Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022D1945

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/1945 van de Commissie van 21 februari 2020 betreffende documenten af te geven door de lidstaten overeenkomstig artikel 18, leden 1 en 4, en artikel 26 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 1114)

    C/2020/1114

    PB L 268 van 14.10.2022, p. 26–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2022/1945/oj

    14.10.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 268/26


    UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/1945 VAN DE COMMISSIE

    van 21 februari 2020

    betreffende documenten af te geven door de lidstaten overeenkomstig artikel 18, leden 1 en 4, en artikel 26 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 1114)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    Gezien Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1), en met name artikel 5,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2) (hierna “het akkoord” genoemd) kan het gastland onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, hun respectieve familieleden en andere personen die overeenkomstig de in titel II van het akkoord vermelde voorwaarden op zijn grondgebied verblijven, verplichten tot het aanvragen van een nieuwe verblijfsstatus waaraan de rechten uit hoofde van deze titel zijn verbonden alsook tot het aanvragen van een document tot staving van deze status.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 18, lid 4, van het akkoord hebben, wanneer een gastland ervoor heeft gekozen om burgers van de Unie of onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, hun familieleden, en andere personen die overeenkomstig de in titel II van het akkoord vermelde voorwaarden op zijn grondgebied verblijven, niet ertoe verplichten om als een voorwaarde voor legaal verblijf een nieuwe verblijfsstatus aan te vragen, degenen die in aanmerking komen voor een verblijfsrecht, het recht om overeenkomstig de voorwaarden als vermeld in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en van de Raad (3) een verblijfsdocument te ontvangen dat een verklaring bevat dat het in overeenstemming met het akkoord is afgegeven.

    (3)

    Overeenkomstig artikel 26 van het akkoord kan het land van beroepsactiviteit onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die rechten als grensarbeider uit hoofde van titel II van het akkoord genieten, ertoe verplichten een document aan te vragen waaruit formeel blijkt dat zij dergelijke rechten uit hoofde van die titel genieten en hebben die onderdanen er recht op dat hun een dergelijk document wordt verstrekt.

    (4)

    Bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad (4) is een uniform model ingevoerd voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. Dit model bevat alle noodzakelijke gegevens en voldoet aan zeer hoge technische normen, met name met betrekking tot beveiliging tegen vervalsing en namaak.

    (5)

    Derhalve dient dit model ook te worden gebruikt voor verblijfsdocumenten af te geven aan onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, hun respectieve familieleden en andere personen die op het grondgebied van een lidstaat verblijven overeenkomstig de voorwaarden van titel II van het akkoord, na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie.

    (6)

    Dit model is ook geschikt voor documenten af te geven aan onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die rechten genieten als grensarbeider in de lidstaat van beroepsactiviteit.

    (7)

    Aangezien deze documenten dienen tot staving van de rechten uit hoofde van titel II van het akkoord, dient onder nr. 10 (“Soort titel”) een verklaring te worden opgenomen waaruit blijkt dat die documenten zijn afgegeven overeenkomstig het akkoord.

    (8)

    Lidstaten dienen bij nr. 12 (“Opmerkingen”) aan te geven of het verblijfsdocument is afgegeven overeenkomstig artikel 18, lid 1 of lid 4, van het akkoord.

    (9)

    Om de identiteit van de houder met zekerheid te kunnen vaststellen, dienen de documenten minimaal vijf jaar geldig te zijn en maximaal tien jaar, zodat een recente foto van de houder kan worden opgenomen.

    (10)

    Overeenkomstig artikel 19, lid 2, van het akkoord dienen de documenten die door lidstaten zijn afgegeven overeenkomstig artikel 18, lid 1, van het akkoord, pas gevolg te krijgen na het einde van de overgangsperiode bedoeld in artikel 126 van het akkoord.

    (11)

    De lidstaten kunnen echter al tijdens de overgangsperiode beginnen met de afgifte van verblijfstitels aan onderdanen van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 18, lid 1 of lid 4, van het akkoord, als zij hier om administratieve of andere redenen voor kiezen. Verordening (EG) nr. 1030/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1954 van het Europees Parlement en van de Raad (5), is echter nog niet volledig van toepassing. Tot Verordening (EU) 2017/1954 van toepassing wordt, dienen de lidstaten derhalve gebruik te maken van het huidige model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen, dat is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1030/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad (6).

    (12)

    De maatregelen van dit besluit zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad (7),

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Voor de afgifte van een verblijfsdocument overeenkomstig artikel 18, lid 1 of lid 4, maken lidstaten gebruik van het model van Verordening (EG) nr. 1030/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1954.

    In veld nr. 10 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 (“Soort titel”) wordt “artikel 50 VEU” vermeld. lidstaten vermelden in veld nr. 12 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 (“Opmerkingen”) of het document overeenkomstig artikel 18, lid 1 of lid 4, van het akkoord is afgegeven.

    De verblijfsdocumenten zijn minimaal vijf en maximaal tien jaar geldig.

    Artikel 2

    Lidstaten geven de documenten bedoeld in artikel 26 van het akkoord af in de vorm van het bij Verordening (EG) nr. 1030/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1954, vastgestelde uniforme model dat geldt voor vergunningen voor klein grensverkeer voor onderdanen van derde landen.

    In veld nr. 10 van de bijlage bij de Verordening (EG) nr. 1030/2002 (“Soort titel”) wordt “artikel 50 VEU — Grensarbeider” vermeld.

    Het document is minimaal vijf en maximaal tien jaar geldig.

    Artikel 3

    Tot de lidstaten Verordening (EU) 2017/1954 ten uitvoer hebben gelegd, gebruiken zij het model dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1030/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 380/2008, gebruikmakend van dezelfde gegevens zoals vastgesteld in artikelen 1 en 2 van dit besluit.

    Artikel 4

    Lidstaten passen dit besluit uiterlijk op de dag volgend op het einde van de overgangsperiode toe.

    Artikel 5

    Dit besluit is gericht tot alle lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 21 februari 2020.

    Voor de Commissie

    Ylva JOHANSSON

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1.

    (2)  PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

    (3)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

    (4)  Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1).

    (5)  Verordening (EU) 2017/1954 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 286 van 1.11.2017, blz. 9).

    (6)  Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van 18 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 115 van 29.4.2008, blz. 1).

    (7)  Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1).


    Top