Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0938

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 7 december 2009 waarbij het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 167 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

PB L 325 van 11.12.2009, p. 62–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2012

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2009/938/oj

11.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/62


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 7 december 2009

waarbij het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland worden gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 167 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(2009/938/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG (1), en met name op artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2007/133/EG van de Raad (2) zijn het Koninkrijk Zweden (hierna „Zweden” genoemd) en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna „het Verenigd Koninkrijk” genoemd) in afwijking van artikel 167 van Richtlijn 2006/112/EG gemachtigd om het ontstaan van het recht op aftrek van de btw uit te stellen tot het tijdstip waarop deze aan de leverancier of dienstverrichter is betaald, voor belastingplichtigen die een optionele regeling (het zogenaamde kasstelsel) toepassen waarbij de btw voor de door hen geleverde goederen en verrichte diensten overeenkomstig artikel 66, onder b), van voornoemde richtlijn pas verschuldigd wordt bij ontvangst van de betaling daarvoor. Om voor deze regeling in aanmerking te komen, mag de jaaromzet van de belastingplichtigen in kwestie niet hoger zijn dan 3 000 000 SEK in het geval van Zweden en 1 350 000 GBP in het geval van het Verenigd Koninkrijk.

(2)

Bij brieven, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 3 maart 2009 en 15 januari 2009, hebben respectievelijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk verzocht om deze derogatiemaatregel te mogen verlengen. Het Verenigd Koninkrijk heeft tevens verzocht om de maximale jaaromzet die voor deze regeling geldt, te mogen verhogen tot 1 500 000 GBP.

(3)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brieven van 9 juli 2009 van het verzoek van Zweden en dat van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld alsook beide lidstaten bij brieven van 13 juli 2009 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van hun verzoek.

(4)

De kasstelselregeling is een vereenvoudigde en facultatieve regeling ten behoeve van kleine ondernemingen die niet in aanmerking komen voor vrijstelling. Onder deze regeling kunnen belastingplichtigen een eenvoudige regel hanteren, uitgaande van de datum van betaling van de door hen afgenomen en de door hen verrichte prestaties, om te bepalen op welk tijdstip zij het recht op aftrek van de btw moeten uitoefenen respectievelijk de btw aan de schatkist moeten afdragen. Deze regeling vormt voor deze belastingplichtigen dus een vereenvoudigingsmaatregel en kan hen bovendien ook nog een cashflowvoordeel opleveren.

(5)

De Commissie heeft op 28 januari 2009 een voorstel voor een richtlijn ingediend tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat de factureringsregels betreft, dat er onder meer in voorziet dat de lidstaten het ontstaan van het recht op aftrek van de btw kunnen uitstellen tot het tijdstip waarop deze aan de leverancier of dienstverrichter is betaald, voor belastingplichtigen met een jaaromzet tot een plafond dat door de lidstaten kan worden vastgesteld op een bedrag van maximaal 2 000 000 EUR, waardoor deze belastingplichtigen een optionele regeling kunnen toepassen waarbij de op hun prestaties drukkende btw pas verschuldigd wordt wanneer zij daarvoor de betaling ontvangen.

(6)

De gevraagde derogatiemaatregel heeft geen invloed op de btw-opbrengsten van Zweden en het Verenigd Koninkrijk in het stadium van het eindverbruik en bijgevolg geen negatief effect op de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

In afwijking van artikel 167 van Richtlijn 2006/112/EG worden Zweden en het Verenigd Koninkrijk gemachtigd het ontstaan van het recht op aftrek van de btw uit te stellen voor de in de tweede alinea bedoelde belastingplichtigen, totdat deze aan hun leverancier of dienstverrichter is betaald.

De belastingplichtigen in kwestie moeten voor een regeling hebben gekozen waarbij zij de btw voor de door hen geleverde goederen en verrichte diensten verschuldigd worden wanneer zij daarvoor de betaling ontvangen. Krachtens deze regeling mag hun jaaromzet niet hoger zijn dan 3 000 000 SEK in het geval van Zweden en 1 500 000 GBP in het geval van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2010 tot de datum van inwerkingtreding van een richtlijn waarbij de lidstaten worden gemachtigd het ontstaan van het recht op aftrek van de btw uit te stellen tot het tijdstip waarop deze aan de leverancier of dienstverrichter is betaald, voor belastingplichtigen met een jaaromzet die een bepaald plafond niet overschrijdt, waardoor deze belastingplichtigen een facultatieve regeling kunnen toepassen waarbij de btw voor de door hen geleverde goederen en verrichte diensten pas verschuldigd wordt wanneer zij daarvoor de betaling ontvangen. In ieder geval is dit besluit van toepassing tot uiterlijk 31 december 2012.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 7 december 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 57 van 24.2.2007, blz. 12.


Top