EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R1173

Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1173 van de Commissie van 31 mei 2022 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

C/2022/3390

PB L 183 van 8.7.2022, p. 23–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/1173/oj

8.7.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 183/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/1173 VAN DE COMMISSIE

van 31 mei 2022

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (1), en met name artikel 26, eerste alinea, punt c), artikel 60, lid 4, eerste alinea, punt b), artikel 75 en artikel 92,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2021/2116 stelt de basisregels vast met betrekking tot onder meer de verplichtingen van de lidstaten om de financiële belangen van de Unie te beschermen en verslag uit te brengen over beleidsprestaties. Met het oog op de goede werking van het nieuwe rechtskader moeten bepaalde voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van drie elementen (het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, het geospatiale aanvraagsysteem en het areaalmonitoringsysteem) van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (“geïntegreerd systeem”) en de daaraan gerelateerde corrigerende maatregelen, de vereisten voor steunaanvragen en het areaalmonitoringsysteem, het kader voor de verwerving van satellietgegevens voor het areaalmonitoringsysteem en de controles van de erkende brancheorganisaties met betrekking tot de gewasspecifieke betaling voor katoen. De nieuwe regels moeten in de plaats komen van de desbetreffende bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (2).

(2)

De beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, het geospatiale aanvraagsysteem en het areaalmonitoringsysteem moeten alomvattend zijn om te kunnen beoordelen of de informatie die door deze elementen van het geïntegreerde systeem wordt gegenereerd, betrouwbaar is. Aan de hand van de inhoud van deze verslagen moet ook kunnen worden geconcludeerd of voldoende zekerheid wordt geboden met betrekking tot de kwaliteit van de informatie die wordt gebruikt in de context van de verplichting van de lidstaten om verslag uit te brengen over de prestaties ten aanzien van de output- en resultaatindicatoren voor areaalgebonden interventies die onder het geïntegreerd systeem vallen. Daarom moeten die verslagen met name informatie bevatten over de in het kader van de kwaliteitsbeoordeling verrichte werkzaamheden en de geconstateerde tekortkomingen, en diagnostische informatie over de mogelijke onderliggende oorzaken van die tekortkomingen. Meer in het bijzonder moeten de verslagen informatie bevatten over de voor de kwaliteitsbeoordelingen gebruikte gegevens en beelden en over de testresultaten. De ervaring met de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over de kwaliteitsbeoordeling van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen heeft uitgewezen dat het gebruik van specifieke elektronische informatiesystemen bijzonder nuttig is. Om de werkzaamheden van de lidstaten en hun communicatie met de Commissie te vergemakkelijken, moeten deze informatiesystemen verder worden gebruikt en waar nodig verder worden ontwikkeld voor de verslagen over de drie kwaliteitsbeoordelingen waarin Verordening (EU) 2021/2116 voorziet.

(3)

Om hun doel, namelijk het verstrekken van betrouwbare gegevens voor het jaarlijkse prestatieverslag, te verwezenlijken, moeten de resultaten van de drie kwaliteitsbeoordelingen, en met name die van het geospatiale aanvraagsysteem en het areaalmonitoringsysteem, worden gecombineerd om een raming te kunnen maken van de uit tekortkomingen van de systemen voortvloeiende oppervlaktefout bij de voor de output- en resultaatindicatoren gerapporteerde gegevens. Er moeten regels worden vastgesteld voor de corrigerende maatregelen die nodig kunnen zijn om de tekortkomingen binnen een bepaald tijdsbestek aan te pakken. Voorts moet aan de hand van de verslagen die over de jaren 2024 en 2026 worden opgesteld, kunnen worden nagegaan of het areaalmonitoringsysteem in alle lidstaten naar behoren is opgezet en of de geleidelijke invoering van het areaalmonitoringsysteem succesvol is verlopen en dat systeem betrekking heeft op alle subsidiabiliteitsvoorwaarden en interventies die monitorbaar zijn. Daartoe moeten de verslagen een lijst bevatten van alle subsidiabiliteitscriteria voor alle areaalgebonden interventies die onder het geïntegreerd systeem vallen, samen met informatie over de gegevensbronnen die voor de analyse zijn gebruikt.

(4)

De lidstaten moeten een betrouwbaar en modern systeem voor het beheer van de steunaanvragen opzetten, dat elektronische communicatie mogelijk maakt en werkt in jaarlijkse cycli. De lidstaten moeten streven naar vereenvoudigingen voor begunstigden en nationale overheidsdiensten, bijvoorbeeld door te bepalen dat één aanvraag betrekking kan hebben op meerdere interventies of meerdere begunstigden die gezamenlijk een aanvraag indienen of dat bij overdracht van een bedrijf één aanvraag per bedrijf in een bepaald jaar in aanmerking wordt genomen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor een goed beheer van de interventies waarbij meer dan één betaalorgaan verantwoordelijk is voor dezelfde begunstigde.

(5)

De lidstaten moeten de vruchten van digitalisering plukken door in de regel gebruik te maken van elektronische middelen voor elke communicatie met de begunstigden. Bovendien moeten de lidstaten, met het oog op meer vereenvoudiging, de informatie die nodig is voor het beheer van de interventies, voor zover mogelijk opvragen uit gegevensbronnen die ter beschikking zijn van de openbare overheden.

(6)

Om het indienen van steunaanvragen te vergemakkelijken, moeten de lidstaten vooraf ingevulde formulieren verstrekken met alle voor de begunstigden relevante en zo actueel mogelijke informatie. De lidstaten moeten onregelmatigheden voorkomen door toe te staan dat de vooraf ingevulde formulieren worden gewijzigd en door te voorzien in alerts die de begunstigde helpen potentiële gevallen van niet-naleving op te sporen en een correcte aanvraag in te dienen. De lidstaten moeten met de door de begunstigden aangebrachte wijzigingen rekening houden bij de actualisering van de informatie in de databanken van de nationale overheid. Als een lidstaat besluit een geautomatiseerd claimsysteem toe te passen, moet dat systeem, met het oog op de gelijke behandeling van de begunstigden, dezelfde mate van gedetailleerdheid garanderen als die welke vereist is voor de steunaanvraag uit hoofde van deze verordening.

(7)

Steunaanvragen in het kader van het geïntegreerd systeem moeten, voor zover mogelijk, alle informatie bevatten die nodig is voor een goed en betrouwbaar beheer van de betrokken interventies en voor de correcte verslaglegging over de output- en resultaatindicatoren. Met het oog op een goed beheer van de interventies moeten de begunstigden verantwoordelijk blijven voor de ingediende steunaanvraag, zodat duidelijk kan worden uitgemaakt wie de daarmee samenhangende rechten kan uitoefenen en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden op zich moet nemen.

(8)

Om onregelmatigheden te voorkomen moet de mogelijkheid worden geboden steunaanvragen binnen een bepaalde termijn te wijzigen of in te trekken. Wanneer alle begunstigden van een bepaalde interventie onder administratieve controles en/of de toepassing van het areaalmonitoringsysteem vallen, is een afschrikkend effect van sancties niet nodig. Daarom moet het vóór het verstrijken van een bepaalde termijn die nodig is voor een goed beheer van de interventies, te allen tijde worden toegestaan steunaanvragen te wijzigen of in te trekken. Voor niet-nalevingen in verband met niet-monitorbare subsidiabiliteitsvoorwaarden die aan het licht komen op basis van andere bronnen dan het areaalmonitoringsysteem of administratieve controles, mogen evenwel geen wijzigingen of intrekkingen worden toegestaan. In andere situaties mag de mogelijkheid om steunaanvragen te wijzigen of in te trekken niet worden toegestaan wanneer de begunstigde in kennis is gesteld van een geplande controle ter plaatse of wanneer een dergelijke controle, indien onaangekondigd, reeds onregelmatigheden aan het licht heeft gebracht. Voorts moet, met het oog op de betrouwbaarheid van de informatie die nodig is voor interventies met betrekking tot runderen, schapen en geiten op grond van artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (3), de termijn voor het aanbrengen van wijzigingen zodanig worden vastgesteld dat de steunaanvraag kan worden gewijzigd en het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren kan worden bijgewerkt vóór de door de lidstaat vastgestelde datum waarop aan de identificatie- en registratievereisten moet zijn voldaan.

(9)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de geospatiale aanvraag de nodige informatie bevat voor het beheer van onder het geïntegreerd systeem vallende areaalgebonden interventies en, voor zover nodig, van areaalgebonden interventies in de wijnsector, alsook voor de vereisten in het kader van de conditionaliteit. Als nuttige leidraad voor de lidstaten moet een niet-uitputtende lijst van elementen van de geospatiale aanvraag worden opgesteld. Met betrekking tot de informatie die de begunstigde over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet verstrekken wanneer dat van belang is voor een onder het geïntegreerd systeem vallende interventie waarvoor steun in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) wordt aangevraagd, kunnen de lidstaten besluiten die informatie te gebruiken ten aanzien van de verplichting tot registratie van het gebruik van deze producten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(10)

Met het oog op een goed beheer van de diergebonden interventies moeten bepaalde regels betreffende de inhoud van de betrokken steunaanvragen worden vastgesteld. Met het oog op transparantie en gelijke behandeling van begunstigden moet ook worden verduidelijkt dat wanneer een automatisch claimsysteem wordt gebruikt, alle dieren die eigendom zijn van de begunstigde en in aanmerking kunnen komen voor steun in het kader van een bepaalde interventie, moeten worden geacht voor die interventie te zijn gedeclareerd.

(11)

Bij Verordening (EU) 2021/2116 is het areaalmonitoringsysteem ingevoerd als verplicht onderdeel van het geïntegreerd systeem. Om ervoor te zorgen dat deze verplichting naar behoren en op uniforme wijze wordt uitgevoerd, moet het areaalmonitoringsysteem in alle lidstaten hetzelfde toepassingsgebied hebben en bijgevolg betrekking hebben op alle begunstigden, alle onder het geïntegreerd systeem vallende areaalgebonden interventies en alle monitorbare voorwaarden. Om de horizontale doelstelling van de modernisering van het GLB te ondersteunen moet de automatisering van de gegevensanalyse in het kader van het areaalmonitoringsysteem prioriteit krijgen. Daarom moet het aantal subsidiabiliteitsvoorwaarden dat kan worden geacht monitorbaar te zijn met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, geleidelijk worden uitgebreid. Daartoe moeten de lidstaten ervoor zorgen dat in 2023 en 2024 alle subsidiabiliteitsvoorwaarden die kunnen worden geacht monitorbaar te zijn door automatische verwerking van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma, aan het areaalmonitoringsysteem onderworpen zijn. De lidstaten kunnen echter beslissen of deze monitorbare subsidiabiliteitsvoorwaarden daadwerkelijk worden gemonitord door de verwerking van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma dan wel van andere gegevens van ten minste equivalente waarde. Indien de subsidiabiliteitsvoorwaarden niet kunnen worden geacht monitorbaar te zijn met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma, kunnen de lidstaten besluiten ze te monitoren door de verwerking van andere gegevens van ten minste equivalente waarde, of deze gegevens als niet-monitorbaar te beschouwen. Vanaf 2025 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle subsidiabiliteitsvoorwaarden die kunnen worden geacht monitorbaar te zijn door automatische verwerking van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of van gegeotagde foto’s, aan het areaalmonitoringsysteem onderworpen zijn. Gezien de inspanningen en investeringen die nodig zijn om gegeotagde foto’s op te nemen als gegevens van ten minste equivalente waarde voor het areaalmonitoringsysteem, moeten de lidstaten evenwel tijd krijgen om de nodige voorbereidende werkzaamheden te verrichten. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de subsidiabiliteitsvoorwaarden die kunnen worden geacht monitorbaar te zijn aan de hand van gegeotagde foto’s, in de loop van de programmeringsperiode geleidelijk in het systeem worden opgenomen. Daarbij moet vanaf 2025 gestaag vooruitgang worden geboekt. De lidstaten moeten bepalen welke subsidiabiliteitsvoorwaarden die kunnen worden geacht monitorbaar te zijn aan de hand van gegeotagde foto’s, elk jaar aan het areaalmonitoringsysteem worden onderworpen. Om het de lidstaten verder te vergemakkelijken deze nieuwe technologie in het areaalmonitoringsysteem te integreren, moeten de lidstaten bovendien vóór 1 januari 2027 op zijn minst een bepaald percentage interventies waarvoor de subsidiabiliteitsvoorwaarden worden geacht alleen met gegeotagde foto’s te kunnen worden gemonitord, in het areaalmonitoringsysteem hebben opgenomen. De lidstaten moeten de flexibiliteit krijgen om te beslissen welke interventies met op zijn minst één subsidiabiliteitsvoorwaarde die in het kader van het areaalmonitoringsysteem met gegeotagde foto’s wordt gemonitord, in dat percentage worden opgenomen. In hun besluit moeten de lidstaten er echter voor zorgen dat alle areaalgebonden interventies onder het areaalmonitoringsysteem vallen, zoals voorgeschreven in artikel 70 van Verordening (EU) 2021/2116.

(12)

Daarnaast moeten ook gemeenschappelijke voorschriften worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de arealen waarvoor een claim in het kader van een interventie is ingediend, vrij zijn van niet-subsidiabel areaal, niet-subsidiabel landgebruik of wijzigingen in de categorie landbouwareaal die een impact kunnen hebben op de analyse van de interventiespecifieke subsidiabiliteitsvoorwaarden met behulp van het areaalmonitoringsysteem. Die voorschriften moeten gedurende het hele claimjaar worden beoordeeld met betrekking tot de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de in een bepaalde steunaanvraag opgenomen interventies, zodat vervolgens een zinvolle analyse door het areaalmonitoringsysteem mogelijk wordt. Het landgebruik moet voor een afgebakend areaal worden beoordeeld om te kunnen concluderen of het tijd-ruimtegedrag dat op basis van een bepaalde steunaanvraag en de betrokken interventie kan worden verwacht, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Bij de ontwikkeling van het areaalmonitoringsysteem moeten de lidstaten het potentieel ervan ten volle benutten door de beschikbare informatie te gebruiken voor het actualiseren van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen en door met de begunstigden te communiceren met het oog op de wijziging van hun steunaanvraag. Wanneer de lidstaat de begunstigde op basis van de resultaten van het areaalmonitoringsysteem in kennis moet stellen van een niet-naleving wegens de aanwezigheid van niet-subsidiabele arealen of niet-subsidiabel landgebruik, moet de informatie over de niet-naleving onmiddellijk na de opsporing ervan worden meegedeeld, zodat de begunstigde de mogelijkheid krijgt de steunaanvraag zo snel mogelijk te wijzigen en er opnieuw een zinvolle en tijdige analyse kan worden verricht met het areaalmonitoringsysteem. Ook moet worden verduidelijkt hoe de mogelijkheid om het systeem geleidelijk in te voeren in de praktijk moet worden toegepast, door te specificeren welke interventies in 2023 in het systeem moeten zijn opgenomen.

(13)

Om ervoor te zorgen dat het areaalmonitoringsysteem alle subsidiabiliteitsvoorwaarden voor alle onder het geïntegreerd systeem vallende areaalgebonden interventies kan bestrijken die kunnen worden gemonitord met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, moeten de gegevenssoorten worden uitgebreid en moeten de normen worden vastgesteld die hun gelijkwaardigheid met satellietgegevens waarborgen. Om hiaten in de moderniseringsinspanningen van de lidstaten te voorkomen, moeten gegeotagde foto’s voor het areaalmonitoringsysteem worden beschouwd als gegevens van ten minste equivalente waarde.

(14)

Er moeten specifieke regels worden vastgesteld voor een objectieve en efficiënte procedure voor de verwerving van satellietgegevens ten behoeve van het areaalmonitoringsysteem.

(15)

Met het oog op een goed beheer van de interventies voor katoen moeten bepaalde voorschriften worden vastgesteld betreffende de inhoud van de controles die de lidstaten bij de erkende brancheorganisaties verrichten.

(16)

Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 worden ingetrokken. Die verordening blijft echter van toepassing op steunaanvragen voor rechtstreekse betalingen die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend en op betalingsaanvragen in verband met bijstandsmaatregelen die worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen, het Comité voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) 2021/2116 vastgesteld wat betreft het in artikel 65 van die verordening bedoelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem (“geïntegreerd systeem”), en wel met betrekking tot:

a)

de vorm en inhoud van, en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

i)

de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem;

ii)

de corrigerende maatregelen als bedoeld in de artikelen 68, 69 en 70 van Verordening (EU) 2021/2116;

b)

de basiskenmerken van en regels voor het steunaanvraagsysteem uit hoofde van artikel 69 van Verordening (EU) 2021/2116 en het areaalmonitoringsysteem als bedoeld in artikel 70 van die verordening, met inbegrip van parameters voor de geleidelijke toename van het aantal onder het areaalmonitoringsysteem vallende interventies;

c)

de procedure voor de in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde verwerving van satellietgegevens voor de verwezenlijking van de gestelde doelen;

d)

het kader voor de verwerving, de verbetering en het gebruik van satellietgegevens, en de toepasselijke termijnen, en

e)

een systeem ter controle van de erkende brancheorganisaties met betrekking tot de gewasspecifieke betaling voor katoen als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 2

Kwaliteitsbeoordelingsverslagen

1.   De lidstaten verstrekken de in artikel 68, lid 3, artikel 69, lid 6, en artikel 70, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde kwaliteitsbeoordelingen aan de Commissie in de vorm van verslagen die worden ingediend via elektronische informatiesystemen waarmee informatie, documenten en ondersteunende gegevens kunnen worden uitgewisseld.

2.   De in lid 1 bedoelde verslagen bevatten informatie over de onderliggende werkzaamheden in het kader van de kwaliteitsbeoordelingen, met name met betrekking tot de resultaten van de bezoeken ter plaatse en/of de beeldanalyse die betrouwbare en overtuigende informatie verschaffen over de feitelijke toestand op het terrein, alsook een kwantificering van de tekortkomingen die bij de desbetreffende kwaliteitsbeoordeling aan het licht zijn gekomen. De resultaten van de in lid 1 bedoelde kwaliteitsbeoordelingen worden gecombineerd met het oog op de kwantificering van de fout in het aantal hectaren of het aandeel arealen dat in het jaarlijkse prestatieverslag is gerapporteerd.

3.   Indien de in lid 1 bedoelde kwaliteitsbeoordelingen tekortkomingen aan het licht brengen, vermeldt de lidstaat in het kwaliteitsbeoordelingsverslag duidelijk de corrigerende maatregelen om die tekortkomingen te verhelpen. Indien de Commissie van oordeel is dat de voortgang bij de uitvoering van de in het voorgaande jaar voorgestelde corrigerende maatregelen onvoldoende is, kan zij de lidstaat verzoeken een actieplan in te dienen overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2021/2116.

4.   Bij terugkerende tekortkomingen die bij de in lid 1 bedoelde kwaliteitsbeoordelingen aan het licht komen, verzoekt de Commissie om een actieplan overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 indien dezelfde tekortkomingen worden geconstateerd in het tweede opeenvolgende jaar zonder dat zich enige verbetering heeft voorgedaan, en die tekortkomingen als ernstig worden beschouwd overeenkomstig artikel 2, punt d), van die verordening.

5.   Het voor de jaren 2024 en 2026 in te dienen beoordelingsverslag over de kwaliteit van het areaalmonitoringsysteem moet een lijst bevatten van alle subsidiabiliteitsvoorwaarden voor alle onder het areaalmonitoringsysteem vallende interventies, samen met informatie over de gegevensbronnen die voor de analyse zijn gebruikt.

Artikel 3

Algemene voorschriften voor het steunaanvraagsysteem

1.   De lidstaten zetten een elektronisch systeem op voor de steunaanvragen, die jaarlijks door de begunstigden moeten worden ingediend en alle informatie moeten bevatten die de lidstaten nodig hebben voor de verificatie van de subsidiabiliteitsvoorwaarden, op zijn minst voor de interventies als bedoeld in artikel 65, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2021/2116, en, indien nodig, van de voorwaarden en vereisten met betrekking tot de conditionaliteit en de betalingsrechten. Het systeem maakt een duidelijke en ondubbelzinnige identificatie van de begunstigden mogelijk, met name wanneer wordt gebruikgemaakt van het in artikel 65, lid 4, punt f), van die verordening bedoelde automatische claimsysteem. Het systeem omvat het geospatiale aanvraagsysteem en, indien van toepassing, het diergebonden aanvraagsysteem als bedoeld in artikel 66, lid 1, punt b), van die verordening.

2.   De steunaanvragen worden ingediend binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn en hebben betrekking op het kalenderjaar van indiening.

3.   De lidstaten kunnen voorzien in een verzamelaanvraag voor verschillende interventies als bedoeld in artikel 65, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2021/2116, de betalingsrechten en de conditionaliteit.

4.   De lidstaten kunnen besluiten dat een groep begunstigden gezamenlijk een steunaanvraag kan indienen, mits gelijke behandeling van alle begunstigden gegarandeerd is.

5.   Wordt een bedrijf overgedragen van een begunstigde aan een andere, dan nemen de lidstaten in het jaar van overdracht slechts één steunaanvraag voor dat bedrijf in aanmerking.

6.   Voor diergebonden interventies op grond van de artikelen 31, 34 en 70 van Verordening (EU) 2021/2115 kunnen de lidstaten, wanneer een dier wordt overgedragen van een begunstigde aan een andere, in het jaar van overdracht meer dan één steunaanvraag voor dat dier in aanmerking nemen, mits zij de non-discriminatie tussen de betrokken begunstigden, de doeltreffendheid van de controles, een billijke toepassing van eventuele sancties en de inachtneming van de jaarperiodiciteit van het geïntegreerd systeem kunnen garanderen.

7.   Met het oog op een goed beheer van de interventies in een lidstaat en wanneer meer dan één betaalorgaan verantwoordelijk is voor het beheer van de steunaanvraag van eenzelfde begunstigde, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de nodige informatie ter beschikking wordt gesteld van alle betrokken betaalorganen.

Artikel 4

Vereenvoudiging van de procedures met betrekking tot het steunaanvraagsysteem

1.   De lidstaten zetten elektronische communicatiemiddelen tussen de begunstigde en de autoriteiten op om ervoor te zorgen dat de toegezonden gegevens betrouwbaar zijn met het oog op een goed beheer van de onder het geïntegreerd beheers- en controlesysteem vallende interventies. Indien de bewijsstukken niet langs elektronische weg kunnen worden toegezonden, stellen de lidstaten dezelfde termijnen vast voor de toezending ervan via niet-elektronische middelen.

2.   De lidstaten kunnen in vereenvoudigde procedures voorzien wanneer de autoriteiten reeds over de gegevens beschikken, met name wanneer de situatie sinds de laatste indiening van een steunaanvraag niet is gewijzigd. De lidstaten kunnen besluiten om voor steunaanvragen gebruik te maken van gegevens uit gegevensbronnen waarover de nationale autoriteiten beschikken. De lidstaten zorgen ervoor dat die gegevensbronnen de mate van zekerheid bieden die voor een goed beheer van de gegevens nodig is om de betrouwbaarheid, integriteit en veiligheid van die gegevens te waarborgen.

3.   Indien nodig kunnen de lidstaten de informatie die moet worden verstrekt in de bewijsstukken die samen met de steunaanvraag moeten worden ingediend, rechtstreeks bij de informatiebron opvragen.

Artikel 5

Voorschriften met betrekking tot het steunaanvraagsysteem

1.   De lidstaten verstrekken de begunstigden langs elektronische weg vooraf ingevulde formulieren als bedoeld in artikel 69, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2116.

2.   Voor areaalgebonden interventies als bedoeld in artikel 65, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2021/2116 bevatten de vooraf ingevulde formulieren het desbetreffende grafische materiaal in zijn meest actuele vorm, dat wordt aangeleverd via een interface op basis van een geografisch informatiesysteem, om de geospatiale aangifte van arealen voor deze interventies en voor de conditionaliteit te vergemakkelijken.

3.   Op de in lid 1 bedoelde vooraf ingevulde formulieren staat het volgende vermeld:

a)

de unieke identificatie van alle landbouwpercelen en van de grondeenheden met niet-landbouwarealen die door de lidstaat waar het bedrijf gevestigd is, als subsidiabel worden beschouwd;

b)

de oppervlakte en de ligging van de gedeclareerde arealen van deze percelen en het overeenkomstige subsidiabele areaal dat voor het voorgaande jaar voor betaling in het kader van areaalgebonden interventies was vastgesteld;

c)

informatie die van belang is voor de conditionaliteit.

4.   Aan de begunstigden kan ook informatie worden verstrekt die afkomstig is van het areaalmonitoringsysteem, indien die van belang is voor de steunaanvraag.

5.   Voor diergebonden interventies met betrekking tot runderen of schapen en geiten maken de lidstaten gebruik van een bijgewerkt geautomatiseerd gegevensbestand zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 25, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie (6), om in de vooraf ingevulde formulieren de meest recente informatie op te nemen uit dat gegevensbestand, dat moet zijn bijgewerkt overeenkomstig de in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie (7) vastgestelde termijnen.

6.   De lidstaten bieden de begunstigden de mogelijkheid om de vooraf ingevulde formulieren te corrigeren binnen een termijn die de lidstaat vaststelt overeenkomstig de voorwaarden voor de termijn voor de indiening van steunaanvragen als vastgesteld in artikel 3 en voor de wijziging of intrekking van steunaanvragen als vastgesteld in artikel 7.

7.   Waar relevant wordt met de wijzigingen die de begunstigden in de vooraf ingevulde formulieren aanbrengen, rekening gehouden bij de actualisering van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, de toepassing van het areaalmonitoringsysteem en het geautomatiseerde gegevensbestand als bedoeld in lid 5.

8.   Om de indiening door de begunstigden te vergemakkelijken, voorziet het steunaanvraagsysteem tijdens de aanvraagprocedure in alerts.

9.   Lidstaten die het in artikel 65, lid 4, punt f), van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde automatische claimsysteem toepassen, zorgen voor een niveau van gedetailleerdheid dat gelijkwaardig is aan het in de onderhavige verordening vastgestelde niveau.

Artikel 6

Inhoud van de steunaanvragen

1.   Onder steunaanvraag wordt verstaan een aanvraag om steun in het kader van een onder het geïntegreerd systeem vallende interventie of, in voorkomend geval, een bijstandsaanvraag of een betalingsclaim.

2.   De steunaanvraag bevat ten minste:

a)

de identiteit van de begunstigde;

b)

nadere gegevens over de aangevraagde interventie(s);

c)

in voorkomend geval, alle bewijsstukken die nodig zijn voor de vaststelling van de subsidiabiliteitsvoorwaarden en andere relevante vereisten voor de betrokken interventie;

d)

informatie die van belang is voor de conditionaliteit.

De begunstigde blijft verantwoordelijk voor de steunaanvraag en de juistheid van de verstrekte informatie. Dit geldt ook wanneer een lidstaat gebruikmaakt van een automatisch claimsysteem.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de steunaanvraag alle informatie bevat die nodig is voor de extractie van de gegevens die van belang zijn voor de correcte verslaglegging over de output- en resultaatindicatoren, als bedoeld in artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116, met betrekking tot de in de steunaanvraag opgenomen interventies.

Artikel 7

Wijziging of intrekking van steunaanvragen

1.   De steunaanvragen kunnen door de begunstigde worden gewijzigd of geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken onder de volgende voorwaarden:

a)

voor interventies die onder het areaalmonitoringsysteem vallen, op elk tijdstip vóór een door de lidstaat vast te stellen uiterste datum, die niet later mag zijn dan 15 kalenderdagen vóór de datum waarop de eerste tranche of de voorschotten worden betaald overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) 2021/2116. Wijzigingen of intrekkingen zijn echter niet toegestaan voor niet-nalevingen in verband met niet-monitorbare subsidiabiliteitsvoorwaarden die aan het licht komen met andere middelen dan het areaalmonitoringsysteem of administratieve controles, of wanneer de begunstigde in kennis is gesteld van het voornemen van de lidstaat om een controle ter plaatse uit te voeren;

b)

voor diergebonden interventies op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2021/2115 met betrekking tot runderen of schapen en geiten, op elk tijdstip vóór een door de lidstaat vast te stellen uiterste datum, die niet later mag zijn dan 15 kalenderdagen vóór de datum waarop de eerste tranche of de voorschotten worden betaald overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) 2021/2116. Met betrekking tot de subsidiabiliteitsvoorwaarde inzake de identificatie en registratie van de dieren, worden wijzigingen of intrekkingen echter slechts toegestaan vóór de door de lidstaat overeenkomstig artikel 34, lid 2, tweede zin, van Verordening (EU) 2021/2115 vastgestelde datum en indien de in de eerste zin van onderhavig punt bedoelde termijn niet is verstreken. Bovendien zijn wijzigingen of intrekkingen niet toegestaan wanneer de begunstigde in kennis is gesteld van het voornemen van de lidstaat om een controle ter plaatse te verrichten of de begunstigde kennis krijgt van een niet-naleving als gevolg van een onaangekondigde controle ter plaatse. Wijzigingen of intrekkingen zijn evenwel toegestaan voor het gedeelte waarop de bij de controle ter plaatse ontdekte niet-naleving geen betrekking heeft;

c)

voor andere interventies, op elk tijdstip vóór een door de lidstaat vast te stellen uiterste datum, die niet later mag zijn dan 15 kalenderdagen vóór de datum waarop de eerste tranche of de voorschotten worden betaald overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) 2021/2116. Wijzigingen of intrekkingen zijn echter niet toegestaan wanneer de begunstigde in kennis is gesteld van het voornemen van de lidstaat om een controle ter plaatse te verrichten of de begunstigde kennis krijgt van een niet-naleving als gevolg van een onaangekondigde controle ter plaatse. Wijzigingen of intrekkingen zijn evenwel toegestaan voor het gedeelte waarop de bij de controle ter plaatse ontdekte niet-naleving geen betrekking heeft.

2.   Als bij de administratieve controles of door middel van het areaalmonitoringsysteem niet-nalevingen van subsidiabiliteitsvoorwaarden aan het licht komen, stellen de lidstaten de begunstigden hiervan in kennis, zodat zij de steunaanvraag overeenkomstig lid 1, punten a), b) en c), kunnen wijzigen of intrekken wat betreft het deel waarop de niet-naleving betrekking heeft. Voor diergebonden interventies op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2021/2115 met betrekking tot runderen of schapen en geiten zijn evenwel bij niet-nalevingen van de subsidiabiliteitsvoorwaarde inzake de identificatie en registratie van de dieren, wijzigingen of intrekkingen slechts toegestaan vóór de door de lidstaat vastgestelde datum waarop aan die vereisten moet zijn voldaan, als bedoeld in lid 2 van dat artikel. Om de procedure voor de begunstigde te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten de nodige correcties in de steunaanvraag aanbrengen voor het deel waarop de niet-naleving betrekking heeft. In dat geval zorgen de lidstaten er echter voor dat de begunstigde op de hoogte is van de door de lidstaat aangebrachte wijzigingen en de mogelijkheid heeft om te reageren als hij het er niet mee eens is.

3.   Voor de diergebonden interventies op grond van artikel 34 van Verordening (EU) 2021/2115 met betrekking tot runderen of schapen en geiten kunnen de lidstaten bepalen dat de kennisgevingen aan het in artikel 5, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde geautomatiseerde gegevensbestand van een dier dat het bedrijf heeft verlaten, in de plaats kunnen komen van een schriftelijke verklaring inzake de intrekking van het dier.

4.   Als de lidstaten voor diergebonden interventies gebruikmaken van een automatisch claimsysteem als bedoeld in artikel 65, lid 4, punt f), van Verordening (EU) 2021/2116, kunnen de begunstigden hun claim alleen intrekken voor alle voor de interventie relevante dieren die in het geautomatiseerde gegevensbestand zijn geregistreerd.

5.   Voor wijzigingen of intrekkingen wordt gebruikgemaakt van de door de lidstaat opgezette officiële communicatiekanalen.

6.   De lidstaten stellen de begunstigden in kennis van de uiterste datum voor de wijziging of intrekking van de steunaanvraag. De lidstaten zorgen ervoor dat begunstigden die onder een automatisch claimsysteem als bedoeld in artikel 65, lid 4, punt f), van Verordening (EU) 2021/2116 vallen, gelijk worden behandeld.

Artikel 8

Geospatiale aanvraag

1.   De geospatiale aanvraag wordt gebruikt voor alle onder het geïntegreerd systeem vallende areaalgebonden interventies en voor de desbetreffende informatie betreffende de conditionaliteit, ook wanneer het gaat om begunstigden die aan de conditionaliteit onderworpen zijn, maar geen steun in het kader van de areaalgebonden interventies aanvragen.

2.   De geospatiale aanvraag kan ook worden gebruikt voor areaalgebonden interventies in de wijnsector, als vastgesteld in titel III, hoofdstuk III, afdeling 4, van Verordening (EU) 2021/2115.

3.   Onverminderd artikel 6 bevat de geospatiale aanvraag ten minste de volgende informatie:

a)

een eenduidige identificatie van de landbouwpercelen en van de grondeenheden met niet-landbouwarealen die door de lidstaat waar het bedrijf gevestigd is, als subsidiabel worden beschouwd;

b)

een duidelijke afbakening van het areaal dat wordt gedeclareerd voor steun in het kader van elke interventie voor landbouwpercelen en grondeenheden met niet-landbouwarealen die door de lidstaat als subsidiabel worden beschouwd, met name indien het areaal waarvoor een aanvraag wordt ingediend, kleiner is dan het totale areaal van het landbouwperceel;

c)

het type, de ligging en, waar relevant, de grootte van de landschapselementen die van belang zijn voor de conditionaliteit of de interventies;

d)

waar relevant, de gewassen die op de landbouwpercelen geteeld worden;

e)

waar relevant, of op het perceel aan biologische landbouw wordt gedaan, en met name voor de omschakeling of de instandhouding van biologische landbouwpraktijken en -methoden als bedoeld in Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (8), wat van belang is voor steun die wordt verleend in het kader van interventies als bedoeld in de artikelen 31 en 70 van Verordening (EU) 2021/2115 of voor de conditionaliteit;

f)

waar relevant, informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor percelen in het kader van interventies voor een duurzaam en verminderd gebruik van pesticiden krachtens de artikelen 31 en 70 van Verordening (EU) 2021/2115. De lidstaten kunnen besluiten deze informatie te gebruiken ten aanzien van de in artikel 67, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgestelde verplichting tot het bijhouden van registers van gewasbeschermingsmiddelen;

g)

de identificatie van de betalingsrechten overeenkomstig het in artikel 73 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde identificatie- en registratiesysteem, ten behoeve van de basisinkomenssteun voor duurzaamheid;

h)

voor arealen waarvoor de gewasspecifieke betaling voor katoen wordt aangevraagd, het gebruikte katoenzaadras en, in voorkomend geval, de identificatie van de erkende brancheorganisatie waarvan de begunstigde lid is;

i)

voor arealen die voor de productie van hennep worden gebruikt, het gebruikte zaadras, de gebruikte hoeveelheden zaaizaad, uitgedrukt in kilogram per hectare, en de officiële etiketten die overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EG van de Raad (9), en met name artikel 12, op de verpakking van het zaad worden gebruikt, of elk ander door de lidstaat als gelijkwaardig erkend document. Wanneer de etiketten ook aan andere nationale autoriteiten moeten worden overgelegd, kunnen de lidstaten bepalen dat die etiketten aan de begunstigden moeten worden teruggegeven. Op de teruggegeven etiketten wordt vermeld dat zij voor een aanvraag zijn gebruikt.

Artikel 9

Aanvragen voor diergebonden interventies

1.   Onverminderd artikel 6 bevatten de aanvragen voor diergebonden interventies ten minste de volgende informatie:

a)

het aantal dieren of, waar relevant, het aantal grootvee-eenheden, van elke soort waarvoor een diergebonden interventie wordt aangevraagd;

b)

waar relevant, informatie over de plaats waar de dieren worden gehouden in het kalenderjaar waarop de steunaanvraag betrekking heeft;

c)

indien de steun betrekking heeft op runderen of schapen en geiten, bijgewerkte informatie die voor de interventie betreffende de dieren van belang is met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor dieren overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115.

2.   De lidstaten die een automatisch claimsysteem overeenkomstig artikel 65, lid 4, punt f), van Verordening (EU) 2021/2116 toepassen, garanderen eenzelfde mate van gedetailleerdheid als vastgesteld in lid 1 van dit artikel, op basis van de informatie die beschikbaar is in het officiële gecomputeriseerde gegevensbestand, dat voor alle dieren moet zijn bijgewerkt overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115. In het kader van het automatische claimsysteem worden alle dieren van de begunstigde die relevant zijn voor een interventie, geacht in de aanvraag te zijn opgenomen.

Artikel 10

Areaalmonitoringsysteem

1.   Het areaalmonitoringsysteem geldt voor alle steunaanvragen voor onder het geïntegreerd systeem vallende areaalgebonden interventies die in elke lidstaat worden ingediend, en wordt gebruikt voor het observeren, traceren en beoordelen van landbouwactiviteiten en -praktijken op de hectaren waarop die areaalgebonden interventies betrekking hebben, en op zijn minst voor de jaarlijkse prestatieverslaglegging.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat voor alle areaalgebonden interventies de subsidiabiliteitsvoorwaarden die kunnen worden gemonitord met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, onder het areaalmonitoringsysteem vallen, en delen deze informatie mee aan de betrokken begunstigden.

3.   Voor de toepassing van het areaalmonitoringsysteem wordt een subsidiabiliteitsvoorwaarde als monitorbaar beschouwd wanneer zij kan worden gemonitord aan de hand van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma. Voor de monitoring van de als monitorbaar beschouwde subsidiabiliteitsvoorwaarden kunnen de lidstaten besluiten gebruik te maken van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde, zoals bepaald in artikel 11. Met ingang van 1 januari 2025 wordt een subsidiabiliteitsvoorwaarde echter als monitorbaar beschouwd wanneer zij kan worden gemonitord met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of gegeotagde foto’s als bedoeld in artikel 11. Voor de monitoring van de subsidiabiliteitsvoorwaarden die vanaf 1 januari 2025 als monitorbaar worden beschouwd, kunnen de lidstaten besluiten gebruik te maken van gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma, gegeotagde foto’s of andere gegevens van ten minste equivalente waarde.

4.   De lidstaten kunnen besluiten de subsidiabiliteitsvoorwaarden die met gegeotagde foto’s kunnen worden gemonitord, geleidelijk in het areaalmonitoringsysteem op te nemen. De lidstaten zorgen ervoor dat uiterlijk vóór 1 januari 2027 ten minste 70 % van de interventies waarvoor de subsidiabiliteitsvoorwaarden alleen met gegeotagde foto’s kunnen worden gemonitord, onder het areaalmonitoringsysteem valt. De lidstaten bepalen welke subsidiabiliteitsvoorwaarden die met gegeotagde foto’s kunnen worden gemonitord, elk jaar aan het areaalmonitoringsysteem worden onderworpen.

5.   Voor de analyse van de monitorbare subsidiabiliteitsvoorwaarden in het kader van het areaalmonitoringsysteem kunnen de lidstaten ervoor kiezen gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma en/of andere soorten gegevens die overeenkomstig de criteria van artikel 11 van ten minste equivalente waarde zijn, te combineren om de volledige populatie van de betrokken steunaanvragen te bestrijken. De lidstaten kunnen ook besluiten een watervalanalyse van gegevens van Sentinel-satellieten en/of andere soorten gegevens van ten minste equivalente waarde uit te voeren om het aantal niet sluitend gemonitorde gevallen te verminderen. Bij subsidiabiliteitsvoorwaarden die alleen met gegeotagde foto’s kunnen worden gemonitord, gaat de lidstaat ervan uit dat niet aan de betrokken subsidiabiliteitsvoorwaarde is voldaan indien de begunstigde geen input levert.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat hectaren die niet aan de desbetreffende subsidiabiliteitsvoorwaarden voldoen op de uiterste datum waarop steunaanvragen overeenkomstig artikel 7 kunnen worden gewijzigd, worden uitgesloten van de jaarlijkse prestatieverslaglegging.

7.   Om een betrouwbare waarneming, tracering en beoordeling van landbouwactiviteiten en -praktijken mogelijk te maken, zorgt het areaalmonitoringsysteem, op het niveau van het landbouwperceel of van de grondeenheden met niet-landbouwarealen die door de lidstaat als subsidiabel worden beschouwd, voor de opsporing van:

a)

de aanwezigheid van niet-subsidiabel areaal, met name als gevolg van permanente structuren;

b)

de aanwezigheid van niet-subsidiabel landgebruik;

c)

een wijziging van de categorie landbouwareaal, d.w.z. of het gaat om bouwland, blijvende teelten of blijvend grasland.

Waar relevant gebruiken de lidstaten de in dit lid bedoelde informatie om het identificatiesysteem voor landbouwpercelen bij te werken.

8.   De lidstaten delen de begunstigden de informatie mee over de hectaren waarvoor niet aan de desbetreffende subsidiabiliteitsvoorwaarden is voldaan en over de geconstateerde aanwezigheid van niet-subsidiabel areaal, niet-subsidiabel landgebruik of wijziging van de categorie landbouwareaal, zodat de begunstigden de steunaanvragen kunnen wijzigen overeenkomstig artikel 7 of aanvullende bewijsstukken kunnen overleggen. De lidstaten kunnen ook besluiten de begunstigden in kennis te stellen van andere voorlopige resultaten, met inbegrip van niet sluitend gemonitorde gevallen, zodat de begunstigden, indien nodig, hun aanvragen overeenkomstig artikel 7, lid 1, kunnen wijzigen.

9.   In afwijking van lid 1 en om een geleidelijke toename van het aantal onder het areaalmonitoringsysteem vallende interventies mogelijk te maken, verstrekt dat systeem in 2023 ten minste informatie over:

a)

alle desbetreffende subsidiabiliteitsvoorwaarden met betrekking tot de basisinkomenssteun voor duurzaamheid, als bedoeld in artikel 21 van Verordening (EU) 2021/2115;

b)

alle desbetreffende subsidiabiliteitsvoorwaarden met betrekking tot interventies voor natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen, als bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU) 2021/2115.

Artikel 11

Gegevens van ten minste equivalente waarde voor het areaalmonitoringsysteem

Voor de toepassing van het areaalmonitoringsysteem kunnen de lidstaten besluiten andere gegevens van ten minste equivalente waarde te gebruiken indien ze digitaal zijn, automatische gegevensverwerking mogelijk maken, systematisch beschikbaar zijn voor de betrokken begunstigden of categorieën arealen in de lidstaat, niet discriminerend zijn en geschikt zijn om te bepalen of is voldaan aan een specifieke subsidiabiliteitsvoorwaarde of verplichting voor het areaal waarvoor de betrokken voorwaarde geldt. In dit verband worden gegeotagde foto’s beschouwd als andere gegevens van ten minste equivalente waarde, als bedoeld in artikel 65, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2021/2116.

Artikel 12

Verwerving van satellietgegevens

1.   Voor de toepassing van artikel 24 van Verordening (EU) 2021/2116 stelt elke lidstaat de Commissie vóór 1 november van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de kwaliteit van het areaalmonitoringsysteem wordt beoordeeld, in kennis van zijn specificaties voor de verwerving van satellietgegevens met betrekking tot:

a)

de populatie percelen per interventie waaruit de steekproef voor de kwaliteitsbeoordeling wordt geselecteerd;

b)

het tijdschema voor het verkrijgen van de satellietgegevens met betrekking tot de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de interventie betreffende de geselecteerde percelen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, punt a), bepalen de lidstaten de populatie percelen waaruit de steekproef voor de kwaliteitsbeoordeling wordt getrokken, op basis van de steunaanvragen van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de kwaliteitsbeoordeling. De populatie percelen waarvoor satellietgegevens worden gevraagd, kan in het kalenderjaar van de kwaliteitsbeoordeling worden bijgewerkt voor percelen die na de steunaanvragen voor het betrokken kalenderjaar niet langer voor een bepaalde interventie relevant zijn, of voor percelen in het kader van interventies waarvoor in het voorgaande jaar geen steun werd aangevraagd.

3.   De Commissie rondt de overeenkomst met de betrokken lidstaat over de in lid 1, punten a) en b), bedoelde informatie af vóór 15 januari volgend op de in lid 1 bedoelde kennisgeving.

4.   De in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde bevoegde autoriteiten of instanties die hen vertegenwoordigen, nemen de auteursrechtelijke bepalingen in acht die in de contracten met de leveranciers zijn opgenomen.

5.   Indien alle door de lidstaten ontvangen aanvragen samen het voor de toepassing van artikel 24 van Verordening (EU) 2021/2116 beschikbare budget overschrijden, neemt de Commissie met het oog op een zo efficiënt mogelijk gebruik van de beschikbare middelen een besluit tot beperking van de te verstrekken satellietgegevens. Wanneer de lidstaten in de loop van het kalenderjaar percelen toevoegen aan de populatie voor de kwaliteitsbeoordeling van het areaalmonitoringsysteem, is het bovendien mogelijk dat de Commissie niet alle desbetreffende beelden kan verwerven.

Artikel 13

Controles van de erkende brancheorganisaties met betrekking tot de gewasspecifieke betaling voor katoen

De lidstaten verrichten overeenkomstig dit artikel administratieve controles ten aanzien van de erkende brancheorganisaties met betrekking tot de gewasspecifieke betaling voor katoen.

Indien dit nodig is om na te gaan of de begunstigde in aanmerking komt voor de in artikel 40, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde verhoging van de steun, voeren de lidstaten een kruiscontrole uit tussen de verklaring van de begunstigde in de geospatiale aanvraag dat hij lid is van een erkende brancheorganisatie, en de door de betrokken organisatie verstrekte informatie.

Ten minste om de vijf jaar verifiëren de lidstaten de naleving van de criteria voor de erkenning van brancheorganisaties en de lijst van hun leden.

Artikel 14

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2023.

Zij blijft evenwel van toepassing op:

a)

vóór 1 januari 2023 ingediende steunaanvragen voor rechtstreekse betalingen;

b)

betalingsaanvragen in verband met bijstandsmaatregelen die in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 worden uitgevoerd;

c)

het controlesysteem en de administratieve sancties in het kader van de randvoorwaarden.

Artikel 15

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is met ingang van 1 januari 2023 van toepassing op steunaanvragen betreffende interventies die overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115 worden uitgevoerd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 mei 2022

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).

(3)  Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 115).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren (PB L 104 van 25.3.2021, blz. 39).

(8)  Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74).


Top