Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D1599

    Besluit (GBVB) 2023/1599 van de Raad van 3 augustus 2023 betreffende een veiligheids- en defensie-initiatief van de Europese Unie ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee

    ST/11744/2023/INIT

    PB L 196 van 4.8.2023, p. 25–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 11/12/2023

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/1599/oj

    4.8.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 196/25


    BESLUIT (GBVB) 2023/1599 VAN DE RAAD

    van 3 augustus 2023

    betreffende een veiligheids- en defensie-initiatief van de Europese Unie ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 23 januari 2023 besprak de Raad de Sahel en de West-Afrikaanse kuststaten en bevestigde hij dat die regio voor de Unie ondanks de verslechterende veiligheids- en politieke situatie een prioriteit blijft. De Raad kwam overeen een crisisbeheersingsconcept te ontwikkelen om de kuststaten in de Golf van Guinee concrete inzet en gerichte opleiding en ondersteuning te bieden. De Raad herinnerde eraan dat de Unie ook militaire adviseurs in delegaties van de Unie inzet om die inspanning aan te sturen.

    (2)

    Op 29 juni 2023 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een crisisbeheersingsconcept voor een mogelijk veiligheids- en defensiepartnerschap met de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee (het “crisisbeheersingsconcept”). Dit crisisbeheersingsconcept stoelt op een geïntegreerde aanpak voor een veiligheids- en defensiepartnerschap met deze landen, daaronder begrepen de instelling van een missie in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) (de “missie”), aangevuld met de inzet van militaire adviseurs in de delegaties van de Unie, in combinatie met steunmaatregelen in het kader van de Europese Vredesfaciliteit voor de levering van militair materieel en in synergie met veiligheidsgerelateerde projecten. In het crisisbeheersingsconcept wordt aanbevolen de missie het “EU-veiligheids- en defensie-initiatief ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee” te noemen.

    (3)

    Bij brief van 6 juli 2023 heeft de president van de Republiek Benin de Unie verzocht de missie op haar grondgebied in te zetten.

    (4)

    Bij brief van 10 juli 2023 heeft de president van de Republiek Ghana de Unie uitgenodigd de missie op haar grondgebied in te zetten.

    (5)

    De missie moet derhalve worden gevestigd in Benin en Ghana. De Raad kan later besluiten de missie uit te breiden tot andere West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee, zoals uiteengezet in het crisisbeheersingsconcept indien deze landen hierom hebben verzocht.

    (6)

    Het Politiek en Veiligheidscomité moet, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, het politieke toezicht op de missie uitoefenen, er strategische leiding aan geven en de noodzakelijke besluiten nemen, overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

    (7)

    De missie moet een civiele pijler hebben die onder het strategische commando en toezicht staat van de commandant civiele operaties, en een militaire pijler onder het strategische commando en toezicht van een militaire commandant. De Gezamenlijke Cel ondersteuningscoördinatie, die gezamenlijk wordt voorgezeten door de commandant civiele operaties en de militaire commandant, moet zorgen voor een coherente bevelslijn.

    (8)

    Het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen wordt ter beschikking gesteld van de commandant civiele operaties voor de planning en de uitvoering van de civiele pijler van de missie. Dit vermogen moet in het kader van de missie worden versterkt door een civiele commando- en ondersteuningscel.

    (9)

    Het militair plannings- en uitvoeringsvermogen moet de vaste commando- en controlestructuur op militair strategisch niveau zijn en is verantwoordelijk voor de operationele planning en uitvoering van de militaire pijler van de missie. Dit vermogen moet in het kader van de missie worden versterkt door een militaire commando- en ondersteuningscel.

    (10)

    Het hoofd van de civiele commando- en controlecel moet met betrekking tot de civiele pijler van de missie dezelfde functies uitoefenen als het hoofd van een civiele GVDB-missie. Het hoofd van de militaire commando- en controlecel moet met betrekking tot de militaire pijler van de missie dezelfde functies uitoefenen als de commandant van de missiestrijdkrachten in een militaire GVDB-missie.

    (11)

    Er moet worden onderhandeld over internationale overeenkomsten in verband met de status van eenheden en personeel onder Unie-leiding en de deelname van derde landen aan de missie, en deze overeenkomsten moeten worden gesloten.

    (12)

    Op grond van artikel 41, lid 2, VEU komen de beleidsuitgaven die voortvloeien uit de civiele pijler van de missie ten laste van de Uniebegroting, terwijl de operationele uitgaven die voortvloeien uit de militaire pijler van de missie overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad (1) door de lidstaten worden gedragen.

    (13)

    De missie zal worden uitgevoerd in een situatie die mogelijk zal verslechteren en die de verwezenlijking van de in artikel 21 VEU genoemde doelstellingen van het externe optreden van de Unie in de weg kan staan,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Afdeling I

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Vestiging

    1.   De Unie voert een missie uit in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) die als strategisch doel heeft de West-Afrikaanse landen van de Golf van Guinee, waar die missie is gevestigd, bij te staan bij de ontwikkeling van passende vermogens binnen hun veiligheids- en defensietroepen om de druk van terroristische gewapende groeperingen in te dammen en erop te reageren.

    2.   De in lid 1 bedoelde missie heet “veiligheids- en defensie-initiatief van de Europese Unie ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee” (“het initiatief”).

    3.   Het initiatief wordt gevestigd in Benin en Ghana.

    4.   De Raad kan later besluiten dat het initiatief ook wordt gevestigd in andere West-Afrikaanse landen in de Golf van Guinee, zoals uiteengezet in het crisisbeheersingsconcept voor een mogelijk veiligheids- en defensiepartnerschap met de West-Afrikaanse landen van de Golf van Guinee, door de Raad goedgekeurd op 29 juni 2023, indien die landen hierom hebben verzocht.

    Artikel 2

    Mandaat

    1.   Om het in artikel 1, lid 1, bedoelde strategische doel te verwezenlijken met betrekking tot de in de in artikel 1, lid 3, genoemde landen, kwijt het initiatief zich van de volgende taken:

    a)

    bijdragen tot het vergroten van de weerbaarheid in kwetsbare gebieden in hun noordelijke regio’s door middel van capaciteitsopbouw bij hun veiligheids- en hun defensietroepen;

    b)

    voorafgaand aan de inzet operationele opleiding verstrekken aan hun veiligheids- en hun defensietroepen;

    c)

    de versterking van de veiligheids- en de defensietroepen op technische gebieden ondersteunen;

    d)

    bevorderen van de rechtsstaat en goed bestuur in hun veiligheidssectoren, met bijzondere aandacht voor hun veiligheids- en de defensietroepen, en ondersteunen van vertrouwensopbouw tussen het maatschappelijk middenveld en de veiligheids- en de defensietroepen.

    2.   Het internationaal humanitair recht, de mensenrechten en het beginsel van gendergelijkheid, de bescherming van burgers en de agenda’s uit hoofde van UNSCR (Resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) 1325 (2000) inzake vrouwen, vrede en veiligheid, UNSCR 2250 (2015) inzake jongeren, vrede en veiligheid en UNSCR 1612 (2005) inzake kinderen en gewapende conflicten worden volledig en proactief geïntegreerd in de strategische en operationele planning, activiteiten en verslaglegging van het initiatief.

    3.   Volgens een flexibele en modulaire aanpak en voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken worden in het kader van het initiatief met name mobiele opleidingsteams, bezoekende deskundigen en crisisresponsteams ingezet, in de in artikel 1, lid 3, genoemde landen. Het initiatief voert civiele en militaire projecten in die landen uit ter verwezenlijking van zijn in artikel 1, lid 1, vermelde strategische doel en de in artikel 2, lid 1, vermelde taken.

    4.   Het initiatief vergemakkelijkt de uitvoering van steunmaatregelen in het kader van de Europese Vredesfaciliteit waartoe de Raad kan besluiten ter ondersteuning van de in artikel 1, lid 3, genoemde landen.

    Artikel 3

    Politiek toezicht en strategische leiding

    1.   Onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“de hoge vertegenwoordiger”) is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) belast met het politieke toezicht op en de strategische leiding van het initiatief. De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Die machtiging omvat de bevoegdheid tot wijziging van de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan voor de civiele pijler van het initiatief en het missieplan voor de militaire pijler van het initiatief, en van de bevelslijn. De machtiging omvat tevens de bevoegdheden om besluiten te nemen over de benoeming van de hoofden van de civiele en militaire commando- en ondersteuningscellen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van het initiatief blijft berusten bij de Raad.

    2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

    3.   Het PVC ontvangt op gezette tijden verslagen van de voorzitter van het EU Militair Comité (EUMC) over de activiteiten van de militaire pijler van het initiatief. Het PVC ontvangt, op gezette tijden en naargelang de behoefte, verslagen van de commandant civiele operaties over de activiteiten van de civiele pijler van het initiatief. Het PVC kan, naargelang het geval, de commandant civiele operaties en de militaire commandant op zijn vergaderingen uitnodigen.

    Artikel 4

    Bevelslijn en structuur

    1.   Het initiatief heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een geünificeerde bevelslijn.

    2.   Het initiatief heeft zijn zetel in Brussel.

    3.   Het initiatief heeft een civiele pijler die onder het strategische commando en toezicht staat van de commandant civiele operaties (“de civiele pijler”), en een militaire pijler onder het strategische commando en toezicht van een militaire commandant (de “militaire pijler”).

    4.   De Gezamenlijke Cel ondersteuningscoördinatie, die voor het initiatief gezamenlijk wordt voorgezeten door de commandant civiele operaties en de militaire commandant, zorgt voor eenheid in de bevelslijn.

    Afdeling II

    Civiele pijler

    Artikel 5

    Commandant civiele operaties

    1.   De directeur van het civiel plannings- en uitvoeringsvermogen (Civilian Planning and Conduct Capability — CPCC) is de commandant civiele operaties van de civiele pijler.

    2.   Het CPCC wordt ter beschikking gesteld van de commandant civiele operaties voor de planning en de uitvoering van de civiele pijler.

    3.   De commandant civiele operaties, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger, voert het commando over en oefent de controle uit op de civiele pijler op strategisch niveau.

    4.   De commandant civiele operaties zorgt voor de adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC met betrekking tot het verloop van de operaties, mede, waar nodig, door het personeel van de civiele pijler instructies op strategisch niveau te geven en hen advies en technische bijstand te verlenen.

    5.   De commandant civiele operaties brengt verslag uit aan de Raad via de hoge vertegenwoordiger.

    6.   Alle aan de civiele pijler gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van, respectievelijk, de nationale autoriteiten van de detacherende staat overeenkomstig de nationale regels, de betrokken instelling van de Unie of de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), naargelang het geval. De nationale autoriteit, de instelling van de Unie of de EDEO, naargelang het geval, draagt de operationele controle over zijn gedetacheerd personeel over aan de commandant civiele operaties.

    7.   De commandant civiele operaties heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich goed van haar zorgplicht kwijt ten aanzien van het personeel in de civiele pijler.

    8.   De commandant civiele operaties en de hoofden van de delegaties van de Unie in de in artikel 1, lid 3, genoemde landen plegen indien nodig onderling overleg.

    Artikel 6

    Hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel

    1.   Het CPCC moet in het kader van het initiatief worden versterkt door een civiele commando- en ondersteuningscel.

    2.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel is verantwoordelijk voor de civiele pijler en oefent op het operationele niveau het commando daarover en de controle daarop uit. Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel ressorteert rechtstreeks onder de commandant civiele operaties en handelt overeenkomstig de instructies van de commandant civiele operaties.

    3.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel vertegenwoordigt de civiele pijler binnen zijn verantwoordelijkheidsgebied.

    4.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de civiele pijler, met inbegrip van de verantwoordelijkheid voor de aan de civiele pijler ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie. Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel kan beheerstaken betreffende personeels- en financiële aangelegenheden delegeren aan personeelsleden van de civiele pijler, onder de algehele verantwoordelijkheid van het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel.

    5.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel van de civiele pijler. Ten aanzien van gedetacheerd personeel worden de tuchtrechtelijke maatregelen genomen door de nationale autoriteiten van de detacherende staat overeenkomstig de nationale regels, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO, naargelang van het geval.

    6.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel zorgt voor passende zichtbaarheid van de civiele pijler.

    Artikel 7

    Personeel

    1.   De civiele pijler bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de EDEO wordt gedetacheerd. Elke lidstaat, elke instelling van de Unie en de EDEO dragen de kosten voor elk door hen gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van reiskosten van en naar het inzetgebied, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen.

    2.   De lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO, naargelang het geval, is verantwoordelijk voor de afhandeling van schadeclaims in verband met de detachering van, of betreffende de door hen aan de civiele pijler gedetacheerde personeelsleden, en voor het instellen van eventuele vorderingen tegen die personen.

    3.   De civiele pijler kan op contractbasis internationaal en lokaal personeel in dienst nemen indien het door de lidstaten gedetacheerde personeel de vereiste functies niet kan vervullen. Bij wijze van uitzondering, kunnen, in terdege gemotiveerde gevallen, onderdanen van deelnemende derde staten op contractbasis in dienst worden genomen indien er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.

    4.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het lokale personeel van de civiele pijler worden neergelegd in contracten tussen de civiele pijler en het betrokken personeelslid.

    Artikel 8

    Veiligheid

    1.   De commandant civiele operaties stuurt de planning van de veiligheidsmaatregelen voor de civiele pijler aan en zorgt voor een adequate en doeltreffende uitvoering daarvan door het initiatief overeenkomstig artikel 5.

    2.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel is verantwoordelijk voor de veiligheid van de civiele pijler en voor de naleving van de minimumveiligheidseisen die op het initiatief van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.

    3.   Het personeel van de civiele pijler volgt, overeenkomstig het operatieplan, vóór het uitvoeren van hun taken een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen ter plaatse ook regelmatig herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de veiligheidsfunctionaris.

    4.   De commandant civiele operaties zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (2).

    Artikel 9

    Juridische regelingen

    De civiele pijler heeft de bevoegdheid diensten en leveringen aan te besteden, contracten en administratieve regelingen te sluiten, personeel in dienst te nemen, bankrekeningen te bezitten, eigendommen te verkrijgen of te vervreemden en zijn schulden te vereffenen, en in rechte op te treden, voor zover vereist om uitvoering te geven aan dit besluit.

    Artikel 10

    Financiële regelingen

    1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de civiele pijler moet dekken, bedraagt voor de zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit 1 075 000 EUR. Het financiële referentiebedrag voor eventuele daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.

    2.   De uitgaven voor de civiele pijler worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie. Procedures voor het gunnen van overheidsopdrachten door de civiele pijler staan zonder beperkingen open voor natuurlijke en rechtspersonen. Voorts gelden er voor de door de civiele pijler aangekochte goederen geen oorsprongsregels. Met goedkeuring van de Commissie kan de civiele pijler met lidstaten, landen genoemd in artikel 1, lid 3, deelnemende derde staten en andere internationale actoren technische regelingen treffen over het leveren van uitrusting, diensten en werkruimten aan de civiele pijler.

    3.   De civiele pijler is verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn begroting. Daartoe ondertekent de civiele pijler een overeenkomst met de Commissie. De financiële regelingen voldoen aan de bij de artikelen 4, 5 en 6 geregelde bevelstructuur en de operationele behoeften van het initiatief.

    4.   De civiele pijler legt volledige verantwoording af aan en staat onder toezicht van de Commissie wat betreft de financiële activiteiten ondernomen in het kader van de in lid 3 bedoelde overeenkomst.

    5.   De uitgaven in verband met de civiele pijler komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

    Artikel 11

    Civiele projectcel

    1.   De civiele pijler beschikt over een civiele projectcel met het oog op het vaststellen en uitvoeren van civiele projecten ter ondersteuning van zijn taken vastgesteld in artikel 2, lid 1.

    2.   Op gebieden die verband houden met de civiele pijler en ter bevordering van de doelstellingen ervan, faciliteert deze projectcel, waar passend, de projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, en voorziet zij die projecten, waar passend, van advies.

    3.   De civiele pijler is, onder voorbehoud van lid 5, gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die als consistente aanvulling op andere acties van het initiatief zijn aangemerkt, op voorwaarde dat de projecten:

    a)

    zijn opgenomen in het financieel memorandum bij dit besluit, of

    b)

    tijdens het mandaat van het initiatief door middel van een wijziging van dat financieel memorandum op verzoek van de commandant civiele operaties worden geïntegreerd.

    4.   De civiele pijler sluit een regeling met de bevoegde autoriteiten van de in lid 3 bedoelde staten, waarin met name wordt vastgelegd welke specifieke procedures er worden gevolgd voor de behandeling van klachten van derden betreffende schade die is opgelopen als gevolg van een handelen of nalaten van de civiele pijler bij de besteding van de middelen die door die staten ter beschikking zijn gesteld.

    5.   In geen geval wordt de Unie of de hoge vertegenwoordiger door de in lid 3 bedoelde staten aansprakelijk gesteld voor het handelen of nalaten van de civiele pijler in verband met de besteding van de middelen van die staten.

    6.   Het PVC fiatteert de aanvaarding van een financiële bijdrage van derde staten voor de civiele projectcel.

    Afdeling III

    Militaire pijler

    Artikel 12

    De militaire commandant

    1.   De directeur van het militair plannings- en uitvoeringsvermogen (Military Planning and Conduct Capability — MPCC) is de militaire commandant voor de militaire pijler.

    2.   Het MPCC is de vaste commando- en controlestructuur op militair strategisch niveau buiten het inzetgebied en is verantwoordelijk voor de operationele planning en uitvoering van de militaire pijler.

    3.   De militaire commandant, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder algemeen gezag van de hoge vertegenwoordiger, voert het commando over en oefent de controle uit op de militaire pijler op strategisch niveau.

    4.   De militaire commandant zorgt voor de adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC met betrekking tot het verloop van de operaties van de militaire pijler, mede door het personeel ervan instructies te geven.

    5.   De militaire commandant brengt verslag uit aan de Raad via de hoge vertegenwoordiger.

    6.   Alle aan de militaire pijler gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van, respectievelijk, de nationale autoriteiten van de detacherende staat overeenkomstig de nationale regels, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO. De nationale autoriteit, de instelling van de Unie of de EDEO, naargelang het geval, draagt de operationele controle over zijn gedetacheerd personeel over aan de militaire commandant.

    7.   De militaire commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich goed van haar zorgplicht kwijt ten aanzien van het personeel in de militaire pijler.

    Artikel 13

    Hoofd van de militaire commando- en ondersteuningscel

    1.   Het MPCC moet in het kader van het initiatief worden versterkt door een militaire commando- en ondersteuningscel.

    2.   Het hoofd van de militaire commando- en ondersteuningscel is verantwoordelijk voor de militaire pijler en oefent op operationeel niveau het commando daarover en de controle daarop uit.

    3.   Het hoofd van de militaire commando- en ondersteuningscel ressorteert rechtstreeks onder de militaire commandant en handelt overeenkomstig met de instructies van de militaire commandant.

    Artikel 14

    Militaire leiding

    1.   Het EUMC ziet toe op de correcte uitvoering van de taken door de militaire pijler onder de verantwoordelijkheid van de militaire commandant.

    2.   Het EUMC ontvangt op gezette tijden verslagen van de militaire commandant. Het EUMC kan, naargelang het geval, de militaire commandant en het hoofd van de militaire commando- en ondersteuningscel op zijn vergaderingen uitnodigen.

    3.   De voorzitter van het EUMC treedt op als eerste contactpunt voor de militaire commandant.

    Artikel 15

    Financiële regelingen

    1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire pijler worden beheerd overeenkomstig Besluit (GBVB) 2021/509.

    2.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van de militaire pijler bedraagt voor de periode van zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit 179 000 EUR. Het in artikel 51, lid 2, van Besluit (GBVB) 2021/509 bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 30 % voor vastleggingen en 15 % voor betalingen. Het financiële referentiebedrag voor eventuele daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.

    Artikel 16

    Militaire projectcel

    1.   De militaire pijler beschikt over een militaire projectcel met het oog op het vaststellen en uitvoeren van projecten met militaire gevolgen ter ondersteuning van zijn taken uit hoofde van artikel 2, lid 1.

    2.   Op gebieden die verband houden met de militaire pijler en ter bevordering van de doelstellingen ervan, faciliteert de militaire projectcel, waar passend, de projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, en voorziet zij die projecten, waar passend, van advies.

    3.   Onder voorbehoud van lid 5 is de militaire commandant gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of van derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die als consistente aanvulling op andere acties van de militaire pijler zijn aangemerkt.

    4.   De Europese Vredesfaciliteit kan de in lid 3 van dit artikel bedoelde financiële bijdragen beheren overeenkomstig artikel 30 van Besluit (GBVB) 2021/509.

    5.   In geen geval stellen de in lid 3 genoemde staten de Unie of de hoge vertegenwoordiger aansprakelijk voor handelingen of nalatigheden van de militaire commandant in verband met de besteding van de middelen van die staten.

    6.   Het PVC fiatteert de aanvaarding van een financiële bijdrage van derde staten voor de militaire projectcel.

    Afdeling IV

    Slotbepalingen

    Artikel 17

    Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

    1.   De hoge vertegenwoordiger draagt zorg voor de uitvoering van dit besluit en zorgt er tevens voor dat het consistent is met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma’s van de Unie en haar programma’s voor humanitaire bijstand.

    2.   De commandant civiele operaties, de militaire commandant, en de hoofden van de delegaties van de Unie in de in artikel 1, lid 3, genoemde landen plegen indien nodig onderling overleg.

    3.   Het hoofd van de civiele commando- en ondersteuningscel en het hoofd van de militaire commando- en ondersteuningscel krijgen, zonder dat wordt ingegaan tegen de bevelslijn, ter plaatse politieke aansturing van de hoofden van de EU-delegaties in de in artikel 1, lid 3, genoemde landen.

    4.   Het personeel van een delegatie van de Unie in een in artikel 1, lid 3 genoemd land krijgt, zonder dat wordt ingegaan tegen de bevelslijn, ter plaatse politieke aansturing van het hoofd van die delegatie.

    5.   Het initiatief coördineert zijn activiteiten met de bilaterale activiteiten van de lidstaten op het gebied van veiligheid en defensie in de in artikel 1, lid 3, genoemde landen en, in voorkomend geval, met gelijkgestemde partners en regionale organisaties, met name de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten en het Initiatief van Accra.

    Artikel 18

    Deelname van derde staten

    1.   Onverminderd de beslissingsautonomie van de Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad, kunnen derde staten worden uitgenodigd aan het initiatief deel te nemen.

    2.   De Raad machtigt het PVC om derde staten uit te nodigen bijdragen te leveren en om, op aanbeveling van respectievelijk de militaire commandant en het EUMC, of de civiele operationele commandant, de passende besluiten betreffende aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

    3.   De nadere regelingen voor de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die op grond van artikel 37 VEU en overeenkomstig de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden gesloten. Indien de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelname van die derde staat aan crisisbeheersingsmissies van de Unie hebben gesloten, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing in de context van het initiatief.

    4.   De derde staten die aan de civiele pijler bijdragen of aanzienlijke militaire bijdragen leveren aan de militaire pijler ervan, hebben bij het dagelijkse beheer van het initiatief dezelfde rechten en plichten als de lidstaten die aan het initiatief deelnemen.

    5.   De Raad machtigt het PVC om passende besluiten betreffende de instelling van een civiel of militair comité van contribuanten te nemen, indien derde staten aan de civiele pijler bijdragen of aanzienlijke militaire bijdragen leveren aan de militaire pijler.

    Artikel 19

    Status van het initiatief en het personeel ervan

    De status van het initiatief en van het personeel ervan, inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en het vlotte verloop van hun missie, wordt overeenkomstig de procedure van artikel 218 VWEU vastgelegd in een overeenkomst op grond van artikel 37 VEU tussen de Unie en elk van de in artikel 1, lid 3, genoemde landen.

    Artikel 20

    Informatieverstrekking

    1.   De hoge vertegenwoordiger is gemachtigd de bij dit besluit betrokken derde staten, waar passend en in overeenstemming met de behoeften van het initiatief, gerubriceerde EU-informatie te verstrekken die voor het initiatief is gegenereerd, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU:

    a)

    tot het niveau waarin is voorzien in de toepasselijke tussen de Unie en de betrokken derde staat gesloten overeenkomst voor de beveiliging van informatie, of

    b)

    in andere gevallen, tot het niveau “CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL”.

    2.   Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de hoge vertegenwoordiger voorts gemachtigd gerubriceerde EU-informatie tot op het niveau “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van het initiatief is gegenereerd, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan het relevante land, genoemd in artikel 1, lid 3. Daartoe worden regelingen tussen de hoge vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteiten van dat land opgesteld.

    3.   De hoge vertegenwoordiger is gemachtigd niet-EU-gerubriceerde documenten in verband met de beraadslagingen van de Raad over het initiatief die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (3) vallen, vrij te geven aan de derde staten die bij dit besluit zijn betrokken.

    4.   De hoge vertegenwoordiger kan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde bevoegdheden, alsmede de bevoegdheid om de in lid 2 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personeel van de EDEO, aan de commandant civiele operaties of aan de militaire commandant.

    Artikel 21

    Planning en aanvang van het initiatief

    Het besluit over de aanvang van het initiatief wordt vastgesteld door de Raad na goedkeuring van het operatieplan voor de civiele pijler, en van het missieplan, met inbegrip van de inzetregels, voor de militaire pijler.

    Artikel 22

    Inwerkingtreding en beëindiging

    1.   Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

    2.   Het besluit is van toepassing voor een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de start van het initiatief op grond van artikel 21.

    3.   Dit besluit wordt ingetrokken overeenkomstig de plannen die zijn goedgekeurd voor de beëindiging van het initiatief, en onverminderd de in Besluit (GBVB) 2021/509 vastgelegde procedures voor de controle van en het afleggen van rekening en verantwoording over de militaire pijler.

    Gedaan te Brussel, 3 augustus 2023.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    P. NAVARRO RÍOS


    (1)  Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528 (PB L 102 van 24.3.2021, blz. 14).

    (2)  Besluit van de Raad 2013/488/EU van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

    (3)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


    Top