Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0211

2006/211/EG: Beschikking van de Commissie van 8 maart 2006 waarbij wordt vastgesteld dat artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, van toepassing is op de elektriciteitsopwekking in Engeland, Schotland en Wales (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 690) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 76 van 15.3.2006, p. 6–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 118M van 8.5.2007, p. 442–444 (MT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/211/oj

15.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/6


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 maart 2006

waarbij wordt vastgesteld dat artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, van toepassing is op de elektriciteitsopwekking in Engeland, Schotland en Wales

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 690)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/211/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name op artikel 30, leden 4 en 6,

Gezien het verzoek dat het Verenigd Koninkrijk op 2 november 2005 per e-mail heeft gedaan en op 8 november 2005 in een ondertekende fax heeft bevestigd, en de aanvullende informatie die het Verenigd Koninkrijk op 12 januari 2006 per e-mail heeft verstrekt nadat de diensten van de Commissie daarom op 2 december 2005 per e-mail hadden gevraagd,

Gezien de conclusie van de onafhankelijke nationale instantie, de Office of the Gas and Electricity Markets (OFGEM), dat wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG is bepaald dat die richtlijn niet van toepassing is op opdrachten voor een onder de richtlijn vallende activiteit indien die activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend, rechtstreeks aan mededinging blootstaat op marktgebieden tot welke de toegang niet beperkt is. De rechtstreekse blootstelling aan mededinging wordt beoordeeld aan de hand van objectieve criteria waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken sector. De toegang tot een markt wordt als niet-beperkt beschouwd indien de lidstaat de desbetreffende communautaire wetgeving tot openstelling van een bepaalde (deel)sector ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast. Deze wetgeving is vermeld in bijlage XI bij Richtlijn 2004/17/EG; voor de elektriciteitssector gaat het om Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (2). Richtlijn 96/92/EG is vervangen door Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (3), waarbij de markt nog verder wordt opengesteld.

(2)

Krachtens artikel 62, punt 2, van Richtlijn 2004/17/EG is titel III van die richtlijn, waarin de regels voor prijsvragen op het gebied van diensten zijn opgenomen, niet van toepassing op prijsvragen die worden georganiseerd om in de betrokken lidstaat een activiteit te verrichten waarop de in artikel 30, lid 1, van de richtlijn bedoelde vrijstelling uit hoofde van een besluit van de Commissie van toepassing is, dan wel overeenkomstig artikel 30, lid 4, tweede of derde alinea, of artikel 30, lid 5, vierde alinea, van toepassing wordt geacht.

(3)

Het verzoek van het Verenigd Koninkrijk betreft de elektriciteitsproductie in Engeland, Schotland en Wales. Gezien de geharmoniseerde aard van de markten van deze drie geografische gebieden en de beperkte capaciteit (4) van de verbindingen tussen de netwerken van het Verenigd Koninkrijk en die van de andere delen van de Gemeenschap, moeten Engeland, Schotland en Wales worden beschouwd als de relevante markt bij de beoordeling of aan de voorwaarden van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG wordt voldaan. Deze conclusie stemt overeen met de constatering in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Verslag over de vorderingen die worden gemaakt bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en elektriciteit  (5), hierna het „verslag van 2005” genoemd, dat „de […] elektriciteitsmarkten in de EU in economische termen […] nationaal georiënteerd blijven”.

(4)

Deze beoordeling en de andere beoordelingen in deze beschikking zijn uitsluitend bedoeld voor de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG en laten de toepassing van de mededingingsregels onverlet.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk heeft niet alleen Richtlijn 96/92/EG, maar ook Richtlijn 2003/54/EG ten uitvoer gelegd en toegepast. De toegang tot de markt moet dan ook, overeenkomstig artikel 30, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2004/17/EG, als niet-beperkt worden beschouwd.

(6)

De rechtstreekse blootstelling aan mededinging moet worden beoordeeld aan de hand van diverse indicatoren, en geen van deze indicatoren is op zichzelf doorslaggevend. In het verslag van 2005 heeft de Commissie verklaard dat „er op tal van nationale markten een hoge mate van concentratie van de industrie [is] waar te nemen, hetgeen een hinderpaal voor de ontwikkeling van effectieve concurrentie vormt” (6). Daarom heeft zij ten aanzien van elektriciteitsopwekking gesteld dat „een indicator voor de mate van mededinging op de nationale markten […] het totale marktaandeel van de drie grootste producenten [is]” (7). Volgens de meest recente informatie bedraagt het opgetelde marktaandeel van de drie grootste producenten van de groothandelsmarkt 39 % (8), een bevredigend laag niveau dat erop wijst dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(7)

Ook de werking van de balanceringsmarkten is een indicator die in aanmerking moet worden genomen. Volgens het verslag van 2005 kan „elke marktdeelnemer die zijn productieportefeuille niet gemakkelijk aan de kenmerken van zijn afnemers kan aanpassen, worden blootgesteld aan het verschil tussen de prijs waarvoor de TSO [„transmission system operator”, beheerder van het transmissiesysteem] de wegens onbalans benodigde energie verkoopt en de prijs waarvoor deze productieoverschotten terugkoopt. Deze prijzen kunnen rechtstreeks door de regelgever aan de TSO worden opgelegd of het gevolg zijn van de toepassing van een marktmechanisme waarbij de prijs wordt bepaald aan de hand van biedingen van andere producenten om hun productie naar boven of beneden bij te stellen. […] Wanneer er een aanzienlijk verschil tussen de in- en verkoopprijs van de TSO kan ontstaan, vormt dit voor kleine marktdeelnemers een belangrijk probleem. In een aantal lidstaten is dit het geval, hetgeen waarschijnlijk de ontwikkeling van concurrentie belemmert. Een groot prijsverschil kan een aanwijzing zijn dat er onvoldoende mededinging is op de balanceringsmarkt, die mogelijk door een of twee grote producenten wordt gedomineerd. De problemen worden nog groter wanneer de netwerkgebruikers hun posities niet vrijwel realtime kunnen aanpassen” (9). Sinds de inwerkingtreding van de British Electricity Trading and Transmission Arrangements (BETTA) is er een geharmoniseerde balanceringsmarkt voor Engeland, Schotland en Wales. Bovendien zijn de hoofdkenmerken van deze markt (prijzen op basis van marktwerking, een gate closure van 30 minuten en een vrij gering prijsverschil) een aanwijzing dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(8)

Vanwege de kenmerken van het betrokken product (elektriciteit) en omdat er weinig of geen geschikte alternatieve producten of diensten voorhanden zijn, nemen de prijsconcurrentie en de prijsvorming een zeer belangrijke plaats in bij het beoordelen van de mededingingssituatie van de elektriciteitsmarkt. Het aantal klanten dat van leverancier verandert vormt een indicatie of er sprake is van daadwerkelijke prijsconcurrentie en is dus indirect „een natuurlijke indicator voor de doeltreffendheid van concurrentie. Als er maar weinig afnemers zijn die op een andere leverancier overstappen, is er waarschijnlijk een probleem met het functioneren van de markt, ook al zijn er wel degelijk voordelen verbonden aan de mogelijkheid om met de huidige leverancier over nieuwe voorwaarden te onderhandelen” (10). Anderzijds is „duidelijk dat het bestaan van gereguleerde prijzen voor eindgebruikers een belangrijke bepalende factor voor het gedrag van klanten is […]. Hoewel behoud van prijsbeheersing in een overgangsperiode gerechtvaardigd kan zijn, zal dit in toenemende mate verstoringen opleveren naarmate de noodzaak van investeringen dringender wordt” (11).

(9)

In het Verenigd Koninkrijk bedraagt het percentage overstappende gebruikers voor twee van de drie categorieën (grote en zeer grote industrieën en kleine en middelgrote industrieën en bedrijven) meer dan 70 % en voor de derde categorie (zeer kleine bedrijven en huishoudens) bijna 50 % (12), en is de prijsbeheersing voor eindgebruikers in 2002 afgeschaft (13). De situatie in het Verenigd Koninkrijk wat betreft het aantal overstappende gebruikers en de prijsbeheersing is dan ook bevredigend, hetgeen een aanwijzing is dat er sprake is van rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(10)

Gezien deze aanwijzingen en het algemene beeld van deze sector in Engeland, Schotland en Wales — met name de mate van ontvlechting van de netwerken en de opwekking/levering en de doeltreffende regeling van de netwerktoegang — dat naar voren komt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij, wordt de elektriciteitsopwekking in Engeland, Schotland en Wales geacht te voldoen aan de voorwaarde betreffende rechtstreekse blootstelling aan mededinging in artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG. Zoals opgemerkt in overweging 5, wordt ook aan de nadere voorwaarde van vrije toegang tot de markt geacht te zijn voldaan. Bijgevolg moet Richtlijn 2004/17/EG niet van toepassing zijn wanneer aanbestedende diensten opdrachten plaatsen voor het opwekken van elektriciteit in deze geografische gebieden of prijsvragen organiseren om daar een dergelijke activiteit te verrichten.

(11)

Deze beschikking is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie van november 2005 zoals die blijkt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij. Zij kan worden herzien wanneer de juridische of feitelijke situatie zodanig verandert dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Richtlijn 2004/17/EG is niet van toepassing op opdrachten voor het opwekken van elektriciteit in Engeland, Schotland en Wales die aanbestedende diensten plaatsen.

Artikel 2

Deze beschikking is gebaseerd op de juridische en feitelijke situatie van november 2005 zoals die blijkt uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie, het verslag van 2005 en de technische bijlage daarbij. Zij kan worden herzien wanneer de juridische of feitelijke situatie zodanig verandert dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2006.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2083/2005 van de Commissie (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 28).

(2)  PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

(3)  PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.

(4)  Ongeveer 4 % van de piekvraag.

(5)  COM(2005) 568 definitief van 15.11.2005.

(6)  Zie het verslag van 2005, blz. 2.

(7)  Zie het verslag van 2005, blz. 7.

(8)  Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie dat als technische bijlage bij het verslag van 2005 is gevoegd, SEC(2005)1448, blz. 44, tabel 4.1, hierna „technische bijlage” genoemd.

(9)  Technische bijlage, blz. 67 en 68.

(10)  Verslag van 2005, blz. 9.

(11)  Technische bijlage, blz. 17.

(12)  Verslag van 2005, blz. 11.

(13)  Technische bijlage, blz. 177.


Top