Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0868

    Verordening (EG) nr. 868/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende bescherming tegen aan communautaire luchtvaartmaatschappijen schade toebrengende subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap

    PB L 162 van 30.4.2004, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/05/2019; opgeheven door 32019R0712

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/868/oj

    32004R0868

    Verordening (EG) nr. 868/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende bescherming tegen aan communautaire luchtvaartmaatschappijen schade toebrengende subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap

    Publicatieblad Nr. L 162 van 30/04/2004 blz. 0001 - 0007


    Verordening (EG) nr. 868/2004 van het Europees Parlement en de Raad

    van 21 april 2004

    betreffende bescherming tegen aan communautaire luchtvaartmaatschappijen schade toebrengende subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Commissie(1),

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

    Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3);

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De concurrentiepositie van communautaire luchtvaartmaatschappijen bij de levering van luchtdiensten naar, via of vanuit de Gemeenschap zou een nadelige invloed kunnen ondervinden van oneerlijke en discriminerende praktijken van luchtvaartmaatschappijen uit derde landen die soortgelijke luchtdiensten leveren.

    (2) Dergelijke oneerlijke en discriminerende praktijken kunnen het gevolg zijn van subsidies of andere vormen van steun verleend door de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie van een land dat geen lid is van de Gemeenschap of door bepaalde tariefpraktijken van een luchtvaartmaatschappij die niet-commerciële voorwaarden geniet.

    (3) Vastgesteld moet worden welke corrigerende maatregelen tegen dergelijke oneerlijke praktijken moeten worden genomen.

    (4) Binnen de Gemeenschap gelden strenge regels inzake de verlening van overheidssteun aan luchtvaartmaatschappijen, en om te voorkomen dat communautaire luchtvaartmaatschappijen concurrentienadeel ondervinden en schade lijden, dient te worden voorzien in een instrument dat bescherming biedt tegen luchtvaartmaatschappijen uit derde landen die worden gesubsidieerd of andere door de overheid verleende voordelen genieten.

    (5) Deze verordening komt niet in de plaats van luchtdienstovereenkomsten met derde landen die kunnen worden gebruikt om praktijken die onder deze verordening vallen effectief te bestrijden; wanneer in de lidstaat een rechtsinstrument bestaat dat binnen een redelijke periode een afdoende reactie mogelijk maakt, dan prevaleert dit instrument gedurende die periode boven deze verordening, die dan subsidiair zou zijn ten opzichte van dat instrument.

    (6) De Gemeenschap moet corrigerende maatregelen kunnen nemen tegen oneerlijke praktijken die het gevolg zijn van subsidies die worden verleend door de overheid van een derde land. De Gemeenschap moet ook kunnen optreden tegen oneerlijke tariefpraktijken.

    (7) Bepaald dient te worden wanneer er wordt geacht sprake te zijn van subsidiëring en volgens welke beginselen daartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen (in het bijzonder indien de subsidie aan specifieke ondernemingen of sectoren is toegekend of zij afhankelijk is van dienstverlening aan derde landen).

    (8) Om het bestaan van een subsidie te kunnen vaststellen moet worden aangetoond dat een overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie een financiële bijdrage heeft verstrekt via een kredietoverschrijving of dat de overheid schulden van welke aard dan ook kwijtscheldt of niet int en aldus afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen en dat de begunstigde onderneming daarmee een voordeel heeft.

    (9) Bepaald dient te worden wanneer er wordt geacht sprake te zijn van oneerlijke tariefpraktijken. Een onderzoek naar de tariefpraktijken van een luchtvaartmaatschappij van een derde land wordt beperkt tot het geringe aantal gevallen waarin die luchtvaartmaatschappij een niet-commercieel voordeel geniet waarvan niet onmiddellijk duidelijk kan worden gesteld dat het een subsidie is.

    (10) Er moet duidelijk worden gemaakt dat oneerlijke tariefpraktijken alleen geacht kunnen worden te bestaan in gevallen waarin de oneerlijke tariefpraktijken duidelijk te onderscheiden zijn van een normaal concurrerend prijsbeleid. De Commissie moet een uitvoerige methodologie ontwikkelen om oneerlijke tariefpraktijken vast te stellen.

    (11) Het is voorts wenselijk dat duidelijke nadere richtsnoeren worden vastgesteld ten aanzien van de factoren die van belang kunnen zijn voor de vaststelling of de door luchtvaartmaatschappijen uit derde landen geleverde gesubsidieerde of oneerlijk geprijsde luchtdiensten materiële schade hebben veroorzaakt dan wel deze dreigen te veroorzaken; om aan te tonen dat de tariefpraktijken van die luchtdiensten schade toebrengen aan de communautaire bedrijfstak, dient aandacht te worden geschonken aan de gevolgen van andere factoren, omdat gekeken zal worden naar alle relevante en bekende factoren en economische indicatoren die van invloed zijn op de situatie in de betrokken sector, en met name de in de Gemeenschap heersende marktomstandigheden.

    (12) Het is van essentieel belang de begrippen "communautaire luchtvaartmaatschappij", "communautaire bedrijfstak", en "soortgelijke luchtdienst" te omschrijven.

    (13) Het is noodzakelijk te specificeren wie een klacht mag indienen en welke informatie een dergelijke klacht dient te bevatten. Een klacht wordt verworpen wanneer er onvoldoende bewijs van schade is om een procedure te starten.

    (14) Het is wenselijk de procedure vast te stellen die moet worden gevolgd bij het onderzoek naar oneerlijke tariefpraktijken van luchtvaartmaatschappijen uit derde landen. Deze procedure moet aan een termijn worden gebonden.

    (15) Er moet worden bepaald op welke wijze aan de belanghebbende partijen moet worden medegedeeld welke informatie de autoriteiten verlangen. Voorts moeten de belanghebbende partijen volop de gelegenheid krijgen alle relevant bewijsmateriaal over te leggen en hun belangen te verdedigen. Ook dienen de tijdens het onderzoek in acht te nemen regels en procedures te worden vastgesteld, met name de regels op grond waarvan de belanghebbende partijen zich binnen een bepaalde termijn kenbaar moeten maken, hun standpunt naar voren brengen en inlichtingen verstrekken indien hun standpunt en inlichtingen tijdens het onderzoek in aanmerking dienen te worden genomen. Onder eerbiediging van het zakengeheim is het niettemin wenselijk belanghebbenden toegang te verlenen tot alle informatie met betrekking tot het onderzoek die relevant is voor de behartiging van hun zaak. Het is noodzakelijk te bepalen dat wanneer belanghebbenden onvoldoende medewerking verlenen, andere informatie kan worden gebruikt om tot vaststellingen te komen en dat dergelijke informatie voor de betrokken belanghebbenden minder gunstig kan zijn dan het geval zou zijn geweest wanneer zij wel medewerking hadden verleend.

    (16) Er moet worden bepaald onder welke voorwaarden voorlopige maatregelen kunnen worden opgelegd. Dergelijke maatregelen kunnen door de Commissie in ieder geval slechts voor een periode van zes maanden worden opgelegd.

    (17) Een onderzoek of procedure dient te worden beëindigd wanneer de noodzaak ontbreekt maatregelen te nemen, bijvoorbeeld indien het subsidiebedrag, de mate waarin oneerlijke tariefpraktijken zijn toegepast of de schade te verwaarlozen is. Een procedure wordt alleen met duidelijke opgaaf van redenen beëindigd. De in het kader van een maatregel toegepaste heffing moet lager zijn dan het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie of het met de mate van oneerlijke tariefstelling overeenkomende bedrag indien een lagere heffing toereikend zou zijn om de schade weg te nemen.

    (18) Bepaald dient te worden dat in het kader van maatregelen toegepaste heffingen niet hoger mogen zijn dan de waarde van de verleende subsidies of niet-commerciële voordelen, al naar gelang het geval, of dan de waarde van de berokkende schade, indien deze lager is.

    (19) Bepaald dient te worden dat maatregelen slechts zolang van kracht blijven als nodig is om op te treden tegen de subsidies of oneerlijke tariefpraktijken die schade veroorzaken.

    (20) De voorkeur zou moeten worden gegeven aan heffingen wanneer er maatregelen moeten worden opgelegd. Waar dergelijke heffingen niet op hun plaats blijken, kunnen andere maatregelen worden overwogen.

    (21) Het is noodzakelijk procedures vast te stellen voor de aanvaarding van verbintenissen die de gevolgen van de subsidies of oneerlijke tariefpraktijken of van de schade compenseren of wegnemen, waardoor de instelling van voorlopige of van definitieve heffingen overbodig wordt. Het is tevens dienstig te bepalen welke consequenties aan de schending of aan de opzegging van verbintenissen zijn verbonden.

    (22) De mogelijkheid dient te worden gecreëerd om, wanneer voldoende wordt aangetoond dat de omstandigheden veranderd zijn, opgelegde maatregelen te herzien.

    (23) De voor de uitvoering van deze verordeningen vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(4).

    (24) De vorm, de omvang en de handhaving van de corrigerende maatregelen zullen uitvoerig worden geregeld in de verordening die de corrigerende maatregelen oplegt.

    (25) Er moet voor worden gezorgd dat alle krachtens deze verordening genomen maatregelen volledig in overeenstemming zijn met het communautaire belang. Voor de beoordeling van het belang van de Gemeenschap moet worden gekeken of er dwingende redenen zijn om tot de duidelijke slotsom te komen dat het algemeen belang van de Gemeenschap niet gediend zou zijn met het nemen van maatregelen. Dergelijke dwingende redenen kunnen bijvoorbeeld gevallen betreffen waarin het nadeel voor consumenten of andere belanghebbenden onevenredig groot zou zijn vergeleken bij het voordeel dat de communautaire bedrijfstak zou hebben bij het opleggen van maatregelen.

    (26) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk bescherming tegen aan communautaire luchtvaartmaatschappijen schade toebrengende subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan geschieden, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om de genoemde doelstelling te bereiken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Doel

    1. Deze verordening bevat de procedure die moet worden gevolgd om bescherming te bieden tegen subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voorzover de communautaire bedrijfstak schade wordt berokkend.

    2. Deze verordening sluit de voorafgaande toepassing van speciale bepalingen in luchtdienstovereenkomsten tussen de lidstaten en landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap niet uit.

    3. Deze verordening sluit de toepassing van speciale bepalingen in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap niet uit.

    Artikel 2

    Beginselen

    Een corrigerende maatregel kan worden ingesteld ter neutralisering van:

    1. elke subsidie die direct of indirect wordt toegekend aan een luchtvaartmaatschappij uit een derde land, of

    2. oneerlijke tariefpraktijken die luchtvaartmaatschappijen uit derde landen toepassen

    bij de levering van luchtdiensten op een of meer routes naar en van de Gemeenschap die de communautaire bedrijfstak schade berokkenen.

    Artikel 3

    Definities

    In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) "schade": aanmerkelijke schade of het risico van aanmerkelijke schade voor de communautaire bedrijfstak, vastgesteld volgens artikel 6;

    b) "communautaire bedrijfstak": de gezamenlijke communautaire luchtvaartmaatschappijen die soortgelijke luchtdiensten leveren, of die onder hen waarvan het gezamenlijke aandeel een belangrijk gedeelte van het communautaire aanbod van dergelijke diensten uitmaakt;

    c) "communautaire luchtvaartmaatschappij": een luchtvaartmaatschappij met een geldige exploitatievergunning die door een lidstaat is verleend overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan de luchtvaartmaatschappijen(5);

    d) "soortgelijke luchtdienst": luchtdiensten die op dezelfde route of routes worden geleverd als de betrokken luchtdiensten, of luchtdiensten die worden geleverd op een route of routes die grote gelijkenis vertonen met de route of routes waarop de betrokken luchtdienst wordt geleverd.

    Artikel 4

    Subsidiëring

    1. Van subsidie wordt geacht sprake te zijn indien:

    a) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie van een derde land een financiële bijdrage levert waarbij

    i) de praktijk van de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie rechtstreekse overdracht omvat van middelen zoals schenkingen, leningen, kapitaalinbreng, mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen aan de onderneming of het overnemen van passiva van de onderneming, zoals leninggaranties;

    ii) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie afstand doet van inkomsten die haar/het normaal toekomen, of deze niet int;

    iii) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie goederen levert of diensten biedt, niet bestaande uit algemene infrastructuur, of goederen of diensten aankoopt;

    iv) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie betalingen aan een financieringsmechanisme verricht of een particulier lichaam een of meer van de onder i), ii) en iii), genoemde soorten functies toevertrouwt of dat lichaam daarmee belast, welke functies zij/het normaal zelf zou vervullen en de praktijk in werkelijkheid niet afwijkt van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen; en

    b) daarbij een voordeel wordt toegekend.

    2. Ten aanzien van subsidies kunnen alleen corrigerende maatregelen worden genomen indien die subsidies rechtens of feitelijk beperkt zijn tot een onderneming of sector of een groep ondernemingen of sectoren die onder de jurisdictie van de subsidieverlenende autoriteit vallen.

    Artikel 5

    Oneerlijke tariefpraktijken

    1. Op een bepaalde luchtdienst van of naar de Gemeenschap wordt geacht sprake te zijn van oneerlijke tariefpraktijken wanneer luchtvaartmaatschappijen uit derde landen:

    - een niet-commercieel voordeel genieten en

    - luchttarieven in rekening brengen die zo ver onder de door concurrerende luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap geboden tarieven liggen, dat zij schade toebrengen.

    Deze praktijken moeten duidelijk onderscheiden kunnen worden van normale concurrerende tariefpraktijken.

    2. Bij het vergelijken van luchtvaarttarieven moet rekening worden gehouden met:

    a) de werkelijke prijs waartegen de tickets voor verkoop worden aangeboden;

    b) het aantal tegen een vermeende oneerlijke prijs aangeboden stoelen in verhouding tot het totale aantal in het vliegtuig beschikbare stoelen;

    c) de beperkingen en voorwaarden met betrekking tot tickets die tegen een vermeende oneerlijke prijs worden verkocht;

    d) het dienstverleningsniveau dat wordt aangeboden door alle luchtvaartmaatschappijen die een soortgelijke luchtdienst leveren;

    e) de werkelijke kosten van de niet-communautaire luchtvaartmaatschappij die de diensten levert plus een redelijke winstmarge;

    f) de situatie, in termen van de punten a) tot en met e), op vergelijkbare vliegroutes.

    3. De Commissie zal volgens de procedure in lid 3 van artikel 15, een uitvoerige methodologie ontwikkelen om oneerlijke tariefpraktijken vast te stellen, betreffende onder meer de manier waarop normale concurrerende tarifering, werkelijke kosten en redelijke winstmarges zullen worden beoordeeld in de specifieke context van de luchtvaartsector.

    Artikel 6

    Schadevaststelling

    1. De schadevaststelling dient op positief bewijsmateriaal te berusten en houdt een objectief onderzoek in van:

    a) het tariefniveau van de betrokken luchtdiensten en het effect van die luchtdiensten op de door communautaire luchtvaartmaatschappijen gehanteerde tarieven,

    b) het uit die luchtdiensten voortvloeiende effect op de communautaire bedrijfstak, zoals dit tot uiting komt in de ontwikkeling van bepaalde economische indicatoren zoals het aantal vluchten, capaciteitsbezetting, reserveringen door passagiers, marktaandeel, winst, kapitaalrendement, investeringen en werkgelegenheid.

    Een of meer van deze factoren kunnen op zichzelf niet de doorslag geven.

    2. Aan de hand van al het overgelegde positieve bewijsmateriaal als bedoeld in lid 1 moet worden aangetoond dat de betrokken luchtdiensten schade in de zin van deze verordening veroorzaken.

    3. Behalve de betrokken luchtdiensten moeten andere bekende factoren die de communautaire bedrijfstak tegelijkertijd schade toebrengen eveneens worden onderzocht om te voorkomen dat de door die factoren veroorzaakte schade aan de betrokken luchtdiensten wordt toegeschreven.

    4. Vaststelling van het risico van schade dient op feiten te berusten en niet louter op beweringen, gissingen of vage mogelijkheden. De verandering van omstandigheden die een situatie zou creëren waarin de subsidie schade zou veroorzaken, moet duidelijk te voorzien en imminent zijn.

    Artikel 7

    Inleiding van de procedure

    1. Een onderzoek krachtens deze verordening wordt geopend naar aanleiding van een schriftelijke klacht die namens de communautaire bedrijfstak door een natuurlijke of rechtspersoon of een vereniging of op eigen initiatief van de Commissie wordt ingediend, indien er voldoende bewijsmateriaal voorhanden is betreffende het bestaan van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies (en, zo mogelijk, de hoogte ervan) of oneerlijke tariefpraktijken in de zin van deze verordening, schade en een oorzakelijk verband tussen de beweerde gesubsidieerde of oneerlijk getarifeerde luchtdiensten en de vermeende schade.

    2. Indien blijkt dat er voldoende bewijsmateriaal is om inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, binnen 45 dagen nadat de klacht is ingediend daartoe over en maakt zij dit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer de betreffende kwestie door de betrokken lidstaat binnen het kader van een bilaterale overeenkomst wordt besproken, wordt deze termijn van 45 dagen op verzoek van de lidstaat met ten hoogste 30 dagen verlengd. Voor elke bijkomende verlenging van deze termijn moet de Commissie een besluit nemen overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, vastgestelde procedure.

    Wanneer het ingediende bewijsmateriaal ontoereikend is, stelt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, de klager daarvan in kennis binnen 45 dagen na de datum waarop de klacht werd ingediend.

    3. In het bericht van inleiding van de procedure wordt de opening van een onderzoek aangekondigd en worden de reikwijdte van het onderzoek, de luchtdiensten op de betrokken routes, alsmede de landen waarvan de overheid de vermeende subsidies heeft verleend of de vergunning verleent aan de luchtvaartmaatschappijen die de vermeende oneerlijke tariefpraktijken toepassen, bekendgemaakt; tevens worden in deze kennisgeving de termijnen bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden zich kenbaar kunnen maken, schriftelijk hun standpunt naar voren kunnen brengen en inlichtingen kunnen verstrekken indien hun standpunt tijdens het onderzoek in aanmerking dient te worden genomen. Ook wordt daarin de termijn bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

    4. De Commissie stelt de luchtvaartmaatschappijen die de betrokken luchtdiensten leveren, de betrokken overheid en de klagers ervan in kennis dat de procedure werd ingeleid.

    5. De Commissie kan te allen tijde de overheid van het betrokken derde land uitnodigen voor overleg teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de in lid 2 bedoelde elementen en met wederzijdse instemming tot een oplossing te komen. Waar passend, zal de Commissie de lidstaten in kwestie bij dit overleg betrekken. Indien er reeds overleg wordt gevoerd tussen een lidstaat en de overheid van het betrokken derde land, neemt de Commissie op voorhand contact op met deze lidstaat.

    Artikel 8

    Onderzoek

    1. Na de inleiding van de procedure maakt de Commissie een aanvang met het onderzoek, dat zowel betrekking heeft op de subsidiëring of oneerlijke tariefpraktijken bij door luchtvaartmaatschappijen uit derde landen op bepaalde routes geleverde luchtdiensten, als op de schade. Dit onderzoek moet onverwijld worden verricht en normaal gesproken binnen negen maanden na de inleiding van de procedure worden beëindigd, en kan alleen onder de volgende omstandigheden worden verlengd indien:

    - de onderhandelingen met de overheden van de betrokken derde landen zo ver zijn gevorderd dat een bevredigende oplossing voor de klacht op handen lijkt; of

    - er extra tijd nodig is om te komen tot een oplossing die in het belang is van de Gemeenschap.

    2. De belanghebbenden die zich binnen de in de kennisgeving van inleiding van de procedure vermelde termijnen kenbaar hebben gemaakt, kunnen worden gehoord indien zij een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indienen waarin zij aantonen dat zij belanghebbenden zijn voor wie de resultaten van de procedure consequenties kunnen hebben, en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

    3. Indien belanghebbenden binnen de gestelde termijnen geen toegang geven tot de nodige informatie of deze anderszins niet verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, in zowel positieve als negatieve zin, worden getrokken. Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, dan wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

    Artikel 9

    Corrigerende maatregelen

    Voorlopige en definitieve corrigerende maatregelen worden de luchtvaartmaatschappij van het betrokken derde land bij voorkeur opgelegd in de vorm van heffingen.

    Artikel 10

    Voorlopige maatregelen

    1. Voorlopige maatregelen kunnen worden opgelegd indien er een voorlopige, bevestigende vaststelling is geschied dat de luchtvaartmaatschappijen van het betrokken derde land subsidies ontvangen of oneerlijke tariefpraktijken toepassen en daaruit schade voortvloeit voor de communautaire bedrijfstak, en dat het belang van de Gemeenschap maatregelen vergt om verdere schade te voorkomen.

    2. Voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen volgens de procedure van artikel 15, lid 2. Deze voorlopige maatregelen worden voor ten hoogste zes maanden opgelegd.

    Artikel 11

    Beëindiging zonder maatregelen

    1. Wanneer de klacht wordt ingetrokken, of wanneer er een bevredigende oplossing is gevonden krachtens een luchtdienstovereenkomst van een lidstaat met het betrokken derde land, kan de procedure door de Commissie worden beëindigd, tenzij die beëindiging niet het belang van de Gemeenschap dient.

    2. Wanneer blijkt dat beschermende maatregelen onnodig zijn, wordt de procedure beëindigd volgens de procedure van artikel 15, lid 2. Het besluit om een procedure te beëindigen moet naar behoren worden gemotiveerd.

    Artikel 12

    Definitieve maatregelen

    1. Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten het bestaan blijkt van subsidies of oneerlijke tariefpraktijken en wanneer blijkt dat deze schade veroorzaken en dat overeenkomstig artikel 16 in het belang van de Gemeenschap moet worden opgetreden, wordt volgens de procedure van artikel 15, lid 3, een definitieve maatregel opgelegd.

    2. De heffing die wordt toegepast in het kader van de ter neutralisatie van subsidies opgelegde maatregelen mag niet hoger zijn dan de subsidies berekend als aan de ontvangende maatschappij verleende voordelen, waarvan het profijt voor de luchtvaartmaatschappijen uit derde landen is vastgesteld, en zou lager moeten zijn dan het totale bedrag van de subsidies indien een lager bedrag al toereikend zou zijn om de schade voor de communautaire bedrijfstak te verhelpen.

    3. De heffing die wordt toegepast in het kader van de maatregelen die worden opgelegd ter compensatie van oneerlijke tariefpraktijken waarbij een niet-commercieel voordeel wordt genoten, mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de door de betrokken luchtvaartmaatschappijen uit derde landen gehanteerde tarieven en het overeenkomstig artikel 5 bepaalde normale tarief en zou lager moeten zijn dan dit verschil, indien een lagere heffing al toereikend zou zijn om de schade voor de communautaire bedrijfstak te verhelpen. De heffing die in het kader van de maatregelen wordt toegepast, mag in geen geval hoger zijn dan de waarde van de aan de luchtvaartmaatschappij uit een derde land verleende niet-commerciële voordelen.

    4. Een corrigerende maatregel wordt, ten belope van een per geval bepaald passend bedrag, op niet-discriminerende basis opgelegd voor luchtdiensten die worden geleverd door alle luchtvaartmaatschappijen uit derde landen waarvan gebleken is dat zij subsidies genieten of oneerlijke tariefpraktijken toepassen op de desbetreffende routes, behalve luchtdiensten die worden geleverd door luchtvaartmaatschappijen uit derde landen waarvan verbintenissen krachtens deze verordening zijn aanvaard.

    5. Een maatregel blijft slechts zolang en in zoverre van kracht als nodig is om op te treden tegen de subsidies of oneerlijke tariefpraktijken die schade veroorzaken.

    Artikel 13

    Verbintenissen

    1. Een onderzoek kan zonder het opleggen van voorlopige of definitieve maatregelen worden beëindigd na ontvangst van bevredigende verbintenissen op vrijwillige basis op grond waarvan:

    a) de overheid die de subsidie of het niet-commerciële voordeel verleent ermee instemt de subsidie of het niet-commerciële voordeel in te trekken of te beperken of andere maatregelen te nemen met betrekking tot de gevolgen ervan; of

    b) een luchtvaartmaatschappij uit een derde land zich ertoe verbindt haar prijzen te herzien of te stoppen met het leveren van luchtdiensten op de betrokken route, zodat de schadelijke gevolgen van de subsidie of het niet-commerciële voordeel worden weggenomen.

    2. Verbintenissen worden aanvaard volgens de procedure van artikel 15, lid 2.

    3. Wanneer een verbintenis door een partij wordt geschonden of opgezegd, wordt overeenkomstig artikel 12 een definitieve maatregel opgelegd op basis van de feiten die zijn vastgesteld bij het onderzoek dat tot de verbintenis heeft geleid, op voorwaarde dat dit onderzoek met een definitieve vaststelling ten aanzien van de subsidiëring werd afgesloten en aan de betrokken luchtvaartmaatschappij uit een derde land of de overheid die de subsidie verleent, behalve in geval van opzegging van de verbintenis door die luchtvaartmaatschappij uit een derde land of die overheid, de gelegenheid is geboden om opmerkingen te maken.

    Artikel 14

    Nieuwe onderzoeken

    1. Indien daar aanleiding toe is, kan de noodzaak tot handhaving van maatregelen in hun oorspronkelijke vorm aan een nieuw onderzoek worden onderworpen; dit kan geschieden op initiatief van de Commissie, op verzoek van een lidstaat of, op voorwaarde dat sedert het opleggen van de definitieve maatregel een redelijke termijn van ten minste twee opeenvolgende dienstregelingsperioden van de IATA zijn verstreken, op verzoek van een luchtvaartmaatschappij uit een derde land ten aanzien waarvan maatregelen gelden, dan wel van communautaire luchtvaartmaatschappijen.

    2. Een nieuw onderzoek krachtens lid 1 wordt door de Commissie ingesteld volgens de procedure van artikel 15, lid 2. De desbetreffende bepalingen van de artikelen 7 en 8 zijn van toepassing op nieuwe onderzoeken als bedoeld in lid 1. In het onderzoek moet worden beoordeeld of de subsidies of oneerlijke tarieven, en/of de daarmee toegebrachte schade, nog steeds bestaan en moet opnieuw worden bepaald of het in het belang van de Gemeenschap is om te blijven optreden. Wanneer nieuwe onderzoeken daartoe aanleiding geven, worden maatregelen, naar gelang van het geval, ingetrokken, gewijzigd of gehandhaafd, volgens de procedure van artikel 15, lid 3.

    Artikel 15

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes(6) ingestelde comité ("het comité").

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

    4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 16

    Belang van de Gemeenschap

    De vaststelling krachtens artikel 10, lid 1, artikel 11, lid 2 en artikel 12, lid 1, of in het belang van de Gemeenschap moet worden opgetreden dan wel of de maatregelen moeten worden gehandhaafd overeenkomstig artikel 14, lid 2, wordt gebaseerd op een beoordeling van alle onderscheiden belangen als geheel genomen. Maatregelen kunnen achterwege blijven indien duidelijk kan worden geconcludeerd dat toepassing van deze maatregelen niet in het belang van de Gemeenschap is.

    Artikel 17

    Algemene bepalingen

    1. Voorlopige of definitieve corrigerende maatregelen worden bij verordening opgelegd en door de lidstaten gehandhaafd in de vorm, ten belope van het bedrag en met inachtneming van de andere criteria als in die verordening vermeld. Indien andere maatregelen dan heffingen worden opgelegd, wordt in de verordening nauwkeurig de vorm van de maatregelen omschreven overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige verordening.

    2. Verordeningen betreffende het opleggen van voorlopige of definitieve corrigerende maatregelen en verordeningen of besluiten tot aanvaarding van verbintenissen of tot opschorting of beëindiging van onderzoeken of procedures worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

    Artikel 18

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg, 21 april 2004.

    Voor het Europees Parlement

    P. Cox

    De voorzitter

    Voor de Raad

    D. Roche

    De voorzitter

    (1) PB C 151 E van 25.6.2003, blz. 285.

    (2) PB C 61 van 14.3.2003, blz. 29.

    (3) Advies van het Europees Parlement van 14 januari 2003 (PB C 38 E van 12.2.2004, blz. 75), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 december 2003 (PB C 66 E van 16.3.2004, blz. 14). Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 30 maart 2004.

    (4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (5) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.

    (6) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

    Top