Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0008

2010/8/EU, Euratom: Besluit van de Commissie van 22 december 2009 tot afwijzing van de door Oostenrijk voorgestelde oplossing overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad met betrekking tot de berekening van een compensatie voor de grondslag van de btw-middelen die voortvloeit uit de beperking van het recht op btw-aftrek overeenkomstig artikel 176 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 10428)

PB L 3 van 7.1.2010, p. 22–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/8(1)/oj

7.1.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/22


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 december 2009

tot afwijzing van de door Oostenrijk voorgestelde oplossing overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad met betrekking tot de berekening van een compensatie voor de grondslag van de btw-middelen die voortvloeit uit de beperking van het recht op btw-aftrek overeenkomstig artikel 176 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 10428)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2010/8/EU, Euratom)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name op artikel 10, lid 2,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de eigen middelen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De compensatie voor de grondslag van de btw-middelen is gebaseerd op artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89, dat bepaalt wanneer een lidstaat van artikel 176 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2) gebruikmaakt om de uitoefening van de rechten op aftrek van voorbelasting te beperken of uit te sluiten, de grondslag van de btw-middelen kan worden bepaald alsof de uitoefening van het recht op aftrek niet beperkt was. Dit geldt alleen voor de aankoop van personenauto’s en hun brandstof voor zakelijke doeleinden, en uitgaven met betrekking tot het leasen, huren, onderhouden en herstellen van dergelijke wagens. Oostenrijk heeft een veeldelige ontwerpoplossing voor een dergelijke compensatie van zijn grondslag van de btw-middelen voorgesteld, waarin een methode voor zes subcategorieën is opgenomen.

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 heeft het Raadgevend Comité voor de eigen middelen tijdens zijn bijeenkomst van 10 december 2009 de door Oostenrijk voorgestelde oplossing onderzocht. Naar aanleiding van het onderzoek bleek er in het comité een meningsverschil te bestaan met betrekking tot een van de subcategorieën van de oplossing. Die subcategorie heeft betrekking op de voorgestelde methode voor de berekening van het onderdeel „particulier gebruik” van de compensatie voor de geharmoniseerde grondslag van de btw-middelen. Een ontwerpbesluit houdende de afwijzing van die subcategorie van de door Oostenrijk voorgestelde oplossing werd voorgelegd aan het Raadgevend Comité voor de eigen middelen, dat hierover op 10 december 2009 een positief advies heeft uitgebracht.

(3)

Voor de berekening van het particulier gebruik kunnen bij het ontbreken van concrete gegevens, alternatieve methoden worden gebruikt. Om te kunnen garanderen dat deze methoden bijdragen tot een eenvormige berekening van de compensatie, moeten zij op algemeen aanvaarde veronderstellingen gebaseerd zijn.

(4)

Oostenrijk wil dat belastingplichtigen concrete gegevens over het particulier gebruik van bedrijfswagens beheren. Met het oog op administratieve eenvoud heeft Oostenrijk evenwel een oplossing voorgesteld voor de berekening van het particulier gebruik waarbij gebruik wordt gemaakt van algemene statistische gegevens in combinatie met afschrijvingsregels voor niet-geharmoniseerde vennootschapsbelasting. Aangezien de voorgestelde oplossing resulteert in een particulier gebruik dat aanzienlijk lager is dan het aandeel dat door andere lidstaten wordt gebruikt, druist de oplossing in tegen de vereiste eenvormigheid bij de berekening van de compensatie. De door Oostenrijk voorgestelde oplossing met betrekking tot de berekening van het percentage particulier gebruik van bedrijfswagens moet derhalve worden afgewezen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Oostenrijk voorgestelde oplossing met betrekking tot de berekening van het percentage particulier gebruik van bedrijfswagens wordt afgewezen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 22 december 2009.

Voor de Commissie

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9.

(2)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.


Top