Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0581

2004/581/EG: Beschikking van de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten

PB L 261 van 6.8.2004, p. 119–124 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/10/2006; opgeheven door 32006R0562

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/581/oj

6.8.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/119


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 29 april 2004

houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten

(2004/581/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2), onder a),

Gezien het initiatief van de Helleense Republiek (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bestaande aanduidingen die voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten van de luchtgrenzen worden gebruikt om de stromen personen die het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te kanaliseren, zoals deze vervat zijn in Besluit SCH/Com-ex (94) 17, 4e herz., van het Uitvoerend Comité van Schengen van 22 december 1994 betreffende de invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens (3), moeten geactualiseerd worden om rekening te houden met de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte alsook met de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen.

(2)

Ook is het nodig op eenvormige wijze vast te stellen welke aanduidingen moeten worden gebruikt voor de nieuwe signalisatie waarmee, voorzover van toepassing, de reizigersstromen aan de land- en zeebuitengrenzen worden gekanaliseerd.

(3)

Om te vermijden dat de lidstaten worden opgezadeld met buitensporige financiële lasten, moet worden voorzien in een overgangsperiode van vijf jaar tijdens dewelke het bepaalde in deze beschikking alleen van toepassing is wanneer de lidstaten nieuwe signalisatie plaatsen of bestaande signalisatie vervangen.

(4)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien er met deze beschikking wordt beoogd voort te bouwen op het Schengenacquis krachtens de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze beschikking heeft vastgesteld, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(5)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze beschikking een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (5) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(6)

Deze beschikking vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (6); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan.

(7)

Deze beschikking vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (7); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is hieraan niet gebonden noch onderworpen aan de toepassing ervan.

(8)

Deze beschikking is een rechtshandeling die voorbouwt op het Schengenacquis of daaraan is verbonden als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten voorzien in aparte trajecten in de erkende doorlaatposten van hun luchtbuitengrenzen, zodat zij de noodzakelijke grenscontroles kunnen uitvoeren op de personen die hun grondgebied binnenkomen. De trajecten worden van elkaar onderscheiden door middel van de in artikel 2 genoemde signalisatie.

De lidstaten gebruiken dezelfde signalisatie indien zij voorzien in aparte trajecten in de buitengrensdoorlaatposten van hun land- en zeegrenzen.

Artikel 2

De aanduidingen op de signalisatie, eventueel in elektronische vorm, worden omschreven in de bijlagen.

De aanduidingen kunnen in de taal of talen zijn gesteld die elke lidstaat passend acht.

Artikel 3

1.

a)

Burgers van de Europese Unie;

b)

onderdanen van staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

c)

onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat, en

d)

gezinsleden van de onder a), b), of c) genoemde personen, die geen onderdaan van een van die staten zijn en op wie het Gemeenschapsrecht inzake het vrije verkeer van burgers van de Europese Unie van toepassing is,

mogen het traject volgen dat wordt aangegeven met de in bijlage I getoonde signalisatie. Zij mogen ook het traject volgen dat wordt aangegeven met de in bijlage II getoonde signalisatie.

2.   Alle andere onderdanen van derde landen volgen het traject dat wordt aangegeven met de in bijlage II getoonde signalisatie.

3.   Wanneer echter de verkeersstromen in een bepaalde grensdoorlaatpost tijdelijk verstoord zijn, kunnen de bevoegde autoriteiten afwijken van de regels betreffende het gebruik van de verschillende trajecten, zolang de normale situatie niet hersteld is.

Artikel 4

Aan landgrens- en zeegrensdoorlaatposten kunnen de lidstaten het voertuigenverkeer scheiden in aparte rijstroken voor lichte en voor zware voertuigen en bussen door gebruik te maken van de in bijlage III getoonde signalisatie.

De lidstaten mogen, waar passend, in het licht van de plaatselijke omstandigheden afwijken van de aanduidingen op deze signalisatie.

Artikel 5

Punt 2 van de bijlage (SCH/I-Front (94) 39, 9e herz.) bij Besluit SCH/Com-ex (94) 17, 4e herz., van het Uitvoerend Comité van Schengen van 22 december 1994, en punt 2 van het aan die bijlage gehechte besluit inzake de invoering en toepassing van de Schengen-regeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens, worden ingetrokken.

Artikel 6

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 juni 2004, voorzover de lidstaten nieuwe signalisatie plaatsen of bestaande signalisatie vervangen in de onder deze beschikking vallende grensdoorlaatposten. In alle andere gevallen is deze beschikking van toepassing met ingang van 1 juni 2009.

Artikel 7

Deze beschikking is niet van toepassing op de grenzen tussen lidstaten die onder artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 vallen.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


(1)  PB C 125 van 27.3.2003, blz. 6.

(2)  Advies uitgebracht op 18 november 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 168.

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(6)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(7)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.


BIJLAGE I

Image

BIJLAGE II

Image

BIJLAGE III

Image Image


Top