This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018R0931
Commission Implementing Regulation (EU) 2018/931 of 28 June 2018 imposing a definitive anti-dumping duty on imports of oxalic acid originating in India and the People's Republic of China following an expiry review pursuant to Article 11(2) of Regulation (EU) 2016/1036 of the European Parliament and of the Council
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/931 van de Commissie van 28 juni 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/931 van de Commissie van 28 juni 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
C/2018/3975
PB L 165 van 2.7.2018, p. 13–31
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 06/09/2024
2.7.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 165/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/931 VAN DE COMMISSIE
van 28 juni 2018
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
1. DE PROCEDURE
1.1. Geldende maatregelen
(1) |
Na een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 325/2012 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China („de betrokken landen”). |
(2) |
Na het arrest van het Gerecht van 20 mei 2015 (3) werden de maatregelen nietig verklaard voor zover ze betrekking hadden op de Chinese producent-exporteur Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd („Yuanping”). Na de uitvoering van dat arrest stelde de Commissie opnieuw antidumpingmaatregelen in op de invoer van het betrokken product door Yuanping met ingang van 30 november 2016 (4). |
(3) |
De thans geldende maatregelen hebben de vorm van een ad-valoremrecht tussen 14,6 % en 52,2 % op de invoer uit de betrokken landen. Met betrekking tot de Volksrepubliek China („de VRC”), variëren de rechten van 14,6 % tot 37,7 % voor Chinese medewerkende ondernemingen. Het voor het gehele land geldende antidumpingrecht is 52,2 %. Met betrekking tot India variëren de rechten van 22,8 % tot 31,5 % voor de medewerkende ondernemingen. Het voor het gehele land geldende recht is 43,6 %. |
1.2. Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(4) |
Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn vervallen (5), heeft de Commissie een op artikel 11, lid 2, van de basisverordening gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen ten aanzien van de betrokken landen ontvangen. |
(5) |
Het verzoek werd op 18 januari 2017 ingediend door Oxaquim S.A. („de indiener van het verzoek”), die goed is voor meer dan 50 % van de totale productie in de Unie van oxaalzuur. |
(6) |
Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.3. Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen
(7) |
Na te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, kondigde de Commissie op 12 april 2017 door bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) de opening aan van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening („het bericht van opening”). |
1.4. Onderzoek
1.4.1. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(8) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2016 tot en met 31 maart 2017 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2013 tot het einde van het TNO (de „beoordelingsperiode”). |
1.4.2. Bij het onderzoek betrokken partijen
(9) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de overige haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de betrokken landen, de haar bekende importeurs, de gebruikers en handelaren waarvan bekend is dat zij betrokken zijn, de bekende verenigingen die producenten en gebruikers in de Unie vertegenwoordigen alsmede de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. |
(10) |
De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Geen van de belanghebbenden heeft verzocht om een hoorzitting. |
1.4.3. Samenstelling van de steekproef
(11) |
In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
1.4.3.1. Steekproef van producenten-exporteurs
(12) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in India en de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de vertegenwoordigingen van India en de VRC bij de Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
(13) |
Drie producenten-exporteurs in India leverden de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Derhalve was een steekproef niet noodzakelijk en zond de Commissie de vragenlijst aan de drie ondernemingen. Slechts twee Indiase ondernemingen hebben de vragenlijst echter beantwoord. |
(14) |
Geen enkele onderneming uit de VRC heeft zich gemeld. De Commissie heeft de Chinese autoriteiten bij een verbale nota op 18 mei 2017 medegedeeld dat zij geen medewerking van producenten-exporteurs in de VRC had ontvangen. Zij was derhalve voornemens haar bevindingen voor de producenten-exporteurs in de VRC te baseren op de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er werden geen opmerkingen ontvangen. |
1.4.3.2. Steekproef van producenten in de Unie
(15) |
Oxaalzuur werd tijdens de beoordelingsperiode door slechts twee producenten in de Unie geproduceerd. Er was derhalve geen steekproef van de producenten in de Unie nodig. Hoewel er vragenlijsten aan beide ondernemingen werden gezonden, heeft alleen de indiener van het verzoek een ingevulde vragenlijst teruggezonden. |
1.4.3.3. Steekproef van niet-verbonden importeurs
(16) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle haar bekende niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. |
(17) |
Zeven ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld. Slechts één van hen gaf aan oxaalzuur uit de betrokken landen te hebben ingevoerd. Gezien dit beperkte aantal ondernemingen werd een steekproef niet noodzakelijk geacht. |
1.5. Vragenlijsten en controles ter plaatse
(18) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen, ingewonnen en gecontroleerd. |
(19) |
De Commissie heeft vragenlijsten gezonden aan de twee haar bekende producenten in de Unie, aan drie Indiase producenten-exporteurs, aan alle haar bekende gebruikers en zeven niet-verbonden importeurs die het steekproefformulier ingevuld teruggestuurd hebben. |
(20) |
Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van twee Indiase producenten-exporteurs, één producent in de Unie en vijf gebruikers. |
(21) |
De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht:
|
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Betrokken product
(22) |
Het betrokken product is oxaalzuur, zij het als dihydraat (CUS-nummer 0028635-1 en CAS-nummer 6153-56-6), zij het in watervrije vorm (CUS-nummer 0021238-4 en CAS-nummer 144-62-7), en al dan niet in waterige oplossing, momenteel ingedeeld in GN-code ex 2917 11 00 (Taric-code 2917110091), van oorsprong uit India en de VRC („betrokken product”). |
(23) |
Oxaalzuur wordt gebruikt voor velerlei toepassingen, bijvoorbeeld als reductie- en bleekmiddel, bij farmaceutische synthese en bij de vervaardiging van chemische producten. |
(24) |
In het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat er twee soorten oxaalzuur zijn; ongeraffineerd oxaalzuur en geraffineerd oxaalzuur. Geraffineerd oxaalzuur, dat wel in de VRC maar niet in India werd geproduceerd, wordt vervaardigd door zuivering van ongeraffineerd oxaalzuur, teneinde ijzer, chloriden, metaalsporen en andere verontreinigingen te verwijderen. Wegens het gebrek aan medewerking van de VRC werd voor het huidige nieuwe onderzoek aangenomen dat de producenten-exporteurs in de VRC net zoals tijdens het oorspronkelijke onderzoek geraffineerd oxaalzuur vervaardigden en uitvoerden. |
2.2. Soortgelijk product
(25) |
Oxaalzuur dat in de Unie wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, oxaalzuur dat wordt vervaardigd en verkocht op de binnenlandse markt van India en de VRC en oxaalzuur van oorsprong uit India en de VRC dat wordt ingevoerd in de Unie, bezitten in wezen dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en worden voor dezelfde doeleinden gebruikt. |
(26) |
Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
3.1. Inleidende opmerkingen
(27) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping door Indiase en Chinese producenten-exporteurs. |
(28) |
In het TNO werd de uitvoer van oxaalzuur van oorsprong uit de VRC en India naar de Unie voortgezet, hoewel in kleinere hoeveelheden dan in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (van 1 januari tot en met 31 december 2010). Volgens Eurostat-gegevens was de Chinese en Indiase invoer van oxaalzuur in de Unie goed voor ongeveer 16 % van de markt in het TNO. |
3.2. India
(29) |
Er zijn vier bekende producenten van oxaalzuur in India, waarvan er twee de vragenlijst hebben ingevuld. Op basis van de haar beschikbare informatie (7), raamde de Commissie de totale productie in India op ongeveer 30 000 metrieke ton. Op basis van gegevens van de Indiase overheid voor 2016-2017 (8) wordt de totale uitvoer uit India geraamd op ongeveer 9 000 metrieke ton. |
(30) |
De invoer uit India naar de Unie in het TNO was beperkt en bedroeg ongeveer 800-900 ton, op basis van Eurostat-gegevens en gegevens van de Indiase regering. |
(31) |
De twee medewerkende Indiase producenten hadden een zeer beperkte verkoop in de Unie, na een daling sinds de instelling van de maatregelen. De belangrijkste producent-exporteur uit India tijdens het TNO was het bedrijf dat zijn medewerking stopzette door de vragenlijst niet in te vullen. |
(32) |
De invoer uit India is ook onderworpen aan het GDT-recht (9) van 6,5 %. |
3.2.1. Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
a) Normale waarde
(33) |
De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van de twee medewerkende Indiase ondernemingen representatief was, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur in het TNO ten minste 5 % bedroeg van zijn totale uitvoer van het onderzochte product naar de Unie. Op basis daarvan werd de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door de twee medewerkende producenten-exporteurs representatief geacht. |
(34) |
Vervolgens is de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten. Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door elke producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie. De Commissie heeft vastgesteld dat de verkoop van de twee medewerkende producenten-exporteurs representatief was. |
(35) |
Vervolgens bepaalde de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het TNO om te bepalen of zij de werkelijke binnenlandse verkoopprijs kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. |
(36) |
De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:
Ten aanzien van de twee medewerkende Indiase ondernemingen in dit onderzoek, werd vastgesteld dat geen van hen een verkoop had die aan de bovengenoemde criteria voldeed. |
(37) |
De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkoop van de productsoorten tijdens het TNO indien:
Ten aanzien van één medewerkende Indiase onderneming, Radiant, die slechts één productsoort op de binnenlandse markt en voor uitvoer verkocht, werd de normale waarde vastgesteld op basis van deze methode en werd alleen de winstgevende verkoop, ten bedrage van [10-15] % van de verkoop, gebruikt. Deze criteria waren niet van toepassing op de andere medewerkende Indiase onderneming. |
(38) |
Voor een productsoort waarvoor het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden was verkocht in het kader van normale handelstransacties, stelde de Commissie de normale waarde vast volgens de bepalingen van de leden 3 en 6 van artikel 2 van de basisverordening. Voor een dergelijke productsoort werd de normale waarde berekend door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producent-exporteur in het TNO te vermeerderen met:
|
(39) |
De andere Indiase onderneming, Star Oxochem, verkocht twee productsoorten: één alleen op de binnenlandse markt en de andere bijna uitsluitend voor uitvoer (met een beperkte verkoop op de binnenlandse markt). Voor de productsoort die werd uitgevoerd was er geen winstgevende verkoop. De normale waarde werd berekend door bij de gemiddelde productiekosten de gemiddelde VAA-kosten en het winstpercentage op basis van de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties van de op de binnenlandse markt verkochte productsoort op te tellen, in overeenstemming met de in overweging 38 beschreven methode. |
(40) |
Wat de bepaling van de productiekosten betreft, voerde de indiener van het verzoek aan dat de productiekosten van natriumnitriet, minus de inkomsten uit verkoop, moeten worden toegewezen aan de productie van oxaalzuur. Voor de indiener van het verzoek moet natriumnitriet worden behandeld als een bijproduct en niet als een levensvatbaar afzonderlijk bedrijfsonderdeel. De Commissie concludeerde, op basis van het tijdens het onderzoek verzamelde bewijsmateriaal, dat natriumnitriet een bijproduct is, aangezien het een secundair product is dat voortkomt uit het productieproces van oxaalzuur. Het is niet het primaire product dat wordt geproduceerd. Een bijproduct is verhandelbaar. De inkomsten uit de verkoop ervan moeten worden afgetrokken van de productiekosten van het betrokken product, die de productiekosten voor het bijproduct omvatten. De productiekosten werden gewijzigd door middel van relevante correcties voor één Indiase producent, zodat natriumnitriet behandeld wordt als een bijproduct en niet als een levensvatbaar bedrijfsonderdeel. |
b) Uitvoerprijs
(41) |
De twee medewerkende producenten-exporteurs voerden rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Daarom was de uitvoerprijs de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening. |
c) Vergelijking
(42) |
De Commissie vergeleek de normale waarde en de uitvoerprijs, zoals hierboven vastgesteld, in het stadium af fabriek. |
(43) |
Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, kortingen, kredietkosten, bankkosten en commissies die betaald werden door de medewerkende producent-exporteur. Het niveau van de correcties op de binnenlandse prijzen lag in het bereik van 0-5 %. In het geval van de uitvoerprijs lag het in het bereik van 10-25 %. Elk van de twee Indiase medewerkende producenten-exporteurs ontving in de specifieke mededeling van feiten en overwegingen de gedetailleerde berekeningen van de toegepaste correcties. |
(44) |
In het kader van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening, gaven beide medewerkende producenten aan dat zij hadden geprofiteerd van de regeling inzake uitvoer van goederen uit India (Merchandise Exports from India Scheme, „MEIS”) (10). De MEIS is een regeling van de regering van India die een stimulans biedt in de vorm van een kredietpuntcertificaat aan exporteurs ter compensatie van verliezen op de betaling van rechten. De stimulans wordt betaald als percentage van de gerealiseerde fob-waarde („free on board”) (in vrije buitenlandse valuta) voor specifieke goederen die naar specifieke markten gaan. Deze uitvoerstimulans is geen toelaatbare correctie voor prijsvergelijking. Hij kan niet worden aangemerkt als een terugbetalingsregeling waarvoor op grond van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening een correctie in aanmerking genomen zou kunnen worden, aangezien correcties uit hoofde van artikel 2, lid 10, onder b), enkel kunnen worden toegepast op de normale waarde, en niet op de uitvoerprijs. Daarnaast wordt de waarde van het certificaat niet berekend in verhouding tot het bedrag aan invoerrechten dat zou worden opgenomen in de uitvoer van afgeleide producten, maar in plaats daarvan vastgesteld als percentage van de fob-waarde van de uitgevoerde goederen. Bovendien, ongeacht de berekening van de waarde van de stimulans, leidt de werking van de regeling niet tot een situatie waarin de invoerkosten van materialen die fysiek worden opgenomen in de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product worden terugbetaald of niet worden geïnd op de uitvoer van dezelfde productie naar de Unie. Om al deze redenen kon geen correctie van de normale waarde of de uitvoerprijs worden aanvaard. |
(45) |
Eén medewerkende producent gaf aan dat hij ook geprofiteerd heeft van de regeling voor de kwijtschelding van nationale belasting op toegevoegde waarde (Central Value Added Tax, „CENVAT”) (11). In het kader van deze regeling kan een fabrikant van het eindproduct of een aanbieder van een belastbare dienst aanspraak maken op betaalde accijnzen, alsmede op de dienstenbelasting die is betaald over alle input die is ontvangen in de fabriek of alle diensten die verricht zijn voor de fabrikant van het eindproduct. De onderneming heeft niet aangetoond dat deze regeling evenzeer geldt voor op de binnenlandse markt verkochte eindproducten. Derhalve is deze vrijstelling van accijnzen, evenals de MEIS-regeling, geen toelaatbare correctie voor prijsvergelijking op grond van artikel 2, lid 10, onder b), van de basisverordening. |
(46) |
Derhalve werden voor de MEIS-regeling en de CENVAT-regeling geen correcties toegepast. |
(47) |
De twee medewerkende producenten verzochten om een correctie voor de omrekening van valuta's. Dit werd afgewezen omdat de wisselkoersen na de vaststelling van de prijzen hadden geschommeld en derhalve niet van invloed waren op de prijsvergelijking. |
d) Dumpingmarges
(48) |
Zoals vastgesteld in artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het onderzochte product. Op basis van deze methode worden de individuele dumpingmarges die voor de twee ondernemingen zijn berekend, weergegeven in onderstaande tabel:
|
e) Conclusie
(49) |
Gezien het bovenstaande werd geconcludeerd dat Indiase producenten-exporteurs tijdens het TNO oxaalzuur tegen dumpingprijzen bleven uitvoeren naar de Unie. |
3.2.2. Waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken
(50) |
In aansluiting op de vaststelling van voortgezette invoer met dumping tijdens het TNO is de Commissie ook nagegaan of de hoeveelheden van de uitvoer met dumping waarschijnlijk zouden toenemen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Zij heeft hiervoor naar de Indiase productiecapaciteit en reservecapaciteit, het gedrag van Indiase exporteurs op andere markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie gekeken. |
(51) |
Aangezien slechts twee producenten-exporteurs in India hun medewerking hebben verleend, werden aanvullende gegevens verzameld uit de beschikbare feiten zoals hieronder uiteengezet. |
a) Productiecapaciteit en reservecapaciteit in India
(52) |
Op basis van gecontroleerde gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs, hadden de twee bezochte Indiase producenten een bezettingsgraad van meer dan 75 %. |
(53) |
In totaal wordt de totale capaciteit van de Indiase producenten van oxaalzuur geraamd op ongeveer 40 000 metrieke ton, en de reservecapaciteit op ongeveer 10 000 metrieke ton (12). De omvang van de reservecapaciteit is gelijk aan het totale verbruik in de Unie. |
b) Gedrag van de Indiase exporteurs op de markten van derde landen
(54) |
De twee medewerkende Indiase ondernemingen hadden in het TNO een aanzienlijke uitvoer naar de rest van de wereld. Eén onderneming voerde een meerderheid van zijn productie uit, terwijl de andere een meerderheid van zijn productie op de binnenlandse markt verkocht. |
(55) |
Voor de totale Indiase uitvoer blijkt uit de statistieken van de Indiase overheid (13) dat de grootste uitvoerbestemmingen in 2016-2017 Maleisië, Mexico, Pakistan, Rusland en Taiwan waren. De uitvoer naar deze vijf landen bedroeg 5 700 metrieke ton. Op basis van de statistieken van de Indiase overheid is de gemiddelde Indiase prijs bij uitvoer naar de Unie 7 % hoger dan de gemiddelde prijs bij uitvoer naar de rest van de wereld. De Indiase prijzen bij uitvoer naar de Unie zijn over het algemeen hoger dan de prijzen bij uitvoer naar de rest van de wereld, behalve met name de VS en Mexico. |
c) Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(56) |
Hoewel de Unie een relatief kleine markt is voor oxaalzuur, blijft zij aantrekkelijk voor de Indiase producenten-exporteurs. Zoals aangegeven in de overweging hierboven, is de gemiddelde prijs van de Unie namelijk 7 % hoger dan die van de rest van de wereld. De aantrekkelijkheid wordt verder bevestigd door het feit dat drie van de vier Indiase producenten-exporteurs naar de markt van de Unie blijven uitvoeren, ondanks het relatief hoge niveau van de geldende antidumpingrechten. Bovendien heeft een Indiase onderneming in haar niet-vertrouwelijke antwoord op de vragenlijst uitdrukkelijk aangegeven dat de „EU-markt een groot potentieel heeft en aantrekkelijk is vanwege de productprijs”. |
d) Conclusie
(57) |
Gezien de beschikbare reservecapaciteit in India, het niveau van de prijzen van Indiase producenten die algemeen gelden op derde markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat prijzen betreft, is het zeer waarschijnlijk dat bij het ontbreken van maatregelen ten minste een deel van de beschikbare capaciteit in India gebruikt zou kunnen worden voor de productie van oxaalzuur voor uitvoer naar de Unie, of dat bepaalde uitvoer naar derde markten zou worden verlegd naar de Unie, rekening houdend met de hogere prijzen op de markt van de Unie. |
(58) |
Eén Indiase medewerkende onderneming voerde in haar brief van 23 oktober 2017 aan dat zij haar capaciteit tot maart 2018 volledig benutte dankzij verminderde productie vanuit de VRC. Zij gaf aan dat de verminderde productie in de VRC zou kunnen leiden tot druk op de markt van de Unie. Zoals hieronder aangegeven in punt 3.3, is echter niet vastgesteld dat er sprake is van een dergelijke daling van de Chinese productie, en dat, zelfs als dat wel zo was, dat op deze wijze gevolgen zou hebben voor de wereldmarkt en de markten van de Unie. |
(59) |
Derhalve wordt geoordeeld dat, mochten de maatregelen komen te vervallen, het waarschijnlijk is dat Indiase ondernemingen grotere hoeveelheden dan momenteel tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden uitvoeren. |
3.3. Volksrepubliek China
(60) |
De VRC is met een geraamde productie van [150 000-200 000] metrieke ton (14) verreweg het grootste oxaalzuur producerende land ter wereld. De totale uitvoer vanuit de VRC bedraagt ongeveer [25 000-50 000] metrieke ton. Er heeft geen enkele Chinese producent meegewerkt aan dit onderzoek en de bevindingen zijn derhalve gebaseerd op de beste beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. |
(61) |
Op 28 november 2016 werden er opnieuw maatregelen ingesteld voor Yuanping na een nietigverklaring door het Gerecht. Tot deze wederinstelling kon Yuanping uitvoeren zonder antidumpingrechten. |
(62) |
De invoer uit de VRC is onderworpen aan het GDT-recht van 6,5 %. |
3.3.1. Dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek
a) Referentieland
(63) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a) en b), van de basisverordening moet de normale waarde worden vastgesteld op basis van de op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijzen of de door berekening vastgestelde waarde in een geschikt derde land met een markteconomie (het „referentieland”). |
(64) |
In het bericht van opening werd overwogen om India als referentieland te gebruiken. Ook werd Japan in het bericht van opening als mogelijk referentieland genoemd. In een nota bij het dossier van 18 mei 2017 gaf de Commissie aan dat India als referentieland zou worden gebruikt. India is het land met de grootste uitvoer van oxaalzuur naar de Unie. Het is aan hetzelfde onderzoek onderworpen. Het land heeft in het oorspronkelijke antidumpingonderzoek reeds als referentieland gediend. Bovendien hebben twee producenten-exporteurs uit India medewerking aan het onderzoek verleend. |
(65) |
Er werden geen opmerkingen over deze keuze ontvangen. |
(66) |
In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat India een geschikt referentieland was in de zin van artikel 2, lid 7, onder a) en b), van de basisverordening. |
b) Normale waarde
(67) |
De van de twee medewerkende producenten in het referentieland ontvangen gegevens zijn gebruikt als basis voor de vaststelling van de normale waarde. De voor dit doel gebruikte methode is opgenomen in punt 3.2.1. Een gewogen gemiddelde normale waarde tussen de twee Indiase ondernemingen werd gebruikt als de normale waarde voor de VRC. |
(68) |
In overeenstemming met het oorspronkelijke onderzoek werd een correctie op de normale waarde toegepast omdat Chinese ondernemingen naast ongeraffineerd oxaalzuur ook zogenaamd „geraffineerd” oxaalzuur naar de Unie produceren en uitvoeren dat niet in het referentieland India werd geproduceerd. Bij gebrek aan medewerking en vermelding van de soorten die in het TNO geproduceerd en uitgevoerd werden, wordt het redelijk geacht om op basis van de bevindingen tijdens het oorspronkelijke onderzoek een correctie (verhoging van 12 %) toe te passen op de gewogen gemiddelde normale waarde van de twee Indiase medewerkende ondernemingen. |
c) Uitvoerprijs
(69) |
Bij gebrek aan medewerking van de Chinese exporteurs, heeft de Commissie de beschikbare statistische gegevens gebruikt als de beste beschikbare gegevens om de uitvoerprijs te bepalen. De Commissie besloot haar berekeningen te maken aan de hand van prijsinformatie uit de Comext-databank (Eurostat). |
(70) |
Wanneer dit werd gerechtvaardigd door de noodzaak om te zorgen voor een billijke vergelijking, paste de Commissie de uitvoerprijs aan voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen: een gemiddelde uitvoerprijs voor het TNO werd verkregen uit de Eurostat-databank. De cif-prijs werd gecorrigeerd tot het niveau af fabriek op basis van de werkelijke kosten van vervoer en verzekering die waren vastgesteld op basis van gecontroleerde gegevens van de Chinese medewerkende ondernemingen in het oorspronkelijke onderzoek (correctie van [15-20] %). Er moet worden opgemerkt dat zelfs indien de recentere gegevens van de Indiase medewerkende ondernemingen zouden zijn gebruikt en gecorrigeerd voor de langere vervoersafstand vanuit de Chinese havens, het niveau van de correctie vrijwel hetzelfde zou zijn geweest (minder dan een procentpunt verschil). |
d) Vergelijking
(71) |
De Commissie vergeleek de normale waarde en de gemiddelde Chinese uitvoerprijs zoals hierboven bepaald in het stadium af fabriek. |
e) Dumpingmarge
(72) |
Op basis hiervan (correcties op basis van de gecontroleerde gegevens van Indiase medewerkende ondernemingen) werd de gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie vóór inklaring, in het TNO, vastgesteld op 8,7 %. De Commissie merkte op dat indien zij haar bevindingen baseerde op gegevens uit de Chinese exportdatabank, de vastgestelde dumpingmarge nog hoger zou zijn. |
f) Conclusie
(73) |
Op grond hiervan stelde de Commissie vast dat er sprake is van voortzetting van dumping naar de Unie, aangezien de Chinese producenten-exporteurs in het TNO nog steeds oxaalzuur tegen dumpingprijzen uitvoerden. |
3.3.2. Waarschijnlijke ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken
(74) |
In aansluiting op de vaststelling van voortgezette invoer met dumping tijdens het TNO is de Commissie ook nagegaan of de hoeveelheden van de uitvoer met dumping waarschijnlijk zouden toenemen indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
(75) |
Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten-exporteurs werd deze analyse gemaakt op basis van de beste beschikbare gegevens, namelijk aan de hand van de gegevens uit het verzoek om een nieuw onderzoek en algemeen beschikbare informatie. |
(76) |
De Commissie beoordeelde de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit, het gedrag van Chinese exporteurs op andere markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. |
a) Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC
(77) |
Volgens de door de indiener van het verzoek ingediende statistieken in het verzoek om een nieuw onderzoek, hebben Chinese producenten een gecombineerde jaarlijkse capaciteit van ongeveer [150 000-200 000] metrieke ton. Het verbruik van oxaalzuur op de interne markt van de VRC bedraagt ongeveer [50 000-100 000] en de uitvoer ongeveer [25 000-50 000]. Bijgevolg wordt de reservecapaciteit van Chinese producenten, ervan uitgaande dat de Chinese binnenlandse markt uitsluitend wordt bevoorraad door Chinese producenten, geraamd op ongeveer [30 000-40 000] metrieke ton, wat neerkomt op ongeveer 20 % van hun totale capaciteit en driemaal het geraamde verbruik in de Unie. |
(78) |
Hoewel een Indiase onderneming aangaf dat een deel van de Chinese productie was stilgelegd als gevolg van milieukwesties, voerde de indiener van het verzoek in zijn opmerkingen van 28 november 2017 aan dat een dergelijke vermindering reeds vóór 2013 plaats had gevonden. Er werd voor geen van deze argumenten bewijsmateriaal overlegd. De Commissie heeft beide argumenten derhalve afgewezen. |
b) Gedrag van de Chinese exporteurs op de markten van derde landen
(79) |
Om het waarschijnlijke gedrag van Chinese producenten-exporteurs bij het vervallen van de maatregelen te analyseren, heeft de Commissie het prijsniveau onderzocht met betrekking tot de Chinese uitvoer naar de rest van de wereld met gebruikmaking van de Chinese exportdatabank. In de top 10 van uitvoermarkten van de VRC (met uitzondering van Japan) was de uitvoerprijs af fabriek aanzienlijk lager dan de normale waarde die ook was vastgesteld op het niveau af fabriek, wat zou duiden op dumpinggedrag op derde markten. Gemiddeld is de prijs van de rest van de wereld (op het niveau af fabriek) 30 % lager dan de normale waarde, en lager dan de Chinese prijs bij uitvoer naar de Unie. |
c) Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(80) |
Zoals hierboven beschreven in punt 3.2, wordt de markt van de Unie beschouwd als klein maar aantrekkelijk wat prijzen betreft. Bovendien bleef de Chinese uitvoer de markt van de Unie betreden ondanks de geldende conventionele en antidumpingrechten. |
d) Conclusie
(81) |
Gezien de beschikbare reservecapaciteit in de VRC, het gedrag dat Chinese producenten doorgaans vertonen op derde markten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie wat prijzen betreft, is het waarschijnlijk dat bij het ontbreken van maatregelen ten minste een deel van de beschikbare capaciteit in de VRC gebruikt zou kunnen worden voor de productie van oxaalzuur voor uitvoer naar de Unie, of dat bepaalde uitvoer naar derde markten zou worden verlegd naar de Unie, rekening houdend met de hogere prijzen op de markt van de Unie. |
(82) |
Derhalve oordeelde de Commissie dat, mochten de maatregelen komen te vervallen, het waarschijnlijk is dat Chinese ondernemingen grotere hoeveelheden dan momenteel tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden uitvoeren. |
3.4. Conclusie inzake dumping
(83) |
Samengevat geven de grote geschatte productiecapaciteit, de grote reservecapaciteit gecombineerd met de prijsniveaus op andere uitvoermarkten en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie aan dat een intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een aanzienlijke stijging van de uitvoer naar de Unie. Gezien de dumpingmarge die werd vastgesteld in het TNO voor de beide betrokken landen, is het ook waarschijnlijk dat de toekomstige uitvoer met aanzienlijke dumping zal worden aangeboden. |
(84) |
Op basis daarvan stelde de Commissie vast dat dumping uit India en de VRC zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen. |
4. SCHADE
4.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
(85) |
De bedrijfstak van de Unie bestaat nog steeds uit dezelfde fabrieken als tijdens het oorspronkelijke onderzoek. Het betrokken product wordt in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vervaardigd door twee bekende producenten in de Unie: Oxaquim S.A. („Oxaquim”) en WeylChem Lamotte S.A.S. („WeylChem”) (15). Oxaquim als zodanig vertegenwoordigde een groot deel van de totale productie van oxaalzuur in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek (meer dan 50 % van de totale productie in de Unie). WeylChem had geen bezwaar tegen de opening van het nieuwe onderzoek, maar besloot niet mee te werken. Er zijn momenteel geen andere producenten van het betrokken product in de Unie. Op basis daarvan worden de twee producenten Oxaquim en WeylChem geacht de bedrijfstak van de Unie te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. Zij worden hierna „de bedrijfstak van de Unie” genoemd. |
(86) |
De totale productie in de Unie is vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de informatie uit het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, gegevens die verzameld werden vóór en na de opening van het onderzoek en informatie die verkregen werd van de medewerkende producent in de Unie. Op grond van die informatie kon ook het bestaan en het productieniveau van de producent die niet aan het onderzoek meewerkte worden bevestigd. Op basis daarvan werd de totale productie in de Unie gedurende het TNO geschat op 15 000 à 20 000 ton (16). |
4.2. Verbruik in de Unie
(87) |
Het verbruik werd vastgesteld op basis van de ingevoerde hoeveelheden en de totale verkoop op de markt van de Unie van de bedrijfstak van de Unie, met inbegrip van gecontroleerde gegevens voor Oxaquim en een raming voor WeylChem op basis van gegevens van Eurostat. |
(88) |
Het verbruik in de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 1 Verbruik in de Unie
|
(89) |
Het verbruik in de Unie nam in de beoordelingsperiode af, dat wil zeggen van 11 544 ton in 2013 tot 10 482 ton in het TNO, of met 9 %. |
4.2.1. Volume en marktaandeel van de invoer uit India en de VRC
Tabel 2
Volume en marktaandelen van de invoer uit India en de VRC
Invoervolume (t) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
TNO |
India en de VRC |
2 633 |
2 397 |
1 818 |
1 855 |
1 658 |
Index (2013 = 100) |
100 |
91 |
69 |
70 |
63 |
Marktaandeel (in %) |
22,8 |
20,3 |
17,6 |
18,2 |
15,8 |
Bron: Eurostat. |
(90) |
Het volume van de invoer uit India en de VRC is afgenomen van 2 633 ton in 2013 tot 1 658 ton in het TNO, dat wil zeggen met 37 %, met een bijbehorende afname van het marktaandeel van 22,8 % tot 15,8 %; dit is een daling van 7 procentpunten tijdens de beoordelingsperiode. |
(91) |
Hoewel de invoervolumes en het marktaandeel vanuit India en de VRC afnamen, slaagden de producenten-exporteurs uit de betrokken landen er niettemin in een niet te verwaarlozen marktaandeel te handhaven. |
4.2.2. Invoerprijs en prijsonderbieding
Tabel 3
Gemiddelde prijs van de invoer uit India en de VRC
Invoerprijzen (EUR/ton) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
TNO |
India en de VRC |
745 |
645 |
769 |
724 |
718 |
Index (2012 = 100) |
100 |
87 |
103 |
97 |
96 |
Bron: Eurostat. |
(92) |
De gemiddelde prijs van de invoer uit de betrokken landen daalde eerst van 745 EUR/ton in 2013 tot 645 EUR/ton in 2014, maar steeg in 2015 tot 769 EUR/ton. Hij daalde opnieuw in 2016 en in het TNO en kwam daarbij uit op 718 EUR/ton. De totale daling tussen 2013 en het TNO bedroeg 4 %. |
(93) |
De verkoopprijzen op de markt van de Unie van de medewerkende producent in de Unie zijn vergeleken met de prijzen van de invoer uit de betrokken landen. Als verkoopprijzen van de medewerkende producent in de Unie werden de verkoopprijzen aan onafhankelijke afnemers gebruikt, in voorkomend geval gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, dat wil zeggen met uitzondering van vervoerskosten in de Unie en na aftrek van rabatten en kortingen. |
(94) |
Deze prijzen werden vergeleken met de prijzen die gehanteerd werden door de Indiase en Chinese producenten-exporteurs en gecorrigeerd tot cif, grens Unie. Door het gebrek aan medewerking vanuit de VRC werd de prijs gebaseerd op gegevens van Eurostat, aangezien daarin prijsopgaven op cif-niveau, grens Unie, worden verstrekt. De cif-prijs werd vervolgens naar boven gecorrigeerd voor de kosten na invoer, dat wil zeggen inklaringskosten, het conventionele douanerecht en het antidumpingrecht, en de kosten van lading, overlading en lossing. |
(95) |
Er werd geconstateerd dat de prijzen van de medewerkende producent in de Unie met 10 % daalden in de periode tussen 2013 en het TNO (zie tabel 7), terwijl de daling minder erg was voor de ingevoerde goederen uit de betrokken landen, ongeveer 3,6 % voor de VRC en 6 % voor India. Het prijsverschil tussen ingevoerde goederen en in de Unie geproduceerde goederen bleef echter hoog en leidde tot een aanzienlijke prijsonderbieding tijdens het TNO. Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de producent in de Unie in het TNO, was een gewogen gemiddelde prijsonderbieding. De prijsonderbiedingsmarge voor de VRC is vastgesteld op 8 % (17), en voor de twee medewerkende Indiase producenten-exporteurs is de prijsonderbieding op respectievelijk 7,1 % en 6,6 % vastgesteld. |
4.3. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.3.1. Algemene opmerkingen
(96) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle economische factoren en indicatoren onderzocht die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn. |
(97) |
Zoals in overweging 15 is vermeld, is voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade geen gebruik gemaakt van een steekproef. |
(98) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren betreffende de gehele bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van de informatie die in het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen door de indiener ervan was verstrekt, handelsstatistieken en gegevens die werden verzameld na de opening van het nieuwe onderzoek. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren uitsluitend voor de medewerkende producent in de Unie, Oxaquim, geëvalueerd, op basis van de gegevens in de gecontroleerde ingevulde vragenlijst. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(99) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge. |
(100) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen. |
(101) |
Aangezien de gegevens voor de schadeanalyse grotendeels afkomstig zijn uit één bron, moesten de gegevens betreffende de bedrijfstak van de Unie in indexvorm worden weergegeven met het oog op de vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening. |
4.3.2. Macro-economische indicatoren
4.3.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(102) |
De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 4 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(103) |
De productie steeg tijdens de beoordelingsperiode. In de beoordelingsperiode is de productie in totaal met 24 % gestegen. |
(104) |
De productiecapaciteit is dankzij investeringen in de beoordelingsperiode met 8 % gestegen. |
(105) |
Doordat de productie iets meer is gestegen dan de productiecapaciteit, steeg de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 15 %. |
4.3.2.2. Verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie en marktaandeel
(106) |
De omvang van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 5 Verkoop aan niet-verbonden afnemers en marktaandeel
|
(107) |
De verkoop daalde in de beoordelingsperiode met 6 % na de afname met 9 % van het verbruik in de Unie zoals beschreven in overweging 91. Hoewel de verkoop daalde, nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek enigszins toe. Deze stijging hangt samen met de daling van het marktaandeel van de invoer uit India en de VRC. |
4.3.2.3. Werkgelegenheid, productiviteit en arbeidskosten
(108) |
De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 6 Werkgelegenheid, productiviteit en arbeidskosten
|
(109) |
De totale werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 17 % toegenomen, wat in overeenstemming is met de stijging van de productie met 24 % in dezelfde periode. |
(110) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer van de medewerkende producent in de Unie zijn tussen 2013 en het TNO toegenomen met 11 %. |
4.3.2.4. Omvang van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(111) |
Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren de individuele dumpingmarges die werden vastgesteld voor de medewerkende Indiase producenten-exporteurs en voor de invoer uit de VRC, nog steeds aanzienlijk (zie de bovenstaande overwegingen 48 en 72). |
(112) |
Uit de analyse van de schade-indicatoren blijkt echter dat de maatregelen, ondanks het feit dat er nog steeds sprake was van dumping uit India en uit de VRC, een positief effect hebben gehad op de bedrijfstak van de Unie. |
4.3.3. Micro-economische indicatoren
4.3.3.1. Algemene opmerkingen
(113) |
De micro-economische indicatoren (verkoopprijzen en productiekosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen) werden geanalyseerd op het niveau van de enige medewerkende producent in de Unie. |
4.3.3.2. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(114) |
De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak in de Unie aan niet-verbonden afnemers ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 7 Gemiddelde verkoopprijzen en kosten per eenheid
|
(115) |
De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 10 %. Deze daling volgde in zekere mate de daling van de productiekosten met 20 % in het TNO. |
(116) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de daling van de kosten vooral te wijten was aan de daling van de prijs van grondstoffen in de periode, alsook de optimalisering van de productieprocessen door middel van investeringen in technologische verbeteringen. |
4.3.3.3. Voorraden
(117) |
De voorraden van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 8 Voorraden
|
(118) |
Gezien de aard van het betrokken product zijn de voorraden zeer klein. Aangezien de kwaliteit van het betrokken product snel achteruitgaat, produceren de producenten het product voor onmiddellijke verzending. Daarom is deze indicator niet erg zinvol voor het beschrijven van de toestand van de bedrijfstak van de Unie. |
4.3.3.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen
Tabel 9
Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
Index (2013 = 100) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
TNO |
Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers |
100 |
267 |
134 |
305 |
332 |
Kasstroom |
100 |
144 |
110 |
149 |
165 |
Investeringen |
100 |
56 |
194 |
328 |
247 |
Rendement van investeringen |
100 |
281 |
144 |
283 |
333 |
Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst. |
(119) |
De Commissie stelde de winstgevendheid van de medewerkende producent in de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het betrokken product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de desbetreffende omzet. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie gestaag als gevolg van de grotere daling van de productiekosten in vergelijking met de verkoopprijs in de beoordelingsperiode, zoals uitgelegd in overweging 116. |
(120) |
De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De kasstroom steeg tijdens de beoordelingsperiode, behalve in 2015, toen hij daalde. De nettokasstroom is in de beoordelingsperiode in totaal met 65 % gestegen, hetgeen strookt met de toegenomen winstgevendheid. |
(121) |
De investeringen stegen tijdens de beoordelingsperiode met 147 %, behalve in 2014, toen ze met 44 % daalden ten opzichte van 2013. De investeringen dienden vooral om de capaciteit en dus de uitvoer te vergroten om concurrerend te blijven op de wereldmarkt, maar leidden ook tot technologische verbeteringen, een hogere kwaliteit, een hoger rendement en een lager verbruik van grondstoffen, en daarmee tot een betere productiviteit en een betere bescherming van het milieu. |
(122) |
Net als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen bij de productie en verkoop van het soortgelijke product positief; dit weerspiegelt de ontwikkeling van de winstgevendheid. |
4.3.4. Conclusie inzake schade
(123) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de instelling van maatregelen vanaf 2011 de bedrijfstak van de Unie in staat heeft gesteld zich van de geleden schade te herstellen. |
(124) |
De schade-indicatoren laten een positieve trend zien voor de bedrijfstak van de Unie. |
(125) |
De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toe (met 332 % tussen 2013 en het TNO). Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van het lage of negatieve niveau van de winstgevendheid dat geconstateerd werd tussen 2007 en 2011 (de beoordelingsperiode tijdens het oorspronkelijke onderzoek). Deze winst, die gedeeltelijk ook gekoppeld is aan de daling van de prijs van grondstoffen, stelde de bedrijfstak van de Unie in staat bepaalde investeringen te doen, zoals vermindering van de afvalproductie en van de gevolgen voor het milieu. |
(126) |
Ondanks het feit dat het verbruik in de Unie met 9 % daalde tijdens de beoordelingsperiode, steeg de productie met 24 % en de productiecapaciteit met 8 %, terwijl de verkoop op de markt van de Unie met 6 % daalde. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg in het TNO met slechts 3 % ten opzichte van 2013. De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode ook gestegen. |
(127) |
De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode met 147 % toe en het rendement van investeringen met 333 %. |
(128) |
De productiviteit nam in de beoordelingsperiode toe. De werkgelegenheid steeg ook in overeenstemming met de omvang van de productie in de beoordelingsperiode. |
(129) |
Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
5. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING OF VOORTZETTING VAN SCHADE
(130) |
Aangezien de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade heeft geleden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, werd onderzocht of een herhaling van schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen ten aanzien van India en de VRC komen te vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. |
(131) |
In dit verband heeft de Commissie de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in India en de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de mogelijke gevolgen van de prijsontwikkeling van de Indiase en Chinese invoer en de prijzen en de gevolgen van een dergelijke ontwikkeling voor de verkoop, prijzen en winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie beoordeeld. |
(132) |
Wat het niveau van de invoerprijzen betreft, bleek uit het onderzoek dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie ondanks de geldende antidumpingmaatregelen in de beoordelingsperiode nog steeds voortdurend onderboden werden. Indien de geldende maatregelen zouden worden ingetrokken, en ervan uitgaande dat de prijs bij invoer uit de betrokken landen en de prijs van de bedrijfstak van de Unie op hetzelfde niveau zouden blijven als tijdens het TNO, dan zouden de invoerprijzen bovendien de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tussen 12 % en 34,1 % onderbieden. Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Unie verkoopvolume en marktaandeel op de markt van de Unie zou verliezen. |
(133) |
Wat de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in India en de VRC betreft, werd de analyse in de overwegingen 52, 53, 77 en 78 in aanmerking genomen. Uit deze analyse is gebleken dat de VRC over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikt en dat de reservecapaciteit van India gelijk is aan of hoger is dan de totale omvang van de Europese markt. De binnenlandse vraag en de uitvoermarkten van India en de VRC anders dan de markt van de Unie zijn waarschijnlijk niet in staat om de volledige reservecapaciteit te absorberen. |
(134) |
Ten slotte, zoals geconstateerd in de overwegingen 54, 55, 56, 79 en 80, is de markt van de Unie voor oxaalzuur aantrekkelijk en is er een stimulans voor Indiase en Chinese producenten om hun uitvoer vanuit andere derde landen te verleggen naar de markt van de Unie waar de prijzen hoger zijn, indien de geldende maatregelen zouden worden ingetrokken. |
(135) |
Er wordt geoordeeld dat een mogelijk aanzienlijke invoer met dumping van producten uit India en de VRC bij het ontbreken van maatregelen de bedrijfstak van de Unie opnieuw zou verzwakken en de levensvatbaarheid en het voortbestaan ervan zou bedreigen. |
(136) |
Om het waarschijnlijke effect van dergelijke laaggeprijsde invoer uit de betrokken landen op de bedrijfstak van de Unie te beoordelen, heeft de Commissie in de eerste plaats de kwestie van een mogelijk verlies aan marktaandeel onderzocht. Zij simuleerde wat de gevolgen zouden zijn als de producenten-exporteurs uit de betrokken landen dezelfde hoeveelheden zouden invoeren als in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, dat wil zeggen vóór de instelling van de maatregelen. Zoals vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, was een dergelijke hoeveelheid van de invoer van het betrokken product met dumping voldoende om de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade te berokkenen. |
(137) |
De Commissie ging er voor deze analyse van uit dat de prijzen van de producenten-exporteurs uit de betrokken landen en die van de bedrijfstak van de Unie op hetzelfde niveau zouden blijven als tijdens het TNO. Bovendien ging de Commissie ervan uit dat de invoer uit de betrokken landen eerst het marktaandeel van andere derde landen en vervolgens het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie zou overnemen. Met deze uitgangspunten liet de in overweging 136 genoemde analyse zien dat, indien de maatregelen worden ingetrokken en de Chinese en Indiase invoer de niveaus van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek bereiken, de medewerkende producent in de Unie verlies zou leiden en de schade voor de bedrijfstak van de Unie zich zou herhalen. |
(138) |
Uit het onderzoek bleek dat, indien de maatregelen worden ingetrokken en de Chinese en Indiase invoer het niveau van het tijdvak van het oorspronkelijke tijdvak bereikt, de medewerkende producent in de Unie weer verlies zou leiden en de schade zich zou herhalen. |
(139) |
Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van de uitvoer tegen dumpingprijzen uit de VRC en India en dat zich waarschijnlijk opnieuw aanmerkelijke schade zou voordoen. |
6. BELANG VAN DE UNIE
6.1. Inleidende opmerkingen
(140) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande maatregelen ten aanzien van India en de VRC in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
6.2. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(141) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich tijdens het TNO heeft hersteld van de schade als gevolg van de invoer met dumping uit India en de VRC. Als de maatregelen ten aanzien van India en de VRC worden ingetrokken, is het echter waarschijnlijk dat de schade zich zou herhalen omdat de bedrijfstak van de Unie zou worden blootgesteld aan invoer met dumping, die waarschijnlijk omvangrijk zou zijn en een aanzienlijke prijsdruk zou uitoefenen. Daardoor zou de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie om de hierboven uiteengezette redenen waarschijnlijk aanzienlijk verslechteren. Handhaving van de maatregelen zou de markt daarentegen zekerheid verschaffen en de bedrijfstak van de Unie in staat stellen de positieve economische situatie te bestendigen en zijn investeringen en groeiplannen voort te zetten. |
(142) |
De Commissie is op basis hiervan tot de conclusie gekomen dat voortzetting van de huidige antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
6.3. Belang van de niet-verbonden importeurs
(143) |
De Commissie heeft tijdens het onderzoek geen medewerking verkregen van niet-verbonden importeurs. |
(144) |
Op basis hiervan waren er geen aanwijzingen dat voortzetting van de maatregelen aanzienlijke negatieve gevolgen voor de importeurs zouden hebben die zwaarder wegen dan de positieve gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie. |
6.4. Belang van de gebruikers
(145) |
Er werd een vragenlijst gestuurd naar bekende gebruikers. De Commissie heeft een ingevuld antwoordformulier ontvangen van slechts vijf gebruikers van het betrokken product, hoewel het betrokken product in vele sectoren wordt gebruikt. Twee gebruikers hebben een volledig ingevulde vragenlijst teruggestuurd; twee andere gebruikers hebben alleen ingevulde tabellen teruggestuurd en één gebruiker heeft opmerkingen ingediend. |
(146) |
Geen van de gebruikers had bezwaar tegen de verlenging van de maatregelen en vier van hen gaven duidelijk aan dat zij voor handhaving van de huidige antidumpingmaatregelen zijn. |
(147) |
Gezien het feit dat de Commissie geen bezwaren van gebruikers heeft ontvangen, lijkt het onwaarschijnlijk dat handhaving van de antidumpingmaatregelen een negatief effect op gebruikers in de Unie zou hebben dat groter is dan het positieve effect van de maatregelen op de bedrijfstak van de Unie. |
6.5. Conclusie inzake het belang van de Unie
(148) |
Op basis van het bovenstaande stelde de Commissie vast dat er op basis van het belang van de Unie geen dwingende redenen waren om de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en de VRC te beëindigen. |
7. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(149) |
De Commissie heeft alle belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zij voornemens was de ten aanzien van India en de VRC geldende maatregelen te handhaven. Zij konden hierover ook binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De Commissie heeft alleen opmerkingen ontvangen van de bedrijfstak van de Unie. Deze opmerkingen werden geanalyseerd en wanneer zij gegrond waren, werd er naar behoren rekening mee gehouden. |
8. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(150) |
Uit de conclusies met betrekking tot voortzetting/herhaling van dumping en voortzetting/herhaling van schade zoals hierboven beschreven, volgt dat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en de VRC, ingesteld bij Verordening (EG) nr. 325/2012, gehandhaafd moeten worden. |
(151) |
Een onderneming die haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (18). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(152) |
Gezien de recente rechtspraak van het Hof van Justitie (19), is het passend te voorzien in de betaling van een percentage moratoire interest in geval van terugbetaling van definitieve rechten, omdat de relevante geldende bepalingen inzake douanerechten niet voorzien in een dergelijke rentevoet en de toepassing van nationale voorschriften zou leiden tot onnodige verstoringen tussen de marktdeelnemers afhankelijk van welke lidstaat wordt gekozen voor de inklaringsprocedures van de douane. |
(153) |
Het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité heeft geen advies uitgebracht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op oxaalzuur, zij het als dihydraat (CUS-nummer 0028635-1 en CAS-nummer 6153-56-6), zij het in watervrije vorm (CUS-nummer 0021238-4 en CAS-nummer 144-62-7), en al dan niet in waterige oplossing, momenteel ingedeeld in GN-code ex 2917 11 00 (Taric-code 2917110091), van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China.
2. Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor het in lid 1 omschreven product dat door de volgende ondernemingen is geproduceerd, is als volgt:
Land |
Onderneming |
Antidumpingrecht (in %) |
Aanvullende Taric-code |
India |
Punjab Chemicals en Crop Protection Limited |
22,8 |
B230 |
Star Oxochem Pvt. Ltd |
31,5 |
B270 |
|
Alle andere ondernemingen |
43,6 |
B999 |
|
VRC |
Shandong Fengyuan Chemicals Stock Co., Ltd; Shandong Fengyuan Uranus Advanced Material Co., Ltd |
37,7 |
B231 |
Yuanping Changyuan Chemicals Co., Ltd |
14,6 |
B232 |
|
Alle andere ondernemingen |
52,2 |
B999 |
3. Het individuele recht voor de in lid 2 genoemde ondernemingen is uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorschriften in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing. De moratoire interest die moet worden betaald in geval van terugbetaling waaruit een recht op betaling van moratoire interest voortvloeit, is de op de eerste kalenderdag van de maand van de vervaldag door de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met één procentpunt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juni 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 325/2012 van de Raad van 12 april 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China (PB L 106 van 18.4.2012, blz. 1).
(3) Zaak T-310/12, Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd/Raad van de Europese Unie.
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2081 van de Commissie van 28 november 2016 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op oxaalzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en geproduceerd door Yuanping Changyuan Chemicals Co. Ltd (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 48).
(5) PB C 329 van 7.9.2016, blz. 4.
(6) Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van oxaalzuur van oorsprong uit India en de Volksrepubliek China (PB C 117 van 12.4.2017, blz. 15).
(7) De door de twee producenten-exporteurs en de volgende bronnen verstrekte informatie: gegevens van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, een niet-gecontroleerd steekproefformulier door een andere producent-exporteur, en gegevens uit het oorspronkelijke onderzoek. De bezettingsgraad voor de twee medewerkende producenten-exporteurs werd als raming voor de andere twee bekende producenten-exporteurs gebruikt.
(8) Zie de niet-vertrouwelijke opmerking van de onderneming Star Oxochem op 23 oktober 2017.
(9) Gemeenschappelijk douanetarief. Het conventionele recht voor 2917 11 00 oxaalzuur en de zouten en esters daarvan is 6,5 %. Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1821 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 294 van 28.10.2016, blz. 1), en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1).
(10) De MEIS-regeling werd in 2015 ingevoerd ter vervanging van eerdere regelingen. https://www.eepcindia.org/MEIS/about-MEIS-scheme.aspx
(11) https://archive.india.gov.in/business/taxation/modvat.php. Op 1 juli 2017 voerde India de belasting op goederen en diensten (Goods & Services Tax) in, ter vervanging van verscheidene belastingen, waaronder de CENVAT-regeling.
(12) Zie voetnoot 7.
(13) Zie de niet-vertrouwelijke opmerking van de onderneming Star Oxochem op 23 oktober 2017.
(14) Raming van het verzoek om een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen. Er zij opgemerkt dat de ramingen variëren en dat de Commissie gebruik heeft gemaakt van een voorzichtige raming. De informatie werd door de indiener van het verzoek in de vorm van een bereik verstrekt als zijn eigen marktkennis. De marktbron van de gegevens is vertrouwelijk en de openbaarmaking van een exact cijfer zou concurrenten een voordeel kunnen geven.
(15) De Franse fabriek waar het betrokken product geproduceerd wordt en die eigendom was van de Zwitserse groep Clariant S.A., werd in 2014 verkocht aan een nieuwe investeerder, WeylChem. Er werden echter geen structurele wijzigingen vermeld.
(16) Om redenen van vertrouwelijkheid worden alle cijfers in geïndexeerde vorm of in de vorm van een bereik gepresenteerd ter bescherming van de producent in de Unie die medewerking heeft verleend aan het onderzoek.
(17) Als gevolg van de niet-medewerking van de VRC werden deze berekeningen gebaseerd op gegevens van Eurostat.
(18) Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.
(19) Arrest in zaak C-365/15, Wortmann, EU:C:2017:19, punten 35-39.
BIJLAGE
De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:
1. |
de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft; |
2. |
de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) oxaalzuur die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. |
Datum en handtekening