EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R0841

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/841 van de Commissie van 19 februari 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 wat betreft de regels voor niet-nalevingen met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen, schapen en geiten en de regels voor de berekening van de hoogte van de administratieve sancties voor dieren die zijn aangegeven in het kader van steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen

C/2021/993

PB L 186 van 27.5.2021, p. 12–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2022; stilzwijgende opheffing door 32022R1172

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2021/841/oj

27.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 186/12


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/841 VAN DE COMMISSIE

van 19 februari 2021

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 wat betreft de regels voor niet-nalevingen met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen, schapen en geiten en de regels voor de berekening van de hoogte van de administratieve sancties voor dieren die zijn aangegeven in het kader van steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 63, lid 4, artikel 64, lid 6, en artikel 77, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 30 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie (2) bevat voorschriften voor de vaststelling van het aantal geconstateerde dieren met het oog op de verlening van vrijwillige gekoppelde steun op basis van steunaanvragen voor vee in het kader van steunregelingen voor dieren of plattelandsontwikkelingsbijstand op basis van betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen. Met name bevat dat artikel regels voor niet-nalevingen met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen en voor schapen en geiten. In Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (3) is bepaald dat de lidstaten een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten moeten vaststellen. Aangezien die identificatie- en registratieregeling voorschriften bevat die vergelijkbaar zijn met die van de identificatie- en registratieregeling voor runderen zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (4), is het passend de regels voor het in aanmerking nemen van niet-nalevingen met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor die drie categorieën dieren op elkaar af te stemmen. In die context is het passend de verwijzing naar “oormerken” in overeenstemming met die twee verordeningen te vervangen door een verwijzing naar “identificatiemiddelen”.

(2)

Rekening houdend met de ontwikkeling van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en met het oog op vereenvoudiging is het passend de in artikel 31 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 vastgestelde administratieve sancties met betrekking tot de steunregelingen voor dieren en de diergebonden bijstandsmaatregelen aan te passen door maximaal drie als niet-geconstateerd aangemerkte dieren vrij te stellen van de toepassing van administratieve sancties voor zover zij individueel kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van identificatiemiddelen of bewijsstukken, en door het niveau van de toe te passen sancties aan te passen indien meer dan drie dieren als niet-geconstateerd worden aangemerkt.

(3)

Op grond van artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie (5) moeten de lidstaten, wanneer de gekoppelde steunmaatregel betrekking heeft op runderen en/of schapen en geiten, als een van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de steun vaststellen dat de eisen inzake identificatie en registratie van dieren waarin respectievelijk Verordening (EG) nr. 1760/2000 en Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad voorzien, in acht moeten worden genomen. Voorts moeten gebeurtenissen in verband met dieren, zoals geboorten, sterftes en verplaatsingen, overeenkomstig die verordeningen binnen bepaalde termijnen aan het geautomatiseerde gegevensbestand worden gemeld. Niet-naleving van die termijnen wordt beschouwd als een niet-naleving met betrekking tot het dier in kwestie. Met het oog op evenredigheid en onverminderd andere door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitsvoorwaarden moeten runderen, schapen en geiten echter worden geacht voor steun of bijstand in aanmerking te komen zonder toepassing van administratieve sancties voor zover een te late melding van een gebeurtenis in verband met een dier plaatsvond vóór het begin van een aanhoudperiode of vóór een bepaalde door de lidstaat overeenkomstig artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 vastgestelde referentiedatum.

(4)

Ter wille van de duidelijkheid en de vereenvoudiging moet de formulering van artikel 31, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 voor het op aanvragen gebaseerde systeem en het aanvraagloze systeem op één lijn worden gebracht.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om de lidstaten voldoende tijd te geven om hun systemen aan te passen met het oog op de uitvoering van de gewijzigde voorschriften, moet deze verordening van toepassing zijn op steunaanvragen, bijstandsaanvragen en betalingsaanvragen die worden ingediend voor de aanvraagjaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2021,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Wanneer een niet-naleving met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen, schapen en geiten wordt vastgesteld, geldt het volgende:

a)

een op het bedrijf aanwezig rund dat een van de twee identificatiemiddelen is kwijtgeraakt, wordt als geconstateerd beschouwd mits het duidelijk en individueel is geïdentificeerd aan de hand van de andere, in artikel 3, eerste alinea, onder b), c) en d), van Verordening (EG) nr. 1760/2000 genoemde elementen van de identificatie- en registratieregeling voor runderen;

b)

wanneer een op het bedrijf aanwezig schaap of een op het bedrijf aanwezige geit een van de twee identificatiemiddelen is kwijtgeraakt, wordt het dier als geconstateerd aangemerkt mits het nog door een eerste identificatiemiddel overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 21/2004 kan worden geïdentificeerd en aan alle overige eisen van de identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten is voldaan;

c)

wanneer een enkel op het bedrijf aanwezig rund, een enkel op het bedrijf aanwezig schaap of een enkele op het bedrijf aanwezige geit twee identificatiemiddelen is kwijtgeraakt, wordt het dier als geconstateerd aangemerkt mits het nog individueel aan de hand van het register, in voorkomend geval het dierpaspoort, het gegevensbestand of andere in Verordening (EG) nr. 1760/2000, respectievelijk Verordening (EG) nr. 21/2004 genoemde middelen kan worden geïdentificeerd en de dierhouder kan aantonen dat hij al vóór de aankondiging van de controle ter plaatse actie heeft ondernomen om de situatie te corrigeren;

d)

wanneer het bij de vastgestelde niet-naleving om onjuiste vermeldingen in het register, de dierpaspoorten of het geautomatiseerde gegevensbestand voor dieren gaat die evenwel niet van belang zijn voor de verificatie van de naleving van de andere subsidiabiliteitsvoorwaarden in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel dan de in artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 bedoelde subsidiabiliteitsvoorwaarde, wordt het betrokken dier slechts als niet-geconstateerd beschouwd indien die onjuiste vermeldingen bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden worden vastgesteld. In alle overige gevallen worden de betrokken dieren na de eerste bevinding als niet-geconstateerd beschouwd;

e)

wanneer het bij de vastgestelde niet-naleving gaat om te late meldingen van gebeurtenissen in verband met een dier aan het geautomatiseerde gegevensbestand, wordt dat dier als geconstateerd beschouwd indien de melding heeft plaatsgevonden vóór het begin van de aanhoudperiode of vóór de overeenkomstig artikel 53, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 vastgestelde referentiedatum.

De vermeldingen in en meldingen aan het identificatie- en registratiesysteem voor runderen, schapen en geiten mogen te allen tijde worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit is erkend.”;

b)

lid 5 wordt geschrapt.

2)

Artikel 31 wordt vervangen door:

“Artikel 31

Administratieve sancties voor dieren in het kader van steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen

1.   Het totale bedrag aan steun of bijstand waarop de begunstigde in het kader van een steunregeling voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar recht heeft, wordt betaald op basis van het overeenkomstig artikel 30, lid 3, geconstateerde aantal dieren, op voorwaarde dat bij administratieve controles of controles ter plaatse:

a)

niet meer dan drie dieren als niet-geconstateerd worden aangemerkt, en

b)

de niet-geconstateerde dieren individueel kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van in Verordening (EG) nr. 1760/2000 of Verordening (EG) nr. 21/2004 vastgestelde middelen.

2.   Indien meer dan drie dieren niet-geconstateerd zijn, wordt het totale bedrag aan steun of bijstand waarop de begunstigde op grond van de in lid 1 bedoelde steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar recht heeft, verlaagd met:

a)

het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage indien dit niet hoger is dan 20 %;

b)

tweemaal het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage indien dit hoger dan 20 % maar niet hoger dan 30 % is.

Is het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage hoger dan 30 %, dan wordt de steun of bijstand waarop de begunstigde overeenkomstig artikel 30, lid 3, voor het betrokken aanvraagjaar recht zou hebben gehad op grond van de steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel, niet verleend.

Is het overeenkomstig lid 3 bepaalde percentage hoger dan 50 %, dan wordt de steun of bijstand waarop de begunstigde overeenkomstig artikel 30, lid 3, voor het betrokken aanvraagjaar recht zou hebben gehad op grond van de steunregeling of bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel, niet verleend. Bovendien wordt aan de begunstigde een extra sanctie opgelegd die gelijk is aan het bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen het aantal aangegeven dieren en het overeenkomstig artikel 30, lid 3, geconstateerde aantal dieren. Indien dat bedrag niet volledig overeenkomstig artikel 28 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de bevinding, komt het nog uitstaande saldo te vervallen.

Voor andere dan de in artikel 30, lid 4, van deze verordening genoemde soorten kunnen de lidstaten besluiten een ander aantal vast te stellen dan het in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde maximum van drie dieren. De lidstaten zorgen er bij de vaststelling van dit aantal voor dat het inhoudelijk gelijkwaardig is aan dat maximum, onder meer door rekening te houden met de vee-eenheden en/of het verleende steun- of bijstandsbedrag.

3.   Voor de vaststelling van de in lid 2 bedoelde percentages wordt het aantal dieren in het kader van een steunregeling, bijstandsmaatregel of soort concrete actie dat als niet-geconstateerd wordt aangemerkt, gedeeld door het aantal dieren dat voor die steunregeling, bijstandsmaatregel of soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar is geconstateerd.

4.   Wanneer de berekening van het totale steun- of bijstandsbedrag waarop de begunstigde in het kader van een steunregeling, een bijstandsmaatregel of een soort concrete actie in het kader van een dergelijke bijstandsmaatregel voor het betrokken aanvraagjaar recht heeft, is gebaseerd op het aantal dagen dat de dieren die aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden voldoen, op het bedrijf aanwezig zijn, wordt het aantal dagen dat die dieren op het bedrijf aanwezig zijn, mee in aanmerking genomen in de berekening van het aantal dieren dat als niet-geconstateerd wordt aangemerkt als bedoeld in lid 2.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op steunaanvragen, bijstandsaanvragen en betalingsaanvragen die worden ingediend voor de aanvraagjaren of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 48).

(3)  Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(4)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die Verordening (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 1).


Top