EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32005E0588

Gemeenschappelijk Optreden 2005/588/GBVB van de Raad van 28 juli 2005 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

PB L 199 van 29.7.2005, p. 100–102 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 164M van 16.6.2006, p. 359–361 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/02/2007: This act has been changed. Current consolidated version: 15/02/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/2005/588/oj

29.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/100


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/588/GBVB VAN DE RAAD

van 28 juli 2005

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie wenst een actievere politieke rol in Centraal-Azië te spelen.

(2)

De coördinatie en de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie in Centraal-Azië moeten worden verzekerd.

(3)

De Raad is op 13 juni 2005 overeengekomen een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan) te benoemen.

(4)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie, die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Ján Kubiš wordt benoemd tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië.

Artikel 2

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie in Centraal-Azië. Deze doelstellingen zijn de volgende:

a)

bevorderen van goede en nauwe betrekkingen tussen de landen van Centraal-Azië en de Europese Unie, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals uiteengezet in de toepasselijke overeenkomsten;

b)

bijdragen aan een versterking van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

c)

bijdragen aan de versterking van de democratie, de rechtsstaat, het behoorlijk bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

d)

aanpakken van grote bedreigingen, in het bijzonder specifieke problemen met rechtstreekse gevolgen voor Europa;

e)

vergroten van de efficiëntie en de zichtbaarheid van het optreden van de Europese Unie in de regio, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties zoals de OVSE.

Artikel 3

1.   Teneinde deze beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië op de voet te volgen door nauwe contacten met de regeringen, de parlementen, de rechterlijke macht, de civiele samenleving en de massamedia te ontwikkelen en in stand te houden;

b)

Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan, en Oezbekistan aan te moedigen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

c)

de juiste contacten te leggen en samenwerking tot stand te brengen tussen de voornaamste betrokken partijen in de regio, waaronder alle belangrijke regionale en internationale organisaties;

d)

in nauwe samenwerking met de OVSE bij te dragen tot conflictpreventie en conflictoplossing door contacten te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren — NGO’s, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen en hun leiders;

e)

de algemene politieke coördinatie van de Europese Unie in Centraal-Azië te bevorderen en te zorgen voor de samenhang van de externe optredens van de Europese Unie in de regio, onverminderd de bevoegdheid van de Gemeenschap;

f)

de Raad te helpen bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor Centraal-Azië.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de hoge vertegenwoordiger in de regio en handelt in nauwe samenwerking met het voorzitterschap, de Commissie, de missiehoofden van de Europese Unie en de SVEU voor Afghanistan. De SVEU houdt een overzicht over alle werkzaamheden van de Europese Unie in de regio.

Artikel 4

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de hoge vertegenwoordiger verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU bedraagt 470 000 euro.

2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de budgettaire procedures en voorschriften van de Europese Gemeenschap, met dien verstande dat voorfinanciering niet de eigendom blijft van de Gemeenschap.

3.   Over het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden wordt vastgesteld.

4.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten verlenen in voorkomend geval logistieke steun in de regio.

Artikel 6

1.   Binnen de beperkingen van zijn/haar mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn/haar team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU deelt het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mede.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU gedetacheerd wordt, komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie.

3.   Alle A-ambten die niet via detachering vervuld worden, worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en eveneens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen teneinde de best gekwalificeerde kandidaten aan te werven.

4.   De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 7

De SVEU brengt in de regel persoonlijk verslag uit aan de hoge vertegenwoordiger en het PVC, alsook eventueel aan de betrokken groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de hoge vertegenwoordiger en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Artikel 8

Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de hoge vertegenwoordiger, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEUs brengen regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 9

De uitvoering van het gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. Twee maanden voor de afloop van het mandaat legt de SVEU een uitvoerig schriftelijk verslag over de uitvoering van het mandaat voor aan de hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie. Dit verslag vormt de basis voor de beoordeling van het gemeenschappelijk optreden in de betrokken groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de hoge vertegenwoordiger aanbevelingen aan het PVC over het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 10

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing tot en met 28 februari 2006.

Artikel 11

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


Top