This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32017D2013
Council Implementing Decision (EU) 2017/2013 of 7 November 2017 authorising the Kingdom of the Netherlands to introduce a special measure derogating from Article 193 of Directive 2006/112/EC on the common system of value added tax
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2013 van de Raad van 7 november 2017 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2013 van de Raad van 7 november 2017 waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
PB L 292 van 10.11.2017, p. 59–60
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2018
10.11.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 292/59 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/2013 VAN DE RAAD
van 7 november 2017
waarbij het Koninkrijk der Nederlanden wordt gemachtigd een maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is de belastingplichtige die goederen levert of diensten verricht, in de regel ook de persoon die tot voldoening van de btw is gehouden. |
(2) |
Op grond van artikel 199 bis, lid 1, onder g), van Richtlijn 2006/112/EG kunnen de lidstaten bepalen dat de btw ter zake van telecommunicatiediensten moet worden voldaan door de belastingplichtige aan wie de dienst wordt geleverd (verleggingsregeling). Nederland maakt geen gebruik van deze keuzemogelijkheid. |
(3) |
In de sector van de telecommunicatiediensten in Nederland zijn recent fraudegevallen ontdekt. Bijgevolg wil Nederland de verleggingsregeling invoeren voor de binnenlandse verrichting van telecommunicatiediensten. |
(4) |
Op grond artikel 199 bis, lid 1 van Richtlijn 2006/112/EG kan de verleggingsregeling worden toegepast tot en met 31 december 2018 voor een minimumperiode van twee jaar. Aangezien niet is voldaan aan de minimumperiode, kan Nederland de verleggingsregeling niet toepassen op basis van artikel 199 bis, lid 1, onder g), van die richtlijn. |
(5) |
Daarom heeft Nederland bij brief, ingekomen bij de Commissie op 11 juli 2017, op basis van artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG gevraagd om machtiging voor een derogatie van artikel 193 van die richtlijn, zodat het de verleggingsregeling zou kunnen toepassen op telecommunicatiediensten. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 5 september 2017 van het verzoek van Nederland in kennis gesteld. Bij brief van 6 september 2017 heeft de Commissie Nederland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(7) |
De gevraagde derogatie strekt ertoe de btw-fraude in de sector van de telecommunicatiediensten te voorkomen. Hoewel telecommunicatiediensten fraudegevoelig zijn en er nauw toezicht op wordt uitgeoefend, zijn er recent in Nederland fraudeketens in de handel in belminuten ontdekt waarbij gebruik wordt gemaakt van een aantal plof- en bufferbedrijven. Die ketens resulteren in een fors verlies aan belastinginkomsten. |
(8) |
Volgens de door Nederland verstrekte informatie zijn de traditionele methoden om fraude op te sporen en te voorkomen, niet doeltreffend omdat de diensten in kwestie afkomstig zijn van buiten de Unie en niet in listings of registers zijn opgenomen. De betalingen lopen via betaalplatforms op bankrekeningen buiten de Unie, waardoor de transacties moeilijker zijn te detecteren en het onmogelijk is om van banken informatie te verkrijgen. Nederland wijst erop dat het verlies aan belastinginkomsten sterk zal oplopen zonder verleggingsregeling voor de diensten in kwestie. |
(9) |
Nederland moet daarom worden gemachtigd om de verleggingsregeling toe te passen op de verrichting van telecommunicatiediensten tot en met 31 december 2018. |
(10) |
De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Nederland ter zake van de verrichting van telecommunicatiediensten gemachtigd de ontvanger aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon ter zake van leveringen van telecommunicatiediensten.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan.
Het verstrijkt op 31 december 2018.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.
Gedaan te Brussel, 7 november 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
T. TÕNISTE
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.