Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024H1238

    Aanbeveling (EU) 2024/1238 van de Commissie van 23 april 2024 over de ontwikkeling en versterking van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming in het belang van het kind

    C/2024/2680

    PB L, 2024/1238, 14.5.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2024/1238/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2024/1238/oj

    European flag

    Publicatieblad
    van de Europese Unie

    NL

    L-serie


    2024/1238

    14.5.2024

    AANBEVELING (EU) 2024/1238 VAN DE COMMISSIE

    van 23 april 2024

    over de ontwikkeling en versterking van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming in het belang van het kind

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De bescherming van kinderen tegen alle vormen van geweld is een belangrijke doelstelling van de Europese Unie. In artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is bepaald dat de Unie tot doel heeft de bescherming van de rechten van het kind te bevorderen. Dit grondrecht behoort tot de waarden waarop de Unie berust overeenkomstig artikel 2 VEU. Overeenkomstig artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) houdt dat recht in dat kinderen recht hebben op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn, en dat bij alle handelingen in verband met kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of particuliere instellingen, de belangen van het kind een essentiële overweging moeten vormen. Deze bescherming moet niet alleen binnen de Unie worden geboden, maar ook in de betrekkingen van de Unie met de rest van de wereld, overeenkomstig artikel 3, lid 5, VEU.

    (2)

    De bescherming van kinderen is ook een belangrijke doelstelling van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind (“VN-Verdrag”) (1), van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (2), alsook van andere internationale rechtsinstrumenten (3) en niet-bindende instrumenten op het niveau van de VN (4) en de Raad van Europa (5).

    (3)

    De handhaving en naleving van de rechten van het kind staan centraal in de EU-strategie voor de rechten van het kind (de strategie) (6). In de strategie heeft de Commissie zich ertoe verbonden “een initiatief voor het ondersteunen van de ontwikkeling en verbetering van geïntegreerde kinderbeschermingssystemen [te] presenteren” als een belangrijk resultaat om alle vormen van geweld tegen kinderen te bestrijden en de bescherming van kinderen te waarborgen.

    (4)

    In zijn resolutie van 2021 over de rechten van het kind (7) benadrukte het Europees Parlement hoe belangrijk het is om geïntegreerde nationale en transnationale kinderbeschermingssystemen te ontwikkelen en te versterken, die zijn uitgerust met middelen en uitvoerings- en monitoringsystemen. In de conclusies van de Raad over de EU-strategie voor de rechten van het kind van juni 2022 werd de lidstaten ook verzocht een geïntegreerde (gecoördineerde en multidisciplinaire) aanpak van kinderbescherming te volgen (8). Het Comité van de Regio’s wees er in zijn advies ook op dat het van cruciaal belang is om lokale en regionale autoriteiten te betrekken bij geïntegreerde kinderbeschermingssystemen (9).

    (5)

    Uit de raadpleging van meer dan 1 000 kinderen in het kader van het nieuwe EU-platform voor participatie van kinderen (10) over hun beschermingsbehoeften blijkt dat kinderbescherming nog steeds niet vanzelfsprekend is (11). Deze aanbeveling bouwt ook voort op een openbare raadpleging en een verzoek om input. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (“FRA”) heeft op verzoek van de Commissie ook de nationale systemen voor kinderbescherming in de Unie (12) en de werking hiervan in kaart gebracht. De belangrijkste resultaten worden uiteengezet in het empirisch onderbouwde werkdocument van de diensten van de Commissie bij deze aanbeveling.

    (6)

    Uit een belangrijke bevinding blijkt dat de nationale systemen voor kinderbescherming verschillen. Die systemen zijn ontworpen in lijn met de specifieke behoeften en toegewezen middelen en zijn gevormd door specifieke culturele, sociale en historische factoren, met verschillende niveaus van decentralisatie. Er zijn echter gemeenschappelijke uitdagingen, die bijvoorbeeld betrekking hebben op ontoereikend preventiebeleid en ontoereikende systemen voor vroegtijdige identificatie en het ontbreken van tijdige en alomvattende (met inbegrip van psychosociale) steun, met name voor kinderen met bijkomende beschermingsbehoeften, en monitoring. Het ontbreekt vaak aan coördinatiemechanismen die doeltreffende multidisciplinaire antwoorden bij alle ministeries of op alle bevoegdheidsniveaus waarborgen. Er zijn ook problemen met betrekking tot de beschikbaarheid en coördinatie van personele en financiële middelen. Hieruit blijkt duidelijk dat efficiëntere en sterker geïntegreerde systemen voor kinderbescherming nodig zijn.

    (7)

    Om een cultuur van nultolerantie voor geweld tegen kinderen te bevorderen, moet de kloof tussen internationale normen, politieke verbintenissen en actie worden gedicht en moeten alle relevante actoren in de hele samenleving worden gemobiliseerd (13). Dit zou voor elke vorm van geweld moeten gelden: alle vormen van fysiek of geestelijk geweld, letsel of misbruik, verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of uitbuiting, met inbegrip van seksueel misbruik, fysiek, online of in virtuele werelden (“geweld tegen kinderen”). Dergelijk geweld omvat bijvoorbeeld huiselijk geweld, mensenhandel, seksueel misbruik, gendergerelateerd geweld, met inbegrip van vrouwelijke genitale verminking en kinderhuwelijken, alsook alle vormen van pesten en lijfstraffen. In dit verband heeft deze aanbeveling voornamelijk tot doel de ontwikkeling van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming in de lidstaten te bevorderen en de werking ervan te versterken, en kinderbescherming als prioriteit van de Unie te bevorderen bij haar extern optreden.

    (8)

    Om beter in te spelen op de standpunten en behoeften van kinderen, wat centraal staat in deze aanbeveling, zouden de nationale systemen voor kinderbescherming contextspecifiek, kindgericht en op het meest geschikte bestuursniveau moeten worden uitgevoerd. De lidstaten zouden de sectoroverschrijdende samenwerking en coördinatie tussen particuliere actoren, lokale, regionale en nationale autoriteiten en instellingen, organen en agentschappen van de Unie moeten vergemakkelijken om een gelijke toegang tot diensten voor kinderbescherming te waarborgen. Het belang van het kind zou voorop moeten staan, terwijl naar de mening van kinderen wordt geluisterd. Een geïntegreerde aanpak zou ook preventie, vroegtijdige waarschuwing, melding, sectoroverschrijdende ondersteuning en monitoring met elkaar moeten verbinden.

    (9)

    Verschillende actoren, op verschillende bevoegdheidsniveaus en in verschillende sectoren, hebben specifieke verantwoordelijkheden op het gebied van kinderbescherming. Duidelijk omschreven rollen en nauwe coördinatie zijn van essentieel belang tussen alle relevante actoren, met name overheidsinstanties (op alle niveaus, afhankelijk van hun bevoegdheden), particuliere actoren en maatschappelijke organisaties. Relevante beroepsbeoefenaren en actoren bestrijken verschillende sectoren, zoals de sector onderwijs en opleiding (leerkrachten, opvoeders, ondersteunende diensten op alle niveaus, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie en opvang), de sociale sector (bv. maatschappelijk werkers, dienstverleners, aanbieders van residentiële en pleegzorg), de gezondheidssector (met inbegrip van de geestelijke gezondheid), justitie en rechtshandhaving (bv. advocaten, rechters, politie, beroepsbeoefenaren die werkzaam zijn in gesloten of semi-gesloten accommodaties), de sector asiel en migratie, diplomatieke en consulaire bescherming, de digitale sector, sport, vrije tijd, media of cultuur, de financiële sector, het bedrijfsleven en de milieusector, alsook traditionele en religieuze leiders. Gezinnen en gemeenschappen spelen een centrale rol bij de bescherming van kinderen, evenals kinderen zelf.

    (10)

    De grote verscheidenheid aan instrumenten waarover de lidstaten beschikken, ook op het niveau van de Unie (wetgeving, beleid en financiering), kan helpen om de systemen voor kinderbescherming beter te integreren en robuuster te maken. Met deze aanbeveling wordt derhalve voortgebouwd op het relevante acquis van de Unie inzake kinderrechten en op niet-bindende maatregelen die op dit gebied zijn genomen (14). De aanbeveling heeft tot doel een holistische en horizontale aanpak van kinderbescherming tot stand te brengen, waarbij de reeds bestaande wetgeving en maatregelen worden gebundeld om de systemen voor kinderbescherming op een meer geïntegreerde manier te laten werken, waarbij kinderen centraal staan.

    (11)

    Het bevorderen van gelijkheid en inclusie in onze samenleving is een belangrijk instrument om geweld te voorkomen. Kinderen met kenmerken die verband houden met de oorzaken van discriminatie, krijgen vaker te maken met pesten. Kinderen met een handicap lopen bijvoorbeeld een groter risico om slachtoffer te worden van geweld en misbruik, zowel in hun thuisomgeving als in instellingen (15). 11 % van de lhbti-kinderen in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar had in de 5 jaar voor de enquête van 2019 te maken met een fysieke of seksuele aanval omdat zij lhbti-personen waren (16). Kinderen die getuige zijn van racisme en niet zichzelf durven zijn, ontwikkelen eerder sociaal-emotionele problemen dan kinderen voor wie dit niet geldt. Dit is met name het geval onder Romakinderen, die in hun dagelijks leven vaak te maken hebben met discriminatie, zigeunerhaat en sociaaleconomische uitsluiting (17). Het is daarom essentieel dat geïntegreerde systemen voor kinderbescherming inclusief zijn en ervoor zorgen dat alle kinderen altijd gelijk en zonder discriminatie worden behandeld, in overeenstemming met de vijf strategieën van de Commissie inzake de Unie van gelijkheid (18), de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (19), en het actieplan voor integratie en inclusie (20). De gezamenlijke mededeling “Geen plaats voor haat” heeft tot doel de inspanningen van de EU ter bestrijding van haat in al zijn vormen op te voeren (21).

    (12)

    Ondersteuning voor de geestelijke gezondheid en psychologische ondersteuning zijn constitutieve elementen in elk stadium van kinderbescherming. De mededeling van de Commissie betreffende een alomvattende aanpak van geestelijke gezondheid (22) is gericht op het verbeteren van de geestelijke gezondheid van kinderen. De Commissie beschouwt de jeugd als een bepalende fase voor de geestelijke gezondheid gedurende het hele leven. In een schoolbrede benadering van welzijn zijn geestelijke gezondheid en geweldloze taal van cruciaal belang om pesten, met inbegrip van cyberpesten, en geweld te voorkomen, in samenwerking met beroepsbeoefenaren in de geestelijke gezondheidszorg en gezinnen. Dit wordt in het bijzonder benadrukt door de deskundigengroep van de Commissie inzake ondersteunende leeromgevingen voor groepen die het risico lopen ondermaats te presteren en voor het ondersteunen van welzijn op school (23), die bijdraagt tot de verwezenlijking van de Europese onderwijsruimte tegen 2025 (24). Met deze werkzaamheden wordt de uitvoering ondersteund van de aanbeveling van de Raad van 28 november 2022 over trajecten naar succes op school (25).

    (13)

    Een van de belangrijkste bepalende factoren voor sociale uitsluiting bij kinderen is de ongelijke toegang tot essentiële diensten. Zij zijn essentieel voor het welzijn van kinderen en voor de ontwikkeling van hun sociale, cognitieve en emotionele vaardigheden. De Europese pijler van sociale rechten (26) bepaalt in het 11e beginsel dat alle kinderen recht hebben op betaalbare en kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie (kleuteronderwijs) en zorg (kinderopvang), en recht op bescherming tegen armoede, en bepaalt dat kinderen uit kansarme milieus recht hebben op specifieke maatregelen ter bevordering van gelijke kansen. Daarnaast wordt de lidstaten in Aanbeveling (EU) 2021/1004 van de Raad (27) tot instelling van een Europese kindergarantie verzocht sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden door de doeltreffende toegang van kinderen in nood tot een reeks essentiële diensten, zoals onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting, te waarborgen. Dit geldt met name voor kinderen uit kwetsbare gezinnen of een gezinssituatie waarin sprake is van geweld of misbruik. De Europese pijler van sociale rechten, de Europese kindergarantie en de Europese zorgstrategie (28) bieden een alomvattend EU-beleidskader om de toegang tot basisdiensten voor kinderen in kwetsbare situaties of uit kansarme milieus te waarborgen. Met de aanbeveling van de Raad over voor- en vroegschoolse educatie en opvang (29) worden de lidstaten ook ondersteund bij hun inspanningen om de toegang tot en de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie en opvang te verbeteren. In de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (30) werd eraan herinnerd dat een derde van de jongeren in Europa een risico loopt op armoede en sociale uitsluiting, wat gevolgen heeft voor de uitoefening van hun sociale rechten. Vele jongeren hebben nog steeds te kampen met meerdere vormen van discriminatie, vooroordelen en haatmisdrijven. Het is daarom van cruciaal belang om ongelijkheden aan te pakken en te streven naar gelijke kansen voor de jongste generaties van Europa, met inbegrip van de meest gemarginaliseerde en uitgesloten jongeren.

    (14)

    Kindermisbruik en seksuele uitbuiting zijn misdrijven die zich ontwikkelen en die in de Unie steeds vaker voorkomen. In deze aanbeveling komt het belang van de toezegging van de Unie tot uiting om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik, zowel online als offline. In de EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (31) wordt op holistische wijze naar dit misdrijf gekeken, waarbij alle relevante instrumenten worden ingezet en alle relevante belanghebbenden, van overheidsinstanties tot de particuliere sector, worden gemobiliseerd. Als onderdeel van deze strategie heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (32), dat aanbieders van onlinediensten zou verplichten de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen en grooming van kinderen te voorkomen. De richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (33) voorziet in definities van strafbare feiten en sancties op het gebied van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en voorziet in verplichtingen voor de lidstaten met betrekking tot de preventie van deze misdrijven en de bijstand en ondersteuning voor slachtoffers. Als onderdeel van de strategie heeft de Commissie een voorstel tot herziening van deze richtlijn aangenomen (34).

    (15)

    Kinderen moeten zowel in fysieke als in digitale omgevingen worden beschermd tegen risico’s zoals (cyber-)pesten en intimidatie. Dit wordt met name benadrukt in de conclusies van de Raad over digitale empowerment ter bescherming en handhaving van de grondrechten in het digitale tijdperk (35) en over het ondersteunen van welzijn in digitale educatie (36). De Europese strategie voor een beter internet voor kinderen plus (37) (BIK+) heeft tot doel ervoor te zorgen dat kinderen in het nieuwe digitale decennium online worden beschermd, worden gerespecteerd en leren opkomen voor zichzelf, terwijl de bescherming van minderjarigen een belangrijk punt van zorg is in het wetgevings- en beleidskader, bijvoorbeeld de digitaledienstenverordening (38), de richtlijn audiovisuele mediadiensten (39), de algemene verordening gegevensbescherming (40) en het EU-initiatief voor Web 4.0 en virtuele werelden (41). In het kader van BIK+ blijft de Commissie strijden tegen cyberpesten, met name via de werkzaamheden van de EU gecofinancierde centra voor veiliger internet (SIC’s), die hulplijnen aanbieden, alsook opleiding en middelen die in formele en informele onderwijsomgevingen kunnen worden gebruikt.

    (16)

    Om de doeltreffende uitoefening van de rechten van kinderen te vergemakkelijken, zou in de nationale rechtsstelsels van de lidstaten rekening moeten worden gehouden met hun behoeften als slachtoffer, verdachte, beklaagde of veroordeelde persoon, getuige of andere partij in een gerechtelijke procedure. De richtlijn slachtofferrechten (42), de richtlijn betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (43)en de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) (44) bevatten expliciet specifieke rechten en waarborgen voor kinderen die daaronder vallen, of beogen deze te bevorderen. Voor slachtoffers van misdrijven is een gerichte, geïntegreerde aanpak met meerdere instanties nodig om minderjarige slachtoffers te ondersteunen en te beschermen, met aan de leeftijd aangepaste diensten. Voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn, zou een multidisciplinaire aanpak moeten worden gevolgd, met name voor de individuele beoordeling van de specifieke omstandigheden, behoeften en kwetsbaarheden van het kind. In deze aanbeveling komt daarnaast het belang van de alimentatieverordening (45) en de verordening Brussel II ter (46) tot uiting, door de grensoverschrijdende justitiële samenwerking in burgerlijke zaken in verband met kinderen binnen de Unie te versterken. De krachtens de verordening Brussel II ter aangewezen centrale autoriteiten spelen een rol bij het verlenen van bijstand in grensoverschrijdende kinderbeschermingszaken. Kinderen worden ook slachtoffer van mensenhandel voor alle vormen van uitbuiting (47). Kinderen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, worden in de richtlijn inzake de bestrijding van mensenhandel (48) als bijzonder kwetsbaar beschouwd en vormen een bijzonder aandachtspunt van de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel 2021-2025. De kinderhulplijnen (116 111), de meldpunten voor vermiste kinderen (116 000) en andere nationale (kinder)hulplijnen en meldpunten spelen een rol in systemen voor kinderbescherming.

    (17)

    De bescherming van de rechten van migrerende kinderen, met inbegrip van niet-begeleide kinderen die internationale bescherming zoeken, vereist voortdurende inspanningen om de zorgpunten aan te pakken. Geweld vormt een dagelijkse bedreiging voor kinderen die zich verplaatsen, met name voor kinderen die onbegeleid reizen of van hun familie gescheiden zijn (49). Migranten- en vluchtelingenkinderen zijn bijzonder kwetsbaar en hebben specifieke en passende bescherming nodig, zoals benadrukt in de mededeling over de bescherming van migrerende kinderen (50). Kinderen zijn nog kwetsbaarder wanneer zij niet worden begeleid of van hun familie gescheiden zijn. Naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zet de Commissie zich volledig in voor het ondersteunen van de lidstaten bij de bescherming van ontheemde Oekraïense kinderen op het grondgebied van de EU (51). Dit omvat het ondersteunen van meldpunten voor vermiste kinderen en kinderhulplijnen, het helpen waarborgen van hun integratie in de nationale onderwijsstelsels en het verstrekken van richtsnoeren aan de lidstaten om ervoor te helpen zorgen dat ontheemde kinderen snel in contact worden gebracht met nationale systemen voor kinderbescherming (52).

    (18)

    In het migratie- en asielpact, dat wacht op definitieve goedkeuring door de Raad (53), wordt voorzien in nieuwe waarborgen en verplichtingen inzake de bescherming van kinderen, die voor de inwerkingtreding ervan zullen moeten worden geoperationaliseerd. Het belang van het kind blijft centraal staan in het volledige EU-asielacquis, waarin het een eerste overweging zou moeten zijn. De lidstaten zouden alle bijzondere voorzieningen moeten identificeren en onderbrengen die minderjarige asielzoekers nodig kunnen hebben nadat zij de grens hebben overschreden, rekening houdend met de continuïteit en de stabiliteit van de zorg. In het pact worden de termijnen voor de benoeming van kindervertegenwoordigers verkort en worden de normen met betrekking tot hun opleiding en kwalificatie en het toezicht aangescherpt, waarbij tevens is vastgelegd dat rekening moet worden gehouden met de standpunten van kinderen en dat kindvriendelijke informatie moet worden verstrekt. Daarnaast worden hierin de termijnen in verband met de toegang van alle kinderen tot onderwijs verkort en wordt de toegang van kinderen tot gezondheidszorg uitgebreid zodat zij dezelfde soort gezondheidszorg krijgen als minderjarige onderdanen van de lidstaten. Het pact bevat sterkere waarborgen voor minderjarigen met betrekking tot detentie, waarbij wordt gespecificeerd dat kinderen in de regel niet in bewaring mogen worden gehouden. Zoals benadrukt in het actieplan voor integratie en inclusie (54), is de overgang naar steun voor volwassenen ook een essentieel aspect waarmee in het systeem voor kinderbescherming rekening zou moeten worden gehouden, om de beste en duurzaamste overgang te waarborgen.

    (19)

    De Unie biedt ruime financieringsmogelijkheden om kinderen te helpen beschermen tegen alle vormen van geweld. Er zijn Uniemiddelen beschikbaar om de ontwikkeling en versterking van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming in de lidstaten en andere relevante maatregelen te ondersteunen. Om de navigatie van de verschillende programma’s te vergemakkelijken, heeft de Commissie één toegangspoort voor middelen van de Unie opgezet en gebruikers in staat gesteld relevante financieringsmogelijkheden te vinden (55). Begunstigden van Uniefinanciering zijn verplicht om bij de uitvoering van dergelijke financiering de waarden, beginselen, toepasselijke wetgeving en contractuele bepalingen van de Unie te eerbiedigen. De Commissie heeft maatregelen genomen om de naleving te ondersteunen en mogelijke schendingen aan te pakken. Voor de EU-fondsen die onder de verordening gemeenschappelijke bepalingen (56) vallen, moeten de lidstaten bovendien voldoen aan de horizontale randvoorwaarden van het Handvest en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD). Bijgevolg moeten de lidstaten doeltreffende mechanismen invoeren om ervoor te zorgen dat de door die fondsen van de Unie ondersteunde programma’s en de uitvoering ervan in overeenstemming zijn met het Handvest en het UNCRPD.

    (20)

    De Commissie verleent ook gerichte financiële steun om geweld tegen kinderen, gendergerelateerd geweld tegen meisjes en huiselijk geweld te voorkomen en te bestrijden, en om slachtoffers van dergelijk geweld te beschermen in het kader van het onderdeel “Daphne” van het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden” (“CERV”) (57). Het onderdeel “Gelijkheid, rechten en gendergelijkheid” van het CERV-programma biedt verdere financieringsmogelijkheden om de rechten en participatie van kinderen te bevorderen en om discriminatie van bepaalde groepen kinderen te bestrijden. Ook met het programma “Justitie” (58) wordt de bescherming van kinderen ondersteund aan de hand van financieringsmogelijkheden, met name op het gebied van kindvriendelijke justitie.

    (21)

    Het instrument voor technische ondersteuning (59) biedt op verzoek technische expertise op maat voor het ontwerpen en uitvoeren van structurele hervormingen in de lidstaten. Dat gebeurt onder meer op het gebied van onderwijs, sociale diensten, migratie en grensbeheer, gezondheid en justitie, bijvoorbeeld ter ondersteuning van de uitvoering van kinderhuizen (Barnahus (60)). Geïntegreerde systemen voor kinderbescherming zijn ook een onderdeel van een vlaggenschipinitiatief van 2024 inzake de versterking van de democratie en de rechtsstaat (61). Sectoroverschrijdende hervormingen kunnen kinderarmoede en sociale uitsluiting aanpakken in het kader van het vlaggenschipinitiatief voor de uitvoering van de Europese kindergarantie, waarbij tegelijkertijd de mogelijkheid wordt geboden om technische ondersteuning aan meerdere landen te bieden.

    (22)

    Een aantal andere financieringsprogramma’s van de Unie kan betrekking hebben op andere specifieke kwesties in verband met de bescherming en het welzijn van kinderen. De geestelijke gezondheid van kinderen, vaccinatie en preventie van en zorg bij kanker bij kinderen kunnen met name worden aangepakt in het kader van het EU4Health-programma (62). Kinderarmoede en sociale uitsluiting vallen onder het Europees Sociaal Fonds Plus (63); kinderhandel en seksueel misbruik van kinderen onder het Fonds voor interne veiligheid (64); specifieke steun voor asiel, integratie of terugkeer van kinderen uit derde landen onder het Fonds voor asiel, migratie en integratie (65), en toegang tot niet-gesegregeerde diensten op het gebied van onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, sociale zorg en kinderopvang onder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (66). Hervormingen, investeringen en beleidsmaatregelen voor de volgende generatie kinderen en jongeren, zoals onderwijs en vaardigheden kunnen worden aangepakt in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (67). De Unie cofinanciert centra voor een veiliger internet in de lidstaten om bewustmakingsactiviteiten en middelen te verstrekken voor de onlineveiligheid van kinderen. Daarmee worden ook kinderen, verzorgers en opvoeders ondersteund aan de hand van advies- en melddiensten via kinderhulplijnen en meldpunten om materiaal van seksueel misbruik van kinderen te melden. Met Horizon Europa (68), het kaderprogramma van de Unie voor onderzoek en innovatie, worden ook diverse projecten in verband met de bescherming van kinderen ondersteund op thematische onderzoeksgebieden, zoals de preventie van seksuele uitbuiting van kinderen en huiselijk en seksueel geweld.

    (23)

    De inzet van de Unie voor de bescherming van kinderen komt ook tot uiting in haar externe optreden. In 2022 woonden ongeveer 468 miljoen kinderen (meer dan een op de zes) in een conflictgebied. In 2020 waren 160 miljoen kinderen (9,6 % van alle kinderen wereldwijd) het slachtoffer van kinderarbeid (69). Elke tien minuten sterft ergens in de wereld een tienermeisje als gevolg van geweld (70). De wijze waarop de Unie haar democratische en fundamentele rechten binnen de Unie bevordert en ondersteunt, ligt aan de basis van het optreden van de Unie voor de handhaving van de rechten en bescherming van kinderen wereldwijd. Het jongerenactieplan in het externe optreden van de EU (71) is gericht op het stimuleren van zinvolle participatie en empowerment van kinderen en jongeren in het externe optreden van de Unie. Het genderactieplan III (72) heeft tot doel alle vormen van gendergerelateerd geweld te bestrijden. Kinderbescherming is een belangrijke doelstelling van de richtsnoeren van de Unie ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind en over kinderen en gewapende conflicten (73). In het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024 (74) worden partnerlanden bijvoorbeeld verzocht om systemen voor de bescherming van kinderen op te zetten en te versterken en een nultolerantiebeleid ten aanzien van kinderarbeid te voeren; de voorgestelde verordening inzake een verbod op met dwangarbeid vervaardigde producten op de markt van de Unie zal hiertoe bijdragen. Deze toezegging kwam ook tot uiting in de mededeling over waardig werk (75), waarmee de strijd tegen kinderarbeid zal worden ondersteund.

    (24)

    Er is een grote behoefte om kinderen te beschermen tegen klimaatverandering en milieugevaren, zowel op het grondgebied van de EU als wereldwijd. Kinderen lopen een veel groter risico op ernstige schade dan volwassenen, met inbegrip van onomkeerbare en levenslange gevolgen en overlijden, als gevolg van de aantasting van het milieu (76), klimaatverandering, vervuiling en verlies aan biodiversiteit. Dit vergroot het risico van kinderen op ernstige schendingen van hun rechten in gewapende conflicten als gevolg van ontheemding, hongersnood en toenemend geweld (77). De verschillen in de effecten van klimaatverandering en aantasting van het milieu voor vrouwen, kinderen en kwetsbare groepen moeten worden aangepakt (78). In de richtsnoeren voor de aanpassingsstrategieën en -plannen van de lidstaten van 2023 (79) worden kinderen specifiek genoemd als belanghebbenden die een grotere kans hebben om de gevolgen van de klimaatverandering te ondervinden en die ook bij klimaatadaptatie moet worden betrokken. De partijen zouden bij hun optreden om klimaatverandering tegen te gaan, hun respectieve verplichtingen betreffende mensenrechten, met inbegrip van de rechten van kinderen, moeten eerbiedigen, moeten bevorderen en in acht moeten nemen (80). Met het kader voor de mondiale doelstelling inzake aanpassing, zoals vastgesteld tijdens de COP28 (81), worden de partijen aangemoedigd om te zorgen voor intergenerationele en sociale rechtvaardigheid, rekening houdend met kwetsbare groepen, waaronder kinderen. Dit vereist ook dat kinderen actief worden betrokken bij de besluitvorming over cruciale kwesties die van invloed zijn op de bescherming van hun rechten. Het perspectief van kinderen en jongeren maakt deel uit van de activiteiten in het kader van het Europees klimaatpact (82), en met name het netwerk van ambassadeurs en partners van het klimaatpact.

    (25)

    Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten. Kandidaat-lidstaten, aspirant-kandidaten voor toetreding tot de Unie en landen die onder het nabuurschapsbeleid van de Unie vallen, worden eveneens aangemoedigd deze aanbeveling te volgen,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    Voorwerp

    1.

    De lidstaten zouden doeltreffende, passende en evenredige maatregelen moeten nemen om geïntegreerde systemen voor kinderbescherming verder te ontwikkelen en te versterken met als doel kinderen te beschermen tegen elke vorm van geweld, dat wil zeggen alle vormen van fysiek of psychisch geweld, letsel of misbruik, verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of uitbuiting, met inbegrip van seksueel misbruik, fysiek, online of in virtuele werelden (“geweld tegen kinderen”).

    2.

    De lidstaten zouden een sterker geïntegreerde aanpak moeten hanteren die in het belang van het kind is. Een kind is iemand die jonger is dan 18 jaar (83).

    Kinderen centraal stellen in de systemen voor bescherming

    Kinderen als houders van rechten eerbiedigen, naar hun mening luisteren en hen op een kindvriendelijke manier informeren en het bewustzijn vergroten

    3.

    De lidstaten zouden het belang van het kind altijd voorop moeten stellen en ervoor moeten zorgen dat kinderen als houders van rechten worden erkend, geëerbiedigd en beschermd, met ononderhandelbare rechten op bescherming.

    4.

    De lidstaten zouden mechanismen op nationaal, regionaal en lokaal niveau moeten invoeren die kinderen in staat stellen vrijelijk en op een zinvolle, inclusieve, toegankelijke en veilige manier hun mening te geven over aangelegenheden die hen aangaan. In die aangelegenheden zouden de lidstaten kinderen mondiger moeten maken door rekening te houden met de mening van kinderen in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid, en door er met name voor te zorgen dat kinderen worden betrokken bij de ontwikkeling, monitoring en evaluatie van strategieën, beleid, programma’s en diensten op het gebied van de bescherming van kinderen.

    5.

    De lidstaten zouden de rechten en behoeften van kinderen, de empowerment van kinderen, en preventieve en beschermende maatregelen actief onder de aandacht moeten brengen. Dergelijke maatregelen zouden mogelijkheden moeten omvatten om onveilige situaties te melden en steun te ontvangen, met inbegrip van psychologische hulp, evenals informatie over specifieke risico’s in verband met elke vorm van geweld tegen kinderen, met inbegrip van seksueel misbruik van kinderen. De lidstaten zouden informatie moeten verstrekken aan het publiek, met inbegrip van kinderen, aan hun ouders en verzorgers, aan volwassenen die in contact komen met kinderen in alle sectoren en aan alle relevante belanghebbenden.

    6.

    De lidstaten zouden het gebruik van toegankelijke en kindvriendelijke taal, ook op school, moeten aanmoedigen en bevorderen via belanghebbenden en in mediacampagnes, ook op de sociale media. Deze taal zou moeten worden afgestemd op de leeftijd, rijpheid en behoeften van de betrokken kinderen.

    Zorgen voor inclusieve systemen voor kinderbescherming

    7.

    De lidstaten zouden passende maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat kinderen altijd worden behandeld zonder discriminatie en op een wijze die hun waardigheid beschermt. Een dergelijke behandeling zou moeten zijn afgestemd op hun leeftijd, rijpheid en mate van begrip, waarbij hun unieke persoonlijkheid, belangen en eventuele bijzondere behoeften in aanmerking zouden moeten worden genomen. De lidstaten zouden ernaar moeten streven dat alle kinderen, in al hun diversiteit, op hun gehele grondgebied, in stedelijke, landelijke en afgelegen gebieden of in de ultraperifere gebieden van de Unie, op voet van gelijkheid dezelfde rechten op toegang tot en het ontvangen van bescherming kunnen genieten. Krachtens artikel 21 van het Handvest is “iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid” verboden.

    8.

    De lidstaten zouden gerichte steun moeten verlenen aan specifieke groepen kinderen, zoals kinderen in nood, kinderen die specifieke nadelen ondervinden en kinderen die het risico lopen te worden gediscrimineerd of die specifieke risico’s lopen op geweld, zodat alle kinderen toegankelijke, kwalitatief hoogwaardige, kindvriendelijke diensten en zorg krijgen. De lidstaten zouden in het bijzonder aandacht moeten besteden aan de aanbevelingen die uiteen zijn gezet in de Europese kindergarantie en de in dit verband vastgestelde nationale actieplannen, onder meer door voldoende middelen toe te wijzen.

    9.

    De lidstaten worden aangemoedigd om relevante maatregelen met betrekking tot kinderen uit te voeren, onder meer door discriminatie van kinderen te bestrijden en hun bescherming te waarborgen, in het kader van de nationale actieplannen, acties en strategieën die zijn vastgesteld in het kader van de strategieën van de Commissie inzake de Unie van gelijkheid, de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven en het actieplan voor integratie en inclusie.

    Voorzien in de veiligheidsbehoeften van kinderen in zowel de fysieke als de digitale omgeving

    10.

    De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat kinderen veilig zijn en zich veilig voelen in alle fysieke ruimten, met name op school, ook in voor- en vroegschoolse educatie en opvang, of tijdens naschoolse activiteiten, culturele activiteiten en sport, alsook in openbare ruimten.

    11.

    De lidstaten wordt verzocht om het bewustzijn te vergroten over het belang van de bescherming van alle grondrechten, met inbegrip van de privacy en persoonsgegevens in de digitale omgeving en om informatie te verspreiden over de steun die beschikbaar is voor minderjarige slachtoffers van geweld in de digitale omgeving. De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat kinderen online veilig zijn en zich veilig voelen, onder meer maatregelen die de digitale geletterdheid en het veilige gebruik van digitale technologieën onder kinderen verbeteren door gebruik te maken van een toegankelijke taal die is afgestemd op hun leeftijd, rijpheid en behoeften, om het welzijn van kinderen in de digitale omgeving te waarborgen. Hieronder zouden ook bewustmaking en opleiding voor gezinnen en verzorgers en op school moeten vallen, te beginnen op jonge leeftijd, met de steun van relevante deskundigen, zoals de Centra voor een Veiliger internet.

    12.

    De lidstaten worden aangemoedigd om met de Commissie te blijven samenwerken om de bescherming, digitale empowerment en veiligheid van kinderen online te verbeteren, met name bij de uitvoering van de Europese strategie voor een beter internet voor kinderen plus en door te zorgen voor een doeltreffende handhaving van de digitale dienstenverordening. Speciale aandacht zou moeten worden gegeven aan bewustmakingsinitiatieven over nieuwe uitdagingen in verband met de veiligheid en het welzijn van kinderen die voortvloeien uit artificiële intelligentie, virtuele werelden, overmatige blootstelling aan digitale inhoud, digitale dreigingen (zoals haatzaaiende uitlatingen, cyberpesten, intimidatie, seksueel misbruik van kinderen, grooming en gewelddadige inhoud) of agressieve marketing, met name door middel van waarborgen ter bescherming van kinderen door ontwerp.

    De integriteit en de geestelijke gezondheid van kinderen beschermen

    13.

    De lidstaten wordt aanbevolen alle passende wetgevende, administratieve, sociale en educatieve maatregelen te nemen om de lichamelijke en geestelijke integriteit van kinderen te beschermen. Deze maatregelen zouden:

    (a)

    de volledige lichamelijke en geestelijke integriteit, de ontwikkeling en het welzijn van het kind moeten waarborgen, zowel in fysieke als in digitale omgevingen, met inachtneming van de kwetsbaarheden, eventuele bijzondere behoeften en risico’s op discriminatie van het kind;

    (b)

    kinderen moeten beschermen tegen ongepaste beïnvloeding als gevolg van commerciële belangen, zoals (digitaal) gokken, agressieve marketing, alcohol, tabak en ongezonde voedselconsumptie, en tegelijkertijd moeten voorkomen dat kinderen verslaafd raken en hen tegen verslaving moeten beschermen.

    14.

    De lidstaten zouden kinderen in hun nationale strategieën voor geestelijke gezondheid als prioritaire doelgroep moeten aanwijzen en uitgebreide ondersteuning moeten bieden, met inbegrip van de preventie van geestelijke stoornissen en psychologische hulp, om een omgeving te creëren waarin kinderen zich veilig voelen en waarin hun zorgen worden gehoord.

    15.

    De lidstaten zouden het bewustzijn rond gezondheid moeten vergroten, met inbegrip van geestelijke gezondheidsproblemen en de vaccinatie van kinderen. De lidstaten worden aangemoedigd om de uitvoering van toegankelijke, op kinderen gerichte programma’s voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie te vergemakkelijken en tijdige en passende medische zorg, psychosociale ondersteuning en educatieve bijstand te waarborgen voor kinderen die met een kankerdiagnose worden geconfronteerd. Zij zouden er ook voor moeten zorgen dat kinderen daadwerkelijk toegang hebben tot gezonde voeding en regelmatige lichaamsbeweging. Dergelijke programma’s zouden ook beschikbaar moeten zijn voor kinderen met een verslaving.

    16.

    De lidstaten zouden voldoende personele en financiële middelen moeten uittrekken voor het verlenen van de relevante gezondheidsondersteuning, met inbegrip van toegang tot psychologische hulp vanaf een vroeg stadium. Daartoe zouden de lidstaten optimaal gebruik moeten maken van de beschikbare middelen van de Unie.

    17.

    De lidstaten wordt aanbevolen om alle passende wetgevende, administratieve, sociale en educatieve maatregelen te nemen om pesten te voorkomen en kinderen te beschermen tegen pesten, met inbegrip van cyberpesten, door middel van uitgebreide plannen ter bestrijding van pesten. Dergelijke maatregelen zouden, naar behoren rekening houdend met de leeftijd en kwetsbaarheden van kinderen, gericht moeten zijn op het bestrijden van geweld, vooroordelen en discriminatie en het bevorderen van empathie en een positief en veilig klimaat van bescherming op en rond school, bij vrijetijdsactiviteiten en bij digitale activiteiten. Leerkrachten en opvoeders, onderwijsautoriteiten, gezondheidswerkers (ook in de geestelijke gezondheidszorg), leerlingen en gezinnen zouden moeten deelnemen aan de ontwikkeling van die maatregelen. Met deze maatregelen zou moeten worden gezorgd voor preventie en vroegtijdige identificatie en zou met betrekking tot het aanpakken van en het omgaan met pesten moeten worden voorzien in duidelijke richtsnoeren, opleidingen en praktische instrumenten zowel voor slachtoffers en omstanders, zoals leerkrachten, schoolpersoneel, coaches, leerlingen en ouders, als voor daders. Dergelijke maatregelen zouden ook het verstrekken van informatie moeten omvatten over de wijze waarop gevallen van pesten kunnen worden gemeld en hoe in deze gevallen kan worden ingegrepen, hoe hulp en ondersteuning kunnen worden gezocht en hoe misbruik en toxisch gedrag kunnen worden veranderd.

    Algemeen kader van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming

    Een samenhangend juridisch en beleidskader tot stand brengen en doeltreffend uitvoeren

    18.

    De lidstaten wordt verzocht geïntegreerde systemen voor kinderbescherming verder te ontwikkelen en te versterken, op basis van een alomvattend nationaal wettelijk en beleidskader, met name door:

    (a)

    nationale plannen te ontwikkelen om geweld tegen kinderen te bestrijden en hun bescherming te waarborgen;

    (b)

    verplichtingen vast te stellen voor alle relevante actoren in de relevante sectoren, zoals gezondheid, onderwijs en opleiding, sociale bescherming, justitie, rechtshandhaving, migratie en asiel, digitaal, sport, vrijetijdsbesteding, cultuur, media, financiën, bedrijfsleven en milieu, om de rechten van het kind volledig te eerbiedigen, te beschermen en na te leven, ook bij de uitvoering van maatregelen voor preventie, melding en bescherming en van doeltreffende ondersteuning om te voorzien in de behoeften van kinderen;

    (c)

    op alle niveaus de doeltreffende toepassing en uitvoering van de nationale en Uniewetgeving inzake kinderbescherming te waarborgen;

    (d)

    nieuwe wetgevings- en andere beleidsvoorstellen te beoordelen wat betreft de gevolgen ervan voor de bescherming van kinderen, zowel op de korte als op de lange termijn.

    Coördinatiestructuren en -mechanismen opzetten

    19.

    Om in de behoeften van kinderen te voorzien, zouden de lidstaten passende maatregelen moeten nemen om de coördinatie en samenwerking tussen alle betrokken ministeries en sectoren — en op de verschillende bevoegdheidsniveaus — op lokaal, regionaal en nationaal niveau en in grensoverschrijdende situaties te versterken. Deze samenwerking en coördinatie zouden gericht moeten zijn op het voorkomen van geweld tegen kinderen, het waarborgen van de bescherming van kinderen en het beter integreren van de nationale systemen voor kinderbescherming.

    20.

    De lidstaten zouden een interdisciplinaire aanpak van kinderbescherming moeten bevorderen waarbij alle actoren op het gebied van de bescherming van kinderen worden betrokken, met inbegrip van particuliere actoren, overheidsinstanties, het maatschappelijk middenveld, gezinnen, verzorgers en kinderen zelf, en tegelijkertijd gezinnen als primaire verzorgers moeten ondersteunen.

    21.

    De lidstaten zouden met name de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden tussen de openbare diensten en beroepsbeoefenaren op het gebied van kinderbescherming moeten verduidelijken en tegelijkertijd moeten zorgen voor hun multidisciplinaire coördinatie en samenwerking. De lidstaten zouden de naar behoren gereguleerde en gecontroleerde betrokkenheid van de particuliere sector en organisaties van het maatschappelijk middenveld moeten bevorderen, met name door middel van certificering, accreditatie, registratie en regelmatige doorlichting van accommodaties en beroepsbeoefenaren die zorg en diensten aan kinderen verlenen.

    22.

    De lidstaten worden ook aangemoedigd om een orgaan op te richten of aan te wijzen dat is belast met deze verantwoordelijkheden op het gebied van samenwerking en coördinatie, waarbij terdege rekening zou moeten worden gehouden met de bestaande nationale en regionale structuren en mechanismen.

    De coördinatie met regionale en lokale actoren bevorderen

    23.

    Gezien de belangrijke rol van regionale en lokale autoriteiten bij de bescherming van kinderen tegen geweld, moeten wat betreft alle aanbevelingen die in deze aanbeveling tot de lidstaten worden gericht, onder de lidstaten ook regionale en lokale autoriteiten worden begrepen, voor zover de kwestie onder hun respectieve verantwoordelijkheden valt.

    24.

    Er zou moeten worden gezorgd voor een doeltreffende coördinatie tussen nationale, regionale en lokale autoriteiten, onder meer door middel van de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken.

    25.

    In voorkomend geval zouden de nationale en regionale autoriteiten passende steun moeten verlenen aan lokale programma’s voor de bescherming van kinderen, met name wat betreft financiering, opleiding, passende en toegankelijke gebouwen, bescherming van kinderen en protocollen, bewustmaking en geïntegreerde ondersteuning en monitoring, waarbij alle relevante lokale sectoren, belanghebbenden en kinderen zelf worden betrokken en lokale interventies in de omgeving en de gemeenschap van het kind worden ondersteund.

    De personele en financiële middelen versterken

    26.

    De lidstaten zouden specifieke financiering moeten uittrekken om ervoor te zorgen dat de personele en financiële middelen die worden toegewezen aan diensten voor kinderbescherming, toereikend zijn om te zorgen voor een efficiënt geïntegreerd systeem voor kinderbescherming op nationaal, regionaal en lokaal niveau en in alle sectoren. Bij het waarborgen van een dergelijke toewijzing van middelen zouden de lidstaten gebruik moeten maken van instrumenten voor systematische monitoring voor kostenberekening en kindgerichte budgettering, onder meer door optimaal gebruik te maken van de beschikbare middelen van de Unie.

    27.

    De lidstaten zouden moeten zorgen voor een adequate toewijzing van middelen en voorwaarden om de aantrekkelijkheid van banen te waarborgen, met name door middel van personeelsplanning, ontwikkeling en ondersteuning, met inbegrip van ondersteuning voor de geestelijke gezondheid van beroepsbeoefenaren die met kinderen werken.

    28.

    De lidstaten zouden een cultuur van kinderrechten en verantwoordelijkheid van alle beroepsbeoefenaren en volwassenen die met kinderen in contact komen, moeten creëren. De lidstaten zouden moeten overwegen om systematisch beroepsprotocollen en -normen inzake kinderbeschermingsprocedures en waarborgen voor kinderbescherming te ontwikkelen, teneinde ervoor te zorgen dat alle organisaties die voor en met kinderen werken, beschikken over een robuust kinderbeschermingsbeleid en mechanismen voor het melden van gevallen van geweld.

    29.

    De lidstaten zouden kwaliteitskaders moeten bevorderen voor beroepsbeoefenaren op het gebied van kinderbescherming en volwassenen die met kinderen in contact komen, met als doel ervoor te zorgen dat beroepsbeoefenaren en praktijkmensen die op alle niveaus voor en met kinderen werken, met de nodige zorgvuldigheid worden gecontroleerd en aangeworven.

    30.

    De lidstaten zouden beroepsbeoefenaren op het gebied van kinderbescherming moeten voorzien van specifiek(e) multidisciplinair(e) en op inclusie gebaseerd(e) onderwijs, opleiding en richtsnoeren over specifieke competenties in verband met kinderrechten en kinderbeschermingsnormen. Deze zouden onderwijs, opleiding en richtsnoeren moeten omvatten over preventie, opsporing en doeltreffende reacties op vroegtijdige tekenen van geweld tegen kinderen en over kinderpsychologie en communicatie in een op de leeftijd afgestemde taal, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheden van kinderen. Er zou ook moeten worden voorzien in opleidingen over coördinatie- en samenwerkingsprotocollen op het gebied van kinderbescherming, met inbegrip van procedures en een indicatie van de taken en verantwoordelijkheden van beroepsbeoefenaren en autoriteiten. De lidstaten worden aangemoedigd om middelen van de beschikbare programma’s van de Unie voor bij- en omscholing te gebruiken en de beroepscompetenties van beroepsbeoefenaren op het gebied van kinderbescherming voortdurend te ontwikkelen.

    Uitgebreidere gegevensverzameling en versterking van de monitoring- en evaluatiesystemen

    31.

    De lidstaten zouden specifieke methodologieën voor gegevensbeheer moeten ontwikkelen om de monitoring- en evaluatiekaders van hun systemen voor kinderbescherming te verbeteren.

    32.

    De lidstaten zouden de verzameling van relevante officiële uitgesplitste statistieken en andere gegevens (uit administratieve bronnen en uit enquêtes en andere soorten kwalitatief en kwantitatief onderzoek) over geweld tegen kinderen en kinderbescherming moeten organiseren, met volledige inachtneming van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. De lidstaten zouden ook specifieke inspanningen moeten leveren om de analyse van trends verder te ontwikkelen door middel van periodieke gegevensverzameling, zodat tijdige vergelijkende analyses van geweld tegen kinderen en van de efficiëntie van systemen voor kinderbescherming mogelijk zijn, en om de verzameling van gegevens over vermiste kinderen in de Unie te verbeteren.

    33.

    De lidstaten wordt ook verzocht om in overeenstemming met de nationale en regionale bevoegdheden systemen voor monitoring en evaluatie te ontwikkelen, met inbegrip van indicatoren voor de rechten en het welzijn van kinderen. Deze monitoring en evaluatie zouden ervoor moeten zorgen dat de systemen voor kinderbescherming onafhankelijk worden gemonitord. Dit kan met name worden gewaarborgd door een onafhankelijke nationale instelling voor kinderrechten of ombudspersoon voor kinderen die over voldoende middelen beschikt.

    34.

    De lidstaten zouden onderzoek moeten verrichten naar geweld tegen kinderen en geïntegreerde systemen voor kinderbescherming. Om ervoor te zorgen dat de beschikbare gegevens kindspecifiek zijn, zouden kinderen rechtstreeks bij het onderzoek moeten worden betrokken, met de nodige procedurele waarborgen en gegevensbeschermingsmaatregelen, en zou moeten worden voorzien in passende en toegankelijke kindvriendelijke informatie, methoden en instrumenten. Deze laatste zouden moeten aansluiten op de ontwikkelingsfase van kinderen en hun culturele en taalkundige verscheidenheid en zouden toegankelijk moeten zijn voor kinderen met een handicap en van verschillende leeftijden en achtergronden. Bij de analyse van de onderzoeksresultaten zouden kinderen centraal moeten staan, waarbij prioriteit zou moeten worden verleend aan de perspectieven en ervaringen van kinderen bij de interpretatie van de resultaten en waarbij ervoor zou moeten worden gezorgd dat de stem en de behoeften van kinderen worden gehoord en zij centraal staan in het onderzoeksproces en de resultaten daarvan.

    Continuïteit van alomvattende en gecoördineerde diensten om in de behoeften van kinderen te voorzien

    De noodzaak van de proactieve en systematische preventie van alle vormen van geweld tegen kinderen

    35.

    De lidstaten zouden moeten voorzien in maatregelen voor een toereikende preventieve en vroegtijdige identificatie, vroegtijdige waarschuwing en vroegtijdige ondersteuning als onderdeel van hun geïntegreerde systemen voor kinderbescherming om geweld tegen kinderen te voorkomen.

    36.

    De lidstaten wordt verzocht een veilige en inclusieve omgeving in het onderwijs, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie en opvang, en in opleidingen te bevorderen, en tegelijkertijd discriminatie te bestrijden en in te spelen op specifieke kwetsbaarheden. De lidstaten zouden onder meer kinderen bewuster moeten maken van hun rechten en ondersteunende diensten, beroepsbeoefenaren moeten opleiden met betrekking tot vroegtijdige tekenen van geweld en protocollen, de geestelijke gezondheid en het welzijn van kinderen en leerkrachten moeten monitoren en ondersteunen, ervoor moeten zorgen dat relevante waarborgen en protocollen voor de bescherming van kinderen voorhanden zijn, en de inspanningen moeten coördineren tussen het onderwijs en andere sectoren om gezinnen en kinderen die door omstandigheden buiten school worden getroffen, ten volle te ondersteunen.

    37.

    De lidstaten wordt aanbevolen lijfstraffen voor kinderen in alle omgevingen te verbieden en geïntegreerde ondersteunende diensten voor kinderen en hun gezinnen te versterken. De lidstaten zouden gezinnen de nodige sociale bescherming en ondersteuning moeten bieden om de ontwikkeling en het welzijn van kinderen te waarborgen, onder meer door de doeltreffende preventie van dergelijke straffen en vroegtijdige interventie. De lidstaten zouden ook moeten voorzien in ouderschaps- en gezinsondersteuning, waarbij zij zouden moeten zorgen voor de nodige omstandigheden om de scheiding van gezinnen te voorkomen, in het belang van het kind.

    Zorgen voor melding en doorverwijzing van gevallen van geweld tegen kinderen

    38.

    De lidstaten zouden moeten voorzien in veilige, vertrouwelijke, kindvriendelijke en goed openbaar gemaakte klachten- en meldingsmechanismen die in overeenstemming zijn met de rechten van het kind, en met name het recht op privacy, onder meer in de vorm van hulplijnen die 24 uur per dag beschikbaar zijn, meldpunten en onlinediensten. Dergelijke mechanismen zouden toegankelijk moeten zijn, gebruik moeten maken van aan de leeftijd aangepaste taal en aangepast moeten zijn aan de specifieke behoeften van de kinderen. De lidstaten zouden passende maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat kinderen goed worden geïnformeerd over hun recht om van deze meldingsmechanismen gebruik te maken.

    39.

    De lidstaten wordt aanbevolen duidelijke regels vast te stellen voor het melden van gevallen van geweld tegen kinderen. Wanneer de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, bij het geweld betrokken is, of wanneer er een ander belangenconflict kan zijn tussen het minderjarige slachtoffer en de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, zouden de lidstaten rekening moeten houden met de belangen van het kind en ervoor moeten zorgen dat elke handeling waarvoor toestemming vereist is, niet afhankelijk is van de toestemming van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt.

    40.

    Beroepsbeoefenaren, en met name beroepsbeoefenaren die in nauw contact met kinderen werken in de sectoren kinderbescherming, onderwijs, kinderopvang en gezondheidszorg, zouden moeten worden verplicht een melding te maken bij de bevoegde autoriteiten indien zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat een strafbaar feit is gepleegd of waarschijnlijk zal worden gepleegd, in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht.

    41.

    Klachtenmechanismen zouden voor alle kinderen, personen die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor hen dragen of een andere geschikte volwassene die hun belangen behartigt, en derden beschikbaar moeten zijn om geweld tegen kinderen te melden.

    42.

    De lidstaten zouden uitgebreide multidisciplinaire verwijzingsmechanismen voor klachten met betrekking tot geweld tegen kinderen moeten opzetten die alle relevante sectoren bestrijken, met inbegrip van de gezondheidszorg (waaronder de geestelijke gezondheidszorg), sociale bescherming, onderwijs, justitie en rechtshandhaving.

    43.

    Die klachten-, meldings- en verwijzingsmechanismen zouden over voldoende middelen moeten beschikken en goed moeten worden gecoördineerd binnen een geïntegreerd systeem voor kinderbescherming om onnodige vertragingen bij de verleende steun te voorkomen.

    Zorgen voor een continuüm van multisectorale ondersteunende diensten voor gevallen van geweld tegen kinderen

    44.

    De lidstaten zouden moeten zorgen voor geïntegreerd beheer van dossiers met op de leeftijd afgestemde en holistische ondersteuning, zoals medische zorg, emotionele, psychologische en educatieve ondersteuning, en alle andere passende ondersteuning die de individuele omstandigheden van het kind vereisen. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat een geschikte volwassene wordt aangewezen die in contact staat met het kind om contact te onderhouden met de contactpersonen van de bevoegde autoriteiten.

    45.

    De lidstaten zouden moeten zorgen voor relevante coördinatie met de sociale diensten om bijstand en ondersteuning te verlenen aan minderjarige slachtoffers, hun familie en andere zorgverleners zodra de bevoegde autoriteiten over een redelijk gerechtvaardigde indicatie van geweld beschikken. Er zouden ook speciale programma’s voor steun en vroegtijdige interventie moeten worden opgezet voor kinderen die strafbare feiten hebben gepleegd of dreigen te plegen om redenen die duidelijk verband houden met hun gezins- of leefsituatie.

    Deïnstitutionalisering en de overgang naar kwalitatief hoogwaardige zorg en diensten in het gezin of de gemeenschap, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het belang van het kind

    46.

    De lidstaten zouden alle maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat bij het plaatsen van kinderen in alternatieve zorg prioriteit wordt gegeven aan gezins- en gemeenschapszorg, waarbij de belangen van het kind voorop staan, rekening houdend met de behoeften en wensen van elk kind. Armoede mag nooit de enige reden zijn om kinderen in alternatieve zorg te plaatsen.

    47.

    De lidstaten zouden moeten investeren in kwalitatief hoogwaardige, niet-residentiële diensten binnen het gezin of de gemeenschap, met inbegrip van toegankelijke huisvesting, om kinderen met een handicap en hun gezin zo vroeg mogelijk te ondersteunen om te voorkomen dat kinderen met een handicap in instellingen worden geplaatst en om hun volledige inclusie en participatie in de gemeenschap te ondersteunen.

    48.

    De lidstaten zouden nationale strategieën en programma’s moeten bevorderen om de deïnstitutionalisering en de overgang naar kwalitatief hoogwaardige zorg in het gezin of de gemeenschap voor kinderen zonder ouderlijke zorg en kinderen met een handicap te versnellen, in het belang van de kinderen. De lidstaten zouden goede praktijken voor de deïnstitutionalisering van kinderen met een handicap moeten goedkeuren en toepassen om de overgang van institutionele zorg naar ondersteunende diensten in de gemeenschap te versterken.

    49.

    Om de overgang naar deïnstitutionalisering in het belang van het kind te waarborgen, wordt de lidstaten verzocht het gebrek aan pleeggezinnen aan te pakken, met name voor kinderen in precaire situaties of met complexe behoeften, of om broers en zussen samen te houden. Er zouden met name passende middelen moeten worden toegewezen om te zorgen voor relevante ondersteunende diensten voor zorg in de gemeenschap of het gezin. Er zou ook moeten worden gezorgd voor een relevante doorlichting en monitoring en alles zou in het werk moeten worden gesteld om meervoudige plaatsingen van kinderen die niet bij hun familie van herkomst wonen, te voorkomen. Beste praktijken op het gebied van de overgang en de reïntegratie in het gezin van herkomst zouden in aanmerking moeten worden genomen. Het opvangen van kinderen die geen gezinszorg hebben op ontoereikende locaties (zoals hotel- of ziekenhuiskamers), zou moeten worden vermeden, tenzij er zo snel mogelijk een noodovergang plaatsvindt met de nodige beschermingswaarborgen.

    50.

    De lidstaten zouden ook uitgebreide steun- en voorbereidingsprogramma’s moeten aanbieden om kinderen en jonge volwassenen, met inbegrip van kinderen en jonge volwassenen met een handicap en niet-begeleide migrantenkinderen, te helpen bij de overgang uit de alternatieve zorg, het kinderrechtsstelsel of andere gesloten of semi-gesloten instellingen naar een zelfstandig leven en volledige inclusie in de gemeenschap. De lidstaten worden aangemoedigd om ervoor te zorgen dat nationale systemen voor kinderbescherming specifieke plannen ontwikkelen om mensenhandel te voorkomen, ook die van kinderen in residentiële of gesloten instellingen.

    Naar een steeds kindvriendelijkere justitie

    51.

    De lidstaten zouden de nodige maatregelen moeten nemen om tekortkomingen aan te pakken in verband met het vermogen van hun nationale rechtsstelsel om in de behoeften van kinderen te voorzien en om de doeltreffende uitoefening van hun rechten te vergemakkelijken. De lidstaten zouden er met name naar moeten streven om er, met inachtneming van de toepasselijke regels op grond van het nationale en het Unierecht, voor te zorgen dat:

    (a)

    gerechtelijke procedures waarbij kinderen betrokken zijn, zijn afgestemd op hun leeftijd, behoeften en kwetsbaarheden;

    (b)

    kinderen voor, tijdens en na de gerechtelijke procedure individueel worden beoordeeld en ondersteund, naargelang het geval en indien nodig op basis van de individuele omstandigheden van de zaak, in overeenstemming met hun specifieke behoeften, rekening houdend met hun leeftijd, rijpheid en mening;

    (c)

    kinderen kunnen profiteren van bijzondere beschermingsmaatregelen tijdens strafprocedures, waaronder het gebruik van communicatietechnologieën en andere technische instrumenten voor het verstrekken of het verkrijgen van bewijs, gezien hun bijzondere kwetsbaarheid, rekening houdend met een beoordeling van hun behoeften;

    (d)

    kinderen in gemakkelijk toegankelijke en kindvriendelijke taal informatie ontvangen over de wijze waarop zij toegang krijgen tot de rechter, algemene aspecten van het verloop van gerechtelijke procedures die hen aangaan en hun rechten in het kader van dergelijke procedures, rekening houdend met eventuele bijzondere behoeften;

    (e)

    kinderen worden gehoord in gerechtelijke procedures over alle aangelegenheden die hen aangaan, zodat zij daadwerkelijk in de gelegenheid worden gesteld hun mening te uiten, hetzij rechtstreeks, hetzij via een vertegenwoordiger; er zou rekening moeten worden gehouden met hun standpunten over kwesties die hen aangaan in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid, en secundaire victimisatie als gevolg van meerdere hoorzittingen en onderzoeken zou moeten worden vermeden;

    (f)

    kinderen toegang hebben tot rechtsbijstand, met inbegrip van kosteloze en doeltreffende rechtsbijstand in de vorm van juridisch advies en vertegenwoordiging in rechte, in alle fasen van de gerechtelijke procedure;

    (g)

    kinderen in alle fasen van de gerechtelijke procedure toegang hebben tot kosteloze tolk- en vertaaldiensten;

    (h)

    kinderen in grensoverschrijdende zaken toegang hebben tot videoconferenties of andere technologieën voor communicatie op afstand voor deelname aan de procedure en bewijsverkrijging;

    (i)

    kinderen gedurende de gehele gerechtelijke procedure worden begeleid door de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor hen draagt of door een andere geschikte volwassene;

    (j)

    de privacy en persoonsgegevens van kinderen die betrokken zijn bij een gerechtelijke procedure, worden beschermd;

    (k)

    de vrijheidsbeneming van kinderen, en met name van migrantenkinderen, altijd als laatste redmiddel wordt gebruikt, tot de kortst mogelijke termijn wordt beperkt en op een individuele beoordeling van het kind wordt gebaseerd, en dat er passende alternatieve maatregelen beschikbaar zijn;

    (l)

    de preventie van recidive wordt bevorderd aan de hand van de ontwikkeling van adequate preventie- en rehabilitatieprogramma’s voor personen die zijn veroordeeld voor een misdrijf dat geweld tegen kinderen inhoudt;

    (m)

    alternatieven voor gerechtelijke procedures, zoals herstelrecht, bemiddeling, buitengerechtelijke afdoening (in plaats van strafrechtelijke vervolging) en alternatieve geschillenbeslechting, beschikbaar zijn wanneer deze het belang van het kind kunnen dienen, maar zonder dat dergelijke alternatieven de toegang van het kind tot de rechter via gerechtelijke procedures belemmeren.

    52.

    De lidstaten zouden een gemeenschappelijk kader moeten vaststellen voor samenwerking en coördinatie tussen beroepsbeoefenaren die met of voor kinderen werken in gerechtelijke procedures of interventies waarbij kinderen betrokken zijn of die gevolgen voor kinderen hebben.

    53.

    De lidstaten zouden specifieke financiering moeten uittrekken om te voorzien in een gerichte samenwerking en coördinatie tussen verschillende instanties om kinderen te ondersteunen die in contact komen met het rechtsstelsel, en met name slachtoffers van misdrijven, onder meer door kinderhuizen op te richten in overeenstemming met het model van het kinderhuis (Barnahus) of een ander gelijkwaardig kinderrechtenvriendelijk model. De lidstaten zouden optimaal gebruik moeten maken van de beschikbare middelen en technische ondersteuning op het niveau van de Unie.

    54.

    De lidstaten zouden de samenwerking in kinderbeschermingszaken met grensoverschrijdende gevolgen moeten intensiveren, onder meer door bijstand te verlenen aan de centrale autoriteiten van de betrokken lidstaten die zijn aangewezen op grond van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad (84), bijvoorbeeld door de preventie-inspanningen op te voeren, door goede praktijken tussen de lidstaten uit te wisselen, met name in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, en door de transnationale samenwerking tussen de actoren die kinderen ondersteunen, te vergemakkelijken en te versterken.

    Specifieke maatregelen ter bescherming van migrerende kinderen

    55.

    Bij de uitvoering van het migratie- en asielpact en de daarmee samenhangende hervormingen van hun opvangstelsels zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de bescherming van kinderen centraal staat en dat voortdurend rekening wordt gehouden met de belangen van het kind. Dit omvat duidelijke en vroegtijdige procedures voor individuele beoordelingen van de belangen en de waarborg dat alle relevante procedures en opvangstelsels worden aangepast om prioritair rekening te houden met de leeftijd, behoeften en kwetsbaarheden van kinderen, in overeenstemming met het Unierecht en het internationaal recht. Geïntegreerde systemen voor het beheer van dossiers zouden de nodige synergieën moeten omvatten en maximaliseren van inspanningen en informatie tussen overheidsactoren en -instellingen, met inbegrip van nationale kinderbeschermingsdiensten en het maatschappelijk middenveld, en internationale organisaties, waarbij hun betrokkenheid bij operationele ondersteunings- en monitoringprocessen, met name aan de grenzen, wordt aangemoedigd. Er zouden bijzondere inspanningen moeten worden geleverd om ervoor te zorgen dat kinderen toegang hebben tot gespecialiseerde diensten en organisaties op afgelegen locaties.

    56.

    Als essentieel onderdeel van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming voor niet-begeleide kinderen zouden de lidstaten bijzondere inspanningen moeten leveren om de voogdijstelsels voor deze kinderen uit te breiden en te versterken, onder meer door te zorgen voor een snelle aanwijzing van voldoende wettelijke voogden of vertegenwoordigers en door deel te nemen aan de activiteiten van het Europees netwerk van voogdijinstellingen, waarbij de beste praktijken in kaart worden gebracht en deskundigheid wordt gedeeld. De lidstaten zouden ook moeten zorgen voor doeltreffende steun voor de overgang naar volwassenheid van alle niet-begeleide kinderen.

    57.

    De lidstaten worden aangemoedigd om nationale geïntegreerde systemen voor kinderbescherming op te zetten die klaar zijn om de uiteenlopende situaties van migrerende kinderen (niet-begeleide kinderen, slachtoffers van mensenhandel, kinderen die om internationale bescherming vragen of zich herenigen met hun gezin, en kinderen die in de lokale gemeenschap integreren en toegang hebben tot de algemene diensten) aan te kunnen. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat systemen voor kinderbescherming over voldoende middelen en voldoende opgeleid personeel beschikken om het hoofd te bieden aan de specifieke uitdagingen waarmee deze kinderen worden geconfronteerd, en dat organisaties die rechtstreeks in contact staan met kinderen, een intern beleid inzake kinderbescherming hebben. Personen die in contact komen met kinderen, zouden met name bewust moeten worden gemaakt en moeten worden opgeleid op het gebied van interculturele communicatie en aspecten met betrekking tot de geestelijke gezondheid. De lidstaten worden aangemoedigd ervoor te zorgen dat alle kinderen relevante informatie krijgen over hun rechten en procedures, op een kindvriendelijke en aan de leeftijd en context aangepaste manier.

    58.

    De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat meer migrantenkinderen en kinderen met een migratieachtergrond aan onderwijs deelnemen, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie en opvang, en dat dergelijke programma’s zijn toegerust voor cultureel en taalkundig diverse kinderen. Er zouden bovendien aanvullende maatregelen moeten worden bevorderd om ervoor te zorgen dat ontheemde kinderen banden met hun land van herkomst onderhouden.

    Kinderbescherming als mondiale prioriteit van de Unie

    Versterking van een geïntegreerde aanpak van kinderbescherming in het externe optreden

    59.

    De lidstaten zouden de rechten van het kind in hun externe optreden moeten eerbiedigen, met inbegrip van buitenlandse diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en humanitair optreden, zoals vastgelegd in internationale instrumenten op het gebied van de mensenrechten en het humanitair recht, met bijzondere aandacht voor het recht om zonder geweld te leven en het recht op bescherming.

    60.

    De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat hun externe optreden bijdraagt tot de bestrijding van alle vormen van geweld tegen kinderen, zoals huiselijk geweld, mensenhandel, seksueel misbruik, gendergerelateerd geweld, met inbegrip van vrouwelijke genitale verminking en kindhuwelijken, alsook alle vormen van pesten en lijfstraffen. De lidstaten wordt verzocht zich bij de uitvoering van externe steunmaatregelen te beraden op een geïntegreerde aanpak van kinderbescherming, met inbegrip van sociale bescherming.

    61.

    De lidstaten zouden de onmiddellijke en langdurige gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen moeten verzachten, prioriteit moeten geven aan de bescherming van kinderen in conflictgebieden, de zes ernstige schendingen tegen hen moeten voorkomen en erop reageren, de naleving van de internationale mensenrechten en het humanitair recht door alle partijen bij het conflict moeten bevorderen, de rehabilitatie en reïntegratie van kinderen die vroeger banden hadden met strijdkrachten en gewapende groepen, moeten ondersteunen en hun terugkeer en repatriëring moeten vergemakkelijken (85).

    62.

    De lidstaten zouden beter moeten inspelen op de specifieke behoeften en kwetsbaarheden van kinderen die door gewapende conflicten worden getroffen, en steun moeten verlenen aan leeftijds- en genderspecifieke geïntegreerde stelsels voor sociale bescherming in de gemeenschap in door conflicten getroffen landen om schendingen van de rechten van kinderen te helpen voorkomen, te beperken en te herstellen en hierop te reageren.

    63.

    De lidstaten zouden doeltreffende maatregelen moeten ondersteunen om ervoor te zorgen dat er verantwoording wordt afgelegd voor ernstige schendingen van kinderen in gewapende conflicten.

    Kinderarbeid uitbannen

    64.

    De lidstaten zouden hun inspanningen moeten opvoeren om kinderarbeid volledig uit te bannen, met name door het gebruik van kinderarbeid in de toeleveringsketens van bedrijven die in de Unie en daarbuiten actief zijn, te voorkomen. De lidstaten wordt ook verzocht kinderarbeid te voorkomen en de onderliggende oorzaken aan te pakken, onder meer door middel van een geïntegreerde aanpak van de sociale bescherming van kinderen en gezinnen in het kader van externe steunmaatregelen.

    65.

    De lidstaten zouden inspanningen op het gebied van internationale samenwerking moeten ondersteunen, niet alleen door een nultolerantiebeleid ten aanzien van kinderarbeid vast te stellen, maar ook door waardig werk een realiteit te maken voor volwassenen en jongeren boven de minimumleeftijd voor werk, teneinde te zorgen voor een universele toegang tot sociale bescherming, de grondrechten op het werk te ondersteunen en de sociale dialoog te bevorderen.

    Kinderen beschermen tegen de gevolgen van de klimaatverandering en milieugevaren voor hun rechten

    66.

    De lidstaten wordt verzocht kinderen te betrekken en het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van kinderrechtenorganisaties, mondiger te maken bij de besluitvorming over de klimaatverandering. De lidstaten wordt verzocht ervoor te zorgen dat kinderen vrijelijk hun mening kunnen uiten en dat met die mening rekening moet worden gehouden bij het ontwerpen en uitvoeren van gerelateerde maatregelen, met name wat betreft processen voor aanpassing aan de klimaatverandering.

    67.

    De lidstaten wordt aanbevolen de gevolgen van milieugevaren en -schade voor de rechten van kinderen te voorkomen en te verhelpen en een kinderveilige en kindvriendelijke aanpak op te nemen in hun plannen voor de aanpassing aan en de mitigatie van de klimaatverandering. Er zouden specifieke oplossingen voor kinderen moeten worden ingebed om zowel de kortetermijn- als de langetermijneffecten van de klimaatverandering op de rechten van kinderen te verminderen, onder meer door een op kinderrechten gebaseerde benadering van migratie en ontheemding als gevolg van de klimaatverandering vast te stellen.

    De mogelijkheden benutten die worden geboden door bestaande steunmaatregelen van de Unie

    68.

    De lidstaten zouden de brede waaier aan instrumenten waarover zij op het niveau van de Unie beschikken, zoals wetgeving, beleid, communicatie, opleidingen en bewustmakingsactiviteiten, de uitwisseling van beste praktijken, activiteiten voor het in kaart brengen van en het uitbrengen van verslag over de vooruitgang en financiële en technische ondersteuning, moeten gebruiken en belanghebbenden en beroepsbeoefenaren die betrokken zijn bij systemen voor kinderbescherming, moeten aanmoedigen om hiervan te profiteren, teneinde hun systemen voor kinderbescherming verder te ontwikkelen en te versterken en ervoor te zorgen dat deze op geïntegreerde wijze in het belang van het kind werken.

    69.

    De lidstaten wordt verzocht om bij de programmering en uitvoering van de Uniefondsen te zorgen voor een gecoördineerde aanpak op nationaal, macroregionaal, regionaal en lokaal niveau, en om lokale en regionale autoriteiten, organisaties van het maatschappelijk middenveld (waaronder organisaties die met en voor kinderen werken) en sociale en economische partners te betrekken bij de voorbereiding, herziening, uitvoering en monitoring van programma’s die door de Uniefondsen moeten worden gefinancierd.

    70.

    De lidstaten worden aangemoedigd om het EU-platform voor de participatie van kinderen te gebruiken en te bevorderen, dat specifiek is ontworpen opdat kinderen hun stem krachtiger kunnen laten horen en om bestaande mechanismen voor de participatie van kinderen op het niveau van de Unie samen te brengen.

    71.

    De lidstaten worden aangemoedigd om op actieve wijze goede praktijken en bewijsmateriaal over modellen voor de integratie van kinderbeschermingsdiensten uit te wisselen en bij te dragen aan de werkzaamheden van het EU-netwerk voor kinderrechten. Een dergelijke bijdrage zou de dialoog en het wederzijds leren tussen de lidstaten moeten vergemakkelijken.

    72.

    De lidstaten zouden het gebruik van instrumenten, zoals instrumenten voor zelfmonitoring, moeten ondersteunen om de kwaliteit van hun kaders voor monitoring en evaluatie van de bescherming van kinderen en bestaande gegevenssystemen te beoordelen, en waar nodig de ontwikkeling en uitvoering van actieplannen moeten ondersteunen om de beschikbaarheid, kwaliteit en vergelijkbaarheid van hun gegevens in verband met kinderbescherming te verbeteren.

    73.

    De lidstaten wordt verzocht optimaal gebruik te maken van de reeds bestaande samenwerking en coördinatie tussen de relevante belanghebbenden, waaronder de internationale partners, zoals de Raad van Europa, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Verenigde Naties, en het maatschappelijk middenveld, op Unie-, nationaal, regionaal en lokaal niveau.

    74.

    De lidstaten wordt verzocht optimaal gebruik te maken van de steun van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten bij de uitvoering van deze aanbeveling, alsook op andere relevante gebieden van de EU-strategie voor de rechten van het kind, met name wat betreft technische bijstand en methodologische ondersteuning, bijvoorbeeld voor het ontwerpen en uitvoeren van projecten op het gebied van gegevensverzameling.

    Gedaan te Straatsburg, 23 april 2024.

    Voor de Commissie

    Dubravka ŠUICA

    Vicevoorzitter


    (1)  VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, 1989; alsook Facultatief Protocol van de VN inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind, 2000; Facultatief Protocol van de VN bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten, 2000, en het Facultatief Protocol van de VN bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake een communicatieprocedure, 2011.

    (2)  Zie ook de protocollen bij dat verdrag, zoals uitgelegd in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, alsook de specifiek op kinderen betrekking hebbende verdragen van de Raad van Europa, zoals het Verdrag inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, 2007, en het Verdrag inzake contact van en met kinderen, 2003.

    (3)  Zie met name het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (“UNCRPD”), 2006; instrumenten van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, zoals het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, 1980; het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, 1993; het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, 1996; het Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden, 2007; het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, 2007; evenals Verdrag nr. 182 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, 1999.

    (4)  Zie met name VN-Comité voor de Rechten van het Kind, General Comments over het Verdrag inzake de rechten van het kind; VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap, General Comment nr. 4 over artikel 24 — het recht op inclusief onderwijs, 2016, en General Comment nr. 5 over het recht op zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij, 2017; Guidelines on deinstitutionalization, including in emergencies, 2022; Algemene Vergadering van de VN, Guidelines for the Alternative Care of Children, 2010, en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, 2015.

    (5)  Zie met name de door het Comité van ministers aangenomen instrumenten: de Richtsnoeren voor kindvriendelijke justitie, 2010; Recommendation on strengthening reporting systems on violence against children, CM/Rec(2023)8; Recommendation on the participation of children and young people under the age of 18, CM/Rec(2012)2; Recommendation on effective guardianship for unaccompanied and separated children in the context of migration, CM/Rec(2019)11; Recommendation on human rights principles and guidelines on age assessment in the context of migration, CM/Rec(2022)22; Recommendation on guidelines to respect, protect and fulfil the rights of the child in the digital environment, CM/Rec(2018)7; Recommendation on children’s rights and social services friendly to children and families, CM/Rec(2011)12; Guidelines on child-friendly health care, 2011; Recommendation on the rights of children living in residential institutions, CM/Rec(2005)5, en de Raad van Europa, Strategy for the Rights of the Child (2022-2027).

    (6)  EU-strategie voor de rechten van het kind, COM(2021) 142 final.

    (7)  Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2021 over de rechten van het kind in het licht van de EU-strategie voor de rechten van het kind (2021/2523(RSP)).

    (8)  Conclusies van de Raad van 9 juni 2022 over de EU-strategie voor de rechten van het kind (10024/22).

    (9)  Europees Comité van de Regio’s “De lokale en regionale overheden helpen hun rol op te eisen in geïntegreerde systemen voor kinderbescherming” goedgekeurd op de plenaire zitting van 17-18 april 2024. Zie: Factsheet over het advies (europa.eu).

    (10)  Zie: EU-platform voor de participatie van kinderen | Europese Unie (europa.eu).

    (11)  Zie: Kinderbescherming — Systemen integreren (europa.eu).

    (12)  Zie: Mapping Child Protection Systems in the EU – 2023 update |Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (europa.eu).

    (13)  Zie: High Time to End Violence against Children |Speciale vertegenwoordiger van de VN van de secretaris-generaal inzake geweld tegen kinderen.

    (14)  De bijlage bij deze aanbeveling biedt een niet-limitatief overzicht van de relevante rechtshandelingen van de Unie, beleidsdocumenten en financieringsmogelijkheden.

    (15)  Zoals erkend in de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 (COM(2021) 101 final) en op basis van een analyse van het FRA, zie Violence against children with disabilities:legislation, policies and programmes in the EU |Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (europa.eu).

    (16)  Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (2020), A long way to go for LGBTI equality. ; FRA LGBTI Survey Data Explorer.

    (17)  Verslag inzake de evaluatie van het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020, COM(2018) 785 final.

    (18)  Mededeling “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025”, COM(2020) 152 final; Mededeling “Een Unie van gelijkheid: strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma”, COM(2020) 620 final; Aanbeveling van de Raad inzake gelijkheid, inclusie en participatie van de Roma (PB C 93 van 19.3.2021, blz. 1); Mededeling “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025”, COM(2020) 698 final; Strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030, COM(2021) 101 final, en mededeling “Een Unie van gelijkheid: EU-actieplan tegen racisme 2020-2025”, COM(2020) 565 final.

    (19)  Mededeling van de Commissie “EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (2021-2030)”, COM(2021) 615 final.

    (20)  Mededeling van de Commissie “Actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027”, COM(2020) 758 final.

    (21)  Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad “Geen plaats voor haat: een Europa verenigd tegen haat, JOIN/2023/51 final, 6 december 2023.

    (22)  Mededeling betreffende een alomvattende aanpak van geestelijke gezondheid, COM(2023) 298 final.

    (23)  Zie: Commission Expert Group on well-being in schools.

    (24)  Mededeling van de Commissie “De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen”, COM(2020) 625 final.

    (25)  Aanbeveling van de Raad van 28 november 2022 over trajecten naar succes op school en tot vervanging van Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (PB C 469 van 9.12.2022, blz. 1).

    (26)  Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten (PB C 428 van 13.12.2017, blz. 10).

    (27)  Aanbeveling (EU) 2021/1004 van de Raad van 14 juni 2021 tot instelling van een Europese kindergarantie (PB L 223 van 22.6.2021, blz. 14).

    (28)  Mededeling over de Europese zorgstrategie, COM(2022) 440 final.

    (29)  Aanbeveling van de Raad van 8 december 2022 over voor- en vroegschoolse educatie en opvang: de doelstellingen van Barcelona voor 2030 (PB C 484 van 20.12.2022, blz. 1).

    (30)  Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (PB C 456 van 18.12.2018, blz. 1).

    (31)  EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, COM(2020) 607 final.

    (32)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, COM(2022) 209 final.

    (33)  Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen) ( PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).

    (34)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (herschikking) (COM(2024) 60 final).

    (35)  Conclusies van de Raad over digitale empowerment ter bescherming en handhaving van de grondrechten in het digitale tijdperk, 14309/23 van 20 oktober 2023.

    (36)  Conclusies van de Raad over het ondersteunen van welzijn in digitale educatie, 14982/22 van 28 november 2022.

    (37)  Mededeling “Een digitaal decennium voor kinderen en jongeren: de nieuwe Europese strategie voor een beter internet voor kinderen (BIK+)”, COM(2022) 212 final.

    (38)  Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) ( PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1).

    (39)  Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie ( PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).

    (40)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (41)  Mededeling “Een EU-initiatief voor Web 4.0 en virtuele werelden: een voorsprong bij de volgende technologische transitie”, COM(2023) 442 final.

    (42)  Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ ( PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).

    (43)  Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure ( PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).

    (44)  EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025), COM(2020) 258 final.

    (45)  Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen ( PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1).

    (46)  Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering ( PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1).

    (47)  In 2022 was 15 % van de in de EU geregistreerde slachtoffers minderjarig. Zie: Trafficking victims in Europe, a rise by 10% and the share of EU nationals among the victims increased to 59% — Europese Commissie (europa.eu).

    (48)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad ( PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

    (49)  Bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal inzake geweld tegen kinderen en Universidad Iberoamericana, Violence against children on the move From a continuum of violence to a continuum of protection, 2020.

    (50)  Mededeling “Bescherming van migrerende kinderen”, COM(2017) 211 final.

    (51)  Zie: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad “Tijdelijke bescherming voor mensen die op de vlucht zijn voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne: een jaar later”, COM(2023) 140 final.

    (52)  Zie: Vluchten uit Oekraïne:bescherming voor kinderen — Europese Commissie (europa.eu).

    (53)   Zie: Statement by the President of the European Commission: Pact on Migration and Asylum (europa.eu).

    (54)  Actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027, COM(2020) 758 final.

    (55)  Zie: Funding & tenders (europa.eu).

    (56)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid ( PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).

    (57)  Verordening (EU) 2021/692 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden” en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 390/2014 van de Raad ( PB L 156 van 5.5.2021, blz. 1).

    (58)  Verordening (EU) 2021/693 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het programma “Justitie” en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1382/2013 ( PB L 156 van 5.5.2021, blz. 21).

    (59)  Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning ( PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).

    (60)  Zie: Barnahus.

    (61)   Zie: TSI 2024 Flagship - Reinforce Democracy and the Rule of Law — Europese Commissie (europa.eu).

    (62)  Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van een actieprogramma voor de Unie op het gebied van gezondheid (“EU4Health-programma”) voor de periode 2021-2027, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 282/2014 ( PB L 107 van 26.3.2021, blz. 1).

    (63)  Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 ( PB L 231 van 30.6.2021, blz. 21).

    (64)  Verordening (EU) 2021/1149 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid ( PB L 251 van 15.7.2021, blz. 94).

    (65)  Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie ( PB L 251 van 15.7.2021, blz. 1).

    (66)  Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds ( PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).

    (67)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ( PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

    (68)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 ( PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

    (69)  Internationale Arbeidsorganisatie en Unicef, Child labour, Global Estimates 2020, Trends and the road forward , 2021.

    (70)  Unicef, A Statistical Snapshot of Violence against Adolescent Girls, 2014.

    (71)  Jongerenactieplan in het externe optreden van de EU 2022-2027 — Het stimuleren van zinvolle participatie en empowerment van jongeren in het externe optreden van de EU voor duurzame ontwikkeling, gelijkheid en vrede, JOIN(2022) 53 final.

    (72)  EU-Genderactieplan (GAP) III — een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen in the externe optreden van de EU (JOIN (2020)17 final).

    (73)   Richtsnoeren van de EU over kinderen en gewapende conflicten (bijgewerkt in 2008).

    (74)  Het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024, JOIN(2020) 5 final.

    (75)  Mededeling over waardig werk wereldwijd voor een mondiale rechtvaardige transitie en een duurzaam herstel, COM(2022) 66 final.

    (76)  Report of the UN Special Rapporteur on the issue of human rights obligations relating to the enjoyment of a safe, clean, healthy and sustainable environment, A/HRC/37/58, 2018, punten 57 en 58.

    (77)  VN-Comité voor de Rechten van het Kind, General Comment nr. 26 over kinderrechten en het milieu, met een speciale focus op klimaatverandering, 2023.

    (78)  Gezamenlijke mededeling over de aanpak van de gevolgen van klimaatverandering en aantasting van het milieu, JOIN(2023) 19 final.

    (79)  Mededeling van de Commissie “Richtsnoeren voor de aanpassingsstrategieën en -plannen van de lidstaten” ( PB C 264 van 27.7.2023, blz. 1).

    (80)  Officieel standpunt van de EU voor de COP28-onderhandelingen, opgenomen in de Conclusies van de Raad over de voorbereidingen voor de 28e Conferentie van de Partijen (COP28) bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) (Dubai) van 17 oktober 2023.

    (81)  UNFCCC, Global goal on adaptation.

    (82)  Zie: European Climate Pact — Europese Unie (europa.eu).

    (83)  Zoals gedefinieerd in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

    (84)  Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering ( PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1).

    (85)  Rekening houdend met de richtsnoeren van de EU over kinderen en gewapende conflicten.


    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2024/1238/oj

    ISSN 1977-0758 (electronic edition)


    Top