Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R0203

    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203 van de Commissie van 14 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft beheersystemen en systemen voor de melding van voorvallen die door bevoegde autoriteiten moeten worden opgezet en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de afgifte van certificaten van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

    C/2022/760

    PB L 33 van 15.2.2022, p. 46–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/203/oj

    15.2.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 33/46


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/203 VAN DE COMMISSIE

    van 14 februari 2022

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft beheersystemen en systemen voor de melding van voorvallen die door bevoegde autoriteiten moeten worden opgezet en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de afgifte van certificaten van herbeoordeling van de luchtwaardigheid

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 62, leden 14 en 15,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (2) zijn gemeenschappelijke technische voorschriften vastgesteld voor het ontwerp en de productie van burgerluchtvaartuigen, motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen.

    (2)

    Overeenkomstig bijlage II, punt 3.1, b), van Verordening (EU) 2018/1139 moeten erkende organisaties die burgerluchtvaartuigen, motoren, propellers en daarin te installeren onderdelen ontwerpen en produceren, naargelang het type van de activiteiten en de grootte van de organisatie, een beheersysteem toepassen dat garandeert dat aan de essentiële eisen van die bijlage wordt voldaan, de veiligheidsrisico’s beheren en streven naar voortdurende verbetering van dat systeem.

    (3)

    Overeenkomstig bijlage 19 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (“het Verdrag van Chicago”), moeten bevoegde autoriteiten eisen dat erkende ontwerp- en productieorganisaties een veiligheidsbeheersysteem toepassen.

    (4)

    Om te voldoen aan de in bijlage 19 bij het Verdrag van Chicago vastgestelde internationale normen en aanbevolen praktijken van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) moet derhalve een beheersysteem worden ingevoerd voor alle erkende ontwerp- en productieorganisaties die onder bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vallen.

    (5)

    Alle erkende ontwerp- en productieorganisaties moeten een systeem voor de melding van voorvallen opzetten. De bepalingen van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 moeten derhalve worden gewijzigd om te garanderen dat het systeem voor de melding van voorvallen wordt opgezet als onderdeel van het beheersysteem van de organisaties en dat de voorschriften worden afgestemd op die van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3).

    (6)

    Een toereikende overgangsperiode moet de ontwerp- en productieorganisaties in staat stellen de bij deze verordening ingevoerde nieuwe regels en procedures na te leven.

    (7)

    Bijgevolg moet Verordening (EU) nr. 748/2012 worden gewijzigd.

    (8)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie (4) is punt 21.B.325, c), vervangen, teneinde te bepalen in welke gevallen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast het bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt 21.B.325, a) of b), ook een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft, al naargelang deel-M of deel-ML van Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (5) van toepassing was op het luchtvaartuig in kwestie. In de vastgestelde tekst is echter onvoldoende rekening gehouden met nieuwe luchtvaartuigen. Bijgevolg moet Verordening (EU) nr. 748/2012 worden gerectificeerd.

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met Advies nr. 04/2020 (6) dat het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft ingediend overeenkomstig artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

    (10)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies dat het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft opgesteld overeenkomstig artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 9 worden de volgende leden toegevoegd:

    “5.   Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.225, d), 1 en 2, mag een productieorganisatie die houder is van een geldig erkenningscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig bijlage I (deel 21) tot 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203- van de Commissie (*1).

    Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt het erkenningscertificaat geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

    6.   Bij wijze van uitzondering op bijlage I (deel 21), punt 21.B.125, d), 1 en 2, mag een organisatie die zonder erkenning producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceert en houder is van een geldige, overeenkomstig bijlage I (deel 21) afgegeven akkoordverklaring, tot 7 maart 2025 alle bevindingen van niet-naleving met betrekking tot de voorschriften van bijlage I die zijn ingevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203 corrigeren.

    Als de organisatie na 7 maart 2025 die bevindingen niet heeft gesloten, wordt de akkoordverklaring geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beperkt of opgeschort.

    (*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/203- van de Commissie van 14 februari 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft beheersystemen en systemen voor de melding van voorvallen die door bevoegde autoriteiten moeten worden opgezet en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de afgifte van certificaten van herbeoordeling van de luchtwaardigheid (PB L 33 van 15.2.2022, blz. 46).”."

    2)

    Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 2

    Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Ze is van toepassing met ingang van 7 maart 2023, met uitzondering van artikel 2, dat van toepassing is met ingang van 7 maart 2022.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 14 februari 2022.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/699 van de Commissie van 21 december 2020 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 748/2012 wat betreft de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, de vervaardiging van onderdelen die moeten worden gebruikt tijdens het onderhoud, en de inachtneming van aspecten van verouderende luchtvaartuigen tijdens de certificering (PB L 145 van 28.4.2021, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

    (6)  https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions


    BIJLAGE I

    Deel 21 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Punt 21.1 wordt vervangen door:

    “21.1.   Bevoegde autoriteit

    In deze bijlage wordt verstaan onder “bevoegde autoriteit”:

    a)

    voor sectie A, subdeel A,

    1.

    voor ontwerporganisaties, het Agentschap;

    2.

    voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (“het Verdrag van Chicago”), de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;

    3.

    voor productieorganisaties waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;

    b)

    voor sectie A, subdelen B, D, E, J, K, M, O en Q, het Agentschap;

    c)

    voor sectie A, subdelen F en G:

    1.

    voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is op een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, de autoriteit die door die lidstaat of een andere lidstaat overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) 2018/1139 is aangewezen, of het Agentschap, indien de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 64 of, voor wat subdeel G betreft, artikel 65 van Verordening (EU) 2018/1139 aan het Agentschap is overgedragen;

    2.

    voor natuurlijke of rechtspersonen waarvan het hoofdkantoor gevestigd is buiten een grondgebied waarvoor een lidstaat verantwoordelijk is krachtens het Verdrag van Chicago, het Agentschap;

    d)

    voor sectie A, subdelen H en I, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd:

    e)

    voor sectie A, subdeel P:

    1.

    voor in een lidstaat geregistreerde luchtvaartuigen, de door de lidstaat van registratie aangewezen autoriteit;

    2.

    voor niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften voor identificatieaanduidingen uitvaardigde;

    3.

    voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden in verband met de veiligheid van het ontwerp, het Agentschap.”.

    2)

    Het volgende punt 21.2 wordt toegevoegd:

    “21.2.   Toepassingsgebied

    In sectie A van deze bijlage worden de algemene bepalingen vastgesteld betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze bijlage is of zal worden afgegeven.

    In sectie B van deze bijlage worden de voorwaarden vastgesteld voor de uitvoering van het toezicht op en de handhaving van de certificering, en de eisen inzake het administratieve en beheersysteem waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van sectie A van deze bijlage.”.

    3)

    Punt 21.B.5 wordt geschrapt.

    4)

    De volgende punten 21.B.10 en 21.B.15 worden toegevoegd:

    “21.B.10   Toezichtsdocumentatie

    De bevoegde autoriteit verstrekt alle wetteksten, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan de betrokken personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.

    21.B.15   Informatie aan het Agentschap

    a)

    Binnen dertig dagen nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat weet heeft gekregen van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan, stelt zij het Agentschap daarvan in kennis.

    b)

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat alle veiligheidsrelevante informatie die voortvloeit uit de krachtens artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 376/2014 in de nationale gegevensbank opgeslagen voorvalmeldingen, zo snel mogelijk aan het Agentschap.”.

    5)

    Punt 21.B.20 wordt vervangen door:

    “21.B.20   Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

    a)

    Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan past de bevoegde autoriteit een systeem toe voor passende verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.

    b)

    Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen relevante veiligheidsinformatie op adequate wijze te analyseren en de relevante autoriteiten van de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met producten, onderdelen, uitrustingsstukken, personen of organisaties die vallen onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    c)

    Bij ontvangst van de in punten a) en b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen.

    d)

    De bevoegde autoriteit deelt de overeenkomstig punt c) genomen maatregelen onmiddellijk mee aan alle personen of organisaties die deze uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan in acht moeten nemen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de andere betrokken lidstaten in zoverre gecombineerd optreden vereist is.”.

    6)

    punt 21.B.25 wordt vervangen door:

    “21.B.25   Beheersysteem

    a)

    De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met minstens:

    1.

    gedocumenteerde beleidslijnen en procedures om haar organisatie, middelen en methoden voor het vaststellen van de naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan te beschrijven. De procedures worden bijgehouden en dienen binnen die bevoegde autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;

    2.

    voldoende personeel om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Er dient een systeem te worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren te volbrengen;

    3.

    personeel dat over de nodige kwalificaties beschikt om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring heeft, en een basisopleiding en regelmatige bijscholingen heeft gevolgd om de vaardigheden op peil te houden;

    4.

    passende faciliteiten en kantoorruimte waarin het personeel zijn taken kan uitvoeren;

    5.

    een functie om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en om te beoordelen of de procedures goed functioneren, waaronder de invoering van een proces voor interne controle en voor het beheer van veiligheidsrisico’s. De nalevingscontrole omvat een systeem van terugkoppeling van controlebevindingen naar de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit, om te waarborgen dat waar nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;

    6.

    een persoon of groep personen die tegenover de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de functie van nalevingscontrole.

    b)

    De bevoegde autoriteit wijst voor elk werkterrein, met inbegrip van het beheersysteem, een of meer personen aan die de algehele verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de desbetreffende taak of taken.

    c)

    De bevoegde autoriteit stelt procedures vast voor de deelname aan de wederzijdse uitwisseling van alle nodige informatie en bijstand met alle andere betrokken bevoegde autoriteiten uit dezelfde of andere lidstaten, onder meer over:

    1.

    alle vastgestelde bevindingen en genomen follow-upmaatregelen die het gevolg zijn van het toezicht op personen en organisaties die activiteiten uitvoeren op het grondgebied van een lidstaat, maar gecertificeerd zijn door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of door het Agentschap;

    2.

    informatie die voortvloeit uit verplichte en vrijwillige melding van voorvallen, zoals vereist krachtens punt 21.A.3A.

    d)

    Een kopie van de procedures met betrekking tot het beheersysteem van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en de wijzigingen daarvan wordt met het oog op normalisatie ter beschikking gesteld van het Agentschap.”.

    7)

    Punt 21.B.30 wordt vervangen door:

    “21.B.30   Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

    a)

    De bevoegde autoriteit kan taken die verband houden met de initiële certificering of het permanente toezicht op producten en onderdelen, evenals taken van natuurlijke of rechtspersonen die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan vallen, toewijzen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van deze taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat zij:

    1.

    een systeem opzet om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage VI bij Verordening (EU) 2018/1139. Dat systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;

    2.

    een schriftelijke overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet het volgende stipuleren:

    i)

    de uit te voeren taken;

    ii)

    de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;

    iii)

    de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;

    iv)

    de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking;

    v)

    de bescherming van bij de uitvoering van deze taken verkregen informatie.

    b)

    De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat het interne auditproces en het overeenkomstig punt 21.B.25, a), 5), vastgestelde proces voor het beheer van veiligheidsrisico’s betrekking hebben op alle taken in verband met certificering en permanent toezicht die de gekwalificeerde entiteit in haar naam uitvoert.”.

    8)

    Punt 21.B.35 wordt vervangen door:

    “21.B.35   Wijzigingen in het beheersysteem

    a)

    De bevoegde autoriteit dient over een systeem te beschikken dat de wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. Dat systeem stelt de bevoegde autoriteit in staat de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem toereikend en doeltreffend blijft.

    b)

    De bevoegde autoriteit dient tijdig haar beheersysteem te actualiseren om alle wijzigingen in Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan weer te geven, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.

    c)

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt het Agentschap in kennis van alle wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals bepaald in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.”.

    9)

    Punt 21.B.40 wordt geschrapt.

    10)

    Punt 21.B.45 wordt geschrapt.

    11)

    Punt 21.B.55 wordt vervangen door:

    “21.B.55   Registratie van gegevens

    a)

    De bevoegde autoriteit zet een systeem op voor de registratie van gegevens dat voorziet in de mogelijkheid van passende opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:

    1.

    de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;

    2.

    de opleiding, kwalificaties en autorisatie van zijn personeel;

    3.

    de taakverdeling, waaronder de bij punt 21.B.30 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;

    4.

    certificeringsprocessen en voortdurend toezicht op gecertificeerde organisaties, met inbegrip van:

    i)

    de aanvraag van een certificaat, erkenning, autorisatie en akkoordverklaring;

    ii)

    het programma voor permanent toezicht van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle gegevens over de beoordelingen, audits en inspecties;

    iii)

    de afgegeven certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan;

    iv)

    een kopie van het toezichtsprogramma, met een opsomming van de data waarop audits moeten worden uitgevoerd respectievelijk zijn uitgevoerd;

    v)

    kopieën van alle formele correspondentie;

    vi)

    aanbevelingen voor de afgifte of voortzetting van een certificaat, erkenning, autorisatie of akkoordverklaring, nadere informatie over de bevindingen en de maatregelen die door de organisaties zijn genomen om die bevindingen te sluiten, met inbegrip van de datum van sluiting, handhavingsmaatregelen en opmerkingen;

    vii)

    alle beoordelings-, audit- en inspectieverslagen die door een andere bevoegde autoriteit zijn uitgegeven overeenkomstig punt 21.B.120, d), punt 21.B.221, c), of punt 21.B.431, c);

    viii)

    kopieën van alle uiteenzettingen, handboeken of handleidingen van de organisatie en van eventuele wijzigingen daarvan;

    ix)

    kopieën van alle andere documenten die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd;

    5.

    conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52, zie aanhangsel VIII) en certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1, zie aanhangsel I) die zij valideert voor organisaties die producten, onderdelen of uitrustingsstukken produceren zonder een certificaat van erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel F van sectie A van deze bijlage.

    b)

    De bevoegde autoriteit registreert het volgende:

    1.

    documenten ter staving van het gebruik van alternatieve wijzen van naleving;

    2.

    veiligheidsinformatie overeenkomstig punt 21.B.15 en follow-upmaatregelen;

    3.

    het gebruik van vrijwarings- en flexibiliteitsbepalingen overeenkomstig artikel 70, artikel 71, lid 1, en artikel 76, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139.

    c)

    De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle certificaten, erkenningen, autorisaties en akkoordverklaringen die zij heeft afgegeven.

    d)

    De in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming.

    e)

    Alle in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat of van het Agentschap.”.

    12)

    Punt 21.B.60 wordt geschrapt.

    13)

    Het volgende punt 21.B.65 wordt toegevoegd:

    “21.B.65   Opschorting, beperking en intrekking

    De bevoegde autoriteit:

    a)

    zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring schorsen wanneer zij van oordeel is dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om een geloofwaardige bedreiging voor de veiligheid van een luchtvaartuig te voorkomen;

    b)

    zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten, intrekken of beperken indien dergelijke maatregelen vereist zijn overeenkomstig punt 21.B.125, 21.B.225 of 21.B.433;

    c)

    zal een certificaat van luchtwaardigheid of een geluidscertificaat opschorten of intrekken wanneer wordt aangetoond dat niet is voldaan aan de voorwaarden van punt 21.A.181, a), of 21.A.211, a);

    d)

    zal een certificaat, erkenning, vliegvergunning, autorisatie of akkoordverklaring opschorten of geheel of gedeeltelijk beperken indien onvoorzienbare omstandigheden buiten de macht van de bevoegde autoriteit haar inspecteurs beletten toezicht te houden op de planningscyclus.”.

    14)

    Het volgende punt 21.B.115 wordt toegevoegd:

    “21.B.115   Wijzen van naleving

    a)

    Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    b)

    Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

    c)

    De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.”.

    15)

    Punt 21.B.120 wordt vervangen door:

    “21.B.120   Initiële certificeringsprocedure

    a)

    Bij ontvangst van een verzoek om afgifte van een akkoordverklaring om de conformiteit van de afzonderlijke producten, onderdelen en uitrustingsstukken aan te tonen, gaat de bevoegde autoriteit na of de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen.

    b)

    De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van de akkoordverklaring.

    c)

    De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens de akkoordverklaring kan worden afgegeven.

    d)

    Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij de akkoordverklaring af (EASA-formulier 65, zie aanhangsel XI).

    e)

    In de akkoordverklaring zijn het toepassingsgebied van de overeenkomst, een einddatum en, indien van toepassing, de toepasselijke beperkingen vermeld.

    f)

    De akkoordverklaring is niet langer dan één jaar geldig.”.

    16)

    Punt 21.B.125 wordt vervangen door:

    “21.B.125   Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    a)

    De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

    b)

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

    De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

    1.

    ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

    2.

    de akkoordverklaring verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken, en

    3.

    bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van de akkoordverklaring.

    c)

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van de akkoordverklaring, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

    d)

    Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

    1.

    In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om de akkoordverklaring in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

    2.

    In het geval van niveau 2-bevindingen zal de bevoegde autoriteit:

    i)

    de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van die periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

    ii)

    het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, deze aanvaarden;

    iii)

    indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt f), 1), i), bepaalde maatregel genomen.

    e)

    De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of 2 nodig zijn:

    1.

    voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld;

    2.

    wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of punt c);

    3.

    wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

    De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.”.

    17)

    de punten 21.B.130, 21.B.145 en 21.B.150 worden geschrapt.

    18)

    Het volgende punt 21.B.215 wordt toegevoegd:

    “21.B.215   Wijzen van naleving

    a)

    Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

    b)

    Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om deze verordening na te leven.

    c)

    De bevoegde autoriteiten stellen het Agentschap in kennis van alle alternatieve wijzen van naleving die door de onder hun toezicht staande organisaties of door henzelf worden gebruikt om deze verordening na te leven.”.

    19)

    Punt 21.B.220 wordt vervangen door:

    “21.B.220   Initiële certificeringsprocedure

    a)

    Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een certificaat van erkenning als productieorganisatie controleert de bevoegde autoriteit of de aanvrager aan de toepasselijke eisen voldoet.

    b)

    Tijdens het onderzoek voor de eerste certificering wordt minstens één keer een vergadering belegd met de verantwoordelijke beheerder van de aanvrager om te garanderen dat deze persoon zijn of haar rol en verantwoordingsplicht begrijpt.

    c)

    De bevoegde autoriteit registreert alle gedane bevindingen, sluitingsmaatregelen en aanbevelingen voor de afgifte van het certificaat van erkenning als productieorganisatie.

    d)

    De bevoegde autoriteit bevestigt alle tijdens de verificatie gedane bevindingen schriftelijk aan de aanvrager. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens het certificaat kan worden afgegeven.

    e)

    Wanneer de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke eisen, geeft zij het certificaat van erkenning als productieorganisatie af (EASA-formulier 55, zie aanhangsel X).

    f)

    Het referentienummer van het certificaat moet worden opgenomen in EASA-formulier 55, op een door het Agentschap vastgestelde wijze.

    g)

    Het certificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. De rechten en de omvang van de activiteiten die de organisatie mag uitoefenen, met inbegrip van eventuele beperkingen, worden vermeld in de bij het certificaat gevoegde erkenningsvoorwaarden.”

    20)

    de volgende punten 21.B.221 en 21.B.222 worden toegevoegd:

    “21.B.221   Toezichtsbeginselen

    a)

    De bevoegde autoriteit dient het volgende te controleren:

    1.

    de naleving van de eisen die van toepassing zijn op organisaties, alvorens het certificaat van erkenning als productieorganisatie af te geven;

    2.

    de blijvende naleving van de eisen die van toepassing zijn op de door haar gecertificeerde organisaties;

    3.

    de toepassing van passende veiligheidsmaatregelen die door de bevoegde autoriteit zijn opgelegd overeenkomstig punt 21.B.20, c) en d).

    b)

    Deze controle:

    1.

    moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het toezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

    2.

    moet de resultaten van toezichtsactiviteiten meedelen aan de betrokken organisaties;

    3.

    moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits, inspecties en, indien nodig, onaangekondigde inspecties;

    4.

    moet de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs verschaffen om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van punt 21.B.225.

    c)

    De bevoegde autoriteit stelt de reikwijdte van het in punten a) en b) omschreven toezicht vast, rekening houdend met de resultaten van toezichtsactiviteiten uit het verleden en de veiligheidsprioriteiten.

    d)

    Als de faciliteiten van een organisatie zich in meer dan één staat bevinden, kan de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, ermee instemmen dat de toezichthoudende taken worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit(en) van de lidstaat (lidstaten) waar de faciliteiten zich bevinden, of door het Agentschap, voor faciliteiten die zich niet bevinden op een grondgebied waarvoor lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago. Elke organisatie waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.

    e)

    Voor toezichtactiviteiten die worden verricht in faciliteiten die zich in een andere lidstaat bevinden dan die waar de organisatie haar hoofdvestiging heeft, stelt de bevoegde autoriteit, zoals bepaald in punt 21.1, de bevoegde autoriteit van die lidstaat daarvan in kennis alvorens ter plaatse een audit of inspectie van de faciliteiten uit te voeren.

    f)

    De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nodig acht voor het verrichten van toezichtactiviteiten.

    21.B.222   Toezichtsprogramma

    a)

    De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en instandhouden dat de in punt 21.B.221, a), vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.

    b)

    Het toezichtprogramma moet rekening houden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico’s. Dit programma omvat in elke planningscyclus van het toezicht:

    1.

    beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van, voor zover van toepassing:

    i)

    beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

    ii)

    productaudits van een relevant monster van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken die binnen het toepassingsgebied van de organisatie vallen;

    iii)

    monsters van de uitgevoerde werkzaamheden, en

    iv)

    onaangekondigde inspecties;

    2.

    vergaderingen tussen de verantwoordelijke beheerder en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat beide partijen op de hoogte blijven van alle belangrijke kwesties.

    c)

    De planningscyclus van het toezicht mag niet langer duren dan 24 maanden.

    d)

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht worden verlengd tot 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:

    1.

    de organisatie heeft aangetoond dat zij de gevaren voor de veiligheid van de luchtvaart doeltreffend kan identificeren en de daaraan verbonden risico’s kan beheren;

    2.

    de organisatie voortdurend heeft aangetoond dat zij voldoet aan de punten 21.A.147 en 21.A.148 en volledige controle heeft over alle wijzigingen in het productiebeheersysteem;

    3.

    er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

    4.

    alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in punt 21.B.225.

    Onverminderd punt c) mag de planningscyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden indien de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punten 1 tot en met 4 hierboven, een doeltreffend continu systeem heeft opgezet om verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.

    e)

    De planningscyclus van het toezicht mag worden ingekort wanneer er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

    f)

    Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen moeten plaatsvinden en de data waarop beoordelingen, audits, inspecties en vergaderingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.

    g)

    Na afloop van elke planningscyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de goedkeuring.”.

    21)

    Punt 21.B.225 wordt vervangen door:

    “21.B.225   Bevindingen en corrigerende maatregelen; opmerkingen

    a)

    De bevoegde autoriteit beschikt over een systeem om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

    b)

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van het certificaat dat de goedkeuringsvoorwaarden bevat, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

    De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

    1.

    ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals vermeld in punt 21.A.9;

    2.

    het certificaat van erkenning als productieorganisatie verkrijgen of de geldigheid ervan instandhouden door vervalsing van de overgelegde bewijsstukken;

    3.

    bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, en

    4.

    het niet aanstellen van een verantwoordelijke manager overeenkomstig punt 21.A.245, a).

    c)

    De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden van het certificaat van erkenning als productieorganisatie, voor zover dit niet als een bevinding van niveau 1 is geclassificeerd.

    d)

    Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het (de) vastgestelde geval(len) van niet-naleving te verhelpen. Wanneer een bevinding van niveau 1 rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, deelt de bevoegde autoriteit dit schriftelijk mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

    1.

    In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten van de betrokken organisatie te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om het certificaat van erkenning als productieorganisatie in te trekken, te beperken of geheel of gedeeltelijk te schorsen, al naargelang de ernst van de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

    2.

    In het geval van bevindingen van niveau 2 zal de bevoegde autoriteit:

    i)

    de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toekennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als met de bevoegde autoriteit overeenstemming is bereikt over een corrigerend actieplan;

    ii)

    het corrigerend actieplan en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, beoordelen en, als uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen, deze aanvaarden;

    iii)

    indien de organisatie geen aanvaardbaar actieplan voor corrigerende maatregelen voorlegt, of geen corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt d), 1, bepaalde maatregel genomen.

    e)

    De bevoegde autoriteit mag opmerkingen maken voor de volgende gevallen waarvoor geen bevindingen van niveau 1 of niveau 2 nodig zijn:

    1.

    voor elk item waarvan de prestaties als ondoeltreffend zijn beoordeeld, of

    2.

    wanneer is vastgesteld dat een item kan leiden tot een geval van niet-naleving overeenkomstig punt b) of c), of

    3.

    wanneer suggesties of verbeteringen van belang zijn voor de algemene veiligheidsprestaties van de organisatie.

    De in het kader van dit punt gemaakte opmerkingen worden schriftelijk aan de organisatie meegedeeld en door de bevoegde autoriteit geregistreerd.”.

    22)

    De punten 21.B.230 en 21.B.235 worden geschrapt.

    23)

    Punt 21.B.240 wordt vervangen door:

    “21.B.240   Wijzigingen in het productiebeheersysteem

    a)

    Bij ontvangst van een aanvraag voor een significante wijziging van het productiebeheersysteem, gaat de bevoegde autoriteit na of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage alvorens de erkenning af te geven.

    b)

    De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie mag werken tijdens de beoordeling van een wijziging, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat het certificaat van erkenning als productieorganisatie moet worden geschorst.

    c)

    Als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.

    d)

    Wanneer de organisatie een belangrijke wijziging in het productiebeheersysteem uitvoert zonder de goedkeuring van de bevoegde autoriteit te hebben gekregen overeenkomstig punt c), overweegt de bevoegde autoriteit, onverminderd eventuele aanvullende handhavingsmaatregelen, of het nodig is het certificaat van de organisatie te schorsen, te beperken of in te trekken.

    e)

    De bevoegde autoriteit neemt de beoordeling van niet-significante wijzigingen in het productiebeheersysteem op in haar permanent toezicht, overeenkomstig de beginselen van punt 21.B.221. Wanneer een geval van niet-naleving wordt vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit de organisatie daarvan in kennis, vraagt zij verdere wijzigingen en handelt zij overeenkomstig punt 21.B.225.”.

    24)

    De punten 21.B.245 en 21.B.260 worden geschrapt.

    25)

    De titel van punt 21.B.325 wordt vervangen door:

    “21.B.325   Afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid”.

    26)

    De punten 21.B.330 en 21.B.345 worden geschrapt.

    27)

    De titel van punt 21.B.525 wordt vervangen door:

    “21.B.525   Afgifte van een vliegvergunning”.

    28)

    De punten 21.B.530 en 21.B.545 worden geschrapt.


    BIJLAGE II

    Deel 21 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 wordt als volgt gecorrigeerd:

    1)

    In punt 21.B.325 wordt punt c) vervangen door:

    “c)

    Voor nieuwe luchtvaartuigen en voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), het volgende af:

    1.

    voor luchtvaartuigen die onder bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a, aanhangsel II);

    2.

    voor nieuwe luchtvaartuigen die onder bijlage V ter (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II);

    3.

    voor gebruikte luchtvaartuigen die afkomstig zijn uit een niet-lidstaat en onder bijlage V ter (deel-ML) van Verordening (EU) nr. 1321/2014 vallen, een oorspronkelijk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c, aanhangsel II), als de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd.”.


    Top