EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R1843

Verordening (EU) 2015/1843 van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 2015 tot vaststelling van procedures van de Unie op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Unie ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (codificatie)

PB L 272 van 16.10.2015, p. 1–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/1843/oj

16.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 272/1


VERORDENING (EU) 2015/1843 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 oktober 2015

tot vaststelling van procedures van de Unie op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Unie ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld

(codificatie)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst moet tot codificatie van die verordening worden overgegaan.

(2)

De gemeenschappelijke handelspolitiek moet, in het bijzonder wat de handelsbescherming betreft, op eenvormige beginselen gebaseerd zijn.

(3)

Het blijkt noodzakelijk te voorzien in procedures van de Unie waardoor de Unie haar uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten daadwerkelijk kan doen gelden.

(4)

Met internationale handelsregelingen worden in hoofdzaak de onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie („WTO”) in de bijlagen bij het WTO-Verdrag neergelegde regelingen bedoeld, doch zij kunnen ook regelingen omvatten die neergelegd zijn in andere door de Unie gesloten overeenkomsten die op het handelsverkeer tussen de Unie en derde landen toepasselijk zijn. Het is dienstig een duidelijk overzicht te geven van de soorten overeenkomsten waarop het begrip „internationale regelingen voor het handelsverkeer” betrekking heeft.

(5)

De procedures van de Unie waardoor de Unie haar uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten daadwerkelijk kan doen gelden, moeten gebaseerd zijn op een juridisch mechanisme in het kader van het Unierecht dat volkomen transparant is en dat garandeert dat het besluit om de uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten van de Unie te doen gelden, op basis van juiste feitelijke gegevens en een gedegen juridische analyse wordt genomen.

(6)

Een dergelijk mechanisme moet ten doel hebben een procedure vast te stellen aan de hand waarvan de instellingen van de Unie kunnen worden verzocht stappen te ondernemen tegen door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer die schade veroorzaken of andere nadelige gevolgen hebben voor het handelsverkeer, op voorwaarde dat de internationale regelingen voor het handelsverkeer in de mogelijkheid voorzien tegen deze belemmeringen maatregelen te nemen.

(7)

Het recht van de lidstaten om gebruik te maken van een dergelijk mechanisme mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten dezelfde of soortgelijke aangelegenheden via andere reeds bestaande procedures van de Unie aan de orde te stellen, in het bijzonder voor het bij artikel 207, lid 3, van het Verdrag ingestelde comité.

(8)

De institutionele taak van het bij artikel 207, lid 3, van het Verdrag ingestelde comité, met name wat het geven van advies aan de instellingen van de Unie over alle zaken die verband houden met de handelspolitiek betreft, mag niet uit het oog worden verloren. Dat comité moet derhalve op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen met betrekking tot individuele gevallen zodat het de verder strekkende politieke consequenties daarvan kan beoordelen.

(9)

Het is dienstig te eisen dat de Unie haar internationale verplichtingen nakomt en dat de Unie, wanneer dergelijke verplichtingen uit overeenkomsten voortvloeien, het daardoor nagestreefde evenwicht tussen rechten en verplichtingen handhaaft.

(10)

Het verdient bovendien aanbeveling te bepalen dat alle volgens deze procedures genomen maatregelen eveneens verenigbaar moeten zijn met de internationale verplichtingen van de Unie en dat zij bovendien geen afbreuk mogen doen aan andere maatregelen die worden genomen in gevallen waarop deze verordening niet van toepassing is en die rechtstreeks op artikel 207 van het Verdrag zouden kunnen worden gebaseerd.

(11)

De procedureregels voor de onderzoeksprocedure waarin deze verordening voorziet, moeten eveneens worden vastgesteld, in het bijzonder wat de rechten en verplichtingen van de autoriteiten van de Unie en de betrokken partijen betreft, alsmede ten aanzien van de voorwaarden waaronder belanghebbenden toegang hebben tot informatie en kunnen verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die bij de onderzoeksprocedure aan het licht worden gebracht.

(12)

De Unie dient bij de toepassing van deze verordening snel en doeltreffend op te treden, door gebruik te maken van de besluitvormingsprocedures waarin deze verordening voorziet.

(13)

Wanneer de Commissie uit hoofde van de internationale rechten en verplichtingen van de Unie maatregelen neemt tegen door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer, doet zij dit uitsluitend wanneer de belangen van de Unie dergelijke maatregelen noodzakelijk maken. De Commissie moet bij de evaluatie van deze belangen terdege rekening houden met de argumenten die door alle bij de procedures betrokken partijen worden aangevoerd.

(14)

De uitvoering van de onderzoeksprocedures waarin deze verordening voorziet, vereist eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van besluiten over het verloop van die onderzoeksprocedures en de daaruit voortvloeiende maatregelen. Deze maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(15)

De raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor het schorsen van lopende onderzoeken, gelet op de effecten van dergelijke maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van maatregelen.

(16)

Het Europees Parlement en de Raad moeten op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen met betrekking tot deze verordening, zodat zij de verder strekkende politieke consequenties daarvan kunnen beoordelen.

(17)

Bovendien moeten, wanneer een overeenkomst met een derde land het meest geschikte middel lijkt om een uit een belemmering voor het handelsverkeer voortvloeiend geschil op te lossen, de desbetreffende onderhandelingen worden gevoerd overeenkomstig de procedures die in artikel 207 van het Verdrag zijn vastgesteld,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening zijn de procedures van de Unie op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek neergelegd die de Unie in staat stellen de rechten te doen gelden die zij ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie („WTO”) zijn vastgesteld en die, onder voorbehoud van de bestaande internationale verplichtingen en procedures, maatregelen mogelijk maken:

a)

tegen belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van de Unie, teneinde de daardoor veroorzaakte schade weg te nemen;

b)

tegen belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van een derde land, teneinde de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer weg te nemen.

De in de eerste alinea bedoelde procedures hebben in het bijzonder betrekking op de inleiding, het verloop en de beëindiging van internationale procedures voor het beslechten van geschillen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „belemmering voor het handelsverkeer”: elke door een derde land ingestelde of gehandhaafde handelspraktijk waartegen uit hoofde van de internationale regelingen voor het handelsverkeer maatregelen kunnen worden genomen; een dergelijk recht tot het nemen van maatregelen wordt geacht te bestaan wanneer internationale handelsregelingen, hetzij een bepaalde praktijk volstrekt verbieden, hetzij een andere partij die door deze praktijk wordt benadeeld het recht verlenen maatregelen te nemen om de gevolgen van de betrokken praktijk weg te nemen;

b)   „rechten van de Unie”: de internationale handelsrechten die de Unie aan internationale regelingen voor het handelsverkeer ontleent; in dit verband worden onder „internationale regelingen voor het handelsverkeer” in hoofdzaak verstaan die welke onder auspiciën van de WTO zijn vastgesteld en in de bijlagen bij het WTO-Verdrag zijn opgenomen, doch eveneens die welke zijn neergelegd in andere door de Unie gesloten overeenkomsten die regels voor het handelsverkeer tussen de Unie en derde landen bevatten;

c)   „schade”: alle aanmerkelijke schade die een belemmering voor het handelsverkeer, in verband met een product of dienst, veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor een bedrijfstak van de Unie of de markt van de Unie;

d)   „nadelige gevolgen voor het handelsverkeer”: de nadelige gevolgen die een belemmering voor het handelsverkeer in verband met een product of dienst heeft of dreigt te hebben voor ondernemingen van de Unie op de markt van een derde land en die aanzienlijke consequenties hebben voor de economie van de Unie of van een regio van de Unie of voor een sector van de economie in de Unie of een regio van de Unie; het feit dat de klager dergelijke nadelige gevolgen ondervindt is op zich niet voldoende om een maatregel van de instellingen van de Unie te rechtvaardigen;

e)   „bedrijfstak van de Unie”:

i)

alle producenten of dienstverleners in de Unie:

van producten of diensten die identiek of vergelijkbaar zijn met het product dat of de dienst die het voorwerp vormt van een belemmering voor het handelsverkeer,

van producten of diensten die rechtstreeks met dat product of die dienst concurreren,

of

die verbruikers of verwerkers zijn van het product dat of gebruikers zijn van de dienst die het voorwerp vormt van een belemmering voor het handelsverkeer;

dan wel

ii)

alle producenten of dienstverleners wier gezamenlijke productie een groot gedeelte van de totale productie van de Unie van de betrokken producten of diensten vertegenwoordigt, met dien verstande dat:

—wanneer producenten of dienstverleners met exporteurs of importeurs gelieerd zijn dan wel zelf importeur van het product of de dienst waarop de belemmeringen van het handelsverkeer betrekking zouden hebben, met de „bedrijfstak van de Unie” de overige producenten of dienstverleners kunnen worden bedoeld,

in bijzondere omstandigheden, de producenten of dienstverleners in een bepaalde regio van de Unie als de bedrijfstak van de Unie kunnen worden aangemerkt indien hun gezamenlijke productie een groot gedeelte van de productie van het betrokken product of de betrokken dienst vertegenwoordigt in de lidstaat of lidstaten waarin deze regio gelegen is op voorwaarde dat de gevolgen van de belemmering voor het handelsverkeer voornamelijk in deze lidstaat of lidstaten worden ondervonden;

f)   „onderneming van de Unie”: een in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging binnen de Unie heeft en die rechtstreeks betrokken is bij de vervaardiging van de goederen of het verlenen van de diensten die het voorwerp vormen van de belemmering voor het handelsverkeer;

g)   „diensten”: de diensten ten aanzien waarvan door de Unie internationale overeenkomsten kunnen worden gesloten op basis van artikel 207 van het Verdrag.

2.   Voor de toepassing van deze verordening doet het begrip „dienstverleners” in verband met het begrip „bedrijfstak van de Unie”, en in verband met het begrip „onderneming van de Unie” geen afbreuk aan het niet-commerciële karakter dat het verlenen van een dienst overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat kan hebben.

Artikel 3

Klacht namens de bedrijfstak van de Unie

1.   Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon en iedere vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die handelt namens een bedrijfstak van de Unie die schade meent te hebben geleden door belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van de Unie, kan een schriftelijke klacht indienen.

2.   De klacht moet voldoende bewijsmateriaal betreffende het bestaan van de belemmering voor het handelsverkeer en de daaruit voortvloeiende schade bevatten. Het bewijs van de schade moet, in voorkomend geval, op basis van de in artikel 11 bedoelde niet-limitatieve lijst van factoren worden geleverd.

Artikel 4

Klacht namens ondernemingen van de Unie

1.   Elke onderneming van de Unie of elke vereniging, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die namens een of meer ondernemingen van de Unie handelt en die van mening is dat deze ondernemingen nadelige gevolgen voor het handelsverkeer hebben ondervonden als resultaat van belemmeringen voor het handelsverkeer die zich doen voelen op de markt van een derde land, kan een schriftelijke klacht indienen.

2.   De klacht moet voldoende bewijsmateriaal betreffende het bestaan van de belemmeringen voor het handelsverkeer en de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer bevatten. Het bewijs van de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer moet, in voorkomend geval, op basis van de in artikel 11 bedoelde niet-limitatieve lijst van factoren worden geleverd.

Artikel 5

Klachtenprocedures

1.   De in de artikelen 3 en 4 bedoelde klacht wordt ingediend bij de Commissie, die de lidstaten een afschrift daarvan doet toekomen.

2.   De klacht kan worden ingetrokken, in welk geval de procedure kan worden beëindigd, tenzij beëindiging niet in het belang van de Unie is.

3.   Wanneer blijkt dat de klacht niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de klager hiervan in kennis gesteld.

De Commissie stelt de lidstaten ervan in kennis indien zij besluit dat de klacht niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen.

4.   De Commissie neemt zo spoedig mogelijk nadat zij een overeenkomstig artikel 3 of artikel 4 ingediende klacht ontvangt, een besluit omtrent de opening van een onderzoeksprocedure van de Unie.

Het besluit wordt genomen binnen een termijn van 45 dagen nadat de klacht werd ingediend. Deze termijn kan op verzoek of met instemming van de klager worden opgeschort teneinde de betrokkenen de gelegenheid te geven de aanvullende inlichtingen te verstrekken die vereist zijn om de gegrondheid van de door de klager aanhangig gemaakte zaak te beoordelen.

Artikel 6

Verzoek van een lidstaat

1.   De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken de in artikel 1 bedoelde procedures in te leiden.

2.   De betrokken lidstaat verschaft de Commissie, tot staving van zijn verzoek, voldoende bewijsmateriaal betreffende de belemmeringen voor het handelsverkeer en alle gevolgen daarvan. Wanneer het bewijs van schade of nadelige gevolgen voor het handelsverkeer moet worden geleverd, wordt dit op basis van de in artikel 11 bedoelde niet-limitatieve lijst van factoren verstrekt.

3.   De Commissie stelt de andere lidstaten onverwijld in kennis van de verzoeken.

4.   Wanneer blijkt dat het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de betrokken lidstaat daarvan in kennis gesteld.

De Commissie stelt de lidstaten ervan in kennis indien zij besluit dat het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen.

5.   De Commissie neemt zo spoedig mogelijk nadat zij een overeenkomstig dit artikel ingediend verzoek van een lidstaat ontvangt, een besluit omtrent de opening van een onderzoeksprocedure van de Unie. Dit besluit wordt genomen binnen een termijn van 45 dagen nadat het verzoek werd ingediend. Deze termijn kan op verzoek of met instemming van de betrokken lidstaat worden opgeschort teneinde de betrokkenen de gelegenheid te geven de aanvullende inlichtingen te verstrekken die vereist zijn om de gegrondheid van de door de lidstaat aanhangig gemaakte zaak te beoordelen.

Artikel 7

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake handelsbelemmeringen, hierna „het comité” genoemd. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

Informatie voor het Europees Parlement en de Raad

De Commissie doet de krachtens deze verordening verstrekte informatie aan het Europees Parlement en de Raad toekomen, zodat zij eventuele verder strekkende consequenties voor de gemeenschappelijke handelspolitiek kunnen onderzoeken.

Artikel 9

Onderzoeksprocedure van de Unie

1.   Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal voorhanden is om de inleiding van een onderzoeksprocedure te rechtvaardigen en dat zulks in het belang van de Unie is, handelt zij als volgt:

a)

zij kondigt de inleiding van een onderzoeksprocedure aan in het Publicatieblad van de Europese Unie; deze aankondiging omvat de naam van het betrokken product of de betrokken dienst en de namen van de betrokken landen, een samenvatting van de ontvangen informatie en de mededeling dat alle dienstige informatie aan de Commissie dient te worden toegezonden; tevens wordt de termijn vermeld waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken overeenkomstig lid 5 door de Commissie te worden gehoord;

b)

zij geeft hiervan officieel kennis aan de vertegenwoordigers van het land of de landen waarop de procedure betrekking heeft en waarmee, in voorkomend geval, overleg kan worden gepleegd;

c)

zij verricht het onderzoek op het niveau van de Unie in samenwerking met de lidstaten.

De Commissie stelt de lidstaten ervan in kennis indien zij besluit dat de klacht voldoende bewijsmateriaal bevat om de inleiding van een onderzoek te rechtvaardigen.

2.   Indien nodig handelt de Commissie als volgt:

a)

zij wint alle inlichtingen in die zij nodig acht; zij tracht deze inlichtingen te verifiëren bij importeurs, handelaren, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties, voor zover de betrokken ondernemingen of organisaties daarmee instemmen;

b)

zij stelt een onderzoek in op het grondgebied van derde landen, voor zover de autoriteiten van die landen daarvan officieel in kennis zijn gesteld en niet binnen een redelijke termijn bezwaar hebben aangetekend tegen een dergelijk onderzoek.

De Commissie wordt in haar onderzoek bijgestaan door functionarissen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verificaties plaatsvinden, voor zover deze lidstaat de wens daartoe te kennen geeft.

3.   De lidstaten verstrekken de Commissie, op haar verzoek en op de door haar vastgestelde wijze, alle voor het onderzoek vereiste inlichtingen.

4.   De klagers en de betrokken exporteurs en importeurs, alsmede de vertegenwoordigers van het betrokken land of de betrokken landen kunnen:

a)

alle aan de Commissie verstrekte informatie verifiëren, met uitzondering van de voor de Commissie en de bevoegde instanties bestemde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de bescherming van hun belangen, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 10 en door de Commissie bij haar onderzoeksprocedure wordt gebruikt; de betrokkenen richten te dien einde een schriftelijk, met redenen omkleed verzoek aan de Commissie met opgave van de verlangde informatie;

b)

verzoeken op de hoogte te worden gebracht van de belangrijkste uit de onderzoeksprocedure voortvloeiende feiten en overwegingen.

5.   De Commissie kan de betrokken partijen horen. Zij doet dit indien deze partijen binnen de in de aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie vastgestelde termijn een daartoe strekkend schriftelijk verzoek hebben ingediend en hebben aangetoond dat zij voornaamste betrokken partijen bij het resultaat van de procedure zijn.

6.   De Commissie stelt, indien zij daarom wordt verzocht, de voornaamste betrokken partijen in de gelegenheid elkaar te ontmoeten teneinde hun standpunten met elkaar te vergelijken en tegenargumenten naar voren te brengen. Zij houdt daarbij rekening met de wensen van de partijen en met het vertrouwelijke karakter van de procedure. Geen enkele partij is verplicht een dergelijke bijeenkomst bij te wonen en de afwezigheid van een partij op een dergelijke bijeenkomst mag haar belangen niet schaden.

7.   Wanneer de door de Commissie gevraagde gegevens niet binnen een redelijke termijn worden verstrekt of het onderzoek ernstig wordt gehinderd, kunnen conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens.

8.   Na afloop van haar onderzoek brengt de Commissie verslag uit aan het comité. Dit verslag wordt binnen vijf maanden na de aankondiging van de opening van de procedure ingediend, tenzij de Commissie in verband met de ingewikkeldheid van het onderzoek deze termijn tot zeven maanden verlengt.

Artikel 10

Vertrouwelijke behandeling

1.   De uit hoofde van deze verordening verkregen informatie mag slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

2.   De Commissie noch de lidstaten, inclusief de functionarissen van beide, mogen de bij de toepassing van deze verordening verkregen informatie die een vertrouwelijk karakter heeft of door een bij een onderzoeksprocedure betrokken partij op vertrouwelijke grondslag is verstrekt, bekendmaken, tenzij de partij die de informatie heeft verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming geeft.

In elk verzoek om een vertrouwelijke behandeling wordt vermeld waarom de informatie vertrouwelijk is. Het verzoek gaat vergezeld van een niet-vertrouwelijke samenvatting van de informatie of vermeldt de redenen waarom deze niet voor dergelijke samenvatting vatbaar is.

3.   Informatie wordt als vertrouwelijk beschouwd wanneer de bekendmaking daarvan ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor de personen die deze heeft verstrekt of voor de persoon van wie deze informatie afkomstig is.

4.   Wanneer blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is en degene die de informatie heeft verstrekt deze niet openbaar wil maken, noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

5.   Dit artikel vormt geen beletsel voor de bekendmaking van algemene informatie door de autoriteiten van de Unie en in het bijzonder van de motivering van besluiten die krachtens deze verordening zijn genomen. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang van de betrokken partijen bij een vertrouwelijke behandeling van hun zakengeheimen.

Artikel 11

Bewijsmateriaal

1.   Het onderzoek naar de schade heeft, in voorkomend geval, betrekking op de volgende factoren:

a)

de omvang van de betrokken invoer of uitvoer van de Unie, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of deze aanzienlijk is toegenomen dan wel afgenomen, hetzij in absolute cijfers, hetzij ten opzichte van de productie of het verbruik op de betrokken markt;

b)

de door de concurrenten van de bedrijfstak van de Unie gehanteerde prijzen, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of in de Unie of op de markt van derde landen een aanzienlijke onderbieding van de door de bedrijfstak van de Unie toegepaste prijzen heeft plaatsgevonden;

c)

de gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie blijkens de tendensen van bepaalde economische factoren zoals: productie, bezettingsgraad, voorraden, verkoop, marktaandeel, prijzen (dat wil zeggen neerwaartse druk op de prijzen of het verhinderen van prijsverhogingen die normaliter zouden hebben plaatsgevonden), winst, rentabiliteit, investeringen, werkgelegenheid.

2.   Wanneer dreigende schade wordt aangevoerd, onderzoekt de Commissie bovendien of een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan tevens rekening worden gehouden met factoren zoals:

a)

het groeitempo van de uitvoer naar de markt van de concurrentie met de producten van de Unie plaatsvindt;

b)

de reeds beschikbare of in de voorziene toekomst beschikbaar wordende uitvoercapaciteit in het land van oorsprong of van uitvoer en de mate van waarschijnlijkheid dat de uit deze capaciteit voortvloeiende uitvoer voor de onder a) bedoelde markt bestemd is.

3.   De schade die wordt veroorzaakt door andere factoren die, afzonderlijk of gecombineerd, eveneens nadelige gevolgen hebben voor de bedrijfstak van de Unie, mag niet aan de bedoelde praktijken worden toegeschreven.

4.   Wanneer wordt gesteld dat er sprake is van nadelige gevolgen voor het handelsverkeer, onderzoekt de Commissie de weerslag daarvan op de economie van de Unie of van een regio van de Unie of op een economische sector van de Unie of van een regio. Hierbij kan de Commissie indien nodig rekening houden met factoren als bedoeld in de leden 1 en 2. Nadelige gevolgen voor het handelsverkeer kunnen onder meer optreden in situaties waarin de handelsstromen voor een bepaald product of een bepaalde dienst worden gehinderd, verstoord of verlegd ten gevolge van een belemmering voor het handelsverkeer, of in situaties waarin belemmeringen voor het handelsverkeer ernstige nadelige gevolgen hebben gehad voor leveranties (bijvoorbeeld van delen en onderdelen of grondstoffen) aan ondernemingen van de Unie. Wanneer wordt gesteld dat er sprake is van dreigende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer, gaat de Commissie bovendien na of het duidelijk voorspelbaar is dat een bepaalde situatie vermoedelijk tot daadwerkelijke nadelige gevolgen voor het handelsverkeer zal leiden.

5.   Bij haar onderzoek van het bewijsmateriaal met betrekking tot de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer houdt de Commissie tevens rekening met de bepalingen, beginselen of handelwijzen in verband met de uitoefening van het recht tot het nemen van maatregelen uit hoofde van de internationale handelsregelingen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a).

6.   De Commissie onderzoekt bovendien al het andere in de klacht of het verzoek vervatte relevante bewijsmateriaal. De lijst van factoren en de aanwijzingen in de leden 1 tot en met 5 zijn wat dit betreft niet limitatief, noch zijn een of meerdere van dergelijke factoren noodzakelijkerwijze van doorslaggevend belang bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van schade of nadelige gevolgen voor het handelsverkeer.

Artikel 12

Beëindiging en opschorting van de procedure

1.   Wanneer na een overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde onderzoeksprocedure blijkt dat het belang van de Unie geen maatregelen vereist, wordt de procedure door de Commissie beëindigd volgens de in artikel 7, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.   Wanneer na een overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde onderzoeksprocedure het betrokken derde land of de betrokken derde landen maatregelen neemt of nemen die bevredigend worden geacht, en de Unie derhalve geen maatregelen behoeft te nemen, kan de procedure door de Commissie worden opgeschort volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

De Commissie houdt toezicht op de toepassing van die maatregelen, in voorkomend geval aan de hand van op gezette tijden verstrekte informatie die zij van de betrokken derde landen kan verlangen en zo nodig kan verifiëren.

Wanneer de door het betrokken derde land of de betrokken derde landen genomen maatregelen worden ingetrokken of opgeschort, dan wel op ondeugdelijke wijze zijn uitgevoerd, of de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat dit het geval is, of wanneer niet is ingegaan op een verzoek om informatie van de Commissie overeenkomstig de tweede alinea van dit lid, stelt de Commissie de lidstaten hiervan in kennis en worden, indien de uitslag van het onderzoek en de nieuwe beschikbare gegevens zulks noodzakelijk maken en rechtvaardigen, maatregelen getroffen overeenkomstig artikel 14, lid 2.

3.   Wanneer hetzij na een overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde onderzoeksprocedure, hetzij op enig moment voor, tijdens of na een internationale geschillenbeslechtingsprocedure blijkt dat de meest geschikte wijze om een uit een belemmering voor het handelsverkeer voortvloeiend geschil op te lossen de sluiting van een overeenkomst met het betrokken derde land of de betrokken derde landen is, waardoor de essentiële rechten van de Unie en van het betrokken derde land of de betrokken derde landen kunnen worden gewijzigd, wordt de procedure door de Commissie opgeschort volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, en worden onderhandelingen gevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 207 van het Verdrag.

Artikel 13

Vaststelling van handelspolitieke maatregelen

1.   Wanneer uit de onderzoeksprocedure die op grond van artikel 9 wordt gevoerd, tenzij de feitelijke en juridische situatie zodanig is dat geen onderzoeksprocedure vereist is, blijkt dat in het belang van de Unie maatregelen noodzakelijk zijn teneinde de uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten van de Unie uit te oefenen, met het doel de schade of de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer weg te nemen die het resultaat zijn van door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer, worden volgens de procedure van artikel 14 passende maatregelen genomen.

2.   Wanneer de internationale verplichtingen van de Unie vereisen dat vooraf een internationale procedure inzake overleg of geschillenbeslechting wordt gevolgd, wordt tot de in lid 3 bedoelde maatregelen pas besloten na afloop van deze procedure en met inachtneming van de resultaten daarvan. Wanneer de Unie een internationaal orgaan voor geschillenbeslechting heeft verzocht aan te geven welke maatregelen geschikt zijn om uitvoering te geven aan de resultaten van een internationale geschillenbeslechtingsprocedure en machtiging te verlenen tot het nemen van dergelijke maatregelen, zijn de naar aanleiding van deze machtiging vereiste handelspolitieke maatregelen van de Unie in overeenstemming met de aanbeveling van het internationaal orgaan voor geschillenbeslechting.

3.   Alle handelspolitieke maatregelen die verenigbaar zijn met de bestaande internationale verplichtingen en procedures kunnen worden genomen; deze kunnen bestaan in:

a)

schorsing of intrekking van concessies voortvloeiende uit handelspolitieke onderhandelingen;

b)

verhoging van bestaande douanerechten of instelling van andere invoerheffingen;

c)

instelling van kwantitatieve beperkingen of andere maatregelen die de in- of uitvoerregelingen wijzigen of het handelsverkeer met het betrokken derde land anderszins beïnvloeden.

4.   De desbetreffende besluiten worden met redenen omkleed en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze bekendmaking geldt bovendien als kennisgeving aan de voornaamste betrokken landen en partijen.

Artikel 14

Besluitvormingsprocedures

1.   Wanneer de Unie, naar aanleiding van een overeenkomstig artikel 3 of artikel 4 ingediende klacht of een overeenkomstig artikel 6 ingediend verzoek, formele internationale procedures inzake overleg of geschillenbeslechting volgt, worden de besluiten met betrekking tot de inleiding, het verloop en de beëindiging van deze procedures genomen door de Commissie.

De Commissie stelt de lidstaten ervan in kennis indien zij besluit formele internationale procedures inzake overleg of geschillenbeslechting in te leiden, te voeren of te beëindigen.

2.   Wanneer de Unie, na in overeenstemming met artikel 13, lid 2, te hebben gehandeld, een besluit moet nemen over de op grond van artikel 12, lid 2, derde alinea, of artikel 13 te nemen handelspolitieke maatregelen, neemt zij in overeenstemming met artikel 207 van het Verdrag en, in voorkomend geval, met Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) of alle andere toepasselijke procedures onverwijld een besluit.

Artikel 15

Verslag

De Commissie neemt in haar jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing en uitvoering van handelsbeschermende maatregelen, bedoeld in artikel 22 bis van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (7), informatie op over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 16

Algemene bepalingen

Deze verordening is niet van toepassing in gevallen waarin andere regelingen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek van toepassing zijn. Zij vormt een aanvulling op:

a)

de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten en de uitvoeringsbepalingen daarvan; en

b)

de krachtens artikel 352 van het Verdrag vastgestelde specifieke regelingen die op de door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn.

Deze verordening laat andere maatregelen die eventueel uit hoofde van artikel 207 van het Verdrag worden genomen onverlet. Zij laat eveneens onverlet de Unieprocedures voor de behandeling van zaken in verband met belemmeringen voor het handelsverkeer die door de lidstaten bij het comité van artikel 207 van het Verdrag aanhangig worden gemaakt.

Artikel 17

Intrekking

Verordening (EG) nr. 3286/94 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 6 oktober 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

N. SCHMIT


(1)  Standpunt van 10 december 2014 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 7 juli 2015 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 18 september 2015.

(3)  Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 71).

(4)  Zie bijlage I.

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(6)  Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50).

(7)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad

(PB L 349 van 31.12.1994, blz. 71)

 

Verordening (EG) nr. 356/95 van de Raad

(PB L 41 van 23.2.1995, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 125/2008 van de Raad

(PB L 40 van 14.2.2008, blz. 1)

 

Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1)

Uitsluitend punt 4 van de bijlage

Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50)

Uitsluitend artikel 11


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 3286/94

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1, aanhef en punt a)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 1, onder d)

Artikel 2, lid 5, eerste alinea, eerste deel van de aanhef

Artikel 2, lid 1, onder e), aanhef

Artikel 2, lid 5, eerste alinea, tweede deel van de aanhef

Artikel 2, lid 1, onder e), i), aanhef

Artikel 2, lid 5, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 2, lid 1, onder e), i), eerste streepje

Artikel 2, lid 5, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 2, lid 1, onder e), i), tweede streepje

Artikel 2, lid 5, eerste alinea, derde streepje

Artikel 2, lid 1, onder e), i), derde streepje

Artikel 2, lid 5, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 1, onder e), ii), aanhef

Artikel 2, lid 5, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 1, onder e), ii), eerste streepje

Artikel 2, lid 5, tweede alinea, onder b)

Artikel 2, lid 1, onder e), ii), tweede streepje

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 2, lid 7

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 8

Artikel 2, lid 1, onder g)

Artikelen 3 tot en met 6

Artikelen 3 tot en met 6

Artikel 7, lid 1, onder a)

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1, onder b)

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 1, onder c)

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 8

Artikel 8, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 8, lid 2, onder a)

Artikel 9, lid 2, eerste alinea, aanhef en punt a)

Artikel 8, lid 2, onder b)

Artikel 9, lid 2, eerste alinea, aanhef en punt b)

Artikel 8, lid 2, onder c)

Artikel 9, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 3

Artikel 9, lid 3

Artikel 8, lid 4, onder a)

Artikel 9, lid 4, eerste alinea, aanhef en punt a)

Artikel 8, lid 4, onder b)

Artikel 9, lid 4, eerste alinea, aanhef en punt b)

Artikel 8, leden 5 tot en met 8

Artikel 9, leden 5 tot en met 8

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 9, lid 2, onder a)

Artikel 10, lid 2, eerste alinea

Artikel 9, lid 2, onder b)

Artikel 10, lid 2, tweede alinea

Artikel 9, leden 3, 4 en 5

Artikel 10, leden 3, 4 en 5

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 11, lid 2, onder a)

Artikel 12, lid 2, eerste alinea

Artikel 11, lid 2, onder b)

Artikel 12, lid 2, tweede alinea

Artikel 11, lid 2, onder c)

Artikel 12, lid 2, derde alinea

Artikel 11, lid 3

Artikel 12, lid 3

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 13bis

Artikel 15

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 16, eerste alinea, aanhef

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 16, eerste alinea, onder a)

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 16, eerste alinea, onder b)

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 16, tweede alinea

Artikel 15, lid 2, eerste zin

Artikel 17, eerste alinea

Artikel 15, lid 2, tweede zin

Artikel 17, tweede alinea

Artikel 16

Artikel 18

Bijlage I

Bijlage II


Top