Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D0338

    Besluit (GBVB) 2023/338 van de Raad van 14 februari 2023 tot wijziging van een aantal besluiten en gemeenschappelijke standpunten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

    ST/5294/2023/INIT

    PB L 47 van 15.2.2023, p. 50–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/338/oj

    15.2.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 47/50


    BESLUIT (GBVB) 2023/338 VAN DE RAAD

    van 14 februari 2023

    tot wijziging van een aantal besluiten en gemeenschappelijke standpunten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

    Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 9 december 2022 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VNVR”) Resolutie 2664 (2022) aangenomen. De resolutie herinnert aan eerdere resoluties waarin sanctiemaatregelen werden opgelegd in reactie op bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid. Daarnaast wordt benadrukt dat de maatregelen die de lidstaten van de VN hebben genomen om de sancties uit te voeren, in overeenstemming zijn met hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht en dat met deze maatregelen geen nadelige gevolgen worden beoogd voor de burgerbevolking op humanitair vlak, noch voor humanitaire activiteiten of voor degenen die ze uitvoeren.

    (2)

    De VNVR heeft zich bereid verklaard zijn sanctieregelingen in voorkomend geval te herzien, aan te passen en te beëindigen, rekening houdend met de ontwikkeling van situaties ter plaatse en de noodzaak om onbedoelde negatieve humanitaire gevolgen tot een minimum te beperken. In punt 1 van Resolutie 2664 (2022) besluit de VNVR dan ook dat de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of de verstrekking van goederen en diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of ter ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, toegestaan zijn en geen schending vormen van de door de VNVR of zijn sanctiecomités opgelegde bevriezing van tegoeden. Voor de toepassing van dit besluit wordt punt 1 van Resolutie 2664 (2022) de “humanitaire vrijstelling” genoemd. De humanitaire vrijstelling is van toepassing op bepaalde actoren, zoals bepaald in die resolutie.

    (3)

    In Resolutie 2664 (2022) wordt benadrukt dat indien de humanitaire vrijstelling in strijd is met eerdere resoluties, Resolutie 2664 (2022) voorrang krijgt boven deze eerdere resoluties in de mate dat er sprake is van een dergelijke strijdigheid. In Resolutie 2664 (2022) wordt echter verduidelijkt dat punt 1 van Resolutie 2615 (2021) van de VNVR van kracht blijft.

    (4)

    In Resolutie 2664 (2022) wordt gevraagd dat aanbieders die een beroep doen op de humanitaire vrijstelling, redelijke inspanningen leveren teneinde ervoor te zorgen dat op de lijst geplaatste personen of entiteiten zo min mogelijk door de sancties verboden voordelen behalen als gevolg van rechtstreekse en onrechtstreekse levering of misbruik van hulp, onder meer door het versterken van risicobeheer en zorgvuldigheidsstrategieën en -processen.

    (5)

    Het is noodzakelijk Besluiten 2010/231/GBVB (1), 2013/798/GBVB (2), 2014/932/GBVB (3), (GBVB) 2022/2319 (4), en Gemeenschappelijk Standpunten 2003/495/GBVB (5) en 2005/888/GBVB (6) van de Raad, dienovereenkomstig te wijzigen.

    (6)

    Er is verdere actie van de Unie nodig om bepaalde in dit besluit vastgestelde maatregelen uit te voeren,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In artikel 6 van Besluit 2010/231/ GBVB wordt lid 6 vervangen door:

    “6.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

    Artikel 2

    Aan artikel 2 ter van Besluit 2013/798/GBVB wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

    Artikel 3

    Besluit 2014/932/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 2 ter wordt het volgende lid toegevoegd:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

    .

    2)

    Artikel 6 bis wordt vervangen door:

    “Artikel 6 bis

    Onverminderd artikel 2 ter, lid 7, en in afwijking van de bij UNSCR 2140 (2014) en UNSCR 2216 (2015) opgelegde maatregelen, verlenen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat de nodige toestemming, mits het Sanctiecomité per geval heeft bepaald dat een vrijstelling noodzakelijk is voor de werkzaamheden van de Verenigde Naties en andere humanitaire organisaties in Jemen, of voor enige andere doelstelling die overeenstemt met die resoluties.”.

    Artikel 4

    In artikel 3 van Besluit (GBVB) 2022/2319 wordt lid 7 vervangen door:

    “7.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

    .

    Artikel 5

    Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2 wordt vervangen door:

    “Artikel 2

    Alle tegoeden en andere financiële activa of economische middelen:

    a)

    van de vorige regering van Irak of van overheidsinstanties, rechtspersonen of agentschappen, zoals aangewezen door het bij VNVR-resolutie 1518 (2003) ingestelde Comité van de Veiligheidsraad (het “Sanctiecomité”), die zich op 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, of

    b)

    die uit Irak zijn weggehaald of zijn verworven door Saddam Hussein of andere hoge functionarissen van het voormalige Iraakse regime of hun naaste familieleden, met inbegrip van entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap, direct of indirect, berust bij hen of bij personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen, zoals aangewezen door het Sanctiecomité;

    worden onmiddellijk bevroren en, tenzij deze tegoeden of andere financiële activa of economische middelen zelf het voorwerp zijn van een eerder justitieel, administratief of arbitrair retentierecht of uitspraak, in welk geval zij kunnen worden gebruikt om bedoeld retentierecht of bedoelde uitspraak te voldoen, zorgen de lidstaten ervoor dat zij onmiddellijk worden overgedragen aan de door de regering van Irak opgezette opvolgingsregeling van het Ontwikkelingsfonds voor Irak, onder de in de Resoluties 1483 (2003) en 1956 (2010) van de Veiligheidsraad bepaalde voorwaarden.”

    .

    2)

    Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    “Artikel 2 ter

    De artikelen 2 en 2 bis zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

    Artikel 6

    Aan artikel 2 van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/888/GBVB wordt het volgende lid toegevoegd:

    “5.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

    a)

    de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

    b)

    internationale organisaties;

    c)

    humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

    d)

    bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

    e)

    de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of

    f)

    passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

    Artikel 7

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 14 februari 2023.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    E. SVANTESSON


    (1)  Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/138/GBVB (PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17).

    (2)  Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 51).

    (3)  Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 147).

    (4)  Besluit (GBVB) 2022/2319 van de Raad van 25 november 2022 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti (PB L 307 van 28.11.2022, blz. 135).

    (5)  Gemeenschappelijk Standpunt 2003/495/GBVB van de Raad van 7 juli 2003 inzake Irak en tot intrekking van de Gemeenschappelijke Standpunten 96/741/GBVB en 2002/599/GBVB (PB L 169 van 8.7.2003, blz. 72).

    (6)  Gemeenschappelijk Standpunt 2005/888/GBVB van de Raad van 12 december 2005 betreffende specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die verdacht worden van betrokkenheid bij de moord op voormalig premier van Libanon Rafiq Hariri (PB L 327 van 14.12.2005, blz. 26).


    Top