EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010Q1209(01)

Gecodificeerde versie van het Reglement van Orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité — Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2010 de gecodificeerde versie van zijn reglement van orde goedgekeurd

PB L 324 van 9.12.2010, p. 52–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 14/03/2019; vervangen door 32019Q0710(01)

ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/2010/1209/oj

9.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/52


GECODIFICEERDE VERSIE VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2010 de gecodificeerde versie van zijn reglement van orde goedgekeurd

In deze editie zijn samengevoegd:

het reglement van orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité, goedgekeurd tijdens de zitting van 17 juli 2002 (PB L 268 van 4 oktober 2002) en, overeenkomstig artikel 78, in werking getreden op 1 augustus 2002;

de wijzigingen die bij besluit van de voltallige vergadering zijn goedgekeurd:

1.

wijzigingen van het reglement van orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 februari 2003 (PB L 258 van 10 oktober 2003);

2.

wijzigingen van het reglement van orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 31 maart 2004 (PB L 310 van 7 oktober 2004);

3.

wijzigingen van het reglement van orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 5 juli 2006 (PB L 93 van 3 april 2007);

4.

wijzigingen van het reglement van orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 maart 2008 (PB L 159 van 20 juni 2009);

5.

wijzigingen van het reglement van orde van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 14 juli 2010.

Het secretariaat-generaal van het Comité heeft de door de voltallige vergadering goedgekeurde wijzigingen verwerkt in deze editie van het reglement van orde.

De uitvoeringsbepalingen die het bureau van het Comité opstelt overeenkomstig artikel 77, lid 2 bis, zijn in een apart document opgenomen.

INLEIDING

1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité vertegenwoordigt de verschillende economische en sociale geledingen van het maatschappelijk middenveld. Het Comité, dat in 1957 bij het Verdrag van Rome is ingesteld, staat als officieel adviesorgaan de instellingen van de Europese Unie bij.

2.

De adviestaak van het Comité maakt het zijn leden, en dus de organisaties die deze vertegenwoordigen, mogelijk deel te nemen aan het besluitvormingsproces van de Europese Unie. De soms diametraal tegenovergestelde meningen en de dialoog die de leden aangaan zijn niet alleen een zaak van de traditionele sociale partners, namelijk de werkgevers (groep I) en de werknemers (groep II), maar ook van de vertegenwoordigers van alle andere maatschappelijke belangengroeperingen (groep III). De expertise van de leden, de dialoog en het daaruit voortvloeiende streven naar convergentie van standpunten kunnen de kwaliteit en de geloofwaardigheid van de besluitvorming van de Europese Unie verhogen, in die zin dat de Europese burgers aldus meer inzicht krijgen in de wijze waarop de besluiten tot stand komen, en deze gemakkelijker accepteren. De voor de democratie noodzakelijke transparantie wordt zo verbeterd.

3.

Binnen het Europese institutionele bestel vervult het Comité een specifieke functie: het is bij uitstek de vertegenwoordiger van en het overlegforum voor de organisaties uit het maatschappelijk middenveld en het fungeert als een bruggenhoofd tussen deze organisaties en de instellingen van de Europese Unie.

4.

In zijn dubbele functie van discussieforum en adviesorgaan draagt het Comité bij tot de gewenste verbetering van de democratische uitdrukkingsmogelijkheden bij het functioneren van de Europese Unie en bij haar betrekkingen met de economische en sociale kringen in derde landen. Het Comité helpt zodoende mee een echt Europees bewustzijn te ontwikkelen.

5.

Om zijn taken goed te kunnen vervullen heeft het Comité, overeenkomstig artikel 260, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op 17 juli 2002 (1) een reglement van orde goedgekeurd.

6.

De voltallige vergadering van het Comité heeft op 14 juli 2010 de laatste gecodificeerde versie van dit reglement van orde goedgekeurd.

TITEL I

ORGANISATIE VAN HET COMITÉ

Hoofdstuk I

INSTALLATIE VAN HET COMITÉ

Artikel 1

1.

Het Comité oefent zijn werkzaamheden in vijfjarige periodes uit.

2.

Het Comité wordt na elke vijfjaarlijkse vernieuwing door het oudste lid bijeengeroepen, zo mogelijk binnen ten hoogste één maand nadat de leden van het Comité van hun benoeming door de Raad in kennis zijn gesteld.

Artikel 2

1.

Het Comité kent de volgende organen: de voltallige vergadering, het bureau, de voorzitter en de afdelingen.

2.

Het Comité is onderverdeeld in drie groepen, waarvan de samenstelling en de rol zijn vastgelegd in artikel 27.

3.

De leden van het Comité zijn niet gebonden door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Europese Unie. Bij de uitoefening van hun functies en tijdens hun reizen van en naar de vergaderplaats genieten zij de voorrechten en immuniteiten die zijn vastgelegd in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie. Concreet genieten zij bewegingsvrijheid, onschendbaarheid en immuniteit.

Artikel 2 bis

1.

Het Comité erkent en maakt zelf gebruik van de symbolen van de Europese Unie, te weten:

a)

de vlag met een kring van twaalf gouden sterren tegen een blauwe achtergrond,

b)

de op de negende symfonie van Ludwig van Beethoven („Ode aan de Vreugde”) gebaseerde hymne,

c)

het devies „In verscheidenheid verenigd”.

2.

Het Comité viert op 9 mei de Dag van Europa.

3.

De vlag wordt uitgehangen in alle gebouwen van het Comité en bij officiële gelegenheden.

4.

De hymne wordt gespeeld bij de opening van elke eerste zitting aan het begin van een nieuwe mandaatsperiode en bij andere plechtige gelegenheden, zoals met name de ontvangst van staatshoofden en regeringsleiders, of de verwelkoming van nieuwe leden na een uitbreiding van de Europese Unie.

Hoofdstuk II

BUREAU

Artikel 3

1.

Bij de verkiezing van de leden van het bureau moet worden gezorgd voor algemeen en geografisch evenwicht tussen de groepen, waarbij elke lidstaat minimaal één en maximaal drie vertegenwoordigers in het bureau heeft. De groepen formuleren in onderling overleg een voorstel voor de samenstelling van het bureau, dat aan de voltallige vergadering wordt voorgelegd.

De samenstelling van het bureau is als volgt:

a)

een voorzitter, twee vicevoorzitters;

b)

de drie overeenkomstig artikel 27 gekozen groepsvoorzitters;

c)

de afdelingsvoorzitters;

d)

een variabel aantal leden, dat het aantal lidstaten niet overstijgt.

2.

De voorzitter wordt beurtelings gekozen uit de leden van de drie groepen.

3.

De voorzitter en de vicevoorzitters kunnen niet in hun respectieve functies worden herkozen. Na afloop van zijn ambtstermijn kan de voorzitter gedurende een periode van tweeënhalf jaar geen lid zijn van het bureau als vicevoorzitter, groepsvoorzitter of afdelingsvoorzitter.

4.

De vicevoorzitters worden gekozen uit de leden van de twee groepen waartoe de voorzitter niet behoort.

Artikel 4

1.

Tijdens de eerste, conform artikel 1 gehouden vergadering, kiest het Comité, onder leiding van het oudste lid, uit zijn midden de voorzitter, de beide vicevoorzitters, de voorzitters van de afdelingen en de overige leden van het bureau, die geen groepsvoorzitter mogen zijn, voor een periode van tweeënhalf jaar te rekenen vanaf de datum van installatie van het Comité.

2.

Onder voorzitterschap van het oudste lid mogen uitsluitend discussies gevoerd worden die betrekking hebben op deze verkiezingen.

Artikel 5

De aftredende voorzitter roept de vergadering bijeen waarin de verkiezing van het bureau voor de laatste tweeënhalf jaar van de vijfjarige mandaatsperiode plaatsvindt. Deze vergadering wordt onder voorzitterschap van de aftredende voorzitter gehouden aan het begin van de zitting van de maand waarin het mandaat van het voor de eerste helft van de vijfjarige periode gekozen bureau afloopt.

Artikel 6

1.

Het Comité kan uit zijn midden een voorbereidingscommissie aanwijzen, bestaande uit één vertegenwoordiger per lidstaat, die de kandidaatstellingen in ontvangst moet nemen en aan de voltallige vergadering een kandidatenlijst moet voorleggen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.

2.

Het Comité spreekt zich overeenkomstig de bepalingen van dit artikel uit over de lijst of lijsten van kandidaten voor het bureau en het presidium.

3.

Het Comité kiest, eventueel in achtereenvolgende stemrondes, de leden van het bureau, met uitzondering van de groepsvoorzitters; gestemd wordt over één of meer kandidatenlijsten.

4.

Er worden alleen volledige lijsten in stemming gebracht die voldoen aan het bepaalde in artikel 3 en die vergezeld gaan van een verklaring van instemming van elke kandidaat afzonderlijk.

5.

Tot lid van het bureau worden gekozen de kandidaten van de lijst waarop het grootste aantal, doch ten minste een kwart van de geldige stemmen is uitgebracht.

6.

De voltallige vergadering kiest vervolgens, met gewone meerderheid van stemmen, de voorzitter en de vicevoorzitters.

7.

Het Comité gaat daarop over tot de verkiezing van de voorzitters van de afdelingen, met gewone meerderheid van stemmen.

8.

Ten slotte houdt het Comité nog een algemene stemming over de samenstelling van het bureau in zijn geheel. Hierbij is een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen vereist.

Artikel 7

Indien een lid van het bureau niet in staat is zijn functie uit te oefenen, of in de gevallen zoals omschreven in artikel 70, lid 2, wordt hij voor de rest van de periode vervangen, rekening houdend met artikel 6. Over deze vervanging wordt gestemd door de voltallige vergadering op grond van een door de betrokken groep geformuleerd voorstel.

Artikel 8

1.

Het bureau wordt door de voorzitter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van tien leden, bijeengeroepen.

2.

Van elke vergadering van het bureau worden notulen opgemaakt. Deze notulen worden het bureau ter goedkeuring voorgelegd.

3.

Het bureau stelt de voorschriften voor zijn eigen functioneren vast.

4.

Het regelt de interne organisatie en werkwijze van het Comité en stelt de uitvoeringsbepalingen van het reglement van orde vast na overleg met de groepen.

5.

Het bureau en de voorzitter oefenen de budgettaire en financiële bevoegdheden overeenkomstig het Financieel Reglement en het reglement van orde van het Comité uit.

6.

Het bureau stelt de uitvoeringsbepalingen betreffende de reis- en verblijfskosten van de leden en hun overeenkomstig artikel 18 aangewezen plaatsvervangers, de overeenkomstig artikel 24 aangewezen afgevaardigden en hun plaatsvervangers, alsook van de overeenkomstig artikel 23 aangewezen deskundigen vast, met inachtneming van de begrotingsprocedure en de bepalingen van het Financieel Reglement.

7.

Het bureau draagt beleidsverantwoordelijkheid voor de algemene leiding van het Comité. Het ziet er bij de uitoefening van die verantwoordelijkheid met name op toe dat de activiteiten van het Comité, van zijn organen en van de medewerkers van zijn secretariaat geheel sporen met de institutionele rol die het Comité in de Verdragen is toegedacht.

8.

Het bureau is verantwoordelijk voor een goede benutting van de beschikbare personele middelen, begrotingsmiddelen en technische hulpmiddelen bij de uitvoering van de taken waarmee het Comité ingevolge de Verdragen is belast. Het speelt met name een rol in het kader van de begrotingsprocedure en bij de organisatie van het secretariaat.

9.

Het bureau kan uit zijn midden ad-hocgroepen samenstellen om onder zijn bevoegdheid vallende onderwerpen te onderzoeken. Andere leden kunnen bij de werkzaamheden van die groepen worden betrokken, behalve wanneer het om de benoeming van ambtenaren gaat.

10.

Het bureau onderzoekt halfjaarlijks de impact van de door het Comité uitgebrachte adviezen aan de hand van een hiertoe opgesteld verslag.

11.

Op verzoek van een lid of van de secretaris-generaal legt het bureau het reglement van orde en de uitvoeringsbepalingen nader uit. Zijn bevindingen zijn bindend, maar er kan bezwaar worden gemaakt tegen de interpretatie bij de voltallige vergadering, die in laatste instantie beslist.

12.

Bij de vijfjaarlijkse vernieuwing van het Comité neemt het aftredend bureau de lopende zaken waar tot de eerste vergadering van het vernieuwde Comité. In uitzonderlijke gevallen kan een lid van het aftredend Comité eenmalig of voor bepaalde tijd worden belast met de uitoefening van bepaalde taken die specifieke kennis vergen.

Artikel 9

Het bureau kan, in het kader van de interinstitutionele samenwerking, de voorzitter opdracht geven samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met instellingen en organen van de Europese Unie.

Artikel 10

1.

Er wordt een groep Begrotingszaken samengesteld die alle door het bureau te nemen financiële en budgettaire besluiten moet voorbereiden.

2.

De groep Begrotingszaken wordt voorgezeten door een van beide vicevoorzitters onder het gezag van de voorzitter en bestaat uit negen leden, die op voorstel van de groepen door het bureau worden aangewezen.

2bis.

De groep Begrotingszaken werkt mee aan de opstelling van de begroting van het Comité, brengt daarover een advies uit en legt dat ter goedkeuring voor aan het bureau, gaat na of de uitvoering van de begroting correct verloopt en ziet erop toe dat de verslagleggingsverplichting wordt nageleefd.

3.

In bepaalde bijkomende gevallen kan het bureau zijn beslissingsbevoegdheid delegeren aan de groep Begrotingszaken.

4.

De groep Begrotingszaken neemt besluiten op basis van het eenheids-, het begrotingwaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer en het transparantiebeginsel. Daarbij geldt de volgende procedure:

a)

de voorstellen die de groep Begrotingszaken met algemene stemmen aanneemt, worden zonder discussie ter goedkeuring aan het bureau voorgelegd;

b)

de voorstellen die de groep Begrotingszaken met eenvoudige meerderheid van stemmen aanneemt en afwijzingen van voorstellen moeten worden gemotiveerd en worden later door het bureau besproken.

5.

De leden van de groep Begrotingszaken kunnen de taken onderling verdelen. Besluiten nemen zij echter gezamenlijk.

6.

De voorzitter van de groep Begrotingszaken leidt de delegatie die belast is met de onderhandelingen met de begrotingsautoriteiten en brengt daarover verslag uit aan het bureau.

7.

In het kader van haar bevoegdheden verstrekt de groep Begrotingszaken ook advies aan de voorzitter, het bureau en de voltallige vergadering, en heeft zij een controlefunctie waar het de diensten van het secretariaat-generaal betreft.

Artikel 10 bis

1.

Er wordt een groep Communicatie samengesteld die de communicatiestrategie van het Comité de nodige impulsen moet geven en moet evalueren. Deze groep stelt elk jaar voor het Comité een verslag op over de tenuitvoerlegging van deze strategie alsook een programma voor het volgende jaar.

2.

De groep Communicatie wordt voorgezeten door een van beide vicevoorzitters onder het gezag van de voorzitter en bestaat uit negen leden, die op voorstel van de groepen door het bureau worden aangewezen.

3.

De groep Communicatie coördineert de activiteiten van de organen die verantwoordelijk zijn voor communicatie, de betrekkingen met de pers en de media en ziet erop toe dat deze activiteiten stroken met de geldende strategie en programma's.

Hoofdstuk III

PRESIDIUM

Artikel 11

1.

Het presidium bestaat uit de voorzitter en de twee vicevoorzitters.

2.

Het presidium van het Comité komt bijeen met de groepsvoorzitters om de werkzaamheden van het bureau en van de voltallige vergadering voor te bereiden. De voorzitters van de afdelingen kunnen worden verzocht om deze vergaderingen bij te wonen.

3.

Het presidium komt ten minste tweemaal per jaar bijeen met de groepsvoorzitters en de voorzitters van de afdelingen om zich over de planning en het verloop van de werkzaamheden van het Comité te buigen.

Artikel 12

1.

De voorzitter geeft leiding aan alle activiteiten van het Comité en zijn organen overeenkomstig het Verdrag en dit reglement. Hij beschikt over alle noodzakelijke bevoegdheden om de besluiten van het Comité uit te voeren of te doen uitvoeren en toe te zien op een vlot verloop van de werkzaamheden.

2.

De voorzitter betrekt de vicevoorzitters voortdurend bij zijn activiteiten; de voorzitter kan hen met bepaalde taken belasten of sommige van zijn eigen bevoegdheden aan hen overdragen.

3.

De voorzitter kan de secretaris-generaal, voor bepaalde duur, bepaalde taken opdragen.

4.

De voorzitter vertegenwoordigt het Comité. Hij kan deze vertegenwoordigingsbevoegdheid delegeren aan een vicevoorzitter of, indien nodig, aan een lid.

5.

De voorzitter brengt het Comité verslag uit over de in de periode tussen twee zittingen uit naam van het Comité ondernomen stappen en verrichte handelingen. Over deze mededelingen wordt niet gedebatteerd.

6.

Direct na zijn verkiezing legt de voorzitter de voltallige vergadering een werkprogramma voor de duur van zijn tweeënhalfjarige ambtstermijn voor. Aan het eind van deze periode maakt de voorzitter de balans op van hetgeen verwezenlijkt is.

Over deze twee mededelingen kan door de voltallige vergadering worden gedebatteerd.

Artikel 13

De beide vicevoorzitters zijn resp. voorzitter van de groep Begrotingszaken en voorzitter van de groep Communicatie. Zij oefenen deze functies uit onder het gezag van de voorzitter.

Artikel 13 bis

1.

Het presidium in uitgebreide samenstelling bestaat uit de voorzitter van het Comité, de twee vicevoorzitters en de groepsvoorzitters.

2.

Het presidium in uitgebreide samenstelling heeft als taak de werkzaamheden van het bureau voor te bereiden en te faciliteren.

Hoofdstuk IV

AFDELINGEN

Artikel 14

1.

Het Comité heeft zes afdelingen. Op voorstel van het bureau kunnen echter nog andere afdelingen worden ingesteld door de voltallige vergadering voor beleidsterreinen die onder de Verdragen vallen.

2.

Het Comité stelt de afdelingen na elke vijfjaarlijkse vernieuwing opnieuw samen tijdens zijn constituerende zitting.

3.

De lijst van de afdelingen en hun bevoegdheden kunnen bij elke vijfjaarlijkse vernieuwing van het Comité worden herzien.

Artikel 15

1.

Het aantal leden van de afdelingen wordt, op voorstel van het bureau, door het Comité vastgelegd.

2.

Met uitzondering van de voorzitter, dient elk lid van het Comité deel uit te maken van minstens één afdeling.

3.

Niemand mag van meer dan twee afdelingen tegelijk deel uitmaken, behalve wanneer hij/zij afkomstig is uit een lidstaat met negen of minder dan negen leden. Niemand mag echter van meer dan drie afdelingen tegelijk deel uitmaken.

4.

De leden van de afdelingen worden door het Comité voor een periode van tweeënhalf jaar aangewezen. Die periode kan worden hernieuwd.

5.

Vervanging van een lid van een afdeling geschiedt op dezelfde voorwaarden als zijn aanwijzing.

Artikel 16

1.

Het voor de duur van tweeënhalf jaar gekozen bureau van een afdeling bestaat uit twaalf leden, onder wie een voorzitter en drie vicevoorzitters, te weten één per groep.

2.

De verkiezing van de voorzitters van de afdelingen en van de overige leden van de afdelingsbureaus geschiedt door het Comité.

3.

De voorzitter en de overige leden van de afdelingsbureaus kunnen herkozen worden.

4.

Het voorzitterschap van de afdelingen rouleert tussen de drie groepen, met dien verstande dat iedere tweeënhalf jaar drie afdelingen van voorzitter wisselen. Een groep kan niet langer dan vijf jaar achtereen het voorzitterschap van een afdeling bekleden.

Artikel 17

1.

De afdelingen hebben tot taak een advies of een informatief rapport goed te keuren over vraagstukken die hun worden voorgelegd overeenkomstig artikel 32 van dit reglement.

2.

Voor de behandeling van de onderwerpen waarmee zij worden belast, kunnen de afdelingen uit hun midden studiegroepen of redactiegroepen vormen; zij kunnen ook een afdelingsrapporteur aanwijzen, die in zijn eentje een ontwerp voorbereidt.

3.

De aanwijzing van de rapporteurs en eventuele corapporteurs en de samenstelling van de studiegroepen en de redactiegroepen vinden plaats aan de hand van voorstellen van de groepen.

3 bis.

Met het oog op een snelle start van de studiegroepen en indien de drie groepsvoorzitters het eens zijn over het voorstel voor de aanwijzing van de rapporteurs en eventuele corapporteurs, en over de samenstelling van de studiegroepen of redactiegroepen, nemen de afdelingsvoorzitters de nodige maatregelen om de werkzaamheden te laten aanvangen.

4.

De rapporteur moet, eventueel met medewerking van zijn deskundige, bijhouden wat de impact van een uitgebracht advies is. Hij wordt hierbij geholpen door het secretariaat van de betrokken afdeling. De afdeling wordt van deze impact op de hoogte gebracht.

5.

Studiegroepen mogen niet permanent worden, behoudens in uitzonderlijke gevallen waarvoor het bureau van tevoren toestemming verleent en zulks dan voor een periode van tweeënhalf jaar.

Artikel 18

1.

In geval van verhindering kan een lid van het Comité zich tijdens de voorbereidende werkzaamheden door zijn of haar plaatsvervanger doen vertegenwoordigen.

1 bis.

Plaatsvervangers hebben nooit stemrecht.

1 ter.

Als een lid voorzitter van een afdeling of studiegroep, lid van het bureau van een afdeling of rapporteur is, kan hij zich in die hoedanigheid niet door zijn plaatsvervanger doen vertegenwoordigen.

2.

Naam en hoedanigheden van de plaatsvervanger moeten aan het bureau van het Comité worden meegedeeld, dat zijn goedkeuring moet geven.

3.

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden oefent de plaatsvervanger dezelfde functies uit als het lid dat hij/zij vervangt en is op hem/haar dezelfde regeling betreffende reis- en dagvergoedingen van toepassing.

Hoofdstuk V

SUBCOMITÉS EN ALGEMEEN RAPPORTEUR

Artikel 19

1.

Het Comité kan, bij wijze van uitzondering en op initiatief van zijn bureau, uit zijn midden subcomités samenstellen, om over echt horizontale vraagstukken van algemene aard ontwerpadviezen of informatieve rapporten op te stellen, die ter beraadslaging aan het bureau en vervolgens aan het Comité moeten worden voorgelegd.

2.

Gedurende de perioden tussen de zittingen kan het bureau, onder voorbehoud van latere bekrachtiging door het Comité, subcomités instellen. Een subcomité kan slechts voor één onderwerp worden ingesteld. Het subcomité houdt op te bestaan zodra het door hem voorbereide ontwerpadvies of informatief rapport in de voltallige vergadering in stemming is gebracht.

3.

Wanneer een onderwerp onder de bevoegdheid van meer dan één afdeling valt, dan wordt het subcomité uit leden van die verschillende afdelingen samengesteld.

4.

De regels betreffende de afdelingen zijn naar analogie op subcomités van toepassing.

Artikel 20

Met name in het geval van spoedeisende adviesaanvragen of adviesaanvragen over minder belangrijke onderwerpen kan het Comité een algemeen rapporteur aanwijzen. Die alleen brengt aan de voltallige vergadering verslag uit, zonder dat er daaraan vooraf een afdeling aan te pas is gekomen.

Hoofdstuk VI

WAARNEMINGSPOSTEN, HOORZITTINGEN EN DESKUNDIGEN

Artikel 21

1.

Het Comité kan waarnemingsposten instellen wanneer de aard, de omvang en de complexiteit van het te behandelen onderwerp een bijzondere soepelheid vergen ten aanzien van de werkmethodes, de procedures en de in te zetten middelen.

2.

Een waarnemingspost wordt ingesteld bij besluit van de voltallige vergadering, dat de bekrachtiging vormt van een tevoren door het bureau genomen beslissing over een voorstel van een groep of van een afdeling.

3.

In dit besluit worden het doel, de structuur, de samenstelling en de duur van het mandaat van de waarnemingspost vastgelegd.

4.

De waarnemingsposten kunnen jaarlijks een informatief document opstellen over de toepassing van de horizontale bepalingen van het Verdrag (sociale bepaling, milieubepaling en bepaling inzake consumentenbescherming) en de invloed daarvan op het beleid van de Europese Unie. Dit verslag kan bij besluit van de voltallige vergadering aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden toegezonden.

5.

Iedere waarnemingspost werkt onder auspiciën en toezicht van een afdeling.

Artikel 22

Indien het belang van een kwestie die zich op een bepaald terrein voordoet, zulks rechtvaardigt, kunnen de verschillende organen van het Comité personen van buiten het Comité horen. Als de raadpleging van externe personen extra kosten met zich meebrengt, dient het betreffende orgaan vooraf bij het bureau van het Comité een verzoek om toestemming in te dienen en een programma voor te leggen waarin wordt aangegeven om welke redenen de medewerking van buitenstaanders op bepaalde punten noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 23

Indien het voor de voorbereiding van bepaalde werkzaamheden noodzakelijk wordt geacht, kan de voorzitter op eigen initiatief of op voorstel van de groepen, de afdelingen, de rapporteurs of corapporteurs deskundigen aanwijzen, conform de door het bureau krachtens artikel 8, lid 6, vastgestelde uitvoeringsbepalingen. De deskundigen hebben, net als de leden, recht op vergoeding van reis- en verblijfskosten wanneer zij deelnemen aan voorbereidende werkzaamheden.

Hoofdstuk VII

ADVIESCOMMISSIES

Artikel 24

1.

Het Comité kan adviescommissies oprichten. Deze worden samengesteld uit leden van het Comité en afgevaardigden van maatschappelijke organisaties die het Comité bij zijn werkzaamheden wenst te betrekken.

2.

De bevoegdheid tot het oprichten van dergelijke adviescommissies berust bij de voltallige vergadering, die daarmee een besluit van het bureau bekrachtigt. In het oprichtingsbesluit worden het doel, de structuur, de samenstelling, de duur van het mandaat en de werkwijze van de adviescommissie vastgelegd.

3.

Overeenkomstig de leden 1 en 2 kan een adviescommissie Industriële reconversie (CCMI) worden opgericht, bestaande uit leden van het Comité en afgevaardigden van organisaties die representatief zijn voor verschillende sociaaleconomische sectoren, alsook van maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij industriële omschakeling. De voorzitter van de CCMI is lid van het bureau van het Comité, waaraan hij om de tweeënhalf jaar verslag uitbrengt over de werkzaamheden van zijn commissie. Hij wordt gekozen uit de in artikel 3, lid 1, onder d, van dit reglement bedoelde leden van het bureau. Voor afgevaardigden en hun plaatsvervangers die aan voorbereidende werkzaamheden deelnemen, geldt dezelfde regeling inzake vergoeding van reis- en verblijfskosten als voor leden.

Hoofdstuk VIII

DIALOOG MET DE SOCIAALECONOMISCHE ORGANISATIES IN DE EUROPESE UNIE EN IN DERDE LANDEN

Artikel 25

1.

Het Comité kan, op initiatief van het bureau, structurele betrekkingen onderhouden met de sociaaleconomische raden, aanverwante instellingen en organisaties van sociaaleconomische aard van het maatschappelijk middenveld in de Europese Unie en in derde landen.

2.

Het Comité onderneemt ook stappen om de oprichting van sociaaleconomische raden of soortgelijke instellingen in landen waar deze nog niet bestaan, te stimuleren.

Artikel 26

1.

Het Comité kan, op voorstel van zijn bureau, uit zijn midden delegaties samenstellen voor het onderhouden van contacten met de verschillende economische en sociale geledingen van het maatschappelijk middenveld van landen of samenwerkingsverbanden van landen buiten de Europese Unie.

2.

De samenwerking tussen het Comité en maatschappelijke organisaties in de kandidaat-lidstaten krijgt zijn beslag in gemengde raadgevende comités voor zover die zijn ingesteld door de Associatieraden. Waar deze niet bestaan, wordt samengewerkt in contactgroepen.

3.

De gemengde raadgevende comités en contactgroepen stellen rapporten en verklaringen op, die door het Comité naar de bevoegde instanties en belanghebbenden kunnen worden gestuurd.

Hoofdstuk IX

GROEPEN EN CATEGORIEËN

Artikel 27

1.

De leden van het Comité zijn verdeeld over drie groepen, die respectievelijk de werkgevers, de werknemers en de andere sociaaleconomische geledingen van het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen.

2.

De drie groepen kiezen hun voorzitters en vicevoorzitters. De groepen nemen deel aan de voorbereiding, de organisatie en de coördinatie van de werkzaamheden van het Comité en diens organen. De groepen verschaffen hen informatie. Zij beschikken elk over een secretariaat.

2. bis

De groepen stellen de voltallige vergadering kandidaten voor met het oog op de verkiezing van de voorzitter en vicevoorzitters zoals bedoeld in artikel 6, lid 6, overeenkomstig het door de Europese instellingen gehanteerde beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen.

3.

De voorzitters van de groepen zijn lid van het bureau overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder b.

4.

De groepsvoorzitters assisteren het presidium van het Comité bij het uitstippelen van het beleid en zo nodig bij het controleren van de uitgaven.

5.

De groepsvoorzitters komen in vergadering bijeen met het presidium van het Comité, ten einde gezamenlijk de werkzaamheden van het bureau en van de voltallige vergadering voor te bereiden.

6.

De groepen doen voorstellen aan de voltallige vergadering voor de verkiezing van de voorzitters van de afdelingen, overeenkomstig artikel 6, lid 7, en de afdelingsbureaus, overeenkomstig artikel 16.

7.

De groepen doen voorstellen voor de samenstelling van de groep Begrotingszaken, die door het bureau wordt ingesteld overeenkomstig artikel 10, lid 1.

8.

De groepen doen voorstellen voor de samenstelling van de waarnemingsposten en de adviescommissies, die door de voltallige vergadering worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 21 resp. 24.

9.

De groepen doen voorstellen voor de samenstelling van de delegaties en de gemengde raadgevende comités, die worden ingesteld overeenkomstig artikel 26, lid 1 resp. lid 2.

10.

De groepen doen voorstellen voor de aanwijzing van rapporteurs en voor de samenstelling van studiegroepen en redactiegroepen welke door de afdelingen worden gevormd, overeenkomstig artikel 17, lid 3.

11.

In alle voornoemde gevallen (leden 6 t/m 10 van dit artikel) houden de groepen rekening met de vertegenwoordiging van de lidstaten in het Comité, met de verschillende geledingen van het economische en sociale leven, met de bevoegdheden en de beginselen van goed bestuur.

12.

Het staat de leden vrij zich aan te sluiten bij een van de drie groepen, maar de leden van de groepen moeten het onderling wel eens zijn over het lidmaatschap van elk lid. Een lid kan slechts deel uitmaken van één enkele groep tegelijk.

13.

Het secretariaat-generaal verleent de niet bij een groep aangesloten leden de nodige materiële en technische bijstand voor de uitoefening van hun mandaat. Deze leden kunnen aan studiegroepen en dergelijke deelnemen na besluit van de voorzitter van het Comité in overleg met de groepen.

Artikel 28

1.

De leden van het Comité kunnen op vrijwillige basis categorieën vormen die de verschillende sociaaleconomische belangengroeperingen uit het maatschappelijk middenveld in de Europese Unie vertegenwoordigen.

2.

Een categorie kan zijn samengesteld uit leden van de drie groepen van het Comité. Een lid kan slechts deel uitmaken van één enkele categorie tegelijk.

3.

De vorming van een categorie moet worden goedgekeurd door het bureau, dat de voltallige vergadering op de hoogte stelt.

TITEL II

WERKWIJZE VAN HET COMITÉ

Hoofdstuk I

RAADPLEGING VAN HET COMITÉ

Artikel 29

1.

Het Comité wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen voor het goedkeuren van de adviezen die door de Raad, de Commissie of het Europees Parlement zijn aangevraagd.

2.

Het Comité wordt op voorstel van zijn bureau en met instemming van de meerderheid van zijn leden, door zijn voorzitter bijeengeroepen om op eigen initiatief advies uit te brengen inzake vraagstukken die betrekking hebben op de Europese Unie, haar beleid en de mogelijke ontwikkeling daarvan.

Artikel 30

1.

De hierboven in artikel 29, lid 1, bedoelde adviesaanvragen worden aan de voorzitter van het Comité gericht. Deze organiseert, in overleg met het bureau, de werkzaamheden van het Comité en houdt daarbij zoveel mogelijk rekening met de in de adviesaanvraag gestelde termijn.

2.

Het bureau bepaalt welke prioriteit aan de behandeling van de adviezen wordt gegeven. Daartoe deelt het de adviezen in categorieën in.

3.

De afdelingen werken een voorstel voor de indeling van de adviezen in een van de drie hierna omschreven categorieën uit en geven daarbij ook aan hoeveel leden de studiegroep zou moeten tellen. Nadat het presidium en de groepsvoorzitters zich hierover hebben uitgesproken, wordt het voorstel voor besluit voorgelegd aan het bureau. In specifieke gevallen kunnen de groepsvoorzitters voorstellen om het aantal leden van de studiegroep te wijzigen. In dat geval bekijkt het bureau het nieuwe voorstel tijdens zijn volgende vergadering, waarna het definitief het aantal leden van de studiegroep vaststelt.

De indeling van de adviezen in categorieën geschiedt op basis van de volgende criteria:

 

Categorie A (adviezen over thema's die zijn aangemerkt als prioritair). In deze categorie vallen:

alle aanvragen voor verkennende adviezen (van Commissie, Europees Parlement en toekomstige voorzitterschappen van de Raad);

alle goedgekeurde voorstellen voor initiatiefadviezen;

sommige verplichte of facultatieve adviesaanvragen.

De adviezen uit deze categorie worden opgesteld door studiegroepen met een variabel aantal leden (6, 9, 12, 15, 18, 21 of 24), die daarvoor voldoende middelen ter beschikking krijgen gesteld.

 

Categorie B (verplichte of facultatieve adviesaanvragen met een spoedeisend karakter of over minder belangrijke onderwerpen).

De adviezen uit deze categorie worden in de regel opgesteld door een afdelingsrapporteur of een algemeen rapporteur. In uitzonderlijke gevallen kan het bureau besluiten om het advies door een uit drie leden bestaande redactiegroep te laten opstellen (categorie B+). Het bureau bepaalt dan het aantal vergaderingen en werktalen.

 

Categorie C (verplichte of facultatieve adviesaanvragen over puur technische onderwerpen).

In deze gevallen wordt een standaardadvies opgesteld, dat door het bureau wordt voorgelegd aan de voltallige vergadering. Bij deze procedure wordt geen rapporteur aangewezen en komt er ook geen afdeling aan te pas. Het advies gaat onmiddellijk naar de voltallige vergadering, die het goedkeurt of verwerpt. Zij moet zich eerst vóór of tegen behandeling van het advies volgens de hierboven omschreven procedure en vervolgens vóór of tegen het standaardadvies als zodanig uitspreken.

4.

Voor spoedeisende onderwerpen gelden de bepalingen van artikel 59 van dit reglement.

Artikel 31

Het Comité kan op voorstel van het bureau besluiten een informatief rapport op te stellen inzake enigerlei vraagstuk dat verband houdt met het beleid van de Europese Unie en de mogelijke ontwikkeling daarvan.

Artikel 31 bis

Het Comité kan op voorstel van een afdeling, van een van zijn groepen of van een derde van zijn leden, resoluties opstellen over actuele onderwerpen, die door de voltallige vergadering overeenkomstig artikel 56, lid 2, worden goedgekeurd. Ontwerpresoluties worden bovenaan de agenda van de zitting geplaatst.

Hoofdstuk II

ORGANISATIE VAN DE WERKZAAMHEDEN

A.    Werkzaamheden van de afdelingen

Artikel 32

1.

Voor het opstellen van een advies of een informatief rapport wijst het bureau, overeenkomstig artikel 8, lid 4, de afdeling aan welke bevoegd is de desbetreffende werkzaamheden voor te bereiden. Indien het onderwerp ondubbelzinnig onder de bevoegdheid van één afdeling valt, geschiedt dit aanwijzen door de voorzitter, die het bureau daarvan op de hoogte stelt.

2.

Indien een afdeling die is aangewezen om een advies voor te bereiden de mening wil vernemen van de adviescommissie Industriële reconversie (CCMI) of wanneer de CCMI zich wenst uit te spreken over het onderwerp van een advies dat aan een afdeling is toegewezen, kan het bureau de CCMI toestemming geven voor de opstelling van een aanvullend advies over één of meerdere facetten van het vraagstuk. Het bureau kan dit besluit ook op eigen initiatief nemen. Het bureau zal de werkzaamheden van het Comité zo organiseren dat de CCMI tijdig haar advies kan voorbereiden, zodat het door de afdeling in aanmerking kan worden genomen.

De afdeling blijft als enige bevoegd om het advies aan de voltallige vergadering voor te leggen. Zij dient het door de CCMI uitgebrachte aanvullende advies echter als bijlage bij haar eigen advies te voegen.

3.

De voorzitter stelt de voorzitter van de aangewezen afdeling in kennis van dit besluit, alsmede van de termijn waarbinnen de afdeling haar werkzaamheden moet hebben afgerond.

4.

De voorzitter stelt de leden van het Comité op de hoogte van de toewijzing van de adviesaanvraag en van de datum waarop het onderwerp op de agenda van de zitting zal worden geplaatst.

Artikel 33

(geschrapt)

Artikel 34

De voorzitter kan, met instemming van het bureau, een afdeling toestaan een gezamenlijke vergadering te houden met een commissie van het Europees Parlement of met een commissie van het Comité van de Regio's.

Artikel 35

De overeenkomstig de bepalingen van dit reglement aangewezen afdelingen worden door hun voorzitter bijeengeroepen.

Artikel 36

1.

De vergaderingen van de afdelingen worden voorbereid door hun voorzitters in overleg met hun bureau.

2.

De vergaderingen van de afdelingen worden geleid door hun voorzitters of, in geval van afwezigheid, door een van hun vicevoorzitters.

Artikel 37

1.

De afdelingen zijn bevoegd besluiten te nemen indien meer dan de helft van de leden aanwezig is of vertegenwoordigd wordt door een ander lid.

2.

Indien het quorum niet is bereikt, sluit de voorzitter de vergadering en roept hij op een door hem te bepalen tijdstip en wijze, doch op dezelfde dag, een nieuwe vergadering bijeen, die geldig kan besluiten ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden.

Artikel 38

Uitgaande van het door de rapporteur, en eventueel de corapporteur, voorgelegde ontwerpadvies, keurt de afdeling een advies goed.

Artikel 39

1.

Het advies van de afdeling bevat slechts de teksten die zij overeenkomstig de in artikel 56 van dit reglement vastgelegde procedure heeft goedgekeurd.

2.

Verworpen wijzigingsvoorstellen worden met vermelding van de stemuitslagen als bijlage opgenomen indien ten minste een kwart van de stemmen vóór deze wijzigingsvoorstellen is uitgebracht.

Artikel 40

Het advies van de afdeling wordt, met de overeenkomstig artikel 39 als bijlage bijgevoegde teksten, door de afdelingsvoorzitter doorgegeven aan de voorzitter van het Comité en vervolgens binnen een zo kort mogelijke termijn door het bureau van het Comité aan de leden van het Comité voorgelegd. Deze documenten worden de leden van het Comité tijdig ter beschikking gesteld.

Artikel 41

Van de beraadslagingen van iedere vergadering van een afdeling worden bondige notulen opgemaakt. Deze worden ter goedkeuring aan de afdeling voorgelegd.

Artikel 42

De voorzitter van het Comité kan, met instemming van het bureau of, zo nodig, van de voltallige vergadering, een afdeling verzoeken een onderwerp opnieuw in behandeling te nemen indien het hem voorkomt dat de voorschriften van dit reglement inzake het opstellen van adviezen niet in acht zijn genomen, of indien hij nadere bestudering nodig acht.

Artikel 43

1.

De voorbereidende werkzaamheden van de afdelingen worden in beginsel verricht door een studiegroep, onverminderd het bepaalde in artikel 17, lid 2.

2.

De rapporteur bestudeert, bijgestaan door zijn deskundige en eventueel door één of meer corapporteurs, het desbetreffende vraagstuk, houdt rekening met alle standpunten en stelt op basis daarvan het ontwerpadvies op, dat wordt doorgegeven aan de voorzitter van de afdeling.

3.

Studiegroepen stemmen niet.

B.    Werkzaamheden van de voltallige vergadering

Artikel 44

De voltallige vergadering wordt gevormd door alle leden van het Comité en komt bijeen tijdens de zittingen.

Artikel 45

1.

De zittingen worden door de voorzitter voorbereid in overleg met het bureau. Het bureau komt vóór elke zitting, en eventueel tijdens de zitting, in vergadering bijeen om de werkzaamheden te organiseren.

2.

Het bureau kan voor elk advies de duur van de algemene discussie tijdens de zitting vaststellen.

Artikel 46

1.

De door het bureau op voorstel van het presidium en in samenwerking met de groepsvoorzitters opgestelde ontwerpagenda wordt uiterlijk twee weken vóór de opening van de zitting door de voorzitter aan de leden van het Comité, alsmede aan de Raad, de Commissie en het Europees Parlement toegezonden.

2.

De ontwerpagenda wordt bij de opening van de zitting ter goedkeuring aan de voltallige vergadering voorgelegd. Is de agenda eenmaal vastgesteld, dan moeten de punten worden behandeld tijdens de vergadering waarvoor zij zijn geagendeerd. De voor de beraadslagingen benodigde stukken worden overeenkomstig artikel 40 ter beschikking gesteld aan de leden.

Artikel 47

1.

Het Comité kan rechtsgeldig besluiten nemen als meer dan de helft van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is.

2.

Is het quorum niet bereikt, dan sluit de voorzitter de vergadering en belegt hij op een tijdstip te zijner beoordeling, doch tijdens dezelfde zitting, een nieuwe vergadering, tijdens dewelke ongeacht het aantal aanwezigen rechtsgeldig kan worden beraadslaagd.

Artikel 48

Tijdens de goedkeuring van de agenda kondigt de voorzitter eventueel aan dat een actueel vraagstuk zal worden besproken.

Artikel 49

Het Comité kan de ontwerpagenda wijzigen om de overeenkomstig artikel 31 bis ingediende ontwerpresoluties te kunnen behandelen.

Artikel 50

1.

De voorzitter opent de vergadering, leidt de beraadslagingen en ziet toe op de naleving van het reglement van orde. Hij wordt bijgestaan door de vicevoorzitters.

2.

Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door de vicevoorzitters. Als ook de vicevoorzitters afwezig zijn, dan wordt het voorzitterschap door het oudste lid van het bureau waargenomen.

3.

Het Comité beraadslaagt op basis van de werkzaamheden van de afdeling die bevoegd is aan de voltallige vergadering verslag over het onderwerp uit te brengen.

4.

Wanneer een tekst in een afdeling met minder dan vijf stemmen tegen is goedgekeurd, kan het bureau voorstellen dat deze tekst op de agenda van de zitting wordt geplaatst bij de adviezen die volgens de procedure zonder discussie worden behandeld.

Deze procedure wordt niet toegepast:

als minimaal 25 leden hiertegen bezwaar maken;

als wijzigingsvoorstellen zijn ingediend voor behandeling tijdens de zitting; of

als een afdeling besluit dat tijdens de zitting over de tekst moet worden gediscussieerd.

5.

Indien een tekst tijdens een zitting geen meerderheid van stemmen behaalt, kan de voorzitter van het Comité met instemming van de voltallige vergadering die tekst voor herbestudering naar de bevoegde afdeling terugverwijzen, dan wel een algemeen rapporteur aanwijzen die tijdens dezelfde of een volgende zitting een nieuwe ontwerptekst voorlegt.

Artikel 51

1.

Wijzigingsvoorstellen moeten, voorzien van de handtekening van de opstellers, vóór de opening van de zitting schriftelijk bij het secretariaat worden ingediend.

2.

Om een goed verloop van de werkzaamheden van de voltallige vergadering mogelijk te maken, stelt het bureau nadere voorschriften voor de indiening van wijzigingsvoorstellen vast.

3.

Het Comité laat echter ook vóór de opening van een vergadering ingediende wijzigingsvoorstellen toe indien deze de handtekening van ten minste vijfentwintig leden dragen.

4.

Wijzigingsvoorstellen dienen te vermelden op welk gedeelte van de tekst zij betrekking hebben, en moeten zijn voorzien van een korte motivering. Wijzigingsvoorstellen die qua vorm en inhoud overeenkomen, worden samen behandeld.

5.

In het algemeen hoort de voltallige vergadering per wijzigingsvoorstel alleen de indiener ervan, één spreker tegen en de rapporteur aan.

6.

De rapporteur kan tijdens de behandeling van een wijzigingsvoorstel, met instemming van de indiener van dat voorstel, mondeling een compromis voorstellen. De voltallige vergadering stemt dan alleen over het compromisvoorstel.

7.

Wijzigingsvoorstellen die een standpunt verwoorden dat over het geheel genomen afwijkt van het advies van de afdeling, worden beschouwd als tegenadvies.

Het bureau besluit of al dan niet sprake is van een tegenadvies na de voorzitter van de bevoegde afdeling te hebben geraadpleegd.

Het bureau kan vervolgens besluiten het ontwerpadvies met het tegenadvies voor herbestudering terug te verwijzen naar de afdeling. In spoedeisende gevallen is de voorzitter van het Comité ter zake bevoegd.

8.

Indien nodig kan de voorzitter van het Comité, in overleg met de voorzitter en de rapporteur van de bevoegde afdeling, de voltallige vergadering voorstellen de wijzigingsvoorstellen in een zodanige volgorde te behandelen dat voor een coherente eindtekst kan worden gezorgd.

Artikel 52

1.

Op eigen initiatief of op verzoek van een lid kan de voorzitter het Comité vragen zich uit te spreken over beperking van de spreektijd, beperking van het aantal sprekers, schorsing van de vergadering of sluiting van de beraadslagingen. Nadat de beraadslagingen gesloten zijn, kan het woord nog slechts worden verleend voor eventuele stemverklaringen. Die kunnen worden afgelegd na de stemming en binnen de tijd die de voorzitter hiertoe ter beschikking stelt.

2.

Een lid kan te allen tijde het woord vragen en bij voorrang krijgen om een motie van orde in te dienen.

Artikel 53

1.

Van iedere zitting worden notulen opgemaakt. Deze worden ter goedkeuring aan het Comité voorgelegd.

2.

Notulen worden in hun definitieve vorm door de voorzitter en de secretaris-generaal van het Comité ondertekend.

Artikel 54

1.

De adviezen van het Comité bevatten een vermelding van de juridische grondslag, een toelichting en het standpunt van het Comité over het gehele vraagstuk.

2.

De uitslag van de stemming over het gehele advies wordt in het begin van het advies vermeld. Wanneer een hoofdelijke stemming is gehouden, dan worden de namen van de stemmers vermeld.

3.

De tekst en de motivering van tijdens de zitting verworpen wijzigingsvoorstellen worden, met vermelding van de stemuitslag, als bijlage bij het advies gevoegd indien ten minste een kwart van de stemmen vóór deze wijzigingsvoorstellen is uitgebracht. Dit geldt ook voor tegenadviezen.

4.

Tekst uit een advies van de afdeling die als gevolg van tijdens de zitting aangenomen wijzigingsvoorstellen is verworpen, wordt, met vermelding van de uitslag van de stemming over deze wijzigingsvoorstellen, ook als bijlage bij het advies van het Comité gevoegd indien ten minste een kwart van de stemmen vóór handhaving van deze tekst is uitgebracht.

5.

Huldigt een van de krachtens artikel 27 bij het Comité gevormde groepen of een van de overeenkomstig artikel 28 gevormde categorieën van het sociaaleconomische leven een afwijkend, homogeen standpunt over een door de voltallige vergadering behandeld onderwerp, dan kan dat standpunt na een hoofdelijke stemming ter afsluiting van het beraad over dit onderwerp worden neergelegd in een korte verklaring die als bijlage bij het advies wordt gevoegd.

Artikel 55

1.

De door het Comité goedgekeurde adviezen alsmede de notulen van de zitting worden aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie toegezonden.

2.

De door het Comité goedgekeurde adviezen kunnen aan om het even welke andere betrokken instantie worden toegezonden.

TITEL III

ALGEMENE BEPALINGEN

Hoofdstuk I

WIJZE VAN STEMMEN

Artikel 56

1.

De drie geldige stemmogelijkheden zijn: „vóór”, „tegen” en „onthouding”.

2.

Tenzij in dit reglement anders is bepaald, worden de teksten of de besluiten van het Comité en zijn organen bij meerderheid van stemmen goedgekeurd, waarbij alleen de vóór- en tegenstemmen als uitgebrachte stemmen worden meegeteld.

3.

De stemming is openbaar of geheim; er kan ook een of hoofdelijke stemming worden gehouden.

4.

Hoofdelijke stemming over een resolutie, een wijzigingsvoorstel, een tegenadvies, een advies in zijn geheel of eender welke andere tekst vindt plaats indien ten minste een kwart van de aanwezige of vertegenwoordigde leden hierom verzoekt.

5.

De verkiezing voor de verschillende representatieve functies vindt altijd bij geheime stemming plaats. In alle andere gevallen vindt geheime stemming plaats indien een meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde leden hierom verzoekt.

6.

Ingeval de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter van de vergadering de doorslag.

7.

Het feit dat een wijzigingsvoorstel door de rapporteur wordt aanvaard, betekent niet dat hierover niet hoeft te worden gestemd.

Hoofdstuk II

URGENTIEPROCEDURE

Artikel 57

1.

Indien de termijn waarbinnen de Raad, het Europees Parlement of de Commissie van het Comité advies verlangt, aanleiding geeft tot spoed, kan tot toepassing van de urgentieprocedure worden besloten als de voorzitter dit nodig acht om het Comité in staat te stellen zijn advies tijdig uit te brengen.

2.

In een dergelijk geval kan de voorzitter, zonder voorafgaande raadpleging van het bureau, onmiddellijk alle voor het verloop van de werkzaamheden nodige maatregelen nemen. Hij stelt de leden van het bureau hiervan wel op de hoogte.

3.

De door de voorzitter genomen maatregelen worden tijdens de daarop volgende zitting ter bekrachtiging aan de voltallige vergadering voorgelegd.

Artikel 58

(geschrapt)

Artikel 59

1.

Indien de termijn waarbinnen een afdeling haar advies moet opstellen, aanleiding geeft tot spoed, kan de voorzitter van de betreffende afdeling, met instemming van de drie groepsvoorzitters, bij het organiseren van de werkzaamheden van de afdeling afwijken van de bepalingen van dit reglement betreffende de organisatie van de werkzaamheden van de afdelingen.

2.

De door de afdelingsvoorzitter genomen maatregelen worden tijdens de daaropvolgende afdelingsvergadering ter bekrachtiging aan de afdeling voorgelegd.

Hoofdstuk III

AFWEZIGHEID EN VERTEGENWOORDIGING

Artikel 60

1.

Een lid van het Comité dat verhinderd is een vergadering bij te wonen waarvoor hij volgens de regels is geconvoceerd, dient de betrokken voorzitter van tevoren van zijn verhindering in kennis te stellen.

2.

Indien een lid van het Comité, zonder zich te laten vertegenwoordigen en zonder geldige reden, bij meer dan drie achtereenvolgende zittingen afwezig is, kan de voorzitter na raadpleging van het bureau en na de betrokkene te hebben verzocht de redenen van zijn afwezigheid op te geven, de Raad verzoeken dit lid van zijn mandaat te ontheffen.

3.

Indien een lid van een afdeling, zonder zich te laten vertegenwoordigen en zonder een geldige reden te hebben aangevoerd, bij meer dan drie achtereenvolgende vergaderingen afwezig is, kan de voorzitter van de afdeling, na dit lid te hebben verzocht de redenen van zijn afwezigheid op te geven, hem verzoeken zich in de afdeling te doen vervangen; de afdelingsvoorzitter brengt het bureau hiervan op de hoogte.

Artikel 61

1.

Een lid van het Comité dat verhinderd is een zitting van het Comité of een vergadering van een afdeling bij te wonen kan, na de betrokken voorzitter van zijn verhindering op de hoogte te hebben gesteld, zijn stemrecht schriftelijk aan een ander lid van het Comité respectievelijk van de afdeling overdragen.

2.

Een lid kan tijdens een zitting of tijdens een afdelingsvergadering over niet meer dan één aldus verleende volmacht beschikken.

Artikel 62

1.

Een lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen waarvoor hij volgens de regels is geconvoceerd, kan, na de betrokken voorzitter rechtstreeks of via het secretariaat van zijn groep schriftelijk van zijn verhindering op de hoogte te hebben gesteld, zich door een ander lid van het Comité laten vertegenwoordigen. Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt in geval van vergaderingen van het bureau of van de groep Begrotingszaken.

2.

Deze vertegenwoordiging geldt slechts voor de vergadering waarvoor de opdracht tot vertegenwoordiging is gegeven.

3.

Voorts kan een lid bij de samenstelling van een studiegroep verzoeken in zijn plaats een ander lid van het Comité als lid van die studiegroep aan te wijzen. Deze vervanging, die voor een bepaald onderwerp en voor de gehele duur van de werkzaamheden van de afdeling ter zake geldt, kan niet worden herroepen. Als de studiegroep haar werkzaamheden echter voortzet na afloop van een tweeënhalf- of vijfjarige mandaatsperiode, komt de vervanging ten einde bij het verstrijken van de mandaatsperiode waarin ze was ingesteld.

Hoofdstuk IV

OPENBAARHEID EN OPENBAARMAKING

Artikel 63

1.

Het Comité maakt zijn adviezen openbaar in het Publicatieblad van de Europese Unie volgens de door de Raad en de Commissie na raadpleging van het bureau van het Comité getroffen regeling.

2.

De samenstelling van het Comité, van zijn bureau alsmede van de afdelingen, evenals alle hierin aangebrachte wijzigingen, worden in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de internetsite van het Comité bekendgemaakt.

Artikel 64

1.

Het Comité draagt er zorg voor dat zijn besluiten in een zo groot mogelijke openheid worden genomen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

2.

De secretaris-generaal moet de nodige maatregelen nemen om de burgers recht op toegang tot documenten te garanderen.

3.

Elke burger van de Europese Unie kan het Comité aanschrijven in een van de officiële werktalen en in die taal antwoord verwachten, overeenkomstig artikel 24, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 65

1.

De zittingen van het Comité en de vergaderingen van de afdelingen zijn openbaar.

2.

Het Comité kan besluiten bepaalde debatten die geen advieswerkzaamheden betreffen, vertrouwelijk te verklaren, op verzoek van een erbij betrokken instelling of orgaan, of op voorstel van het bureau.

3.

Andere vergaderingen zijn niet openbaar. In sommige, door de voorzitter van de vergadering gerechtvaardigd geachte gevallen, mogen andere personen hieraan deelnemen als waarnemers.

Artikel 66

1.

Leden van de Europese instellingen kunnen de vergaderingen van het Comité en van zijn organen bijwonen en daarin het woord voeren.

2.

Leden van andere organen en ambtenaren van instellingen en organen die de vereiste toestemming hebben gekregen, kunnen voor vergaderingen worden uitgenodigd en worden verzocht daarin het woord voeren en vragen te beantwoorden, onder leiding van de voorzitter van de vergadering.

Hoofdstuk V

TITEL, VOORRECHTEN, IMMUNITEITEN, STATUUT VAN DE LEDEN EN QUAESTOREN

Artikel 67

1.

De leden van het Comité dragen de titel „Lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité”.

2.

Hoofdstuk IV, artikel 10, van het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité.

Artikel 68

1.

Het statuut van de leden behelst de rechten en plichten van de leden, alsook de gezamenlijke regels betreffende de uitoefening van hun werkzaamheden en hun betrekkingen met het Comité en diens ambtelijke diensten.

2.

In het statuut worden de maatregelen genoemd die genomen kunnen worden als het reglement van orde en het statuut niet worden nageleefd.

Artikel 69

De voltallige vergadering kiest, op voorstel van het bureau, telkens voor tweeënhalf jaar, drie leden die geen andere vaste functie bekleden binnen het Comité en die samen de groep quaestoren vormen. Zij worden ermee belast:

a)

toe te zien op en te ijveren voor de strikte naleving van het statuut van de leden;

b)

voorstellen uit te werken om het statuut van de leden bij te schaven en te verbeteren;

c)

de nodige stappen te nemen of te bevorderen om eventuele twijfels of geschillen bij de toepassing van het statuut van de leden weg te nemen c.q. op te lossen;

d)

als contactpersoon te fungeren tussen de leden van het Comité en het secretariaat-generaal wat de toepassing van het statuut betreft.

Hoofdstuk VI

EINDE VAN HET MANDAAT VAN DE LEDEN EN INCOMPATIBILITEIT

Artikel 70

1.

Het mandaat van de leden van het Comité loopt af aan het einde van de vijfjarige mandaatsperiode die op het ogenblik van de vernieuwing van het Comité door de Raad wordt vastgesteld.

2.

Het mandaat van een lid van het Comité eindigt bij aftreden, ontheffing, overlijden, overmacht of het ontstaan van incompatibiliteit.

3.

De functie van lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité is onverenigbaar met de functie van lid van een regering of van een parlement, van een instelling van de Europese Unie, alsook van het Comité van de Regio's en van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank, en met de functie van ambtenaar of functionaris van de Europese Unie in actieve dienst.

4.

Een aftredend lid richt zijn ontslagbrief aan de voorzitter van het Comité.

5.

Ontheffing geschiedt op de in artikel 60, lid 2, van dit reglement neergelegde voorwaarden. Indien de Raad besluit tot beëindiging van het mandaat, wordt de vervangingsprocedure door de Raad zelf op gang gebracht.

6.

In geval van aftreden, overlijden, overmacht of incompatibiliteit stelt de voorzitter van het Comité de Raad op de hoogte, die de vacature vaststelt en de vervangingsprocedure op gang brengt. Treedt een lid af, dan blijft hij evenwel in functie tot de datum waarop de benoeming van zijn vervanger van kracht wordt, tenzij het aftredende lid anders bepaalt.

7.

In alle in het tweede lid van dit artikel bedoelde gevallen wordt de vervanger voor de resterende tijd van de mandaatsperiode benoemd.

Hoofdstuk VII

ADMINISTRATIE VAN HET COMITÉ

Artikel 71

1.

Het Comité wordt bijgestaan door een secretariaat, dat onder leiding staat van een secretaris-generaal; deze vervult zijn functie onder het gezag van de voorzitter, die optreedt als vertegenwoordiger van het bureau.

2.

De secretaris-generaal neemt met adviserende stem deel aan de vergaderingen van het bureau. Hij maakt van deze vergaderingen de notulen op.

3.

Hij legt ten overstaan van het bureau de plechtige belofte af zijn taak onpartijdig en naar eer en geweten te vervullen.

4.

Hij draagt zorg voor de uitvoering van de besluiten welke krachtens dit reglement door de voltallige vergadering, het bureau en de voorzitter worden genomen. Hij brengt eens in de drie maanden schriftelijk verslag uit aan de voorzitter over de criteria en de bepalingen die worden toegepast voor het oplossen van administratieve of organisatorische kwesties of personeelsvraagstukken.

5.

De secretaris-generaal kan zijn bevoegdheden binnen de door de voorzitter gestelde grenzen delegeren.

6.

Op voorstel van de secretaris-generaal stelt het bureau een zodanig organisatieschema van het secretariaat vast dat voor een goed functioneren van het Comité en zijn organen zorg kan worden gedragen en de leden bij de uitoefening van hun mandaat, en met name bij de organisatie van vergaderingen en het opstellen van adviezen, kunnen worden bijgestaan.

Artikel 72

1.

Alle door het Statuut van de ambtenaren aan het tot aanstelling bevoegde gezag en door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden aan het tot het sluiten van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag toegekende bevoegdheden worden, betreffende de secretaris-generaal van het Comité, uitgeoefend door het bureau.

2.

De door het Statuut van de ambtenaren van de Gemeenschappen aan het tot aanstelling bevoegde gezag toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend:

voor de adjunct-secretarissen-generaal en de directeuren door het bureau op voorstel van de secretaris-generaal, wat de toepassing van de artikelen 29, 30, 31, 40, 41, 49, 50, 51, 78 en 90, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren betreft; voor de andere bepalingen van het Statuut, met inbegrip van artikel 90, lid 2, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de voorzitter op voorstel van de secretaris-generaal;

voor:

adjunct-directeuren (van rang AD13),

eenheidshoofden (van de rangen AD9 t/m AD13),

ambtenaren van rang AD14

door de voorzitter op voorstel van de secretaris-generaal;

voor ambtenaren van de rangen AD5 t/m AD13 die geen managementfunctie bekleden op het niveau van eenheidshoofd of hoger, en voor ambtenaren van functiegroep AST door de secretaris-generaal.

3.

De door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen (RAA) aan het tot het sluiten van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend:

voor tijdelijke functionarissen die zijn benoemd tot adjunct-secretaris-generaal of directeur, door het bureau op voorstel van de secretaris-generaal, wat de toepassing van de artikelen 11, 17, 33 en 48 van de RAA betreft; voor de andere bepalingen van de RAA worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de voorzitter op voorstel van de secretaris-generaal;

voor tijdelijke functionarissen die zijn benoemd tot adjunct-directeur of eenheidshoofd, en voor tijdelijke functionarissen van rang AD14 door de voorzitter op voorstel van de secretaris-generaal;

voor tijdelijke functionarissen van de rangen AD5 t/m AD13 die geen managementfunctie bekleden op het niveau van eenheidshoofd of hoger, en voor tijdelijke functionarissen van functiegroep AST door de secretaris-generaal;

voor bijzondere adviseurs en contractuele functionarissen door de secretaris-generaal.

4.

De bevoegdheden die krachtens artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren aan de instelling zijn toegekend om de algemene bepalingen ter uitvoering van het Statuut alsmede de in gemeenschappelijk overleg vastgestelde regelingen ten uitvoer te leggen, berusten bij de voorzitter.

5.

Het bureau, de voorzitter en de secretaris-generaal kunnen de hen krachtens dit artikel toegekende bevoegdheden delegeren.

6.

In de op grond van lid 5 van dit artikel genomen delegatiebesluiten wordt vastgelegd welke bevoegdheden precies worden gedelegeerd, welke beperkingen voor de delegatie gelden, voor welke periode wordt gedelegeerd en of subdelegatie mogelijk is.

Artikel 72 bis

1.

Elke groep beschikt over een secretariaat dat rechtstreeks onder haar voorzitter valt.

2.

De bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag worden uitgeoefend op voorstel van de groepsvoorzitter voor de uit hoofde van artikel 37, onder a, tweede streepje, van het Statuut van de ambtenaren bij de groep gedetacheerde ambtenaren, wat de toepassing van artikel 38 van het Statuut betreft, met inbegrip van besluiten betreffende de ontwikkeling van hun loopbaan binnen de groep.

Als een bij een groep gedetacheerde ambtenaar weer deel gaat uitmaken van het secretariaat van het Comité, wordt hij ingedeeld in de rang waarop hij als ambtenaar recht zou hebben gehad.

3.

Wat de toepassing van de artikelen 8, derde alinea, 9 en 10, derde alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen (RAA) betreft, worden de bevoegdheden van het tot het sluiten van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag uitgeoefend op voorstel van de groepsvoorzitter voor de uit hoofde van artikel 2, onder c, van de RAA bij de groep gedetacheerde tijdelijke functionarissen.

Artikel 73

1.

De voorzitter beschikt over een eigen secretariaat.

2.

De personeelsleden van dit secretariaat worden in het kader van de begroting als tijdelijke functionarissen aangeworven; de aan het tot het sluiten van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag toegekende bevoegdheden worden door de voorzitter uitgeoefend.

Artikel 74

1.

Vóór 1 juni van elk jaar legt de secretaris-generaal het bureau de ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven van het Comité voor het volgende begrotingsjaar voor. De groep Begrotingszaken bestudeert het ontwerp voordat het door het bureau wordt behandeld, formuleert eventueel opmerkingen en stelt wijzigingen voor. Het bureau stelt de raming van ontvangsten en uitgaven van het Comité vast. Het zendt deze door binnen de termijnen en op de voorwaarden bepaald in het Financieel Reglement van de Europese Gemeenschappen.

2.

In het kader van de bepalingen van het Financieel Reglement wordt de aan het Comité toegekende begroting door de voorzitter van het Comité of in diens opdracht uitgevoerd.

Artikel 75

Voor het Comité bestemde correspondentie wordt aan de voorzitter of de secretaris-generaal geadresseerd.

Hoofdstuk VIII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 76

Wat de in dit reglement genoemde functies en taken betreft, zijn de gekozen formuleringen sekseneutraal bedoeld; zij kunnen zowel op vrouwen als mannen betrekking hebben.

Artikel 77

1.

Het Comité besluit bij absolute meerderheid van zijn leden of er aanleiding bestaat tot herziening van het reglement van orde.

2.

Voor de herziening van het reglement van orde stelt het Comité een commissie voor het reglement van orde in. Het Comité wijst een algemeen rapporteur aan die een ontwerp van nieuw reglement van orde moet opstellen.

2. bis

Nadat het reglement van orde met absolute meerderheid is goedgekeurd, verlengt de voltallige vergadering het mandaat van de commissie voor het reglement van orde met maximaal 60 dagen, zodat deze, indien nodig, een voorstel tot wijziging van de uitvoeringsbepalingen kan opstellen en ter goedkeuring aan het bureau kan voorleggen, dat een besluit neemt na de mening van de groepen te hebben gehoord.

3.

De datum waarop het nieuwe reglement van orde en de gewijzigde uitvoeringsbepalingen in werking zullen treden, wordt door het Comité vastgesteld op het ogenblik van de goedkeuring ervan.

Artikel 78

Dit reglement van orde treedt in werking op 21 september 2010.


(1)  Dit reglement is later gewijzigd op 27 februari 2003, 31 maart 2004, 5 juli 2006 en 12 maart 2008.


Top