This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024R3118
Commission Regulation (EU) 2024/3118 of 10 December 2024 amending Regulation (EU) No 1408/2013 on the application of Articles 107 and 108 of the Treaty on the Functioning of the European Union to de minimis aid in the agriculture sector
Verordening (EU) 2024/3118 van de Commissie van 10 december 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
Verordening (EU) 2024/3118 van de Commissie van 10 december 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
C/2024/8789
PB L, 2024/3118, 13.12.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/3118/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
|
Publicatieblad |
NL L-serie |
|
2024/3118 |
13.12.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/3118 VAN DE COMMISSIE
van 10 december 2024
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 2, lid 1,
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Gelet op de ervaring die opgedaan is bij de toepassing van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie (2), is het passend het plafond voor de-minimissteun die één onderneming gedurende een periode van drie jaar per lidstaat mag ontvangen, te verhogen tot 50 000 EUR. Dit herziene plafond houdt rekening met verschillende factoren, met inbegrip van de opgedane ervaring, de specifieke inflatie in de landbouwsector sinds de wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 in 2019 (3) en de verwachte ontwikkelingen tijdens de geldigheidsduur van Verordening (EU) nr. 1408/2013. Het plafond is noodzakelijk om te garanderen dat onder Verordening (EU) nr. 1408/2013 vallende maatregelen kunnen worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. |
|
(2) |
Rekening houdend met de verplichting om informatie over verleende de-minimissteun te registreren in een centraal register op nationaal of Unieniveau, is het passend het nationale maximum te berekenen als 2 % van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse productie, per lidstaat. Het is ook raadzaam de berekening van het nationale maximum aan te passen om recentere jaren in aanmerking te nemen in overeenstemming met de geldigheidstermijn van Verordening (EU) nr. 1408/2013. Bijgevolg moet de termijn die wordt gebruikt om het gemiddelde van de hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie te berekenen, worden vastgesteld op de periode 2012-2023. |
|
(3) |
De criteria voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent voor leningen en garanties moeten bijgevolg worden aangepast overeenkomstig de verhoogde de-minimisplafonds. |
|
(4) |
Om in overeenstemming te zijn met Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie (4), moet de periode die in aanmerking moet worden genomen voor de beoordeling van de naleving van de in Verordening (EU) nr. 1408/2013 vastgestelde plafonds, worden gewijzigd van drie belastingjaren in drie jaar. Deze periode moet doorlopend worden beoordeeld. Bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun moet het totale in de drie voorgaande jaren aan de-minimissteun verleende bedrag in aanmerking worden genomen. |
|
(5) |
Het is de plicht van de Commissie erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en overeenstemmen met het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel van loyale samenwerking, De lidstaten moeten de vervulling van deze taak vergemakkelijken door de nodige instrumenten in te stellen om te waarborgen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat volgens de de-minimisregel aan één onderneming wordt verleend, alsmede het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat wordt verleend (“nationaal maximum”), de totale toelaatbare plafonds niet overschrijden. De lidstaten moeten de verleende steun monitoren om ervoor te zorgen dat die plafonds niet worden overschreden en de cumulatieregels worden nageleefd. Om aan die verplichting te voldoen en in overeenstemming met Verordening (EU) 2023/2831, moeten de lidstaten uiterlijk vanaf 1 januari 2027 volledige informatie over de verleende de-minimissteun verstrekken in een centraal register op nationaal of EU-niveau, en erop toezien dat het de-minimisplafond en het nationale maximum die in Verordening (EU) nr. 1408/2013 zijn vastgesteld niet door nieuwe steunverlening worden overschreden. Het centrale register zal de administratieve lasten voor ondernemingen helpen verminderen. Ondernemingen zullen niet langer verplicht zijn om alle andere ontvangen de-minimissteun bij te houden en aan te geven, zodra het centrale register gegevens voor een periode van drie jaar bevat. Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1408/2013 moet de controle op de naleving van de daarin vastgestelde plafonds in beginsel gebaseerd zijn op de informatie in het centrale register. |
|
(6) |
Elke lidstaat kan een nationaal centraal register opzetten. Bestaande nationale centrale registers die aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1408/2013 voldoen, mogen verder worden gebruikt. De Commissie zal op het niveau van de Unie een centraal register opzetten dat vanaf 1 januari 2026 door de lidstaten kan worden gebruikt. |
|
(7) |
Aangezien administratieve lasten en regelgevingsbelemmeringen een probleem vormen voor de meeste kmo’s en de Commissie ernaar streeft de uit rapportageverplichtingen voortvloeiende lasten met 25 % te verminderen (5), moet elk centraal register zo worden opgezet dat de administratieve lasten worden verminderd. Goede administratieve praktijken, zoals die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad (6), kunnen worden gebruikt als referentie voor het opzetten en beheren van het centrale register op Unieniveau en van de nationale centrale registers. |
|
(8) |
Evenzo is de Commissie van mening dat de monitoring van het sectorale maximum de administratieve lasten verhoogt, met name voor kmo’s. Om de administratieve lasten als gevolg van de rapportagevereisten te verminderen, is het daarom passend dat de Commissie niet langer zal vereisen dat het sectorale maximum wordt gemonitord. |
|
(9) |
Transparantieregels moeten zorgen voor een betere naleving van de regels, een sterkere verantwoordingsplicht, collegiale toetsing en uiteindelijk voor een doeltreffendere besteding van overheidsmiddelen. De bekendmaking van de naam van de begunstigde van de steun in een centraal register dient het rechtmatige belang van transparantie door het publiek te informeren over het gebruik van de middelen van de lidstaat. Het doet geen onnodige afbreuk aan het recht van begunstigden op bescherming van hun persoonsgegevens, mits de bekendmaking in het centrale register van persoonsgegevens in overeenstemming is met de Unieregels inzake gegevensbescherming (7). De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om specifieke vermeldingen te pseudonimiseren wanneer dat nodig is om te voldoen aan de Unieregels inzake gegevensbescherming. |
|
(10) |
Deze verordening omvat niet alle situaties waarin een maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet beïnvloedt en de mededinging niet vervalst of dreigt te vervalsen. Er kunnen situaties zijn waarin een begunstigde goederen of diensten levert aan een beperkt gebied (bv. een insulaire of ultraperifere regio) in een lidstaat en het niet waarschijnlijk is dat die begunstigde klanten van andere lidstaten aantrekt, en niet kon worden voorzien dat de maatregel meer dan een gering gevolg zal hebben voor de voorwaarden van grensoverschrijdende investeringen of vestigingen. Dergelijke maatregelen moeten per geval worden beoordeeld. |
|
(11) |
In het licht van de toegenomen behoefte om gebruik te maken van de-minimissteun en gezien het feit dat de huidige plafonds onnodig beperkend zijn, moet Verordening (EU) nr. 1408/2013 worden gewijzigd en moet haar geldigheidsduur worden verlengd tot en met 31 december 2032. |
|
(12) |
Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen meteen kunnen worden toegepast, moet deze verordening in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
|
(13) |
Verordening (EU) nr. 1408/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1408/2013 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
In artikel 1, lid 1, punt b), wordt de voetnoot vervangen door:
|
|
2) |
In artikel 2 worden de leden 3 en 4 geschrapt. |
|
3) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “ Artikel 3 De-minimissteun 1. Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en zijn derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag, indien zij aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoen. 2. Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, ligt niet hoger dan 50 000 EUR over een periode van drie jaar. 3. Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie jaar wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, ligt niet hoger dan het in de bijlage vastgestelde nationale maximum. 4. De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald. 5. Het de-minimisplafond en het nationale maximum als bedoeld in de leden 2 en 3 zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. 6. Voor de toepassing van het de-minimisplafond en het nationale maximum als bedoeld in de leden 2 en 3 wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun. 7. Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het tijdstip van de verlening ervan berekend. De rentevoet die bij discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is. 8. Wanneer het de-minimisplafond of het nationale maximum als bedoeld in de leden 2 en 3 door de toekenning van nieuwe de-minimissteun zouden worden overschreden, komt deze nieuwe steun in zijn geheel niet in aanmerking voor het voordeel van deze verordening. 9. In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming het toepasselijke de-minimisplafond of het toepasselijke nationale maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig. 10. Indien één onderneming in twee of meer afzonderlijke ondernemingen wordt opgesplitst, wordt de vóór de splitsing verleende de-minimissteun toegerekend aan de onderneming die de steun genoot; dat is in beginsel de onderneming die de activiteiten overneemt waarvoor de de-minimissteun werd gebruikt. Indien deze toerekening niet mogelijk is, wordt de de-minimissteun evenredig toegerekend op basis van de boekwaarde van het aandelenkapitaal van de nieuwe ondernemingen op het daadwerkelijke tijdstip van de splitsing.” |
|
4) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
5) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
6) |
Artikel 6 wordt vervangen door: “ Artikel 6 Monitoring en rapportage 1. De lidstaten zorgen ervoor dat met ingang van 1 januari 2027 informatie over verleende de-minimissteun wordt geregistreerd in een centraal register op nationaal of EU-niveau. Het centraal register bevat de identificatie van de begunstigde, het steunbedrag, de toekenningsdatum, de steunverlenende autoriteit, het steuninstrument en de betrokken sector op basis van de statistische classificatie van economische activiteiten in de Unie (“NACE-classificatie”). Het centrale register wordt zo opgezet dat de informatie gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek en dat tegelijkertijd de EU-regels inzake gegevensbescherming worden nageleefd, onder meer door, indien nodig, specifieke vermeldingen te pseudonimiseren. 2. De lidstaten registreren in het centraal register de in lid 1 bedoelde informatie over door een autoriteit in de betrokken lidstaat verleende de-minimissteun uiterlijk twintig werkdagen na de verlening van de steun. De lidstaten nemen passende maatregelen om de juistheid van de gegevens in het centraal register te waarborgen. 3. De lidstaten houden een register bij van de geregistreerde informatie over de-minimissteun gedurende tien jaar vanaf de datum waarop de steun is verleend. 4. Een lidstaat verleent pas nieuwe de-minimissteun overeenkomstig deze verordening nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de nieuwe de-minimissteun het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan de betrokken onderneming is verleend, niet zodanig doet toenemen dat de in artikel 3, leden 2 en 3, vastgestelde plafonds worden overschreden, en dat aan alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan. 5. Lidstaten die een centraal register op nationaal niveau gebruiken, dienen uiterlijk op 30 juni van elk jaar geaggregeerde gegevens in over de in het voorgaande jaar verleende de-minimissteun. De geaggregeerde gegevens bevatten het aantal begunstigden, het totale bedrag van de verleende de-minimissteun en het totale bedrag aan de-minimissteun per sector (aan de hand van de “NACE-classificatie”). Gegevens worden voor de eerste maal ingediend voor de-minimissteun die in de periode van 1 januari tot en met 31 december 2027 is verleend. De lidstaten kunnen bij de Commissie verslag uitbrengen over eerdere perioden indien de geaggregeerde gegevens beschikbaar zijn. 6. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen twintig werkdagen, of binnen de langere termijn die in het verzoek is vastgesteld, alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, en met name het totale bedrag aan de-minimissteun in de zin van deze verordening en andere de-minimisverordeningen dat een onderneming heeft ontvangen.” |
|
7) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
8) |
In artikel 8 wordt de tweede alinea vervangen door: “Zij is van toepassing tot en met 31 december 2032.”. |
|
9) |
Bijlage I wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
|
10) |
Bijlage II wordt geschrapt. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 december 2024.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/1588/oj.
(2) Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1408/oj).
(3) Bij Verordening (EU) 2019/316 van de Commissie van 21 februari 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 51 I van 22.2.2019, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/316/oj).
(4) Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L, 2023/2831, 15.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2831/oj).
(5) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Steunpakket voor kleine en middelgrote ondernemingen (COM(2023) 535 final van 12 september 2023).
(6) Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1724/oj).
(7) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/679/oj); Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1725/oj).
BIJLAGE
Maximale cumulatieve bedragen aan de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat, als bedoeld in artikel 3, lid 3
|
Lidstaat |
Maximumbedrag aan de-minimissteun (*1) (in miljoen EUR) |
|
België |
226,23 |
|
Bulgarije |
113,84 |
|
Tsjechië |
141,28 |
|
Denemarken |
260,65 |
|
Duitsland |
1 415,42 |
|
Estland |
26,97 |
|
Ierland |
227,86 |
|
Griekenland |
264,88 |
|
Spanje |
1 220,06 |
|
Frankrijk |
1 820,07 |
|
Kroatië |
59,25 |
|
Italië |
1 375,67 |
|
Cyprus |
16,45 |
|
Letland |
38,45 |
|
Litouwen |
81,70 |
|
Luxemburg |
11,28 |
|
Hongarije |
199,62 |
|
Malta |
2,70 |
|
Nederland |
680,95 |
|
Oostenrijk |
195,56 |
|
Polen |
682,85 |
|
Portugal |
214,27 |
|
Roemenië |
447,18 |
|
Slovenië |
30,11 |
|
Slowakije |
56,89 |
|
Finland |
99,45 |
|
Zweden |
148,40 |
|
Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland |
59,96 |
(*1) De maximumbedragen moeten worden berekend als 2 % van het gemiddelde van de drie hoogste waarden van de jaarlijkse landbouwproductie van elke lidstaat in de periode 2012-2023.
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/3118/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)