Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R0205

    Verordening (EG) nr. 205/2006 van de Commissie van 6 februari 2006 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, ten aanzien van toltrazuril, diethyleenglycolmonoethylether en polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat (Voor de EER relevante tekst)

    PB L 34 van 7.2.2006, p. 21–23 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2009; stilzwijgende opheffing door 32009R0470

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/205/oj

    7.2.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 34/21


    VERORDENING (EG) Nr. 205/2006 VAN DE COMMISSIE

    van 6 februari 2006

    tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, ten aanzien van toltrazuril, diethyleenglycolmonoethylether en polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op de artikelen 2 en 3,

    Gezien de adviezen van het Europees Geneesmiddelenbureau die zijn opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn om aan voedselproducerende dieren te worden toegediend, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

    (2)

    De substantie toltrazuril is in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor spierweefsel, huid en vetweefsel, lever en nieren van kippen en kalkoenen, met uitzondering van dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren, en voor spierweefsel, huid en vetweefsel, lever en nieren van varkens. Totrazuril is in afwachting van de voltooiing van wetenschappelijk onderzoek ook in bijlage III bij die verordening opgenomen voor spierweefsel, vetweefsel, lever en nieren van runderen, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren. Dit onderzoek is thans voltooid en de vermelding van toltrazuril in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet op grond daarvan worden uitgebreid tot runderen. De vermelding moet ook worden uitgebreid tot spier, vetweefsel, lever en nieren van alle voedselproducerende zoogdieren, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren, en tot spier, huid en vetweefsel, lever en nieren van pluimvee, met uitzondering van dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren.

    (3)

    De substantie diethyleenglycolmonoethylether is in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor runderen en varkens. Deze vermelding moet worden uitgebreid tot alle herkauwers.

    (4)

    De substantie polysorbaat 80 is in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor alle voedselproducerende soorten. Deze vermelding moet voor alle voedselproducerende soorten worden vervangen door de algemene naam polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat, die zowel polysorbaat 80 als polysorbaat 81 dekt.

    (5)

    Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (6)

    Voorafgaand aan de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen die zijn verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2).

    (7)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De bijlagen I en II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2006.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 6 februari 2006.

    Voor de Commissie

    Günter VERHEUGEN

    Vicevoorzitter


    (1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 6/2006 van de Commissie (PB L 3 van 6.1.2006, blz. 3).

    (2)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/28/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 58).


    BIJLAGE

    A.   De volgende substantie wordt opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

    2.   Antiparasitaire middelen

    2.4.   Geneesmiddelen tegen protozoa

    2.4.1.   Triazinetrionderivaten

    Farmacologisch werkzame substantie(s)

    Indicatorresidu

    Diersoorten

    Maximumwaarden voor residuen

    Te onderzoeken weefsels

    Toltrazuril

    Toltrazurilsulfon

    Alle voedselproducerende zoogdieren (1)

    100 μg/kg

    Spier

    150 μg/kg

    Vetweefsel (2)

    500 μg/kg

    Lever

    250 μg/kg

    Nieren

    Pluimvee (3)

    100 μg/kg

    Spier

    200 μg/kg

    Huid en vetweefsel

    600 μg/kg

    Lever

    400 μg/kg

    Nieren

    B.   De volgende substanties worden opgenomen in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90:

    2.   Organische stoffen

    Farmacologisch werkzame substantie(s)

    Diersoorten

    Diethyleenglycolmonoethylether

    Alle herkauwers en varkens”

    3.   Stoffen waarvan algemeen wordt erkend dat ze onschadelijk zijn

    Farmacologisch werkzame substantie(s)

    Diersoorten

    Polyoxyethyleensorbitaanmonooleaat

    Alle voedselproducerende soorten”


    (1)  Niet voor gebruik bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren.

    (2)  Voor varkens betreft deze maximumwaarde voor residuen „huid en vet in natuurlijke verhoudingen”.

    (3)  Niet voor gebruik bij dieren die eieren voor menselijke consumptie produceren.”


    Top