EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R1942

Verordening (EG) nr. 1942/2004 van de Raad van 2 november 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op multiplex van okouméhout uit de Volksrepubliek China

PB L 336 van 12.11.2004, p. 4–12 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 333M van 11.12.2008, p. 122–146 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/11/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/1942/oj

12.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/4


VERORDENING (EG) Nr. 1942/2004 VAN DE RAAD

van 2 november 2004

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op multiplex van okouméhout uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna de „basisverordening” genoemd), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 988/2004 (2) (hierna de „voorlopige verordening” genoemd) heeft de Commissie voorlopige antidumpingmaatregelen ingesteld op multiplex van okouméhout uit de Volksrepubliek China. Multiplex van okouméhout werd gedefinieerd als multiplex uitsluitend bestaande uit lagen van hout waarvan elke laag niet meer dan 6 mm dik is en waarvan ten minste één buitenlaag van okouméhout is. Het product is ingedeeld onder GN-code ex 4412 13 10.

(2)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2002 tot en met 30 juni 2003 (hierna „het onderzoektijdvak” genoemd). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schade-analyse had betrekking op de periode van 1 januari 1999 tot het einde van het onderzoektijdvak (hierna de „beoordelingsperiode” genoemd).

B.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(3)

Na de instelling van een voorlopig antidumpingrecht op multiplex van okouméhout uit de Volksrepubliek China hebben enkele belanghebbenden schriftelijk opmerkingen gemaakt. De partijen die hierom hadden verzocht werden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

(4)

De Commissie is voortgegaan met het verzamelen en controleren van alle gegevens die zij voor haar definitieve bevindingen nodig had. Na de instelling van de voorlopige maatregelen vond een controle plaats bij Ekol Kontraplak, Taskopru, Turkije, omdat Turkije in overweging was genomen als referentieland voor de vaststelling van de normale waarde.

(5)

Alle partijen werden op de hoogte gebracht van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de aanbeveling te doen definitieve antidumpingrechten in te stellen en de bedragen die uit hoofde van de voorlopige rechten als zekerheid waren gesteld, definitief te innen. Deze partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken

(6)

De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden in overweging genomen en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

C.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(7)

De procedure heeft betrekking op multiplex uitsluitend bestaande uit lagen van hout waarvan elke laag niet meer dan 6 mm dik is en waarvan ten minste één buitenlaag van okouméhout is. Dit product is momenteel ingedeeld onder GN-code ex 4412 13 10. De procedure heeft dus zowel betrekking op multiplex dat uitsluitend van okouméhout is vervaardigd (hierna „okoumé door-en-door” genoemd) als op multiplex waarvan een of twee buitenlagen van okouméhout en de rest van ander hout is vervaardigd (hierna „okouméfineer” genoemd).

(8)

Verschillende importeurs voerden aan dat okoumé door-en-door en okouméfineer niet als eenzelfde product kunnen worden beschouwd omdat de samenstelling van de binnenlagen de kenmerken van het multiplex sterk beïnvloedt. Bovendien voerden ze aan dat deze producten sterk in prijs verschillen en voor zeer verschillende doeleinden worden gebruikt.

(9)

Reeds bij het begin van het onderzoek werd erkend dat er verschillende soorten multiplex van okouméhout zijn en dat multiplex veel toepassingen kent in de bouw, de meubel¬industrie, de vervoersector en in andere sectoren. Voor sommige toepassingen zijn bijzondere soorten vereist, terwijl voor andere toepassingen de verschillende soorten onderling verwisselbaar zijn. Het meest essentiële kenmerk van okouméhout is evenwel dat zeer grote fineerlagen kunnen worden vervaardigd zonder kwasten of andere onvolkomen¬heden zodat multiplex met een goede afwerking en een homogeen, naadloos oppervlak kan worden verkregen. Dat betekent dat multiplex van okouméhout in vergelijking met andere soorten multiplex uniek is door het uiterlijk van de buitenlaag of -lagen.

(10)

De binnenlagen van multiplex kunnen vervaardigd zijn van verschillende tropische of andere houtsoorten. Wanneer multiplex volledig uit tropisch hout wordt vervaardigd, gebruiken de producenten van okoumémultiplex doorgaans ook okoumé voor de binnenlagen omdat dit bij het productieproces meer voor de hand ligt en niet omwille van de bijzondere kenmerken van okoumé in vergelijking met andere tropische houtsoorten. De houtsoort of -soorten die voor de binnenlagen worden gebruikt, zijn duidelijk van invloed op de kosten en de kenmerken van het eindproduct en de geschiktheid voor bepaalde toepassingen. Met deze aspecten kon bij het onderzoek evenwel rekening worden gehouden door een onderscheid te maken tussen de verschillende productsoorten zodat alleen de prijzen van identieke multiplexsoorten vergeleken werden bij de berekening van dumping en schade. Bij het onderzoek werd daarom gebruik gemaakt van een productcodesysteem om onder meer een onderscheid te maken tussen okoumé door-en-door en okouméfineer. Het argument dat okoumé door-en-door en okouméfineer niet als eenzelfde product kunnen worden beschouwd, werd derhalve afgewezen.

(11)

In het voorlopige stadium werd besloten met folie bedekt multiplex van okouméhout van het onderzoek uit te sluiten om de redenen die in overweging 19 van de voorlopige verordening zijn vermeld. Met folie bedekt multiplex van okouméhout bestaat uit okouméfineer of okoumé door-en-door en is bedekt met folie van een ander materiaal. De bedrijfstak van de Gemeenschap voerde aan dat dit product niet van het onderzoek mocht worden uitgesloten omdat het op dezelfde markt aanwezig is als de overige okouméproducten. Door de aanwezigheid van folie op het hout wordt evenwel het bovenvermelde essentiële kenmerk van multiplex van okouméhout, namelijk het uiterlijk van de buitenlaag of -lagen, heel wat minder relevant. Met folie bedekt multiplex van okouméhout heeft derhalve niet dezelfde fysieke en technische kenmerken als het betrokken product. Bovendien is multiplex van okouméhout dat met folie is bedekt — in tegenstelling tot het betrokken product — meestal bestemd voor een bijzondere toepassing, namelijk bekistingsplaten voor beton. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

(12)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de conclusies inzake de omschrijving van het betrokken product in de overwegingen 18 en 19 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Soortgelijk product

(13)

Verschillende partijen voerden aan dat er verschillen waren tussen het betrokken product uit de Volksrepubliek China en het betrokken product dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd en verkocht en dat deze producten door deze verschillen niet als soortgelijke producten konden worden beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. Zij voerden met name aan dat:

a)

de Chinese producenten/exporteurs okouméfineer verkopen, terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap okoumé door-en-door verkoopt;

b)

de Chinese producenten/exporteurs standaardpanelen verkopen van 2 440 × 1 220 mm en 2 500 × 1 250 mm, terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap zogenaamde „jumbo”-panelen verkoopt van 3 100 × 1 530 mm en 3 100 × 1 700 mm;

c)

de Chinese producenten/exporteurs een kwaliteit multiplex verkopen die geschikt is om binnen te worden gebruikt, terwijl de bedrijfstak van de Gemeenschap een kwaliteit verkoopt die geschikt is om buiten te worden gebruikt en tegen alle weersomstandigheden bestand is;

d)

de buitenlagen van de door de Chinese producenten/exporteurs verkochte panelen doorgaans van mindere kwaliteit zijn (B/BB in vergelijking met BB/CC kwaliteit);

e)

de buitenlagen van de door de Chinese producenten/exporteurs verkochte panelen dunner zijn dan die van de panelen die door de bedrijfstak van de Gemeenschap worden verkocht (0,6 mm in vergelijking met 1 mm);

f)

de binnenlagen van de door de Chinese producenten/exporteurs verkochte panelen doorgaans van mindere kwaliteit zijn;

g)

de lijm van de door de Chinese producenten/exporteurs verkochte panelen doorgaans van mindere kwaliteit is.

(14)

Wat de eerste drie kenmerken betreft (overweging 13 a), b) en c)), is uit het onderzoek gebleken dat zowel de Chinese producenten/exporteurs als de bedrijfstak van de Gemeenschap multiplex van okouméhout door-en-door en multiplex van okouméfineer verkochten, zowel soorten die binnen als soorten die buiten gebruikt konden worden en panelen met een ruime variëteit aan afmetingen. Aangezien deze kenmerken doorgaans vermeld zijn in de verkoopdocumenten kon er rekening mee worden gehouden bij de indeling in productcontrolenummers (PCN) en dus bij de berekening van de dumping- en schademarges. Wat deze kenmerken betreft, werd derhalve ten volle rekening gehouden met verschillen en slechts soortgelijke producten werden met elkaar vergeleken.

(15)

Met het vierde kenmerk (overweging 13 d)) werd geen rekening gehouden bij de indeling in PCN’s, daar dit meestal niet is vermeld in de verkoopdocumenten die de Commissie heeft onderzocht. Wanneer de kwaliteit van de buitenlagen was vermeld, bleek dat zowel de Chinese producenten/exporteurs als de bedrijfstak van de Gemeenschap producten van verschillende kwaliteit aanboden. De kwaliteit van het product van de bedrijfstak van de Gemeenschap bleek evenwel niet duidelijk beter te zijn dan die van het product van de Chinese producenten/exporteurs.

(16)

Met de laatste drie kenmerken (overweging 13 e) tot en met 13 g)) werd in het PCN ook geen rekening gehouden, omdat die in de meeste verkoopdocumenten niet zijn vermeld. Erkend werd dat het betrokken product uit de Volksrepubliek China meestal dunnere buitenlagen heeft dan het betrokken product dat in de Gemeenschap wordt vervaardigd. Zo zijn ook de verschillen in de kwaliteit van de verlijming en van de binnenlagen — hoewel deze kunnen variëren — voldoende algemeen om een rol te spelen in de perceptie van sommige afnemers, zodat ook deze verschillen niet konden worden genegeerd. Voor deze verschillen werd derhalve een correctie toegepast bij de berekening van de onderbiedings- en schademarges (zie overweging 80 van de voorlopige verordening).

(17)

Deze kwaliteitsverschillen zijn evenwel niet toereikend om bij de afnemers de perceptie te doen ontstaan dat het product uit de Volksrepubliek China een geheel ander product is. Integendeel, bij het onderzoek werden concrete gevallen gevonden waarin afnemers in de Gemeenschap waren overgeschakeld van producten van de bedrijfstak van de Gemeenschap op producten uit China.

(18)

Derhalve wordt geconcludeerd dat met de beweerde verschillen tussen het product uit de Volksrepubliek China en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde en in de Gemeenschap verkochte product, voorzover deze verschillen werden aangetoond, hetzij door de indeling in PCN’s, hetzij door correcties ten volle rekening werd gehouden. Daar deze verschillen in ieder geval het feit niet wijzigen dat het betrokken product uit de Volksrepubliek China en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde en in de Gemeenschap verkochte product dezelfde basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, moet het argument dat deze producten geen soortgelijke producten zijn, worden afgewezen.

(19)

In afwezigheid van andere opmerkingen inzake het soortgelijke product wordt overweging 20 van de voorlopige verordening bevestigd.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(20)

Eén producent/exporteur die geen behandeling als marktgerichte onderneming werd toegestaan, voerde aan dat de Commissie geen rekening had gehouden met de opmerkingen die hij had gemaakt na de mededeling van de bevindingen van de Commissie. De argumenten van deze exporteur werden evenwel onderzocht en uitdrukkelijk behandeld in de overwegingen 29 tot en met 32 van de voorlopige verordening. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(21)

Een andere producent/exporteur die niet als een meewerkende producent was beschouwd, voerde aan dat hij wel medewerking had verleend. Dit argument, dat dezelfde onderneming reeds had aangevoerd nadat de Commissie haar bevindingen inzake de status van marktgerichte onderneming had bekendgemaakt, werd behandeld in de overwegingen 33, 34 en 35 van de voorlopige verordening en werd afgewezen.

(22)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de overwegingen 21 tot en met 35 van de voorlopige verordening inzake de behandeling als marktgerichte onderneming bevestigd.

2.   Individuele behandeling

(23)

In afwezigheid van opmerkingen worden de overwegingen 36 tot en met 40 van de voorlopige verordening inzake een individuele behandeling bevestigd.

3.   Normale waarde

3.1.   Voor meewerkende producenten/exporteurs die als marktgerichte onderneming werden behandeld

(24)

Eén van de meewerkende producenten/exporteurs voerde aan dat de berekening van de kosten bij zijn aankopen van fineerhout van populieren (zie overweging 49 van de voorlopige verordening) niet correct was: sommige belastingverminderingen die hij bij de aankoop van dit fineerhout zou hebben verkregen, zouden van de kosten moeten worden afgetrokken. Deze claim had hij evenwel met controleerbaar bewijsmateriaal moeten staven en binnen de vastgestelde termijn moeten indienen. De onderneming had evenwel geen voldoende bewijsmateriaal overgelegd om aan te tonen dat de BTW was terugbetaald, hoewel hierom bij het onderzoek ter plaatse was verzocht. Deze claim werd derhalve afgewezen.

(25)

Na de bekendmaking van de voorlopige verordening werd evenwel vastgesteld dat fouten van ondergeschikt belang waren gemaakt bij de berekening van de winstmarge van drie meewerkende producenten/exporteurs die als marktgerichte onderneming waren behandeld. Deze fouten werden gecorrigeerd, hetgeen tot een geringe wijziging van de normale waarden voor deze producenten heeft geleid.

(26)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de bevindingen bevestigd in de overwegingen 41 tot en met 51 van de voorlopige verordening inzake de normale waarde voor meewerkende producenten/exporteurs die als marktgerichte onderneming werden behandeld.

3.2.   Voor producenten/exporteurs die niet als marktgerichte onderneming werden behandeld

(27)

In het voorlopige stadium werd Marokko gekozen als referentieland met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China. Zoals vermeld in overweging 56 van de voorlopige verordening hadden drie producenten/exporteurs bezwaar gemaakt tegen deze keuze.

(28)

Bij het onderzoek bleek dat er slechts één producent op de binnenlandse markt van Marokko was en dat dit land bovendien hoge invoerrechten toepaste. Derhalve werd besloten uit te zien naar een meer geschikt referentieland. Turkije, dat één producent telde die bereid was aan het onderzoek van de Commissie mee te werken, werd als mogelijk alternatief referentieland in overweging genomen.

(29)

Na de publicatie van de voorlopige verordening werden van verschillende importeurs en verschillende Chinese producenten/exporteurs meer opmerkingen over de oorspronkelijke keuze van Marokko ontvangen. Zij voerden aan dat Marokko geen geschikt referentieland was en dat er een kwaliteitsverschil was tussen multiplex van okouméhout uit China en uit Marokko.

(30)

De Turkse markt bleek niet door hoge invoerrechten te worden beschermd en multiplex van okouméhout wordt door verschillende Turkse bedrijven vervaardigd. Bovendien bleek later dat de verkoop van de meewerkende Turkse producent aanzienlijk was en voldoende representatief om aan de hand daarvan een normale waarde vast te stellen voor het betrokken product uit de Volksrepubliek China. Derhalve werd besloten Turkije als referentieland te kiezen.

(31)

Om vast te stellen of de verkoop van het betrokken product uit Turkije in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de binnenlandse verkoopprijs vergeleken met de volledige productiekosten (dit wil zeggen de fabricagekosten vermeerderd met de verkoopkosten en de algemene en administratieve kosten). Daar het grootste deel van de soorten die op de binnenlandse markt waren verkocht in het kader van normale handelstransacties was verkocht, werd de normale waarde, per productsoort, gebaseerd op de binnenlandse prijs.

(32)

Overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening werd de normale waarde gecorrigeerd voor een fysiek verschil dat tot een verschil in kosten leidde: er werden in Turkije namelijk andere lijmsoorten gebruikt.

4.   Exportprijs

(33)

Hierover werden geen opmerkingen gemaakt zodat de voorlopige bevindingen inzake de exportprijs in de overwegingen 60 en 61 van de voorlopige verordening worden bevestigd. De exportprijs voor niet-meewerkende exporteurs werd evenwel als volgt gewijzigd: in plaats van gebruik te maken van een gering verkoopvolume van de producent/exporteur die niet als marktgericht bedrijf was behandeld, werd de berekening gebaseerd op de volledige verkoop van okouméfineermultiplex van die onderneming hetgeen — volgens de beschikbare gegevens — in het algemeen representatiever was voor het merendeel van de Chinese uitvoer.

5.   Vergelijking

(34)

Eén producent/exporteur voerde aan dat de vervoerkosten ten onrechte waren afgetrokken van de verkoop op FOB-basis. Deze correctie had evenwel slechts plaatsgevonden nadat de volledige verkoopwaarde was omgezet in een CIF-waarde volgens een methode die met de onderneming was overeengekomen. Dit argument werd dus afgewezen.

(35)

Eén producent/exporteur maakte bezwaar tegen een correctie op zijn exportprijs voor een uitgestelde korting die hij aan één van zijn handelsmaatschappijen had toegestaan zoals vermeld in overweging 63 van de voorlopige verordening. Volgens hem was met deze korting reeds rekening gehouden in de door hem opgegeven prijzen. Hij kon evenwel niet aantonen dat dit het geval was. Dit argument werd dus afgewezen.

(36)

Eén exporteur/producent voerde aan dat hij bij uitvoer aan andere afnemers verkocht dan op de binnenlandse markt en dat uit de door hem opgegeven prijzen bleek dat dit tot een consequent prijsverschil leidde tussen de twee soorten afnemers. Hij verzocht om hiermee rekening te houden bij de berekening van de dumpingmarge door een correctie op de exportprijs voor het verschil in handelsstadium overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder d), van de basisverordening. Hoewel de bewering terecht werd geacht, was de correctie waarom hij verzocht gebaseerd op één enkel voorbeeld en kon dus niet als representatief worden beschouwd. Na een onderzoek van de prijsgegevens werd het juiste niveau van de correctie berekend en op de exportprijs toegepast.

6.   Dumpingmarges

(37)

Zoals hierboven vermeld werden sommige claims aanvaard en werden de werkwijze — met name wat betreft de keuze van het referentieland — en sommige berekeningen verfijnd zodat uiteindelijk de volgende dumpingmarges werden vastgesteld, in procenten van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

Nantong Zongyi Plywood Co., Ltd

9,6 %

Zhejiang Deren Bamboo-Wood Technologies Co., Ltd

23,5 %

Zhonglin Enterprise (Dangshan) Co., Ltd

6,5 %

Jiaxing Jinlin Lumber Co., Ltd

17,0 %

(38)

In afwezigheid van opmerkingen wordt de methode voor de berekening van de voor het gehele land geldende dumpingmarge (zie de overwegingen 67, 68 en 69 van de voorlopige verordening) bevestigd. Door het gebruik van Turkije als referentieland (zie de overwegingen 27 tot en met 32) werd een nieuwe, voor het gehele land geldende dumpingmarge vastgesteld die 66,7 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedroeg.

E.   BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(39)

In afwezigheid van opmerkingen worden de voorlopige bevindingen betreffende de bedrijfstak van de Gemeenschap in de overwegingen 70, 71 en 72 van de voorlopige verordening bevestigd.

F.   SCHADE

1.   Verbruik in de Gemeenschap

(40)

In afwezigheid van opmerkingen worden de voorlopige bevindingen betreffende het verbruik in de Gemeenschap in de overwegingen 74 en 75 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Invoer uit de Volksrepubliek China

(41)

Om de prijsonderbieding te berekenen, werd de cif-prijs grens Gemeenschap van de meewerkende producenten/ exporteurs in het voorlopige stadium met 10 % verhoogd. Deze verhoging werd toegepast ter compensatie van het algemeen erkende, maar moeilijk te berekenen verschil in kwaliteit tussen multiplex van okouméhout dat in de Gemeenschap en in China wordt vervaardigd. Deze verhoging werd op de volgende wijze berekend. Uit offertes van Chinese producenten was gebleken dat een verschil in dikte in de buitenlagen van het betrokken product (1 mm dan wel 0,6 mm) tot een prijsverschil van 3,5 à 5,5 % kon leiden. Daar verdere cijfers ontbraken, kon er redelijkerwijze van worden uitgegaan dat de overige in overweging 16 vermelde kwaliteitsverschillen, namelijk de kwaliteit van de lijm en van de binnenlagen, vergelijkbare gevolgen als de dikte van de buitenlagen konden hebben. Deze kwaliteitsverschillen zouden tezamen tot een prijsverschil van 10 à 15 % kunnen leiden. Deze kwaliteitsverschillen konden evenwel niet worden geverifieerd per transactie en gelden waarschijnlijk niet voor alle producten uit de Volksrepubliek China. Uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese producenten/exporteurs producten aanbieden waarvan de kwaliteit en de kenmerken variëren en evolueren.

(42)

Eén importeur voerde aan dat de verhoging 25 %, en niet 10 %, moest zijn, maar verstrekte geen objectief bewijsmateriaal voor dit hogere cijfer. Er waren derhalve geen redenen om de in het voorlopige stadium gevolgde werkwijze te wijzigen.

(43)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de conclusies in de overwegingen 76 tot en met 81 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

(44)

Twee producenten/exporteurs twijfelden aan de schadelijke gevolgen van de invoer en wezen erop dat de prijzen tamelijk stabiel zijn gebleven: in de beoordelingsperiode waren ze nominaal met 3 % gestegen en in reële termen iets gedaald. Er wordt evenwel aan herinnerd dat de gemiddelde prijzen die zijn vermeld in overweging 91 van de voorlopige verordening betrekking hebben op verschillende productsoorten waarvan de goedkopere het meest van de invoer uit China hadden te lijden. Zelfs indien de prijzen van deze goedkopere soorten in de beoordelingsperiode waren gedaald, betekende dit niet noodzakelijkerwijs dat de prijs per kubieke meter van multiplex in het algemeen was gedaald, daar het aandeel van de goedkopere soorten in het assortiment eveneens kleiner was geworden. In overweging 91 van de voorlopige verordening werd er reeds op gewezen dat het assortiment van de EG-producenten wijzigingen had ondergaan. Bovendien waren de EG-producenten op het ogenblik dat de producten uit China de EG-markt overspoelden juist bezig zich te herstellen van een periode van neergang met betrekkelijk lage winstmarges, waardoor zij weinig speelruimte hadden om op prijs te concurreren. De meeste schade werd overigens veroorzaakt door de omvang van de invoer (zie de overwegingen 85 tot en met 90 van de voorlopige verordening). Het bovenstaande argument wordt derhalve afgewezen.

(45)

In afwezigheid van andere opmerkingen worden de conclusies in de overwegingen 82 tot en met 99 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Conclusie inzake schade

(46)

In afwezigheid van andere opmerkingen over de bevindingen inzake schade worden de conclusies in de overwegingen 100, 101 en 102 van de voorlopige verordening bevestigd.

G.   OORZAKELIJK VERBAND

(47)

Twee exporteurs voerden aan dat de winstgevendheid van de EG-producenten door de stijging van de gemiddelde kosten per eenheid in de beoordelingsperiode zodanig was achteruitgegaan dat geen oorzakelijk verband meer kon worden gelegd tussen dumping en schade. Zoals vermeld in overweging 113 van de voorlopige verordening ontwikkelden de kosten van de in de steekproef opgenomen EG-producenten zich in overeenstemming met de kosten en prijzen in de Gemeenschap in het algemeen. In normale economische omstandigheden, en met name in afwezigheid van een sterke prijsdruk door dumping, komen de EG-producenten door een externe factor als dit soort kostenstijgingen, zoals een stijging van de grondstofprijzen, niet in moeilijkheden. Bovendien kan ten minste een deel van de stijging van de gemiddelde kosten worden toegeschreven aan de lagere bezetting van de productiecapaciteit en aan het feit dat op duurdere productsoorten werd overgeschakeld, hetgeen op zijn beurt weer verband houdt met de concurrentie van met dumping ingevoerde producten. Het argument wordt derhalve afgewezen.

(48)

Wat de mogelijke gevolgen van de invoer uit andere derde landen dan de Volksrepubliek China betreft, werd in overweging 109 van de voorlopige verordening opgemerkt dat de gemiddelde prijzen van het betrokken product uit andere belangrijke exportlanden zoals Gabon en Marokko ongeveer 50 % hoger waren dan de prijzen van het betrokken product uit de Volksrepubliek China. De invoer uit deze andere landen kon derhalve niet beschouwd worden als van doorslaggevend belang bij het veroorzaken van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap had geleden. Een importeur wees erop dat de invoer uit deze twee landen uitsluitend of bijna uitsluitend bestond uit okoumémultiplex door-en-door, terwijl de invoer uit de Volksrepubliek China voor het grootste deel uit okouméfineermultiplex bestond dat uiteraard goedkoper is. Deze opmerking is weliswaar juist, maar het verschil tussen de prijzen van okoumé door-en-door en okouméfineer is ongeveer 15 % en het hierboven vermelde prijsverschil van 50 % kan hierdoor dus niet worden verklaard. Bovendien blijft de voorlopige bevinding geldig dat het marktaandeel van deze landen veel lager is dan dat van de Volksrepubliek China en dat de omvang van de invoer en de prijzen van de producten uit deze landen in de beoordelingsperiode betrekkelijk stabiel zijn gebleven. Bovenstaande opmerking doet derhalve geen afbreuk aan de conclusie dat de invoer uit deze derde landen geen druk op de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft uitgeoefend die vergelijkbaar is met de druk die door de invoer uit de Volksrepubliek China is ontstaan en dat deze landen dus geen doorslaggevende rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden.

(49)

Dezelfde exporteurs voerden aan dat de daling van de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap (zie overweging 111 van de voorlopige verordening) niet verwaarloosbaar was en dat deze daling, samen met andere factoren die met de uitvoer uit China geen verband houden, verantwoordelijk was voor de verslechtering van de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Hoewel de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap in 3,5 jaar inderdaad met bijna 2 000m3 is gedaald (zie overweging 111 van de voorlopige verordening) kunnen de gevolgen van deze gedaalde uitvoer niet worden vergeleken met die van de invoer uit China die in 2,5 jaar, namelijk van 2 000 tot het einde van het onderzoektijdvak tot meer dan 80 000m3 opliep. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(50)

In afwezigheid van andere opmerkingen inzake het oorzakelijke verband worden de bevindingen en de conclusie in de overwegingen 103 tot en met 117 van de voorlopige verordening bevestigd.

H.   BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(51)

Twee exporteurs voerden aan dat de Commissie geen economische analyse had gemaakt van de gevolgen van de maatregelen voor verwerkende bedrijven, handelaren en de consument bij haar beoordeling van het belang van de Gemeenschap. Het is evenwel zo dat exporteurs in het kader van het onderzoek naar het belang van de Gemeenschap niet behoeven te worden gehoord. Wat de inhoud van het argument betreft, wordt er niettemin aan herinnerd dat geen enkel verwerkend bedrijf, geen enkele handelaar of consument aan het onderzoek meewerkte of tijdens de procedure contact met de Commissie heeft opgenomen en dat de Commissie derhalve niet over gegevens beschikte om deze gevolgen te kunnen kwantificeren. Dit argument kan derhalve niet worden aanvaard.

(52)

Voorts voerde één importeur aan dat het voor het gehele land geldende antidumpingrecht van 48,5 % prohibitief was en dat het geringe aantal leveranciers van okouméproducten in Europa tot een beperking van de concurrentie zou leiden ten nadele van de verwerkende bedrijven. Zoals in overweging 125 van de voorlopige verordening evenwel werd opgemerkt, hebben de antidumpingmaatregelen slechts ten doel gelijke concurrentievoorwaarden te creëren. Concurrentie zal niet worden verhinderd gezien het aantal producenten en andere exportlanden dan China. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

(53)

Omdat geen nieuwe gegevens over het belang van de Gemeenschap zijn ontvangen, worden de bevindingen en de conclusie in de overwegingen 118 tot en met 127 van de voorlopige verordening bevestigd.

I.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schademarge

(54)

In afwezigheid van opmerkingen wordt de methode voor het vaststellen van de schademarge die is beschreven in de overwegingen 128 tot en met 132 van de voorlopige verordening bevestigd.

(55)

Aan de hand van deze methode werd de schademarge berekend om de hoogte van de definitieve maatregelen vast te stellen.

2.   Vorm en hoogte van de rechten

(56)

Gelet op het voorgaande en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening moeten de definitieve antidumpingrechten worden afgestemd op de dumpingmarges, daar deze voor alle betrokken producenten/exporteurs lager waren dan de schademarges.

(57)

Op basis van het bovenstaande zijn de definitieve rechten als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

Nantong Zongyi Plywood Co., Ltd

9,6 %

Zhejiang Deren Bamboo-Wood Technologies Co., Ltd

23,5 %

Zhonglin Enterprise (Dangshan) Co., Ltd

6,5 %

Jiaxing Jinlin Lumber Co., Ltd

17,0 %

Voor het gehele land geldende recht

66,7 %

(58)

De in deze verordening genoemde individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen zijn gebaseerd op de bevindingen in het kader van dit onderzoek. Zij geven de situatie weer die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het recht dat „voor alle ondernemingen” in het land geldt) zijn dus uitsluitend van toepassing op producten uit het betrokken land die door de genoemde ondernemingen (rechtspersonen) zijn geproduceerd. Producten die door andere ondernemingen zijn geproduceerd die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van ondernemingen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor deze rechten in aanmerking. Op deze ondernemingen is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt.

(59)

Aanvragen in verband met de toepassing van een specifiek voor een bepaalde onderneming geldend antidumpingrecht (bv. na de naamswijziging van een onderneming of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen aan de Commissie (3) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houden met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien de aanvraag gerechtvaardigd is, zal de verordening worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(60)

Om het gevaar voor ontduiking van het recht te beperken — gelet op het hoge niveau van niet-meewerking (80 %) en het grote verschil tussen de percentages van de rechten — wordt geoordeeld dat in dit geval speciale bepalingen moeten worden vastgesteld om de toepassing van het antidumpingrecht te waarborgen.

(61)

Deze speciale bepalingen houden de eis in dat bij de douane van de lidstaten een handelsfactuur wordt overgelegd die de in de bijlage vermelde gegevens bevat. Alleen goederen die vergezeld gaan van een dergelijke factuur worden aangegeven onder de toepasselijke aanvullende Taric-code van de betrokken producent. Goederen die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaan, zullen worden onderworpen aan het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs. De betrokken ondernemingen werd ook verzocht regelmatig verslagen in te dienen bij de Commissie zodat deze toezicht kan uitoefenen op hun verkoop van okoumé-multiplex in de Gemeenschap. Indien deze verslagen niet worden ingediend of wanneer blijkt dat de maatregelen niet doeltreffend zijn om de gevolgen van schadelijke dumping weg te nemen, kan het noodzakelijk zijn een tussentijdse herzieningsprocedure in te leiden overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening. Hierbij zou onder meer kunnen worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen.

3.   Verbintenissen

(62)

Na de vaststelling van de voorlopige antidumpingmaatregelen heeft een meewerkende producent/exporteur zich bereid verklaard een prijsverbintenis aan te bieden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening. De minimumexportprijzen die de onderneming voor bepaalde productsoorten bereid was aan te bieden waren echter niet hoog genoeg om de schadelijke gevolgen van dumping weg te nemen. Zijn aanbod kon daarom niet worden aanvaard.

4.   Inning van de voorlopige rechten

(63)

Gezien de omvang van de vastgestelde dumpingmarges en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het nodig geacht de bedragen die als zekerheid werden gesteld uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 988/2004 werd ingesteld, definitief te innen tot het bedrag van het bij onderhavige verordening ingestelde definitieve recht indien dit gelijk is aan of lager is dan het voorlopige recht. Indien het definitieve recht hoger is dan het voorlopige recht moet uitsluitend het bedrag dat uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werd gesteld definitief worden geïnd.

(64)

Zoals in overweging 11 is vermeld, werd multiplex van okouméhout dat met een film is bedekt van het onderzoek uitgesloten. Aangezien artikel 1, lid 1, van de voorlopige verordening niet in deze uitsluiting voorzag, moeten de bedragen die voor deze productsoort als zekerheid werden gesteld, worden vrijgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op multiplex van okouméhout uitsluitend bestaande uit lagen van hout, waarvan elke laag niet meer dan 6 mm dik is, waarvan ten minste één buitenlaag van okouméhout is die niet met een permanente folie van ander materiaal is bedekt, ingedeeld onder de GN-code ex 4412 13 10 (Taric-code 4412131010), uit de Volksrepubliek China.

2.   Mits de goederen conform lid 3 worden ingevoerd, zijn de definitieve antidumpingrechten, van toepassing op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Recht

%

Aanvullende Taric-code

Nantong Zongyi Plywood Co., Ltd

Xingdong Town, Tongzhou City, Jiangsu Province, Volksrepubliek China

9,6

A526

Zhejiang Deren Bamboo-Wood Technologies Co., Ltd

Linhai Economic Development Zone, Zhejiang, Volksrepubliek China

23,5

A527

Zhonglin Enterprise (Dangshan) Co., Ltd

Xue Lou Miao Pu, Dangshan County, Anhui Province 235323, Volksrepubliek China

6,5

A528

Jiaxing Jinlin Lumber Co., Ltd

North of Ganyao Town, Jiashan, Zhejiang Province, Volksrepubliek China

17,0

A529

Alle andere ondernemingen

66,7

A999

3.   De toepassing van de individuele antidumpingrechten voor de vier in lid 2 vermelde ondernemingen is afhankelijk van de overlegging bij de douane van de lidstaten van een handelsfactuur die voldoet aan de in de bijlage vermelde eisen. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat geldt voor alle andere ondernemingen.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 988/2004 uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld bij de invoer van multiplex van okouméhout, ingedeeld onder GN-code ex 4412 13 10 (Taric-code 4412131010), uit de Volksrepubliek China worden definitief geïnd op de hierna aangegeven wijze. De bedragen die de definitieve antidumpingrechten overschrijden, worden vrijgegeven. Indien de definitieve rechten hoger zijn dan de voorlopige rechten worden slechts de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld definitief geïnd. Bedragen die als zekerheid werden gesteld bij de invoer van multiplex van okouméhout dat met een film is bedekt, worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. R. BOT


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 181 van 18.5.2004, blz. 5.

(3)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat B, Wetstraat 200, B-1049 Brussel/België.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, van de verordening bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een werknemer van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:

1)

de naam en functie van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld;

2)

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat [hoeveelheid] okoumé multiplex die naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, vervaardigd werd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [land]. Ondergetekende verklaart dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn.”;

3)

datum en handtekening.


Top