Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R0027

    Verordening (EU) 2016/27 van de Commissie van 13 januari 2016 tot wijziging van de bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

    PB L 9 van 14.1.2016, p. 4–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/27/oj

    14.1.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 9/4


    VERORDENING (EU) 2016/27 VAN DE COMMISSIE

    van 13 januari 2016

    tot wijziging van de bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 999/2001 en bijlage III, hoofdstuk B, bij die verordening dienen de lidstaten jaarlijks bij de Commissie informatie in over het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën op hun grondgebied en legt de Commissie een samenvatting van deze informatie voor aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders.

    (3)

    De Europese Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid zijn overeengekomen de opstelling en de publicatie van de jaarlijkse samenvatting van de Unie over het toezicht op en testen van herkauwers op de aanwezigheid van overdraagbare spongiforme encefalopathieën van de Commissie over te dragen aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Bijlage III, hoofdstuk B, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet dus worden gewijzigd om deze nieuwe omstandigheden weer te geven.

    (4)

    Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 verbiedt het vervoederen aan bepaalde landbouwhuisdieren van verwerkte dierlijke eiwitten, met name afkomstig van niet-herkauwers.

    (5)

    Bovendien mogen overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk II, onder b), ii), bij Verordening (EG) nr. 999/2001 vismeel en vismeel bevattende mengvoeders worden gebruikt voor het voederen van niet-herkauwende landbouwhuisdieren, met inbegrip van aquacultuurdieren.

    (6)

    In bijlage IV, hoofdstuk III, deel A, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 is vastgelegd dat verwerkte dierlijke eiwitten in bulk afkomstig van niet-herkauwers en mengvoeders in bulk die dergelijke eiwitten bevatten, worden vervoerd in voertuigen en containers die niet worden gebruikt voor het vervoer van diervoeders voor andere niet-herkauwende landbouwhuisdieren dan aquacultuurdieren. Aangezien vismeel en vismeel bevattende mengvoeders mogen worden gebruikt in diervoeders voor alle niet-herkauwende landbouwhuisdieren, mag deze bepaling niet gelden voor vismeel en vismeel bevattende mengvoeders. Bijlage IV, hoofdstuk III, deel A, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet derhalve worden gewijzigd teneinde vismeel uit te sluiten.

    (7)

    In bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 is vastgelegd dat de uitvoer van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke eiwitten bevatten, uitsluitend wordt toegestaan indien deze bestemd zijn voor gebruik dat in die verordening niet is verboden en indien voorafgaande aan de uitvoer een schriftelijke overeenkomst tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van uitvoer, of de Commissie, en de bevoegde autoriteit van het invoerende derde land wordt gesloten, waarin het derde land zich ertoe verbindt zich aan het beoogde gebruik te houden en de verwerkte dierlijke eiwitten of de producten die dergelijke eiwitten bevatten, niet opnieuw uit te voeren voor gebruik dat krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 verboden is.

    (8)

    Dit voorschrift was oorspronkelijk bedoeld om de verspreiding van boviene spongiforme encefalopathie (BSE) te bestrijden, toen BSE in de Unie snel om zich heen greep en vooral het Europese continent door deze epidemie werd getroffen. De situatie rond BSE is in de Unie sedertdien echter aanzienlijk verbeterd. In 2013 werden in de Unie 7 gevallen van BSE gemeld en 11 gevallen in 2014, in vergelijking met 2 166 gemelde gevallen in 2001 en 2 124 gemelde gevallen in 2002. Deze verbetering in de situatie rond BSE in de Unie komt tot uiting in het feit dat twintig lidstaten van de Unie nu worden erkend als landen met een verwaarloosbaar BSE-risico overeenkomstig Beschikking 2007/453/EG van de Commissie (2), zoals gewijzigd.

    (9)

    Het voorschrift van bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, bij Verordening (EG) nr. 999/2001, waarin de verplichting tot het sluiten van een schriftelijke overeenkomst met het derde land van bestemming als voorwaarde voor de uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten, afkomstig van niet-herkauwers, en van producten die dergelijke eiwitten bevatten, en het verbod om deze producten in derde landen te gebruiken voor vervoedering aan andere landbouwhuisdieren dan aquacultuurdieren zijn vastgelegd, moet derhalve worden geschrapt.

    (10)

    In bijlage IV, hoofdstuk IV, deel D, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn de voorwaarden vastgelegd voor de productie en het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten van niet-herkauwers die bestemd zijn om te worden gebruikt voor het voederen van aquacultuurdieren, en mengvoeders die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, waarbij in elke fase van de productieketen een volledige scheiding tussen materiaal van herkauwers en niet-herkauwers wordt vereist en regelmatige bemonstering en analyse worden vereist om te verifiëren dat er geen sprake is van versleping. Deze voorwaarden moeten ook verplicht worden gesteld voor verwerkte dierlijke eiwitten van niet-herkauwers en mengvoeders die dergelijke eiwitten bevatten, die bestemd zijn voor uitvoer, teneinde ervoor te zorgen dat uitgevoerde verwerkte dierlijke eiwitten en mengvoeders die dergelijke eiwitten bevatten, hetzelfde niveau van veiligheid bieden als de eiwitten die op het grondgebied van de Unie worden gebruikt.

    (11)

    Indien voeder voor gezelschapsdieren of vismeel wordt geproduceerd in verwerkingsbedrijven die uitsluitend producten afkomstig van waterdieren, behalve zeezoogdieren, vervaardigen, respectievelijk voeder voor gezelschapsdieren vervaardigen, mag het voorschrift dat uitvoer alleen is toegestaan uit inrichtingen, waar aan de voorschriften van bijlage IV, hoofdstuk IV, deel D, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 is voldaan, niet van toepassing zijn op voeder voor gezelschapsdieren of vismeel.

    (12)

    Bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (13)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt hoofdstuk B vervangen door:

    „HOOFDSTUK B

    VEREISTEN INZAKE RAPPORTAGE EN REGISTRATIE

    I.   VERPLICHTINGEN VOOR DE LIDSTATEN

    A.   Informatie die de lidstaten moeten opnemen in hun jaarverslag, zoals bedoeld in artikel 6, lid 4

    1.

    Het aantal verdachte gevallen per diersoort dat overeenkomstig artikel 12, lid 1, aan een officiële verplaatsingsbeperking onderworpen is.

    2.

    Het aantal verdachte gevallen per diersoort dat overeenkomstig artikel 12, lid 2, aan een laboratoriumonderzoek onderworpen is, met inbegrip van de resultaten van de snelle tests en bevestigende onderzoeken (aantal positieve en negatieve uitkomsten) en voor runderen de leeftijdsverdeling van de geteste dieren. Voor de leeftijdsverdeling worden de volgende groepen gebruikt: „jonger dan 24 maanden”, verdeling per 12 maanden tussen 24 en 155 maanden, en „ouder dan 155 maanden”.

    3.

    Het aantal koppels waarin verdachte gevallen bij schapen en geiten zijn gemeld en onderzocht overeenkomstig artikel 12, leden 1 en 2.

    4.

    Het aantal geteste runderen van elke subpopulatie, bedoeld in hoofdstuk A, deel I, punten 2.1, 2.2, 3.1 en 5. Hierbij worden de methode van de selectie van de bemonstering, de resultaten van de snelle tests en bevestigende onderzoeken en de leeftijdsverdeling van de geteste dieren, gegroepeerd overeenkomstig punt 2, vermeld.

    5.

    Het aantal geteste schapen en geiten en koppels van elke subpopulatie, bedoeld in hoofdstuk A, deel II, punten 2, 3, 5 en 6, alsmede de methode van de selectie van de bemonstering en de resultaten van de snelle tests en bevestigende onderzoeken.

    6.

    De geografische spreiding, met inbegrip van het land van oorsprong, indien verschillend van het rapporterende land, van positieve gevallen van BSE en scrapie. Voor elk TSE-geval bij runderen, schapen en geiten worden het geboortejaar en zo mogelijk de geboortemaand vermeld. TSE-gevallen die als atypisch worden beschouwd, worden vermeld. Voor gevallen van scrapie worden de resultaten van de primaire en secundaire moleculaire tests, bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 3.2, onder c), gerapporteerd, indien van toepassing.

    7.

    Bij andere dieren dan runderen, schapen en geiten: het aantal monsters en het aantal bevestigde gevallen van TSE per diersoort.

    8.

    Het genotype en zo mogelijk het ras van elk schaap dat positief op TSE is getest en overeenkomstig hoofdstuk A, deel II, punt 8.1, is bemonsterd dan wel overeenkomstig hoofdstuk A, deel II, punt 8.2, is bemonsterd.

    B.   Rapportageperioden

    De samenstelling van verslagen met de onder A bedoelde informatie die maandelijks of, wat de in punt 8 bedoelde informatie betreft, elk kwartaal in het tussen de lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid overeengekomen elektronisch formaat bij de Commissie worden ingediend (en die de Commissie aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid doorstuurt), kan worden beschouwd als het krachtens artikel 6, lid 4, vereiste jaarverslag, mits de informatie wordt bijgewerkt zodra aanvullende informatie beschikbaar komt.

    II.   GEGEVENS DIE IN DE SAMENVATTING VAN DE UNIE MOETEN STAAN

    De samenvatting van de Unie bevat tabellen met ten minste de in deel I, onder A, bedoelde gegevens van elke lidstaat.

    Vanaf 1 januari 2016 analyseert de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid de in deel I bedoelde gegevens en publiceert zij voor eind november een samenvatting over trends en bronnen van overdraagbare spongiforme encefalopathieën in de Unie.

    III.   REGISTERS

    1.

    De bevoegde autoriteit houdt registers bij, die zeven jaar bewaard worden, van de in deel I, onder A, bedoelde informatie.

    2.

    Het laboratorium waar het onderzoek heeft plaatsgevonden, bewaart alle testgegevens, met name de werkboeken, en, indien van toepassing, paraffineblokken en foto's van Western blots; deze gegevens worden zeven jaar bewaard.”.

    Artikel 2

    In bijlage IV, hoofdstuk III, deel A, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt punt 3 vervangen door:

    „3.

    Andere verwerkte dierlijke eiwitten dan vismeel afkomstig van niet-herkauwers en mengvoeders in bulk die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, worden vervoerd in voertuigen en containers die niet worden gebruikt voor het vervoer van diervoeders voor andere niet-herkauwende landbouwhuisdieren dan aquacultuurdieren.”.

    Artikel 3

    In bijlage IV, hoofdstuk V, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt deel E vervangen door:

    „DEEL E

    Uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke eiwitten bevatten

    1.

    De uitvoer van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke eiwitten bevatten, is verboden.

    In afwijking hiervan geldt dat verbod niet voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren dat van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevat en dat in een erkende inrichting voor voeder voor gezelschapsdieren overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is verwerkt en overeenkomstig de wetgeving van de Unie is verpakt en geëtiketteerd.

    2.

    De uitvoer van van niet-herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van mengvoeders die dergelijke eiwitten bevatten, wordt alleen onder de volgende voorwaarden toegestaan:

    a)

    de van niet-herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten zijn afkomstig van verwerkingsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op de verwerking van de dierlijke bijproducten van niet-herkauwers die afkomstig zijn van de in hoofdstuk IV, deel D, onder a), vermelde slachthuizen en uitsnijderijen of van de erkende verwerkingsbedrijven die zijn opgenomen op de in hoofdstuk V, deel A, onder d), bedoelde openbaar toegankelijke lijsten;

    b)

    de mengvoeders die van niet-herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, zijn afkomstig uit erkende inrichtingen die zijn opgenomen op de in hoofdstuk V, deel A, onder e), bedoelde openbaar toegankelijke lijsten en worden overeenkomstig de wetgeving van de Unie verpakt en geëtiketteerd.

    3.

    De voorwaarden van punt 2 zijn niet van toepassing op:

    a)

    voeder voor gezelschapsdieren dat van niet-herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevat en dat in een erkende inrichting voor voeder voor gezelschapsdieren overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is verwerkt en dat overeenkomstig de wetgeving van de Unie is verpakt en geëtiketteerd;

    b)

    vismeel en mengvoeders die geen andere verwerkte dierlijke eiwitten bevatten dan vismeel.”.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 13 januari 2016.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

    (2)  Beschikking 2007/453/EG van de Commissie van 29 juni 2007 tot vaststelling van de BSE-status van lidstaten, derde landen of gebieden daarvan naargelang van hun BSE-risico (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 84).


    Top