EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D1092

Besluit (EU) 2021/1092 van de Raad van 11 juni 2021 tot vaststelling van de criteria en de procedure voor de kennisgeving van verschillen met betrekking tot de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde internationale normen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart

ST/8507/2021/REV/1

PB L 236 van 5.7.2021, p. 51–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/11/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/1092/oj

5.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 236/51


BESLUIT (EU) 2021/1092 VAN DE RAAD

van 11 juni 2021

tot vaststelling van de criteria en de procedure voor de kennisgeving van verschillen met betrekking tot de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde internationale normen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago is ondertekend en het internationale luchtvervoer regelt (het “Verdrag van Chicago”), is op 4 april 1947 in werking getreden. Bij dat verdrag is de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (“ICAO”) opgericht.

(2)

De lidstaten van de Unie zijn verdragsluitende partijen bij het Verdrag van Chicago en de verdragsluitende staten van de ICAO, terwijl de Unie de status van waarnemer heeft in bepaalde organen van de ICAO.

(3)

Op grond van artikel 54 van het Verdrag van Chicago kan de ICAO-raad internationale normen (“normen”) en aanbevolen werkwijzen voor de luchtvaart vaststellen en die aanwijzen als bijlagen bij het Verdrag van Chicago (“ICAO-bijlagen”), met name wat de veiligheid van de burgerluchtvaart betreft.

(4)

Op grond van artikel 90 van het Verdrag van Chicago moet een ICAO-bijlage of een amendement van een ICAO-bijlage in werking treden binnen drie maanden na de voorlegging ervan aan de verdragsluitende staten van de ICAO of na afloop van een langere termijn zoals de ICAO-Raad die kan voorschrijven, tenzij in de tussentijd een meerderheid van de verdragsluitende staten van de ICAO haar afkeuring kenbaar maakt.

(5)

Zodra normen aangenomen en van kracht zijn, zijn ze bindend voor alle verdragsluitende staten van de ICAO, met inbegrip van alle lidstaten van de Unie, overeenkomstig en binnen de grenzen van het Verdrag van Chicago.

(6)

Op grond van artikel 38 van het Verdrag van Chicago moet elke verdragsluitende staat van de ICAO die het onuitvoerbaar acht volledig te voldoen aan een norm, dan wel zijn voorschriften of werkwijzen geheel in overeenstemming te brengen met een norm nadat die is gewijzigd, of die het nodig acht om voorschriften of werkwijzen vast te stellen die in enig specifiek opzicht verschillen van die welke bij een norm zijn vastgesteld, de ICAO onmiddellijk in kennis stellen van de verschillen tussen zijn eigen voorschriften of werkwijzen en die welke bij de norm zijn vastgesteld. In geval van wijzigingen van normen moet een staat die niet de nodige wijzigingen aanbrengt in zijn eigen voorschriften of werkwijzen, hiervan mededeling doen aan de ICAO-raad binnen een termijn van zestig dagen na de goedkeuring van de wijziging van de norm of moet hij de maatregelen aangeven die hij voorstelt te nemen.

(7)

De interne regels van de ICAO, met name de door de ICAO voor de verdragsluitende staten van de ICAO vastgestelde termijnen voor het melden van verschillen met betrekking tot normen, en het aantal verschillen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart dat elk jaar moet worden gemeld, maken het moeilijk om tijdig voor elk te melden verschil het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in een besluit van de Raad op basis van artikel 218, lid 9, van het Verdrag. Bovendien hebben de door de ICAO-raad vastgestelde normen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart grotendeels betrekking op aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. Daarom is het efficiënt en passend om een kader vast te stellen voor de criteria en de procedure voor de kennisgeving van verschillen met betrekking tot normen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, onverminderd de rechten en verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Chicago.

(8)

Gezien het specifieke karakter van de luchtvaartveiligheidssector in vergelijking met andere sectoren die door de ICAO worden bestreken, met name het grote aantal normen dat in die sector door de ICAO-raad is vastgesteld en het aantal verschillen dat jaarlijks moet worden gemeld, heeft dit besluit enkel betrekking op het domein luchtvaartveiligheid om de processen te stroomlijnen en efficiënt met de talrijke kennisgevingen om te gaan. Op ICAO-niveau zijn de luchtvaartveiligheidsnormen voornamelijk opgenomen in de ICAO-bijlagen 1, 6, 8, 14, 18 en 19. Op het niveau van de Unie zijn de vereisten in die normen voornamelijk opgenomen in Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (1) en in de op basis van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen, met name Verordeningen (EU) nr. 1178/2011 (2), (EU) nr. 748/2012 (3), (EU) nr. 965/2012 (4), (EU) nr. 139/2014 (5), (EU) nr. 452/2014 (6), (EU) nr. 1321/2014 (7) en (EU) 2015/640 (8) van de Commissie, en in Verordeningen (EG) nr. 2111/2005 (9) en (EU) nr. 376/2014 (10) van het Europees Parlement en de Raad.

(9)

Dit besluit moet bovendien beperkt blijven tot de standpunten die namens de Unie in de ICAO moeten worden ingenomen op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(10)

Verschillen ten opzichte van normen die door de ICAO-raad zijn vastgesteld, kunnen voortvloeien uit het Unierecht als gevolg van de vaststelling van een nieuwe of gewijzigde norm door die raad of als gevolg van een wijziging van het Unierecht. Met betrekking tot dergelijke verschillen moet het namens de Unie in te nemen standpunt gebaseerd zijn op een schriftelijk document dat de Commissie tijdig ter bespreking en goedkeuring aan de Raad voorlegt.

(11)

Verschillen ten opzichte van normen die door de ICAO-raad op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart zijn vastgesteld, kunnen ook voortvloeien uit nationale maatregelen die zijn vastgesteld op grond van artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 in geval van dringende onvoorzienbare omstandigheden, wanneer die maatregelen afwijken van normen en derhalve vereisen dat de verschillen op grond van artikel 38 van het Verdrag van Chicago worden gemeld aan de ICAO. Het is daarom tevens passend om in dit besluit de procedure vast te stellen die moet worden gevolgd om dergelijke verschillen te definiëren. Die procedure moet afhangen van de reikwijdte en de duur van de nationale maatregelen die overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn vastgesteld, en moet de lidstaten in staat stellen onverwijld te voldoen aan hun internationale verplichtingen uit hoofde van artikel 38 van het Verdrag van Chicago. Die procedure moet de voorwaarden en de procedure van artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 onverlet laten.

(12)

De verschillen die aan de ICAO moeten worden gemeld, moeten met name gebaseerd zijn op de informatie die door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart wordt verstrekt, overeenkomstig artikel 90, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139, indien van toepassing. Verschillen moeten worden ingediend volgens het door de ICAO opgestelde kennisgevingsformulier inzake overeenstemming of verschillen (Form on Notification of Compliance With or Differences) of, indien de ICAO dat vraagt, via het systeem voor elektronische kennisgeving van verschillen. Wanneer het namens de Unie in te nemen standpunt op grond van dit besluit wordt vastgesteld in een schriftelijk document dat de Commissie ter bespreking en goedkeuring aan de Raad voorlegt, moet in dat document, waar passend en per geval, worden aangegeven of aan de lidstaten flexibiliteit moet worden geboden bij de kennisgeving van de verschillen in kwestie. Bovendien moet de Commissie ernaar streven zo spoedig mogelijk met de opstelling van dit document te beginnen, zodat hiervoor — inclusief eventuele raadplegingen op deskundigenniveau — voldoende tijd is.

(13)

De tenuitvoerlegging van dit besluit mag niet leiden tot een schending van de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Unierecht of hun internationale verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Chicago, met name wat betreft de naleving van de termijn voor kennisgeving van verschillen aan de ICAO.

(14)

Dit besluit moet voor een beperkte periode van toepassing zijn, namelijk tot na de zitting van de ICAO-raad na de volgende Algemene Vergadering van de ICAO, om de Raad in staat te stellen de doeltreffendheid van dit besluit te beoordelen en op basis van een voorstel van de Commissie te besluiten of de toepassing ervan al dan niet verlengd moet worden en of het al dan niet anderszins gewijzigd moet worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (“ICAO”) in te nemen standpunt met betrekking tot de kennisgeving van verschillen met betrekking tot de normen in de bijlagen 1, 6, 8, 14, 18 en 19 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (het “Verdrag van Chicago”) op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart, voor zover dergelijke normen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, wordt vastgesteld volgens de criteria en de procedure van de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

Artikel 2

Indien het Unierecht afwijkt van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde normen en de kennisgeving aan de ICAO van verschillen met betrekking tot die normen derhalve vereist is overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago, legt de Commissie tijdig en ten minste twee maanden vóór een door de ICAO vastgestelde termijn voor kennisgeving van verschillen een schriftelijk document ter bespreking en goedkeuring aan de Raad voor, dat met name gebaseerd is op, indien van toepassing, de door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) overeenkomstig artikel 90, lid 4, van Verordening (EU) 2018/1139 verstrekte informatie, waarin de gedetailleerde verschillen worden uiteengezet die aan de ICAO moeten worden gemeld.

Artikel 3

1.   Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 nationale maatregelen vaststelt waarbij vrijstellingen worden verleend aan individuele natuurlijke personen of rechtspersonen of met een totale duur van niet meer dan acht maanden, en indien die nationale maatregelen afwijken van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde normen en de kennisgeving van verschillen met die normen derhalve vereist is overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago, stelt die lidstaat de Commissie onmiddellijk in kennis van elk gemeld verschil.

2.   Wanneer de overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 verleende vrijstellingen algemeen van toepassing zijn en de totale duur ervan meer dan acht maanden bedraagt, legt de Commissie, uiterlijk twee weken nadat de betrokken lidstaat haar overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 in kennis heeft gesteld van die vrijstellingen, een schriftelijk document ter bespreking en goedkeuring aan de Raad voor, dat met name gebaseerd is op de informatie die het EASA overeenkomstig artikel 90, lid 4, van die verordening heeft verstrekt, en op de informatie die de lidstaten uit hoofde van artikel 71 van die verordening hebben verstrekt, waarin de gedetailleerde verschillen worden uiteengezet die aan de ICAO moeten worden gemeld.

Artikel 4

De tenuitvoerlegging van dit besluit mag niet leiden tot een schending van de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Unierecht of van hun internationale verplichtingen uit hoofde van artikel 38 van het Verdrag van Chicago.

Artikel 5

Het namens de Unie in de ICAO in te nemen standpunt wordt verwoord door de lidstaten.

Artikel 6

Dit besluit is van toepassing tot en met 30 november 2022. Op voorstel van de Commissie kan de Raad de toepassing ervan verlengen of het besluit anderszins wijzigen.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 11 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J.P. MATOS FERNANDES


(1)  Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 44 van 14.2.2014, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12).

(7)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 (PB L 106 van 24.4.2015, blz. 18).

(9)  Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15).

(10)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).


Top