Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1039

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1039/2013 van de Commissie van 24 oktober 2013 tot goedkeuring van nonaanzuur als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 2 Voor de EER relevante tekst

    PB L 283 van 25.10.2013, p. 43–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/1039/oj

    25.10.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 283/43


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1039/2013 VAN DE COMMISSIE

    van 24 oktober 2013

    tot goedkeuring van nonaanzuur als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 2

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) dienen te worden beoordeeld. Nonaanzuur is in die lijst opgenomen.

    (2)

    Nonaanzuur is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG voor gebruik in productsoort 2 krachtens Richtlijn (EU) nr. 2012/41 van de Commissie (4) en wordt derhalve als erkend beschouwd voor dit productsoort krachtens artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012.

    (3)

    Bovendien is nonaanzuur overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 10 (conserveringsmiddelen voor metselwerk), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn. De beoordeling had betrekking op het gebruik als algicide voor de curatieve behandeling van bouwmaterialen. Dat specifieke gebruik valt nu onder productsoort 2 als omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

    (4)

    Oostenrijk is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 3 april 2012 bij de Commissie ingediend.

    (5)

    Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 27 september 2013 in een beoordelingsverslag opgenomen.

    (6)

    Uit het verslag blijkt dat van biociden die als algicide voor de curatieve behandeling van bouwmaterialen worden gebruikt en nonaanzuur bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen.

    (7)

    De bestaande goedkeuring van nonaanzuur voor productsoort 2 heeft geen betrekking op de voorwaarden die opgesteld zijn naar aanleiding van de beoordeling van producten die als algicide worden gebruikt voor de curatieve behandeling van bouwmaterialen. Daarom moeten die voorwaarden aan de bestaande goedkeuring worden toegevoegd. Om alle belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden op de nieuwe voorschriften als gevolg van de recente herdefiniëring van de soorten biociden, moet bovendien de oorspronkelijk in Richtlijn 2012/41/EU vastgestelde goedkeuringsdatum worden gewijzigd.

    (8)

    Aangezien de evaluatie niet nanomaterialen betrof, mag de goedkeuring krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen.

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent comité voor biociden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Nonaanzuur wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 2, afhankelijk van de naleving van de in de bijlage vastgestelde specificaties, nieuwe voorwaarden en de nieuwe datum van goedkeuring.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 24 oktober 2013.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3).

    (3)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

    (4)  Richtlijn 2012/41/EU van de Commissie van 26 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de uitbreiding van de opneming in bijlage I bij die richtlijn van de werkzame stof nonaanzuur tot productsoort 2 (PB L 327 van 27.11.2012, blz. 28).


    BIJLAGE

    Triviale naam

    IUPAC-benaming

    Identificatienummers

    Minimale zuiver-heidsgraad van de werkzame stof (1)

    Datum van goed-keuring

    Datum van het verstrijken van de goed-keuring

    Pro-duct-soort

    Bijzondere voorwaarden (2)

    Nonaan-zuur, pelargoon-zuur

    IUPAC-naam: nonaanzuur

    EG-nummer: 203-931-2

    CAS-nr.: 112-05-0

    896 g/kg

    1 oktober 2015

    30 september 2025

    2

    Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico’s en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de actieve stof op het niveau van de Unie.

    Aan de toelating worden de volgende voorwaarden verbonden:

    1.

    Tenzij kan worden aangetoond in de aanvraag tot toelating van het product dat de risico’s voor de gezondheid van de mens tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt door andere methoden, wordt de toelating onder de volgende voorwaarden verleend:

    a)

    gebruiksaanwijzing met informatie over de wijze waarop blootstelling aan aerosolen zo laag mogelijk wordt houden;

    b)

    voor de toelating voor producten voor niet-professioneel gebruik wordt als voorwaarde gesteld dat de verpakking zodanig moet worden ontworpen dat de blootstelling van de gebruiker tot een minimum wordt beperkt.

    2.

    De toelating van producten die als algicide worden gebruikt voor het herstel van bouwmaterialen in de open lucht gebeurt op voorwaarde van de vaststelling van veilige operationele procedures en risicobeperkende maatregelen ter bescherming van het milieu.


    (1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

    (2)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


    Top