Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R1000

    Verordening (EG) nr. 1000/2008 van de Raad van 13 oktober 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen op basis van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96

    PB L 275 van 16.10.2008, p. 1–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 16/10/2013: This act has been changed. Current consolidated version: 18/10/2008

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/1000/oj

    16.10.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 275/1


    VERORDENING (EG) Nr. 1000/2008 VAN DE RAAD

    van 13 oktober 2008

    tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China en India naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen op basis van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9 en artikel 11, lid 2,

    Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité heeft ingediend,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A.   PROCEDURE

    1.   Geldende maatregelen

    (1)

    In juli 2002 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1339/2002 (2) een definitief antidumpingrecht (de „bestaande maatregelen”) van 21 % ingesteld op de invoer van onder GN-code ex29214210 (Taric-code 2921421060) vallend sulfanilzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China („China”), evenals een residueel recht van 18,3 % op de invoer van oorsprong uit India. De opgelegde maatregelen waren gebaseerd op een antidumpingprocedure („het oorspronkelijke onderzoek”) die was ingeleid uit hoofde van artikel 5 van de basisverordening.

    (2)

    Tegelijkertijd heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 (3) een definitief compenserend recht van 7,1 % ingesteld op de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit India.

    (3)

    In het kader van de bovenvermelde antidumping- en compensatieprocedures heeft de Commissie bij Besluit 2002/611/EG (4) een prijsverbintenis aanvaard die werd aangeboden door één Indiase producent/exporteur, namelijk Kokan Synthetics and Chemicals Pvt. Ltd („Kokan”).

    (4)

    Na een nieuw onderzoek in verband met de absorptie van het recht uit hoofde van artikel 12 van de basisverordening heeft de Raad in februari 2004 bij Verordening (EG) nr. 236/2004 (5) het definitieve antidumpingrecht op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit de VRC verhoogd van 21 % tot 33,7 %.

    (5)

    In december 2003 heeft Kokan de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij haar verbintenis wenste op te zeggen. Bijgevolg werd het besluit van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis ingetrokken bij Besluit 2004/255/EG van de Commissie (6).

    (6)

    Op verzoek van Kokan heeft de Commissie in april 2005 (7) uit hoofde van artikel 11, lid 3, van de basisverordening en artikel 19 van Verordening (EG) nr. 2026/97 (8) betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn („de antisubsidiebasisverordening”) een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend dat beperkt bleef tot een onderzoek naar de vraag of een door Kokan aangeboden verbintenis kon worden aanvaard.

    (7)

    Bij Besluit 2006/37/EG (9) heeft de Commissie de verbintenis aanvaard die door Kokan was aangeboden in het kader van de antidumping- en antisubsidieprocedure betreffende de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India.

    (8)

    Tegelijkertijd werden Verordening (EG) nr. 1338/2002 tot instelling van een definitief compenserend recht op sulfanilzuur uit India en Verordening (EG) nr. 1339/2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op sulfanilzuur uit onder meer India gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad (10) om rekening te kunnen houden met het feit dat de verbintenis was aanvaard.

    2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

    (9)

    Na de publicatie van een bericht (11) dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen, heeft de Commissie op 24 april 2007 een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen. Het verzoek werd ingediend door twee communautaire producenten („de indieners van het verzoek”) die goed zijn voor 100 % van de productie van sulfanilzuur in de EU.

    (10)

    De indieners van het verzoek leverden voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat de kans bestaat dat de dumping zal worden voortgezet en/of zich zal herhalen en dat de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap zich zal herhalen bij de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit China en India („de betrokken landen”).

    (11)

    Nadat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal voorhanden was om een nieuw onderzoek te openen, heeft zij op 24 juli 2007 door middel van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie  (12) de opening van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd.

    3.   Parallelle onderzoeken

    (12)

    Bovendien heeft de Commissie op 24 juli 2007 door middel van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie  (13) en uit hoofde van artikel 18 van de antisubsidiebasisverordening een nieuw onderzoek geopend bij het vervallen van de bestaande compenserende maatregelen inzake de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India. Dit onderzoek loopt nog.

    (13)

    Door middel van een bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie  (14) heeft de Commissie op 29 september 2007 op eigen initiatief en uit hoofde van artikel 19 van de antisubsidiebasisverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek naar de mate van subsidiëring geopend, aangezien zij over voldoende voorlopig bewijsmateriaal beschikte dat de omstandigheden op grond waarvan maatregelen waren vastgesteld, waren gewijzigd en dat deze wijzigingen van blijvende aard waren. Dit onderzoek loopt nog.

    4.   Onderzoek

    4.1.   Onderzoektijdvak

    (14)

    Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 („het nieuwe onderzoektijdvak” of „NOT”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat de schade zal voortduren of zich zal herhalen, had betrekking op de periode van 2003 tot het einde van het nieuwe onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

    4.2.   De bij het onderzoek betrokken partijen

    (15)

    De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten/exporteurs, importeurs en gebruikers, evenals de vertegenwoordigers van de landen van uitvoer en de indieners van het verzoek in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht van opening vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord.

    (16)

    Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

    (17)

    Er zijn vragenlijsten gestuurd naar alle bekende betrokken partijen, d.w.z. naar de twee communautaire producenten en alle bekende producenten/exporteurs, importeurs en gebruikers.

    (18)

    De twee communautaire producenten, één producent/exporteur in India en vier gebruikers hebben de vragenlijst ingevuld teruggestuurd. Geen enkele producent/exporteur in China en geen enkele importeur heeft de vragenlijst beantwoord of zich tijdens het onderzoek gemeld.

    (19)

    De Commissie heeft alle gegevens ingewonnen en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of de dumping waarschijnlijk zal worden voortgezet of zich zal herhalen, en om het belang van de Gemeenschap vast te stellen. De Commissie heeft in dit verband bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse verricht:

    a)

    Producent/exporteur in India:

    Kokan Synthetics & Chemicals Pvt Ltd, Mumbai, India;

    b)

    Communautaire producenten:

    Ardenity, Givet, Frankrijk, en

    CUF Químicos Industriais, Estarreja, Portugal;

    c)

    Gebruikers:

    Kemira Germany GmbH, Leverkusen, Duitsland, en

    Robama SA, Palafolls, Spanje.

    B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    1.   Betrokken product

    (20)

    Het onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als het oorspronkelijke onderzoek, namelijk sulfanilzuur (momenteel ingedeeld onder GN-code ex29214210). Er zijn in feite twee soorten sulfanilzuur: technisch zuivere kwaliteit en sulfanilzuur p.a. De laatstgenoemde soort wordt ook wel in de handel gebracht als een zout van sulfanilzuur. Sulfanilzuur wordt gebruikt als grondstof bij de productie van optische witmakers, additieven voor beton, kleurstoffen voor levensmiddelen en speciale verfstoffen. Hoewel sulfanilzuur diverse toepassingen kent, worden alle soorten en vormen door de verwerkende industrie als in hoge mate substitueerbaar beschouwd, zijn ze voor de meeste toepassingen onderling verwisselbaar en worden zij daarom — zoals in het oorspronkelijke onderzoek — als een enkel product beschouwd.

    2.   Soortgelijk product

    (21)

    Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek reeds werd vastgesteld, blijkt ook uit dit nieuwe onderzoek dat sulfanilzuur een echt basisproduct is waarvan de kwaliteit en de fundamentele fysische eigenschappen identiek zijn ongeacht het land van oorsprong. Het betrokken product en de door de producent/exporteur in India vervaardigde en op de binnenlandse markt en aan derde landen verkochte producten, alsmede de producten die de communautaire producenten vervaardigen en op de markt van de Gemeenschap verkopen, hebben dus dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en worden in wezen voor dezelfde doeleinden gebruikt, zodat zij als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening worden beschouwd.

    C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DUMPING

    (22)

    Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is nagegaan of tijdens het NOT dumping plaatsvond en of het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping zou leiden.

    1.   Voorafgaande opmerkingen

    (23)

    Opgemerkt zij dat na de uitbreiding van de Gemeenschap tot respectievelijk 25 en 27 lidstaten in 2004 en 2007 de bij het vorige onderzoek en het nieuwe onderzoek gebruikte exportvolumen en marktaandelen van de invoer niet rechtstreeks vergelijkbaar zijn.

    1.1.   India

    (24)

    Met het oog op de bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie en gezien het feit dat Kokan goed is voor 100 % van de invoer uit India, moest de relevante informatie in marges worden weergegeven.

    (25)

    Dit onderzoek was gebaseerd op de ingevulde en gecontroleerde vragenlijst van de producent/exporteur in India die ten volle aan het onderzoek heeft meegewerkt. Uit de door het bedrijf verstrekte informatie en de beschikbare gegevens van Eurostat blijkt dat deze producent/exporteur de volledige invoer van het betrokken product tijdens het NOT voor zijn rekening heeft genomen.

    (26)

    Uit de informatie bleek dat tijdens het NOT ongeveer 800 à 1 000 t sulfanilzuur uit India in de Gemeenschap is ingevoerd, d.w.z. ongeveer 8 à 10 % van het verbruik in de Gemeenschap. In het oorspronkelijke onderzoek bedroeg de invoer uit India 1 712 t.

    1.2.   China

    (27)

    Bij gebrek aan samenwerking van de Chinese producenten/exporteurs moest de Commissie het onderzoek naar dumping baseren op beschikbare informatie uit andere bronnen. Er werd in dit verband in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van officiële gegevens van Eurostat om de importhoeveelheden en de prijzen vast te stellen.

    (28)

    Op basis van de beschikbare gegevens werd vastgesteld dat tijdens het NOT 1 482 t sulfanilzuur uit China in de Gemeenschap is ingevoerd, d.w.z. ongeveer 15 % van het verbruik in de Gemeenschap. Tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak bedroeg de invoer uit China 2 950 t.

    2.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping

    2.1.   India

    (29)

    Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening werd dezelfde methode toegepast om de dumpingmarge vast te stellen als bij het vorige onderzoek. Opgemerkt zij nogmaals dat in het oorspronkelijke onderzoek een dumpingmarge van 24,6 % was vastgesteld.

    a)   Normale waarde

    (30)

    Voor het vaststellen van de normale waarde werd in de eerste plaats voor de medewerkende producent/exporteur bepaald of diens totale verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt representatief was in vergelijking met zijn uitvoer naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening wordt de verkoop op de binnenlandse markt representatief geacht wanneer de totale omvang ervan ten minste 5 % bedraagt van de totale omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap. Uit het onderzoek bleek dat de verkoop op de binnenlandse markt representatief was.

    (31)

    Vervolgens heeft de Commissie onderzocht welke typen van het betrokken product die door de producent/exporteur met een over het algemeen representatieve verkoop op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek of direct vergelijkbaar waren met de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte typen. Bij de identificatie van de verschillende producttypen werden de volgende criteria gehanteerd: de soort (zuiver of technisch), de vorm (zuur poeder of natriumzout) en de zuurconcentratie.

    (32)

    Voor elk door de producent/exporteur op de binnenlandse markt verkocht producttype dat rechtstreeks vergelijkbaar was met het naar de Gemeenschap uitgevoerde type werd nagegaan of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaald producttype werd voldoende representatief geacht wanneer de totale in het binnenland verkochte hoeveelheid van dat type in het nieuwe onderzoektijdvak 5 % of meer bedroeg van de totale verkoop van het vergelijkbare naar de Gemeenschap uitgevoerde producttype. Uit het onderzoek bleek dat van twee van de drie door de betrokken producent/exporteur uitgevoerde typen representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt waren verkocht.

    (33)

    De Commissie onderzocht vervolgens of de binnenlandse verkoop van het bedrijf geacht kon worden plaats te vinden in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (34)

    Hiervoor onderzocht zij welk percentage van de twee in representatieve hoeveelheden verkochte typen tijdens het nieuwe onderzoektijdvak op de binnenlandse markt zonder verlies aan onafhankelijke afnemers was verkocht. Omdat meer dan 80 % van de hoeveelheid van deze producttypen zonder verlies op de binnenlandse markt was verkocht en de gewogen gemiddelde verkoopprijs gelijk was aan of hoger was dan de gewogen gemiddelde productiekosten, werd de normale waarde per producttype berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van alle verkoopprijzen op de binnenlandse markt die door onafhankelijke afnemers zijn betaald of moeten worden betaald, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening.

    (35)

    Voor het producttype waarvan op de binnenlandse markt geen representatieve hoeveelheden waren verkocht, moest de normale waarde worden berekend. Hiertoe werden de verkoop-, administratie- en algemene kosten (VAA-kosten) van de medewerkende producent/exporteur en diens gewogen gemiddelde winst op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het NOT toegevoegd aan de gemiddelde productiekosten tijdens het NOT, overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

    b)   Uitvoerprijs

    (36)

    Uit het onderzoek bleek dat de uitvoer van de Indiase producent/exporteur uitsluitend naar niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap ging.

    (37)

    De uitvoerprijs werd bijgevolg vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

    c)   Vergelijking

    (38)

    De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen beïnvloeden. Er werden correcties toegepast met betrekking tot de vervoer- en verzekeringskosten.

    d)   Dumpingmarge

    (39)

    Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de gemiddelde gewogen normale waarde van elk type van het tijdens het NOT naar de Gemeenschap uitgevoerde betrokken product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van elk overeenkomstig type van het betrokken product.

    (40)

    Uit deze vergelijking bleek dat er geen sprake was van dumping door de medewerkende producent/exporteur in India die tijdens het NOT naar de Gemeenschap exporteerde.

    (41)

    Wat de afwezigheid van dumping door de medewerkende exporteur tijdens het NOT betreft, zij opgemerkt dat — zoals vermeld in overweging 7 — tijdens het NOT een prijsverbintenis gold die de betrokken producent/exporteur ertoe verplichtte een bepaald prijsniveau voor de uitvoer naar de Gemeenschap te respecteren. Vastgesteld werd dat bepaalde transacties enigszins boven de minimuminvoerprijzen van de verbintenis uitstegen. De meeste transacties beantwoordden echter aan de minimuminvoerprijzen.

    2.2.   Volksrepubliek China

    (42)

    Overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening werd dezelfde methode toegepast om de dumpingmarge vast te stellen als bij het vorige onderzoek. Opgemerkt zij nogmaals dat in het oorspronkelijke onderzoek een dumpingmarge van 21 % was vastgesteld. Na een in juni 2003 geopend nieuw onderzoek in verband met de absorptie van het recht werd de antidumpingmarge echter opnieuw geëvalueerd. Daarbij werd vastgesteld dat de marge tot 33,7 % was gestegen, zoals beschreven in Verordening (EG) nr. 236/2004.

    e)   Referentieland

    (43)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening is China geen land met een markteconomie. Bijgevolg moest de normale waarde voor invoer uit China worden gebaseerd op gegevens van een derde land met een markteconomie.

    (44)

    In het bericht van opening werd India als mogelijk geschikt derde land voor de uitvoer uit China naar de Gemeenschap genoemd. India was in het oorspronkelijke onderzoek ook als referentieland gebruikt.

    (45)

    De indieners van het verzoek waren echter van mening dat de Verenigde Staten van Amerika („Verenigde Staten”) in dit geval beter als referentieland konden worden gebruikt. Gesteld werd dat de prijzen van sulfanilzuur in de Verenigde Staten in tegenstelling tot in India worden bepaald door normale onverstoorde marktmechanismen. Bovendien werd beweerd dat het productieproces van sulfanilzuur in de Verenigde Staten vergelijkbaar is met dat in China en dat de in de Verenigde Staten geproduceerde en verkochte hoeveelheden representatief zijn. De indieners van het verzoek stelden bovendien dat de toegang tot grondstoffen in India niet vergelijkbaar is met de toegang tot grondstoffen in China, omdat de Indiase producenten als gevolg van het Advance License Scheme grondstoffen liever invoeren dan op de binnenlandse markt kopen.

    (46)

    Met betrekking tot het voorstel om de Verenigde Staten als referentieland te gebruiken zij opgemerkt dat de Verenigde Staten reeds een aantal jaren beschermende maatregelen — antidumpingmaatregelen tegen invoer uit China en India en compenserende maatregelen tegen invoer uit India — heeft genomen. Daarom kan niet worden uitgesloten dat prijzen door deze handelsbeschermende maatregelen zijn beïnvloed.

    (47)

    Wat de toegang tot grondstoffen betreft, werd vastgesteld dat Indiase producenten van sulfanilzuur grondstoffen op de binnenlandse markt kopen. Bijgevolg kan niet worden beweerd dat de toegang tot grondstoffen van India een ongeschikt referentieland maakt. Er zijn bovendien verschillende producenten van sulfanilzuur in India en ook ingevoerde producten — bijvoorbeeld uit China — zijn op de markt aanwezig. Het ontbreekt bijgevolg aan bewijsmateriaal dat er in India een gebrek aan concurrentie zou zijn.

    (48)

    In het licht van het bovenstaande en bij gebrek aan andere overtuigende argumenten inzake gewijzigde omstandigheden sinds het oorspronkelijke onderzoek wordt geconcludeerd dat India een geschikt referentieland is om de normale waarde in het kader van dit nieuwe onderzoek vast te stellen overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

    f)   Vaststelling van de normale waarde

    (49)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende producent/exporteur in het referentieland. Meer bepaald werd de normale waarde gebaseerd op de in India door niet-verbonden afnemers betaalde of te betalen prijs voor vergelijkbare producttypen, aangezien werd vastgesteld dat deze in het kader van normale handelstransacties ontstond.

    g)   Uitvoerprijs

    (50)

    Door het gebrek aan medewerking van de Chinese producenten/exporteurs moest de exportprijs worden gebaseerd op beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. De officiële gegevens van Eurostat werden gebruikt als geschikte basis om de exportprijs vast te stellen.

    h)   Vergelijking

    (51)

    Om een eerlijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed kunnen zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Deze correcties werden toegepast voor de kosten van vervoer en verzekering overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening. De Indiase normale waarde af fabriek werd dan vergeleken met de gecorrigeerde Chinese exportprijs af fabriek.

    i)   Dumpingmarge

    (52)

    Uit de vergelijking van de normale waarde met de exportprijs bleek dat er sprake was van dumping, waarbij de dumpingmarge gelijk was aan het bedrag waarmee de normale waarde de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschreed. De vastgestelde dumpingmarge, uitgedrukt als een percentage van de cif-prijs, grens Gemeenschap, bedroeg 15 à 20 %.

    3.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

    3.1.   India

    j)   Voorafgaande opmerkingen

    (53)

    Aangezien tijdens het NOT geen dumping werd vastgesteld, werd onderzocht of dumping uit India zich opnieuw zou kunnen voordoen na de intrekking van maatregelen. Om te beoordelen of dumping zich opnieuw zou kunnen voordoen, werden het prijsbeleid — d.w.z. de prijzen op andere exportmarkten in vergelijking met de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap en de prijzen op de binnenlandse markt —, de productie, de productiecapaciteit en de voorraden van Kokan onderzocht. Het onderzoek was gebaseerd op de in de vragenlijst verstrekte en tijdens het onderzoek in de gebouwen van Kokan gecontroleerde gegevens.

    k)   Verhouding tussen prijzen in de Gemeenschap en prijzen in India

    (54)

    De prijzen op de communautaire markt waren hoger dan de prijzen van Kokan op de binnenlandse markt tijdens het NOT. Er moet echter rekening worden gehouden met het feit dat de exportprijzen van dit bedrijf onderworpen waren aan de minimuminvoerprijzen van de verbintenis.

    l)   Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen, de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap en de prijzen op de binnenlandse markt in India

    (55)

    Vastgesteld werd dat de gemiddelde door Kokan aangerekende prijs bij uitvoer naar derde landen aanzienlijk lager was dan de gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap. Ook werd vastgesteld dat het om dumpingprijzen ging aangezien ze ruim onder de door Kokan op de binnenlandse markt aangerekende prijzen lagen.

    (56)

    Zoals vermeld in de overwegingen 7 en 41, was Kokan onderworpen aan een minimumprijsverbintenis voor de uitvoer naar de Gemeenschap tijdens het NOT, terwijl de prijzen voor afnemers in derde landen vrij konden worden vastgesteld. Laatstgenoemde prijzen zijn daarom een indicator van de waarschijnlijke prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap wanneer maatregelen worden ingetrokken. Daarom werd geconcludeerd dat Kokan de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap wellicht zal verlagen en dat er zich op de communautaire markt wellicht opnieuw dumping zal voordoen wanneer maatregelen worden ingetrokken.

    m)   Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en het prijsniveau op de communautaire markt

    (57)

    De prijzen bij export naar derde landen bleken gemiddeld ook lager te zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt. Dit betekent dat het gangbare prijsniveau voor het betrokken product op de communautaire markt deze markt bijzonder aantrekkelijk maakt voor de Indiase producent/exporteur. De conclusie luidt dus dat er inderdaad een economische drijfveer is om de uitvoer naar de winstgevendere communautaire markt te verschuiven wanneer de geldende maatregelen worden ingetrokken.

    n)   Onbenutte capaciteit en voorraden

    (58)

    Uit het onderzoek bleek dat de medewerkende producent/exporteur tijdens het NOT geen voorraden heeft aangelegd. Het bedrijf zou zijn productie echter kunnen opvoeren aangezien de bezettingsgraad tijdens het NOT ongeveer 65 % bedroeg. Opgemerkt zij in dit verband dat de ongebruikte productiecapaciteit van de medewerkende producent/exporteur overeenkwam met meer dan 30 % van het verbruik in de Gemeenschap.

    o)   Conclusie betreffende India

    (59)

    Uit het onderzoek is duidelijk gebleken dat de prijzen in India en derde landen aanzienlijk lager zijn dan de prijzen op de communautaire markt. Als de geldende antidumpingmaatregelen worden ingetrokken, zal de medewerkende Indiase producent/exporteur sterk worden gestimuleerd ongebruikte capaciteit aan te spreken maar ook de uitvoer meer naar de communautaire markt te verschuiven en daarom zelfs grotere hoeveelheden te blijven uitvoeren. De bovenstaande evaluatie doet vermoeden dat de toegenomen uitvoer naar alle waarschijnlijkheid tegen dumpingprijzen op de communautaire markt zou worden afgezet.

    3.2.   Volksrepubliek China

    p)   Voorafgaande opmerkingen

    (60)

    Er werd niet alleen dumping tijdens het NOT vastgesteld. Onderzocht werd ook of de kans bestond dat de dumping zou worden voortgezet wanneer maatregelen werden ingetrokken. Bij gebrek aan medewerking van de Chinese producenten/exporteurs zijn de onderstaande conclusies gebaseerd op beschikbare feiten, namelijk door de indieners van het verzoek overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening verstrekte informatie en gegevens van Eurostat.

    q)   Productiecapaciteit

    (61)

    Uit voor iedereen toegankelijke gegevens blijkt dat het Chinese productievolume ongeveer 22 000 t bedraagt, d.w.z. meer dan het dubbee van het verbruik in de Gemeenschap tijdens het NOT. Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten/exporteurs ontbreekt het aan gegevens over eventuele reservecapaciteit in China. Uit de beschikbare informatie blijkt echter dat de Chinese producenten de betrekkelijk eenvoudige batchprocedure kunnen gebruiken — die momenteel wordt gebruikt om speciale verfstoffen en chemische producten te maken — om sulfanilzuur te produceren. Zoals vermeld in overweging 63 vormt de communautaire markt bovendien al jaren een aantrekkelijke markt voor Chinese exporteurs. Daarom kan redelijkerwijze worden aangenomen dat eventuele reservecapaciteit in China gebruikt zou worden om extra hoeveelheden naar de communautaire markt te sluizen en/of dat de bestaande door de omschakeling van speciale verfstoffen naar chemische producten verhoogde productie op de communautaire markt zou worden afgezet, wanneer de bestaande antidumpingmaatregelen werden ingetrokken.

    r)   Verhouding tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap

    (62)

    Uit de beschikbare gegevens blijkt dat tijdens het NOT de Chinese prijzen bij uitvoer naar derde landen lager waren dan de Chinese prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap. Het is daarom heel waarschijnlijk dat de Chinese exporteurs hun bestaande uitvoer naar derde landen aan dumpingprijzen op de communautaire markt zouden gaan afzetten, wanneer de maatregelen werden ingetrokken.

    s)   Absorptie

    (63)

    Zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 236/2004 had er absorptie van het antidumpingrecht plaatsgehad bij de uitvoer van China naar de Gemeenschap. Dat betekent dat de communautaire markt nog steeds aantrekkelijk is voor Chinese producenten/exporteurs. Aangezien producten tijdens het NOT aan dumpingprijzen werden uitgevoerd, kan worden geconcludeerd dat de dumpingpraktijken bij het vervallen van de maatregelen wellicht zullen worden voortgezet en de uitvoervolumen wellicht zullen toenemen.

    t)   Conclusie inzake China

    (64)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese exporteurs hun dumpingpraktijken tijdens het NOT in sterke mate hebben voortgezet. Op basis van de overwegingen 62 en 63 wordt geconcludeerd dat de dumpingpraktijken in aanzienlijke mate zullen worden voortgezet als de bestaande maatregelen worden ingetrokken. Bovendien zal het volume gedumpte importproducten wellicht aanzienlijk toenemen als er geen maatregelen worden genomen.

    4.   Conclusies over de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping

    (65)

    Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de Chinese exporteurs hun dumpingpraktijken wellicht zullen voortzetten en de Indiase producenten/exporteurs opnieuw producten zullen dumpen wanneer de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

    D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (66)

    In de Gemeenschap wordt het soortgelijke product vervaardigd door twee producenten wier productie wordt geacht de totale communautaire productie van het soortgelijke product te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

    (67)

    Opgemerkt zij dat de bedrijven „Sorochimie Chimie Fine” en „Quimigal SA” na het oorspronkelijke onderzoek een nieuwe naam hebben gekregen. Zij heten nu respectievelijk „Ardenity” en „CUF Químicos Industriais”.

    (68)

    Deze twee producenten hebben aan het onderzoek meegewerkt en hebben het verzoek om een nieuw onderzoek gesteund. Deze bedrijven vormen daarom de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening.

    E.   SITUATIE OP DE COMMUNAUTAIRE MARKT

    1.   Verbruik op de communautaire markt

    (69)

    Het zichtbare verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld op basis van:

    de invoer van het betrokken product op de communautaire markt, zoals afgeleid uit gegevens van Eurostat,

    de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt, zoals afgeleid uit de antwoorden op de vragenlijsten.

    (70)

    Het verbruik van sulfanilzuur in de Gemeenschap bedroeg tijdens het NOT ongeveer 10 000 t. Tijdens de beoordelingsperiode is het verbruik met 6 % afgenomen.

    Tabel 1

    Verbruik op de communautaire markt

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Verbruik (ton)

    10 684

    10 443

    10 899

    9 939

    9 997

    Index

    100

    98

    102

    93

    94

    2.   Huidige invoer uit de betrokken landen

    (71)

    Om het vertrouwelijke karakter van de bedrijfsinformatie te waarborgen — Kokan is immers goed voor 100 % van de invoer van oorsprong uit India en de bedrijfstak van de Gemeenschap omvat slechts twee producenten — moest de informatie in de tabellen 2 tot en met 5 geïndexeerd worden weergegeven.

    2.1.   Invoervolume en marktaandeel van de betrokken invoer in het NOT

    (72)

    De ontwikkeling van de volumen en het marktaandeel van de invoer uit China en India is in de onderstaande tabel weergegeven. De gegevens over het invoervolume zijn ontleend aan Eurostat.

    Tabel 2

    Invoer uit de betrokken landen

    Invoer (index)

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    China

    100

    106

    128

    86

    84

    India

    100

    54

    59

    56

    60

    Totaal betrokken landen

    100

    81

    95

    72

    73

    Bron: Eurostat.

    Tabel 3

    Marktaandeel van de betrokken landen

    Marktaandeel (index)

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    China

    100

    109

    126

    92

    90

    India

    100

    55

    58

    60

    64

    Totaal betrokken landen

    100

    83

    94

    77

    78

    (73)

    De invoer uit de betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode met 27 % gedaald. Het marktaandeel van de betrokken landen is tussen 2003 en het NOT met 22 % gedaald.

    (74)

    Het invoervolume uit India is tussen 2003 en het NOT met 40 % gedaald en het marktaandeel van de Indiase uitvoer is met 36 % gedaald.

    (75)

    Het invoervolume uit China is tijdens de beoordelingsperiode met 16 % gedaald en het marktaandeel is tijdens dezelfde periode met 10 % gedaald.

    2.2.   Prijsontwikkeling en prijsgedrag van de invoer van het betrokken product

    Tabel 4

    Prijzen van de betrokken invoer

    Eenheidsprijzen (euro/ton)

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    China

    773

    876

    1 138

    1 128

    1 040

    Index

    100

    113

    147

    146

    135

    India (geïndexeerd)

    100

    85

    96

    110

    111

    Totaal betrokken landen

    956

    910

    1 131

    1 180

    1 138

    Index

    100

    95

    118

    123

    119

    Bron: Eurostat.

    (76)

    De gemiddelde prijs van de betrokken invoer uit China is tijdens de beoordelingsperiode met 35 % gestegen. Tijdens dezelfde periode is de gemiddelde prijs van de betrokken invoer uit India met 11 % gestegen.

    (77)

    Voor de berekening van de prijsonderbieding tijdens het nieuwe onderzoektijdvak werden de af-fabriekprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers berekende, vergeleken met de cif-importprijzen, grens Gemeenschap, van de betrokken landen, naar behoren gecorrigeerd om de prijs inclusief lossen, inklaring en invoerrechten („landed cost”) weer te geven. Deze correctie werd gerealiseerd door de Chinese en Indiase prijzen met het normale douanerecht en de kosten na invoer te verhogen en de Chinese prijzen bovendien met het antidumpingrecht te verhogen. Uit de vergelijking bleek dat de gecorrigeerde Chinese en Indiase prijzen niet lager waren dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    3.   Invoer uit andere derde landen

    Tabel 5

    Invoer uit andere derde landen

    Rest van de wereld

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Invoer (index)

    100

    80

    100

    97

    97

    Marktaandeel (index)

    100

    82

    98

    104

    104

    Gemiddelde prijs (EUR/ton)

    935

    927

    1 100

    1 255

    1 285

    Index

    100

    99

    118

    134

    137

    Bron: Eurostat.

    (78)

    Het invoervolume uit andere derde landen is tijdens de beoordelingsperiode met 3 % lichtjes gedaald. In het licht van de verminderde vraag is het marktaandeel van deze landen echter met 0,7 procentpunten gestegen. Het belangrijkste land van uitvoer, de Verenigde Staten, was goed voor het merendeel van de invoer tijdens de beoordelingsperiode.

    (79)

    De prijzen van sulfanilzuur uit andere derde landen waren een beetje lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en volgden vanaf 2005 de Indiase prijsontwikkelingen.

    4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    a)   Voorafgaande opmerkingen

    (80)

    Om het vertrouwelijke karakter van de bedrijfsinformatie te waarborgen moest de informatie over de twee bedrijven die de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen, geïndexeerd worden weergegeven.

    (81)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening werden alle relevante economische factoren en indicatoren betreffende de bedrijfstak van de Gemeenschap onderzocht.

    b)   Gegevens over de bedrijfstak van de Gemeenschap

    —   Productie, geïnstalleerde productiecapaciteit en bezettingsgraad

    Tabel 6

    Productie, geïnstalleerde productiecapaciteit en bezettingsgraad

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Capaciteit in ton (index)

    100

    100

    100

    105

    112

    Productie in ton (index)

    100

    119

    115

    115

    117

    Bezettingsgraad (index)

    100

    119

    115

    109

    105

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    (82)

    De productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap was tijdens het NOT 17 % hoger dan bij het begin van de beoordelingsperiode. Ook de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap is in de beoordelingsperiode met 12 % toegenomen aangezien één communautaire producent zijn capaciteit heeft verhoogd door te investeren in apparatuur om zuiver sulfanilzuur te produceren. De combinatie van deze twee factoren leidde tot een algemene stijging van de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode. Opgemerkt zij ook dat de bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het NOT toereikend was (75 à 80 %).

    —   Voorraden

    (83)

    De eindejaarsvoorraden van de bedrijfstak van de Gemeenschap slonken tijdens de beoordelingsperiode met 22 %. De voorraden slonken in 2004 en 2005 aanzienlijk, maar namen in 2006 en tijdens het NOT weer toe.

    Tabel 7

    Eindvoorraad in volume

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Voorraden in ton (index)

    100

    35

    38

    64

    78

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    —   Verkoopvolume, marktaandeel en groei

    (84)

    Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap was tijdens het NOT 5 % groter dan bij het begin van de beoordelingsperiode. Omdat het verbruik in de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode met 6 % daalde (zie overweging 70), steeg het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens dezelfde periode met 12 %. Concreet groeide het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 7 procentpunten. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap bedroeg tijdens de volledige beoordelingsperiode meer dan 50 %.

    Tabel 8

    Verkoopvolume en marktaandeel

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Verkoopvolume (in ton) (index)

    100

    114

    107

    105

    105

    Marktaandeel (in %) (index)

    100

    116

    105

    113

    112

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    (85)

    De daling van het verbruik in de Gemeenschap in 2006 en tijdens het NOT heeft enige weerslag gehad op de groei van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De groei van het marktaandeel kan in gelijke mate worden verklaard door een toename van het verkoopvolume en een lager verbruik tegen het einde van de beoordelingsperiode.

    —   Factoren die van invloed zijn op de prijzen in de Gemeenschap

    (86)

    De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap stegen tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk, namelijk met 26 %. De ontwikkelingen sinds 2005 lijken met name het gevolg te zijn van de anti-absorptiemaatregelen uit 2004. De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn tussen 2004 en 2005 aanzienlijk gestegen en zijn sindsdien redelijk stabiel gebleven. Deze stijging was echter geringer dan de stijging van de prijs van aniline, de belangrijkste grondstof voor de productie van sulfanilzuur. Aniline, een benzeenderivaat dat tijdens het NOT goed was voor ongeveer 50 % van de totale productiekosten, werd tussen 2003 en het NOT ongeveer 45 % duurder.

    Tabel 9

    Verkoopprijzen

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Gemiddelde verkoopprijs (index)

    100

    104

    124

    125

    126

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    —   Werkgelegenheid en productiviteit

    (87)

    De werkgelegenheid is tussen 2003 en het NOT met 9 % gedaald terwijl de productie is toegenomen. De productiviteit en het concurrentievermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn dus vergroot. De gemiddelde kosten per werknemer zijn echter tijdens dezelfde periode met 15 % gestegen.

    Tabel 10

    Werkgelegenheid en productiviteit

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Werkgelegenheid (Index)

    100

    96

    96

    98

    91

    Productiviteit (index)

    100

    125

    120

    117

    129

    Gemiddelde arbeidskosten (index)

    100

    82

    94

    106

    115

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    —   Winstgevendheid

    Tabel 11

    Winstgevendheid

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Index

    100

    –1 286

    1 519

    335

    191

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    (88)

    De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap bedroeg, met uitzondering van het jaar 2005, ongeveer 1 % of minder van de omzet. In 2004 zijn er grote verliezen geleden, maar in 2005, 2006 en tijdens het NOT heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap winsten geboekt. Aangezien de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap bijzonder laag was in 2003, leidde de duidelijke stijging tijdens de beoordelingsperiode tot een winstgevendheid die nog altijd veel lager was dan in dit type bedrijfstak aanvaardbaar kan worden genoemd.

    (89)

    Bovendien werd de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap beïnvloed door de ontwikkeling van de grondstofprijzen. De gemiddelde productiekosten namen tussen 2003 en het NOT met 25 % toe. Zoals vermeld in overweging 86, is aniline de belangrijkste grondstof voor de productie van sulfanilzuur en is deze stof goed voor ongeveer de helft van de productiekosten. De anilineprijzen zijn in 2004 aanzienlijk gestegen, maar de bedrijfstak van de Gemeenschap kon deze prijsstijging niet afwentelen op zijn afnemers en leed verlies. In 2005 is de situatie voor de bedrijfstak van de Gemeenschap verbeterd doordat de anilineprijzen zich stabiliseerden en de bedrijfstak van de Gemeenschap de prijzen van sulfanilzuur voldoende kon verhogen om de stijging van de grondstofkosten te compenseren. De bedrijfstak van de Gemeenschap werd in 2006 en tijdens het NOT geconfronteerd met nieuwe prijsstijgingen van aniline en de winstgevendheid daalde tot minder dan 1 % van de omzet.

    —   Investeringen, rendement van de investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

    Tabel 12

    Investeringen en rendement van investeringen

     

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Investeringen (index)

    100

    39

    57

    255

    305

    Rendement van investeringen (index)

    100

    –1 779

    2 498

    420

    224

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    (90)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap bleef tijdens de beoordelingsperiode in sulfanilzuuractiviteiten investeren. In 2006 en tijdens het NOT deed één producent in de Gemeenschap, naast investeringen in het onderhoud van bestaande kapitaalgoederen, ook investeringen ter vergroting van de capaciteit voor de productie van zuiver sulfanilzuur. Verwacht wordt echter dat deze nieuwe capaciteit pas vanaf 2008 volledig operationeel wordt.

    (91)

    Omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de gehele beoordelingsperiode weinig winst heeft geboekt, was het rendement van de investeringen, d.w.z. het resultaat vóór belastingen in procenten van de gemiddelde nettoboekwaarde van de activa die bij de productie van sulfanilzuur worden gebruikt aan het begin en het einde van het boekjaar, eveneens zeer laag, namelijk ongeveer 2 % tijdens het NOT.

    (92)

    Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet altijd over het benodigde kapitaal kon beschikken vanwege de moeilijke financiële situatie. Eén van de communautaire producenten maakt weliswaar deel uit van een grote groep, maar er staat niet altijd voldoende kapitaal ter beschikking omdat de financiële middelen binnen een groep meestal naar de meest winstgevende bedrijven gaan.

    —   Kasstroom

    (93)

    De kasstroom is aanzienlijk gedaald — met 85 % tussen 2003 en het NOT — maar bleef toch positief. De kasstroom volgt de trend van de winstgevendheid niet omdat de kasstroom werd beïnvloed door niet-geldelijke posten zoals waardevermindering van activa en inventarisbewegingen.

    Tabel 13

    Kasstroom

    Kasstroom

    2003

    2004

    2005

    2006

    NOT

    Index

    100

    41

    64

    32

    15

    Bron: Antwoorden van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de vragenlijst.

    5.   Conclusie

    (94)

    Tussen 2003 en het NOT hebben de meeste indicatoren zich positief voor de bedrijfstak van de Gemeenschap ontwikkeld: verkoopvolumen, bezettingsgraad, productievolume, eindvoorraden, productiviteit, investeringen en rendement van investeringen. De winstgevendheid bleef tijdens het NOT echter lager dan 1 % van de omzet.

    (95)

    De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft met name in de periode van 2004 tot het einde van het NOT geprofiteerd van een stijging van de eenheidsprijs van sulfanilzuur. De stijging van de verkoopprijs woog echter niet volledig op tegen de gestegen productiekosten. Als gevolg daarvan daalden de winstmarges.

    (96)

    Bovendien heeft de daling van het verbruik in de Gemeenschap in 2006 en tijdens het NOT het herstel van de bedrijfstak van de Gemeenschap enigszins gehinderd.

    (97)

    Het is duidelijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zich door de invoering van de antidumpingmaatregelen heeft kunnen stabiliseren, maar de schade niet volledig heeft kunnen herstellen als gevolg van de voortgezette dumping van producten uit China en de stijging van de grondstofprijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap niet op zijn afnemers kon afwentelen. Uit het onderzoek is nochtans gebleken dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode in nieuwe uitrusting is begonnen te investeren.

    (98)

    Uit het bovenstaande onderzoek blijkt enerzijds dat de volume-indicatoren tijdens de beoordelingsperiode een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt. Anderzijds blijkt uit de financiële indicatoren betreffende de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals winstgevendheid en kasstroom, dat de economische positie van de bedrijfstak van de Gemeenschap nog kwetsbaar is. Derhalve luidt de conclusie dat de bedrijfstak nog niet volledig is hersteld van de gevolgen van de schade veroorzakende dumping.

    F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

    1.   Algemeen

    (99)

    Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is onderzocht of het waarschijnlijk is dat de intrekking van de bestaande maatregelen tot herhaling van schade zal leiden. In dit verband werd met name de te verwachten ontwikkeling van de volumen en de prijzen van de uitvoer uit de betrokken landen onderzocht, evenals de te verwachten gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap bij het vervallen van de maatregelen.

    2.   Ontwikkeling van de volumen en de prijzen van de invoer uit de betrokken landen indien de maatregelen worden ingetrokken

    (100)

    Ondanks de antidumpingmaatregelen bedroeg het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen in het NOT 24,6 %.

    (101)

    Uit het onderzoek bleek dat de medewerkende Indiase exporteur/producent over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikte, namelijk meer dan 30 % van het verbruik in de Gemeenschap. Voorts bleek uit de beschikbare informatie dat de bestaande productie van sulfanilzuur in China ongeveer 22 000 t bedraagt, d.w.z. meer dan het dubbel van het verbruik in de Gemeenschap. Ook bleek dat Chinese producenten gemakkelijk kunnen overschakelen van de productie van speciale verfstoffen en chemische producten naar de productie van sulfanilzuur. Uit de informatie over de mogelijk beschikbare capaciteit in de betrokken landen blijkt dat de producenten/exporteurs hun huidige productie kunnen verhogen en bijgevolg ook hun uitvoer van sulfanilzuur naar de Gemeenschap kunnen vergroten.

    (102)

    Opgemerkt zij ook dat het verbruik in de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode licht is gedaald en dat de vraag de komende jaren naar verwachting niet zodanig zal toenemen dat de potentiële groei van de invoer uit China en India kan worden geabsorbeerd indien de maatregelen worden ingetrokken. In dit geval zou de uitvoer van sulfanilzuur uit China en India waarschijnlijk een groot deel van de afzet van de bedrijfstak van de Gemeenschap vervangen, aangezien de invoerprijzen waarschijnlijk lager zijn dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

    (103)

    Uit het onderzoek blijkt dat de communautaire markt nog steeds aantrekkelijk is voor de Chinese en Indiase producenten/exporteurs. Zoals vermeld in de overwegingen 57 en 62 is de gemiddelde prijs van Indiase en Chinese producten bij uitvoer naar andere derde landen aanzienlijk lager dan de gemiddelde prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap. Hoewel er bij de Chinese en Indiase uitvoerprijzen geen prijsonderbieding is vastgesteld na correctie door de bestaande antidumpingrechten en de normale douanerechten, zijn de Chinese en Indiase cif-uitvoerprijzen gemiddeld aanzienlijk lager (ongeveer 18 %) dan de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Daarom zal bij gebrek aan maatregelen de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen in de Gemeenschap aan aanzienlijk lagere prijzen dan de huidige prijzen in de Gemeenschap wellicht sterk toenemen gezien i) de ongebruikte capaciteit (met name in India), ii) het feit dat de uitvoer naar andere derde landen naar de communautaire markt zal worden afgeleid, en iii) het feit dat van de productie van speciale verfstoffen en chemische producten op de productie van sulfanilzuur kan worden overgeschakeld (met name in China).

    3.   Conclusie over de waarschijnlijkheid van herhaling van schade

    (104)

    Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat bij het vervallen van de maatregelen zeer waarschijnlijk aanzienlijke hoeveelheden uit de betrokken landen in de Gemeenschap zouden worden ingevoerd tegen dumpingprijzen die lager zouden zijn dan de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Dat zou zeer waarschijnlijk tot gevolg hebben dat de prijzen op de communautaire markt worden gedrukt, wat naar verwachting nadelige gevolgen voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou hebben. Met name zou dit het tijdens de beoordelingsperiode gerealiseerde herstel tenietdoen en wellicht tot een herhaling van de schade leiden.

    G.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    1.   Inleiding

    (105)

    Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd was met het belang van de Gemeenschap. Het belang van de Gemeenschap werd vastgesteld aan de hand van een beoordeling van alle verschillende betrokken belangen.

    (106)

    Dit is evenwel een nieuw onderzoek; dit betekent dat een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, zodat kan worden nagegaan of deze maatregelen negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

    (107)

    Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen in dit bijzondere geval niet in het belang van de Gemeenschap is.

    2.   Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap

    (108)

    Redelijkerwijze mag worden verwacht dat de bedrijfstak van de Gemeenschap blijft profiteren van de thans geldende maatregelen en zich verder zal herstellen doordat hij weer marktaandeel wint en de winstgevendheid verbetert. Als de maatregelen niet worden gehandhaafd, is het waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade lijdt door een stijging van de invoer met dumping uit de betrokken landen en dat de huidige fragiele financiële situatie verslechtert.

    (109)

    Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat verlenging van de maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap zou zijn.

    3.   Belang van de importeurs

    (110)

    Bij het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld dat de instelling van maatregelen geen aanzienlijke gevolgen voor de handelaars van sulfanilzuur in de Gemeenschap zou hebben. Zoals eerder vermeld heeft geen enkele importeur aan het onderzoek meegewerkt. Er zijn dan ook geen dwingende redenen aangevoerd dat de instelling van maatregelen het belang van de importeurs zou schaden.

    4.   Belang van de gebruikers

    (111)

    De Commissie heeft naar alle 31 bekende gebruikers een vragenlijst gestuurd maar slechts van vier gebruikers een antwoord ontvangen. Drie beantwoorde vragenlijsten kwamen van ondernemingen in de Gemeenschap die optische witmakers produceren, en één van een onderneming die kleurstoffen produceert. De door deze gebruikers verstrekte informatie over de gevolgen van de maatregelen en het aandeel van sulfanilzuur in hun productiekosten was echter niet van betekenis.

    (112)

    De door deze vier gebruikers ingevoerde hoeveelheid van het betrokken product maakte 47,3 % van de totale invoer in de Gemeenschap uit. Aangezien deze vier gebruikers bovendien aanzienlijke hoeveelheden sulfanilzuur van de bedrijfstak van de Gemeenschap kopen, waren zij in totaal goed voor ongeveer 40 % van het verbruik in de Gemeenschap tijdens het NOT.

    (113)

    Drie gebruikers brachten dezelfde argumenten tegen handhaving van de maatregelen naar voren, namelijk dat de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Gemeenschap onvoldoende is om aan de vraag te voldoen en dat de maatregelen het concurrentievermogen van hun afgeleide producten schaden. De vierde gebruiker gaf niet aan of hij voor of tegen handhaving van de maatregelen was.

    (114)

    Wat het aanbod op de communautaire markt betreft, zij opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap met de huidige productiecapaciteit aan ongeveer 80 % van de vraag op de communautaire markt kan voldoen. Ook moet worden benadrukt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geïnvesteerd in nieuwe voorzieningen om de productie van zuiver sulfanilzuur te verhogen. In elk geval is het doel van de maatregelen niet om de communautaire markt af te sluiten voor sulfanilzuur uit de betrokken landen, maar ervoor te zorgen dat het betrokken product niet tegen schadelijke dumpingprijzen wordt ingevoerd. Daarom wordt verwacht dat de invoer van sulfanilzuur uit de betrokken landen op de communautaire markt zal worden voortgezet zoals ook na de instelling van maatregelen in 2002 het geval was.

    (115)

    Ook moet worden opgemerkt dat de productie van sulfanilzuur buiten de Gemeenschap thans beperkt is tot slecht enkele landen, zoals India, China en de Verenigde Staten. Daarom is het belangrijk dat de bedrijfstak van de Gemeenschap kan werken onder doeltreffende concurrentievoorwaarden zodat alle gebruikers in de Gemeenschap kunnen blijven beschikken over aanvoer van binnen de Gemeenschap.

    (116)

    Wat het concurrentievermogen van de gebruikers betreft, zij opgemerkt dat de gebruikers in het kader van dit onderzoek weliswaar geen informatie hebben verstrekt, maar dat bij het oorspronkelijke onderzoek gebleken is dat de antidumpingmaatregelen de totale kosten van optische witmakers en kleurstoffen die sulfanilzuur bevatten, met minder dan 1 % verhogen.

    (117)

    Op basis van het bovenstaande wordt ook in het kader van het nieuwe onderzoek geconcludeerd dat de handhaving van de maatregelen geen grote negatieve gevolgen voor de situatie van de gebruikers zal hebben.

    5.   Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap

    (118)

    Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

    H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (119)

    Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven om de bovenstaande conclusies te wijzigen.

    (120)

    Gezien de conclusies met betrekking tot de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping bij de invoer van sulfanilzuur uit China, de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping bij de invoer uit India, de waarschijnlijkheid van herhaling van schade en het belang van de Gemeenschap, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van sulfanilzuur worden gehandhaafd om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap opnieuw schade lijdt door de invoer aan dumpingprijzen.

    (121)

    Dit recht is niet van toepassing op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door één Indiaas bedrijf waarvan een verbintenis is aanvaard bij Besluit 2006/37/EG van de Commissie,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van sulfanilzuur, ingedeeld onder GN-code ex29214210 (Taric-code 2921421060) van oorsprong uit China en India.

    2.   Het definitieve antidumpingrecht van toepassing op de nettoprijs franco grens Europese Gemeenschap, vóór inklaring, van de in lid 1 beschreven producten bedraagt:

    Land

    Definitief recht (%)

    Volksrepubliek China

    33,7

    India

    18,3

    3.   Niettegenstaande lid 1 is het definitieve recht niet van toepassing op ingevoerde goederen die overeenkomstig artikel 2 in het vrije verkeer worden gebracht.

    4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    1.   De voor het vrije verkeer aangegeven goederen die worden gefactureerd door ondernemingen waarvan de Commissie verbintenissen heeft aanvaard en wier namen zijn vermeld in Besluit 2006/37/EG, zoals die telkenmale wordt gewijzigd, zijn vrijgesteld van het bij artikel 1 ingestelde antidumpingrecht op voorwaarde dat:

    de goederen door de genoemde ondernemingen zijn vervaardigd en verzonden en door hen direct aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap zijn gefactureerd; en

    de goederen vergezeld gaan van een geldige verbintenisfactuur, zijnde een handelsfactuur die ten minste de gegevens en de verklaring bevat die in de bijlage bij deze verordening zijn vermeld; en

    de bij de douane aangegeven en aangeboden goederen exact overeenstemmen met de beschrijving in de verbintenisfactuur.

    2.   Er ontstaat een douaneschuld bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de in artikel 1 beschreven goederen die op de in lid 1 vermelde voorwaarden van rechten zijn vrijgesteld, wanneer wordt vastgesteld dat aan één of meer van deze voorwaarden niet is voldaan. De voorwaarde van lid 1, tweede streepje, wordt als niet vervuld beschouwd wanneer de verbintenisfactuur niet in overeenstemming is met het bepaalde in de bijlage of niet echt blijkt te zijn of wanneer de Commissie de aanvaarding van de verbintenis overeenkomstig artikel 8, lid 9, van Verordening (EG) nr. 384/96 of artikel 13, lid 9, van de antisubsidiebasisverordening heeft ingetrokken bij een verordening of besluit waarin wordt verwezen naar de specifieke transactie(s) en de desbetreffende verbintenisfactuur/facturen ongeldig wordt/worden verklaard.

    3.   De importeurs aanvaarden als een normaal handelsrisico dat het niet voldoen door een partij aan één of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden die nader zijn omschreven in lid 2, een douaneschuld kan doen ontstaan overeenkomstig artikel 201 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (15). De douaneschuld zal worden geïnd bij intrekking van de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2008.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    B. KOUCHNER


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

    (2)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 11.

    (3)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1.

    (4)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 36.

    (5)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 17.

    (6)  PB L 80 van 18.3.2004, blz. 29.

    (7)  PB C 101 van 27.4.2005, blz. 34.

    (8)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.

    (9)  PB L 22 van 26.1.2006, blz. 52.

    (10)  PB L 22 van 26.1.2006, blz. 5.

    (11)  PB C 272 van 9.11.2006, blz. 18.

    (12)  PB C 171 van 24.7.2007, blz. 18.

    (13)  PB C 171 van 24.7.2007, blz. 14.

    (14)  PB C 229 van 29.9.2007, blz. 9.

    (15)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


    BIJLAGE

    De volgende gegevens moeten worden vermeld in de factuur voor sulfanilzuur waarop een verbintenis van toepassing is.

    1.

    Het opschrift „HANDELSFACTUUR — GOEDEREN DIE ONDER EEN VERBINTENIS VALLEN”.

    2.

    De naam van de onderneming die de factuur heeft opgesteld en die is vermeld in artikel 1 van Besluit 2006/37/EG van de Commissie tot aanvaarding van de verbintenis.

    3.

    Het factuurnummer.

    4.

    De factuurdatum.

    5.

    De aanvullende Taric-code waaronder de in de factuur vermelde goederen aan de grens van de Gemeenschap worden ingeklaard.

    6.

    Een nauwkeurige omschrijving van de goederen, met inbegrip van:

    het productcodenummer (PCN) dat in de verbintenis is gebruikt (bijvoorbeeld „PA99”, „PS85” of „TA98”);

    de technische/fysische specificatie van het PCN, namelijk voor „PA99” en „PS85” wit vrijstromend poeder en voor „TA98” grijs vrijstromend poeder;

    de productcode van de onderneming („company product code number” of CPC) (indien van toepassing);

    de GN-code;

    de hoeveelheid (in ton).

    7.

    De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

    de prijs per ton;

    de betalingsvoorwaarden;

    de leveringsvoorwaarden;

    het totale bedrag aan kortingen en rabatten.

    8.

    De naam van de onderneming die als importeur in de Gemeenschap de rechtstreekse ontvanger is van de handelsfactuur die de in het kader van de verbintenis geleverde goederen vergezelt.

    9.

    De naam van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en de hiernavolgende ondertekende verklaring:

    „Ondergetekende bevestigt dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft, plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door [NAAM VAN DE ONDERNEMING] en door de Commissie bij Besluit 2006/37/EG werd aanvaard. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.


    Top