This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021D1439
Decision (EU) 2021/1439 of the European Central Bank of 3 August 2021 amending Decision (EU) 2018/546 on delegation of the power to adopt own funds decisions (ECB/2021/35)
Besluit (EU) 2021/1439 van de Europese Centrale Bank 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2018/546 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van eigenvermogenbesluiten (ECB/2021/35)
Besluit (EU) 2021/1439 van de Europese Centrale Bank 3 augustus 2021 tot wijziging van Besluit (EU) 2018/546 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van eigenvermogenbesluiten (ECB/2021/35)
PB L 314 van 6.9.2021, p. 8–13
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
6.9.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/8 |
BESLUIT (EU) 2021/1439 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
3 augustus 2021
tot wijziging van Besluit (EU) 2018/546 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van eigenvermogenbesluiten (ECB/2021/35)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 26, leden 2 en 3, en de artikelen 28, 29, 77 ,78 en 78 bis,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (2), en met name artikel 4, lid 1, punt d),
Gezien Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40) (3), en met name artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit (EU) 2018/546 van de Europese Centrale Bank (ECB/2018/10) (4) specificeert de criteria voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden aan de hoofden van arbeidseenheden van de Europese Centrale Bank (ECB) inzake de vaststelling van eigenvermogenbesluiten. Uit de ervaring die bij de toepassing van dat besluit is opgedaan, is gebleken dat bepaalde verduidelijkingen en technische wijzigingen noodzakelijk zijn, met name omwille van consistentie en zekerheid bij de toepassing van die criteria. |
(2) |
De procedure voor het delegeren van besluitvormingsbevoegdheden moet worden verduidelijkt met betrekking tot eigenvermogenbesluiten wanneer de hoofden van arbeidseenheden zorgen hebben over de verwevenheid van een dergelijk besluit met een of meer andere besluiten die toezichthoudende goedkeuring vereisen. Dit kan het geval zijn wanneer de uitkomst van de desbetreffende toezichthoudende beoordeling rechtstreeks van invloed is op een of meer van die andere besluiten en de besluiten derhalve gelijktijdig door hetzelfde besluitvormende orgaan moeten worden overwogen om tegenstrijdige uitkomsten te voorkomen. |
(3) |
Op 24 juni 2020 heeft de Raad van bestuur besloten een nauwe samenwerking aan te gaan tussen de ECB en de Republiek Bulgarije (5), en tussen de ECB en de Republiek Kroatië (6). Artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat indien overeenkomstig dat artikel een nauwe samenwerking is aangegaan, de ECB met het oog op de uitvoering van bepaalde taken met betrekking tot kredietinstellingen die gevestigd zijn in een lidstaat die de euro niet als munt heeft, instructies kan richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Daarom is het passend dergelijke instructies op te nemen in de handelingen die de ECB kan vaststellen door middel van delegatie aan hoofden van arbeidseenheden krachtens de relevante bepalingen van Besluit (EU) 2018/546 (ECB/2018/10). |
(4) |
In een geval waar de complexiteit van de beoordeling dit voorschrijft wordt een eigenvermogensbesluit niet vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit, maar wordt in plaats daarvan aangenomen in het kader van de geen-bezwaar-procedure. Het moet worden verduidelijkt dat er daarnaast zaken zijn waar de gevoeligheid van het onderwerp, in termen van impact op de reputatie van de ECB en/of het functioneren van het Gemeenschappelijk Toezichtmechanisme, kunnen vereisen dat een eigenvermogensbesluit wordt vastgesteld in het kader van de geen-bezwaar-procedure en niet door middel van een gedelegeerd besluit. |
(5) |
Teneinde het besluitvormingsproces te vergemakkelijken is delegatie van besluitvormingsbevoegdheden noodzakelijk met betrekking tot de vaststelling van toestemmingen tot opname van de tussentijdse of eindejaarsresultaten in het tier 1-kernkapitaal voordat de instelling een formeel besluit heeft genomen ter bevestiging van het uiteindelijke resultaat van de instelling voor dat jaar, overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 575/2013. Indien echter aan de toepasselijkheidvereisten van Besluit (EU) 2015/656 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/4) (7) is voldaan, dient dat besluit te worden toegepast. |
(6) |
Voort is, met het oog op vergemakkelijking van het besluitvormingsproces, een delegatie van besluitvormingsbevoegdheden noodzakelijk met betrekking tot het antwoord van de ECB op een raadplegingsverzoek dat overeenkomstig artikel 78 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 van een afwikkelingsautoriteit is ontvangen, met betrekking tot de marge waarmee een instelling de in Verordening (EU) nr. 575/2013 en de Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) en Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) neergelegde vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva moet overschrijden na een optreden van de instelling als bedoeld in artikel 77, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013. |
(7) |
Derhalve moet Besluit (EU) 2018/546 (ECB/2018/10) dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Besluit (EU) 2018/546 (ECB/2018/10) wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
De titel van artikel 3 wordt vervangen door: “ Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten betreffende toestemming om instrumenten als tier 1-kernkapitaalinstrumenten aan te merken” ; |
4. |
In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door: “1. Besluiten betreffende de aanmerking van kapitaalinstrumenten als tier 1-kernkapitaalinstrumenten worden door middel van een gedelegeerd besluit genomen indien de instrumentenvorm waarvoor om toestemming wordt verzocht, ten tijde van de ontvangst van het verzoek door de ECB op de EBA-lijst stond.”; |
5. |
De titel van artikel 4 wordt vervangen door: “ Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten betreffende toestemming om instrumenten als aanvullend tier 1- of tier 2-instrumenten aan te merken ”; |
6. |
In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door: “1. Indien uit hoofde van nationaal recht toestemming vereist is, worden besluiten betreffende toestemming om kapitaalinstrumenten aan te merken als aanvullend tier 1- of tier 2-instrumenten door middel van een gedelegeerd besluit genomen.”; |
7. |
In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door: “2. Negatieve besluiten worden niet middels een gedelegeerd besluit vastgesteld.”; |
8. |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
9. |
Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd: “Artikel 5 bis Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten betreffende toestemming om tussentijdse of eindejaarsresultaten op te nemen in tier 1-kernkapitaal 1. Besluiten krachtens artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 waarbij toestemming wordt verleend om tussentijdse of eindejaarsresultaten in het tier 1-kernkapitaal op te nemen voordat de instelling een formeel besluit heeft genomen ter bevestiging van de definitieve winst of het definitieve verlies van de instelling voor het jaar, met inbegrip van die welke niet voldoen aan het vereiste van artikel 3, lid 2, van Besluit (EU) 2015/656 (ECB/2015/4), worden genomen door middel van een gedelegeerd besluit indien aan de volgende criteria is voldaan:
2. Negatieve besluiten worden niet door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld.”; |
10. |
het volgende artikel 5 ter wordt ingevoegd: “Artikel 5 ter Criteria voor de goedkeuring van antwoorden op raadplegingsverzoeken van een afwikkelingsautoriteit over de vermindering van in aanmerking komende passiva-instrumenten 1. Indien de ECB wordt geraadpleegd of om haar instemming wordt verzocht door een afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 78 bis, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, wordt het besluit betreffende de goedkeuring van het antwoord van de ECB op een dergelijk raadplegingsverzoek genomen door middel van delegatie, tenzij aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan. 2. Indien de ECB het geheel of gedeeltelijk oneens is met de afwikkelingsautoriteit over de aangelegenheid waarover de ECB werd geraadpleegd of waarvoor haar instemming werd verzocht overeenkomstig artikel 78 bis, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt het besluit betreffende de goedkeuring van het antwoord van de ECB niet genomen door middel van een gedelegeerd besluit.”. |
Artikel 2
Overgangsbepaling
De bepalingen van Besluit (EU) 2018/546 (ECB/2018/10) blijven in ongewijzigde vorm van toepassing wanneer de aanvraag om goedkeuring voor een van de in artikel 2, lid 1, van dat besluit, in haar ongewijzigde vorm, genoemde operaties bij de ECB werd ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 3 augustus 2021.
De president van de ECB
Christine LAGARDE
(1) PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(2) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(3) PB L 141 van 1.6.2017, blz. 14.
(4) Besluit (EU) 2018/546 van de Europese Centrale Bank van 15 maart 2018 betreffende de delegatie van de bevoegdheid tot vaststelling van eigenvermogenbesluiten (ECB/2018/10) (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 105).
(5) Besluit (EU) 2020/1015 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank) (ECB/2020/30) (PB L 224I van 13.7.2020, blz.1).
(6) Besluit (EU) 2020/1016 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en de Hrvatska narodna banka (ECB/2020/31) (PB L 224I van 13.7.2020, blz.4).
(7) Besluit (EU) 2015/656 van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2015 betreffende de voorwaarden krachtens welke kredietinstellingen overeenkomstig artikel 26, lid 2 van Verordening (EU) nr. 575/2013 tussentijdse of eindejaarsresultaten mogen opnemen in het tier 1-kernkapitaal (ECB/2015/4) (PB L 107 van 25.4.2015, blz. 76).
(8) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van Richtlijnen 2006/48/EG, (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(9) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 | betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad, (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).