranderd in respectievelijk b) en c).

    3.5.2.

    Aan artikel 2, lid 3

    Van het richtlijnvoorstel zou een nieuw als volgt luidend punt c) moeten worden toegevoegd : "Aan het eind van lid 8 wordt toegevoegd : 'met uitzondering van de in artikel 1 genoemde vrijstellingen'."

    3.6. Het Comité denkt dat het in paragraaf 2.2 van dit advies genoemde probleem van dubbele belastingheffing m.b.v. de volgende wijziging zou kunnen worden ondervangen :

    3.6.1.

    In artikel 1

    Van het richtlijnvoorstel zou een nieuw als volgt luidend lid 10 moeten worden ingelast : "10. Aan het eind van artikel 22, lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd : "indien een produkt waarop accijns is geheven voor behandeling naar de fabriek of naar het belastingdepot moet worden teruggestuurd, volgt teruggaaf van accijns naar ratio van de teruggestuurde hoeveelheid produkt."

    3.6.1.1. De leden 10, 11 en 12 moeten vervolgens worden doorgenummerd als respectievelijk 11, 12 en 13.

    Brussel, 20 oktober 1994.De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    Carlos FERRER

    Top