Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R2236

    Verordening (EG) nr. 2236/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel

    PB L 339 van 24.12.2003, p. 45–51 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2009; opgeheven door 32009R0571

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/2236/oj

    32003R2236

    Verordening (EG) nr. 2236/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel

    Publicatieblad Nr. L 339 van 24/12/2003 blz. 0045 - 0051


    Verordening (EG) nr. 2236/2003 van de Commissie

    van 23 december 2003

    houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad van 27 juli 1994 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel(1), en met name op artikel 8,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Verordening (EG) nr. 97/95 van de Commissie(2) zijn uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgesteld. Verordening (EG) nr. 97/95 moet worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen die in Verordening (EG) nr. 1868/94 zijn aangebracht bij de Akte van Toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije en bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001. Duidelijkheidshalve en ter wille van de rechtszekerheid moet Verordening (EG) nr. 97/95 daarom worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe tekst.

    (2) Om in aanmerking te komen voor de communautaire steun in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde contingenteringsregeling dienen de aardappelmeelbedrijven teeltcontracten te sluiten met de aardappeltelers.

    (3) Aangegeven moet worden welke punten in de teeltcontracten tussen de aardappelmeelbedrijven en de aardappeltelers dienen te worden geregeld, om te voorkomen dat contracten worden gesloten voor grotere hoeveelheden dan de subcontingenten van de aardappelmeelbedrijven. Het moet die bedrijven worden verboden om aardappelen af te nemen die niet onder een teeltcontract vallen, aangezien dit afbreuk zou doen aan de doeltreffendheid van de contingenteringsregeling en aan de naleving van de eis dat de minimumprijs zoals vastgesteld in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 moet worden betaald voor alle voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen. Wanneer als gevolg van weersomstandigheden op de onder een teeltcontract vallende arealen meer aardappelen of aardappelen met een hoger zetmeelgehalte worden geproduceerd dan aanvankelijk verwacht, moet het aardappelmeelbedrijf deze aardappelen echter kunnen accepteren, op voorwaarde dat het er de minimumprijs voor betaalt.

    (4) Aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 % kunnen niet als voor de vervaardiging van aardappelzetmeel bestemde aardappelen worden beschouwd. De aardappelmeelbedrijven mogen geen aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 % accepteren. Wanneer als gevolg van de weersomstandigheden het zetmeelgehalte lager ligt, moet de Commissie op verzoek van een lidstaat kunnen toestaan dat onder bepaalde voorwaarden aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 % worden geaccepteerd.

    (5) Aangegeven moet worden welke methoden voor de bepaling van het onderwatergewicht van de aardappelen aanvaardbaar zijn, en ook moet een tabel worden vastgesteld waarin het corresponderende zetmeelgehalte en het te betalen steunbedrag zijn vermeld.

    (6) Er moeten controlemaatregelen worden ingesteld om ervoor te zorgen dat alleen voor zetmeel dat overeenkomstig deze verordening is geproduceerd, premies worden betaald. Om de telers van voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen te beschermen is het van wezenlijk belang dat voor alle dergelijke aardappelen de in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde minimumprijs wordt betaald. Daarom moet worden voorzien in sancties voor het geval dat de minimumprijs niet is betaald of aardappelmeelbedrijven aardappelen hebben geaccepteerd die niet onder een teeltcontract vallen.

    (7) Voorschriften moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat boven het subcontingent van een aardappelmeelbedrijf geproduceerd aardappelzetmeel zonder uitvoerrestitutie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1868/94. Bij elke overtreding moeten sancties worden toegepast.

    (8) Bepaald moet worden wat er gebeurt met de subcontingenten van aardappelmeelbedrijven die fuseren, van eigenaar veranderen of geen handel meer drijven.

    (9) De lidstaten en de Commissie moeten in staat worden gesteld de werking van de contingenteringsregeling te controleren. Bepaald moet worden welke informatie door de aardappelmeelbedrijven aan de lidstaat en door de lidstaat aan de Commissie dient te worden meegedeeld.

    (10) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I DEFINITIES - CONTINGENTERINGSREGELING

    Artikel 1

    In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) "contingent": het contingent per lidstaat dat is vastgesteld in artikel 2, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1868/94;

    b) "subcontingent": het gedeelte van het contingent dat door de lidstaat aan een aardappelmeelbedrijf wordt toegewezen;

    c) "aardappelmeelbedrijf": elke op het grondgebied van de betrokken lidstaat gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die het subcontingent en de premie als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1868/94 ontvangt;

    d) "teler": elke natuurlijke of rechtspersoon of groepering van dergelijke personen die aan een aardappelmeelbedrijf door hemzelf of haar leden geteelde aardappelen levert, uit eigen naam en voor eigen rekening, in het kader van een door of namens hem gesloten teeltcontract;

    e) "teeltcontract": elk contract tussen een teler of een groepering van telers enerzijds, en een aardappelmeelbedrijf anderzijds;

    f) "aardappelen": voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen als bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 waarvan het zetmeelgehalte ten minste 13 % bedraagt;

    g) "niet-gemodificeerd aardappelzetmeel": geproduceerd zetmeel van GN-code 1108 13 00 dat geen enkele verwerking heeft ondergaan;

    h) "fusie van aardappelmeelbedrijven": de samenvoeging van twee of meer aardappelmeelbedrijven tot een enkel bedrijf;

    i) "vervreemding (verandering van eigenaar) van een aardappelmeelbedrijf": de overdracht of de overneming van het vermogen van een aardappelmeelbedrijf dat over een subcontingent beschikt, aan of door een of meer aardappelmeelbedrijven;

    j) "vervreemding (verandering van eigenaar) van een aardappelmeelfabriek": de overdracht van de eigendom van een technische eenheid die over alle voor de vervaardiging van aardappelzetmeel nodige installaties beschikt, aan een of meer aardappelmeelbedrijven, waardoor de productie van het overdragende aardappelmeelbedrijf geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen;

    k) "verhuur van een fabriek": een overeenkomst voor de verhuur van een technische eenheid met alle voor de vervaardiging van aardappelzetmeel nodige installaties met het oog op de exploitatie ervan, gesloten met een aardappelmeelbedrijf in dezelfde lidstaat als die waar die fabriek is gevestigd, voor een duur van ten minste drie opeenvolgende verkoopseizoenen, indien na de inwerkingtreding van de verhuur het aardappelmeelbedrijf dat de fabriek huurt, ten aanzien van zijn gehele productie kan worden beschouwd als een enkel aardappelmeelbedrijf;

    l) "steun voor zetmeelaardappelen": de bij artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steun voor landbouwers die voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen produceren.

    Artikel 2

    Wanneer artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1868/94 wordt toegepast, worden de toegewezen subcontingenten aan het begin van het verkoopseizoen na dat waarin het subcontingent is overschreden, dienovereenkomstig aangepast.

    HOOFDSTUK II PRIJS- EN PREMIEREGELING

    Artikel 3

    1. Voor elk verkoopseizoen wordt een teeltcontract gesloten. Elk contract heeft een identificatienummer en bevat ten minste de volgende gegevens:

    a) de naam en het adres van de teler of de telersgroepering;

    b) de naam en het adres van het aardappelmeelbedrijf;

    c) de beteelde oppervlakten, uitgedrukt in hectaren tot twee cijfers achter de komma en geïdentificeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie(3) betreffende het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS);

    d) de hoeveelheid aardappelen in tonnen die naar verwachting op de vermelde oppervlakten zal worden geoogst en aan het aardappelmeelbedrijf zal worden geleverd;

    e) het verwachte gemiddelde zetmeelgehalte van de aardappelen op basis van het gemiddelde zetmeelgehalte van de in de voorbije drie verkoopseizoenen door de teler aan het aardappelmeelbedrijf geleverde aardappelen of, indien deze informatie niet beschikbaar is, op basis van het gemiddelde zetmeelgehalte in het betrokken toeleveringsgebied;

    f) de verbintenis van het aardappelmeelbedrijf om de teler de in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde minimumprijs te betalen.

    2. Vóór een door de lidstaat vast te stellen datum die met het oog op de nodige controles vóór het begin van het verkoopseizoen valt, verstrekt elk aardappelmeelbedrijf de bevoegde autoriteit een verzamelstaat van de contracten, waarin voor elk contract melding wordt gemaakt van het identificatienummer, de naam van de teler, de beteelde oppervlakten en de hoeveelheid, uitgedrukt in zetmeelequivalent, waarvoor het contract is gesloten.

    3. De som, uitgedrukt in zetmeelequivalent, van de in de teeltcontracten vermelde hoeveelheden mag het voor het betrokken aardappelmeelbedrijf vastgestelde subcontingent niet overschrijden.

    4. Wanneer de in het kader van het teeltcontract werkelijk geproduceerde hoeveelheid, uitgedrukt in zetmeelequivalent, de in het contract vermelde hoeveelheid overschrijdt, mag, als het aardappelmeelbedrijf dit wenst, de eerstgenoemde hoeveelheid worden geleverd op voorwaarde dat de in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde minimumprijs ervoor wordt betaald.

    5. Een aardappelmeelbedrijf mag geen aardappelen afnemen waarvoor geen teeltcontract is gesloten.

    Artikel 4

    1. De aan de aardappelmeelbedrijven te leveren aardappelen worden bij de aardappelmeelbedrijven zelf of op hun afleveringslocaties afgeleverd.

    2. De bepaling van het gewicht en het zetmeelgehalte van de aardappelen overeenkomstig de artikelen 5 en 6 wordt bij de levering uitgevoerd onder toezicht van een door de lidstaat erkende controleur.

    Artikel 5

    1. Het brutogewicht van de aardappelen wordt, wanneer dat voor de toepassing van een van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 van de Commissie(4) vermelde methoden nodig is, voor elke lading bij de levering bepaald door het vervoermiddel eerst geladen en vervolgens leeg te wegen.

    2. Het nettogewicht van de aardappelen wordt bepaald volgens een van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 beschreven methoden.

    3. Het zetmeelgehalte van de aanvaarde partijen aardappelen mag niet minder dan 13 % bedragen.

    Aardappelmeelbedrijven mogen echter partijen aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 % aanvaarden, voorzover de hoeveelheid zetmeel die daaruit kan worden vervaardigd, niet meer bedraagt dan 1 % van hun subcontingent. Voor die partijen wordt dezelfde minimumprijs betaald als voor partijen met een zetmeelgehalte van 13 %.

    Artikel 6

    Het zetmeelgehalte van de aardappelen wordt bepaald op basis van het onderwatergewicht van 5050 gram geleverde aardappelen.

    Het hierbij gebruikte water moet schoon zijn en mag geen toegevoegde stoffen bevatten en de temperatuur ervan moet beneden 18 °C liggen.

    Artikel 7

    1. De premie voor de aardappelmeelbedrijven wordt toegekend voor zetmeel van aardappelen van gezonde handelskwaliteit, op basis van de hoeveelheid en het zetmeelgehalte van de gebruikte aardappelen, met inachtneming van de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 vastgestelde waarden en binnen de grenzen van de met hun subcontingent overeenkomende hoeveelheid zetmeel. Geen premie wordt toegekend voor zetmeel van aardappelen die niet van gezonde handelskwaliteit zijn, en evenmin voor zetmeel van aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 % behalve bij toepassing van artikel 5, lid 3, tweede alinea, van de onderhavige verordening.

    Wanneer het zetmeelgehalte van de aardappelen met de balans van Reimann of van Parow wordt bepaald en deze bepaling een waarde oplevert die in de tweede kolom van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 op twee of drie regels voorkomt, worden de op de tweede, respectievelijk de derde regel voorkomende waarden toegepast.

    2. Wanneer de geleverde partijen 25 % of meer aardappelen bevatten die door een krielrooster vallen met vierkante openingen waarvan elke zijde 28 mm lang is, welke aardappelen hierna "kriel" worden genoemd, wordt het nettogewicht voor de bepaling van de door het aardappelmeelbedrijf te betalen minimumprijs als volgt verminderd:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Wanneer de partijen voor meer dan 50 % uit kriel bestaan, wordt een onderlinge regeling getroffen en komen die partijen niet voor de premie in aanmerking.

    Het krielpercentage wordt tegelijk met het nettogewicht bepaald.

    3. Of het subcontingent van het aardappelmeelbedrijf niet wordt overschreden, wordt nagegaan op basis van de gebruikte hoeveelheid aardappelen en het zetmeelgehalte daarvan, overeenkomstig de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 vastgestelde waarden.

    Artikel 8

    1. Een afleveringsbewijs wordt opgesteld onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van het aardappelmeelbedrijf, de erkende controleur en de leverancier. Het aardappelmeelbedrijf geeft een duplicaat aan de teler en bewaart het origineel om het eventueel over te leggen aan de instantie die met de controle van de premies is belast.

    2. Het afleveringsbewijs bevat ten minste de volgende gegevens, voorzover die beschikbaar zijn als gevolg van de in de artikelen 4 tot en met 7 bedoelde handelingen:

    a) leveringsdatum;

    b) nummer van de levering;

    c) nummer van het teeltcontract;

    d) naam en adres van de teler;

    e) gewicht van het vervoermiddel bij aankomst in het aardappelmeelbedrijf of op de afleveringslocatie ervan;

    f) gewicht van het vervoermiddel na lossing en na verwijdering van de achtergebleven grond;

    g) brutogewicht van de geleverde hoeveelheid;

    h) vermindering, in procenten, van het brutogewicht van de geleverde hoeveelheid wegens de onzuiverheden en het tijdens het wassen opgenomen water;

    i) vermindering, in gewicht, van het brutogewicht van de geleverde hoeveelheid wegens de onzuiverheden;

    j) krielpercentage;

    k) totaal nettogewicht van de geleverde hoeveelheid (brutogewicht minus vermindering, inclusief correctie voor kriel);

    l) zetmeelgehalte, uitgedrukt in procenten of onderwatergewicht;

    m) te betalen prijs per eenheid.

    Artikel 9

    Het aardappelmeelbedrijf stelt voor elke teler een betaalverzamelstaat op waarin met name de onderstaande gegevens worden vermeld:

    a) firmanaam van het aardappelmeelbedrijf;

    b) naam en adres van de teler;

    c) nummer van het teeltcontract;

    d) datum en nummer van de afleveringsbewijzen;

    e) nettogewicht van iedere levering na toepassing van alle verminderingen zoals bedoeld in artikel 8, lid 2;

    f) eenheidsprijs per levering;

    g) aan de teler te betalen totale bedrag;

    h) aan de teler betaalde bedragen en data van betaling;

    i) handtekening en stempel van het aardappelmeelbedrijf.

    HOOFDSTUK III BETALINGEN - SANCTIES

    Artikel 10

    1. Als voorwaarde voor de betaling van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde premie moet het aardappelmeelbedrijf het bewijs leveren dat is voldaan aan de volgende eisen:

    - het betrokken zetmeel is in het betrokken verkoopseizoen geproduceerd,

    - de prijs die voor de totale hoeveelheid in de Gemeenschap geteelde en voor de vervaardiging van het zetmeel gebruikte aardappelen aan de telers is betaald, is niet lager dan de in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde prijs franco fabriek,

    - het betrokken zetmeel is vervaardigd van aardappelen die in het kader van de in artikel 3 bedoelde teeltcontracten zijn geteeld.

    2. De in lid 1 bedoelde bewijzen worden geleverd door overlegging van de in artikel 9 bedoelde betaalverzamelstaat, vergezeld van hetzij de kwijting van de teler voor de betaling, hetzij een document van de financiële instelling die de betaling in opdracht van het aardappelmeelbedrijf heeft verricht, waaruit blijkt dat de betaling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

    3. De premie voor aardappelmeelbedrijven wordt binnen vier maanden na de datum waarop de in lid 1 bedoelde bewijzen zijn geleverd, uitbetaald door de lidstaat op het grondgebied waarvan het aardappelzetmeel is geproduceerd.

    Artikel 11

    1. De lidstaat voert een controleregeling in om ter plaatse na te gaan enerzijds of de handelingen waardoor het recht op de premie ontstaat, werkelijk zijn verricht, en anderzijds of het voor elk aardappelmeelbedrijf vastgestelde subcontingent niet is overschreden. Met het oog op deze controle hebben de controleurs toegang tot de voorraadadministratie en de financiële boekhouding van de aardappelmeelbedrijven en tot de ruimten waar het zetmeel wordt vervaardigd en opgeslagen.

    In elke verwerkingsperiode worden voor ten minste 10 % van de aan het aardappelmeelbedrijf geleverde hoeveelheid aardappelen alle handelingen gecontroleerd die tijdens het vervaardigingsproces plaatsvinden.

    2. De lidstaat stelt elk aardappelmeelbedrijf in voorkomend geval in kennis van de hoeveelheden zetmeel die het boven zijn subcontingent heeft geproduceerd.

    3. Ingeval de bevoegde instantie vaststelt dat het aardappelmeelbedrijf de in artikel 10, lid 1, tweede streepje, vermelde eis niet heeft nageleefd, wordt, behoudens overmacht, dit bedrijf overeenkomstig de volgende regels gedeeltelijk of volledig van de premie uitgesloten:

    - wanneer de eis niet is nageleefd voor minder dan 20 % van de totale door het aardappelmeelbedrijf geproduceerde hoeveelheid zetmeel, wordt het premiebedrag gekort met vijfmaal het geconstateerde percentage,

    - wanneer het betrokken percentage 20 % of meer bedraagt, wordt geen premie toegekend.

    4. Ingeval wordt geconstateerd dat het bij artikel 3, lid 5, opgelegde verbod niet is nageleefd, wordt de voor het subcontingent toegekende premie als volgt gekort:

    - indien uit de controle blijkt dat de door het aardappelmeelbedrijf in strijd met het verbod aanvaarde hoeveelheid, in zetmeelequivalent, minder dan 10 % van zijn subcontingent bedraagt, wordt het totale bedrag van de aan het bedrijf te betalen premies voor het betrokken verkoopseizoen gekort met tienmaal het geconstateerde percentage,

    - indien de hoeveelheid die niet door teeltcontracten is gedekt, de in het eerste streepje vastgestelde grens overschrijdt, wordt voor het betrokken verkoopseizoen geen premie toegekend; bovendien wordt het aardappelmeelbedrijf dan voor het volgende verkoopseizoen uitgesloten van de premie.

    5. Als in strijd met het bepaalde in artikel 5, lid 3, de hoeveelheid zetmeel die uit aanvaarde partijen aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 % kan worden vervaardigd:

    - groter is dan 1 % van het subcontingent van het aardappelmeelbedrijf, wordt voor de hoeveelheid boven 1 % geen premie toegekend; bovendien wordt de premie voor het subcontingent gekort met tienmaal het geconstateerde overschrijdingspercentage;

    - groter is dan 11 % van het subcontingent van het aardappelmeelbedrijf, wordt voor het betrokken verkoopseizoen geen premie toegekend; bovendien wordt het aardappelmeelbedrijf dan voor het volgende verkoopseizoen uitgesloten van de premie.

    6. De verificaties op grond van dit artikel vormen geen beletsel voor eventuele andere controles door de bevoegde autoriteiten.

    Artikel 12

    1. De in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1868/94 bedoelde uitvoer wordt geacht te hebben plaatsgevonden indien:

    a) het in artikel 13, lid 2, bedoelde bewijs in het bezit is van de bevoegde instantie van de lidstaat van productie, ongeacht uit welke lidstaat het aardappelzetmeel is uitgevoerd;

    b) de betrokken aangifte ten uitvoer door de lidstaat van uitvoer is aanvaard vóór 1 januari volgende op het einde van het verkoopseizoen waarin het aardappelzetmeel is geproduceerd;

    c) het betrokken aardappelzetmeel uiterlijk 60 dagen na de onder b) bedoelde 1 januari het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten;

    d) het product zonder restitutie is uitgevoerd.

    Indien niet aan alle in de eerste alinea genoemde voorwaarden is voldaan, wordt, behoudens overmacht, de hoeveelheid aardappelzetmeel die het subcontingent overschrijdt, beschouwd als afgezet op de interne markt.

    2. In geval van overmacht stelt de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het aardappelzetmeel is geproduceerd, de maatregelen vast die in het licht van de door de belanghebbende aangevoerde omstandigheden moeten worden genomen.

    Wanneer het aardappelzetmeel wordt uitgevoerd vanaf het grondgebied van een andere lidstaat dan die waar het is geproduceerd, worden deze maatregelen genomen na advies van de bevoegde autoriteiten van de eerstgenoemde lidstaat.

    3. Voor de toepassing van de onderhavige verordening geldt niet het bepaalde in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie(5).

    Artikel 13

    1. In afwijking van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie(6) bedraagt de zekerheid voor het uitvoercertificaat 23 EUR per t.

    2. Het bewijs dat het betrokken aardappelmeelbedrijf de in artikel 12, lid 1, eerste alinea, genoemde voorwaarden heeft vervuld, dient aan de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het aardappelzetmeel is geproduceerd, te worden geleverd vóór 1 april volgende op het einde van het verkoopseizoen waarin het zetmeel is geproduceerd.

    3. Dit bewijs wordt geleverd door overlegging van:

    a) een door de bevoegde autoriteit van de in lid 2 bedoelde lidstaat aan het betrokken aardappelmeelbedrijf afgegeven uitvoercertificaat dat in afwijking van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie(7) een van de volgende vermeldingen bevat:

    - "Para exportación sin restitución, de conformidad con el artículo 6 del Reglamento (CE) n° 1868/94"

    - "Skal eksporteres uden restitution, jf. artikel 6 i forordning (EF) nr. 1868/94"

    - "Ausfuhr ohne Erstattung gemäß Artikel 6 der Verordnung (EG) Nr. 1868/94"

    - "Προς εξαγωγή χωρίς επιστροφή σύμφωνα με το άρθρο 6 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1868/94"

    - "For export without refund under Article 6 of Regulation (EC) No 1868/94"

    - "À exporter sans restitution conformément à l'article 6 du règlement (CE) n° 1868/94"

    - "Da esportare senza restituzione a norma dell'articolo 6 del regolamento (CE) n. 1868/94"

    - "Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1868/94 zonder restitutie uit te voeren"

    - "A exportar sem restituição em conformidade com o artigo 6.o do Regulamento (CE) n.o 1868/94"

    - "Viedään tuetta asetuksen (EY) N:o 1868/94 6 artiklan mukaisesti"

    - "För export utan exportbidrag enligt artikel 6 i förordning (EG) nr 1868/94"

    b) de in de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie(8) bedoelde documenten voor het vrijgeven van de zekerheid;

    c) een verklaring van het aardappelmeelbedrijf waarin wordt bevestigd dat het het aardappelzetmeel heeft geproduceerd.

    4. Indien het door een aardappelmeelbedrijf geproduceerde niet-gemodificeerde aardappelzetmeel met het oog op de uitvoer wordt opgeslagen in een silo, opslagplaats of reservoir buiten de fabriek van het bedrijf in de lidstaat waar het is geproduceerd, of zelfs in een andere lidstaat, waarin ook door andere bedrijven of door het betrokken bedrijf geproduceerd ander aardappelzetmeel in ongewijzigde staat wordt opgeslagen zonder dat deze producten fysiek van elkaar kunnen worden onderscheiden, moeten alle aldus opgeslagen producten tot de aanvaarding van de in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde aangifte ten uitvoer onder een administratieve controle worden geplaatst die waarborgen biedt die gelijkwaardig zijn aan die van de douanecontrole, en vanaf de genoemde aanvaarding onder douanecontrole worden geplaatst.

    Wanneer in het in de eerste alinea genoemde geval de uitslag plaatsvindt vóór de aanvaarding van de in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde aangifte ten uitvoer, wordt een bewijs overgelegd dat is opgemaakt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de opslag heeft plaatsgevonden.

    Wanneer de uitslag plaatsvindt na de aanvaarding van de in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde aangifte ten uitvoer, wordt een bewijs in de zin van artikel 33, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1291/2000 overgelegd dat is opgemaakt door de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de opslag heeft plaatsgevonden.

    De in de tweede en de derde alinea bedoelde bewijzen moeten de uitslag van het betrokken product of van de overeenkomstige vervangende hoeveelheid in de zin van de eerste alinea bevestigen.

    Artikel 14

    Door een aardappelmeelbedrijf geproduceerd niet-gemodificeerd zetmeel dat los wordt opgeslagen onder het stelsel van douane-entrepots of van vrije zones met het oog op vooruitbetaling van de restitutie overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad(9), mag niet alleen de in artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde handelingen ondergaan, maar mag ook in dezelfde opslagplaats worden vermengd met ander zetmeel dat onder dezelfde onderverdeling van de nomenclatuur voor de uitvoerrestituties valt, dezelfde technische kenmerken heeft en aan de voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties voldoet en dat eveneens onder het stelsel van Verordening (EG) nr. 800/1999 of van Verordening (EEG) nr. 565/80 is geplaatst.

    Artikel 15

    1. Op de hoeveelheden die worden beschouwd als op de interne markt afgezet in de zin van artikel 12, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening, heft de betrokken lidstaat voor niet-gemodificeerd zetmeel of elk afgeleid product dat is vermeld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1518/95 van de Commissie(10) of dat valt onder Verordening (EG) nr. 1520/2000 van de Commissie(11), een per ton niet-gemodificeerd zetmeel berekend forfaitair bedrag dat gelijk is aan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief per ton aardappelzetmeel van GN-code 1108 13 00 tijdens het verkoopseizoen waarin het zetmeel of het afgeleide product is geproduceerd, verhoogd met 10 %.

    2. De betrokken lidstaat deelt vóór 1 mei volgende op de in artikel 12, lid 1, onder b), bedoelde 1 januari aan de aardappelmeelbedrijven het totale door hen te betalen bedrag mee.

    Dit totale bedrag wordt door de betrokken aardappelmeelbedrijven uiterlijk op 20 mei van hetzelfde jaar betaald.

    Artikel 16

    1. In geval van de fusie van aardappelmeelbedrijven wijst de lidstaat aan het door de fusie ontstane bedrijf een subcontingent toe dat gelijk is aan de som van de subcontingenten die vóór de fusie waren toegekend aan de gefuseerde aardappelmeelbedrijven.

    In geval van vervreemding (verandering van eigenaar) van een aardappelmeelbedrijf wijst de lidstaat het subcontingent van het overgenomen bedrijf toe aan het overnemende bedrijf. Wanneer bij de vervreemding meer dan één overnemend bedrijf is betrokken, vindt de toewijzing plaats naar evenredigheid van de te produceren hoeveelheden zetmeel die de verschillende bedrijven overnemen.

    In geval van vervreemding (verandering van eigenaar) van een aardappelmeelfabriek vermindert de lidstaat het subcontingent van het aardappelmeelbedrijf dat de fabriek overdraagt, naar evenredigheid van de overgedragen te produceren hoeveelheid, terwijl het subcontingent van het aardappelmeelbedrijf dat of de aardappelmeelbedrijven die de betrokken fabriek overneemt of overnemen, met de in mindering gebrachte hoeveelheid wordt verhoogd naar evenredigheid van de overgenomen te produceren hoeveelheden.

    2. Bij bedrijfsbeëindiging, in andere dan de in lid 1 genoemde gevallen, van een aardappelmeelbedrijf of van een of meer aardappelmeelfabrieken van een aardappelmeelbedrijf kan de lidstaat de subcontingenten die door deze bedrijfsbeëindiging vrijkomen, toekennen aan een of meer aardappelmeelbedrijven.

    3. Bij verhuur van een fabriek van een aardappelmeelbedrijf moet de lidstaat het subcontingent van het bedrijf dat deze aardappelmeelfabriek verhuurt, verlagen en het deel waarmee het subcontingent is verlaagd, toekennen aan het aardappelmeelbedrijf dat de fabriek huurt om er aardappelzetmeel te produceren.

    Wanneer de verhuur vóór het verstrijken van de in artikel 1, onder k), bepaalde termijn wordt beëindigd, wordt de aanpassing van het subcontingent die krachtens het bepaalde in de eerste alinea heeft plaatsgevonden, door de lidstaat ingetrokken met terugwerking tot het tijdstip waarop de verhuur in werking was getreden.

    4. Indien na toepassing van lid 1, eerste alinea, de productie in de fabrieken van een of meer van de gefuseerde aardappelmeelbedrijven wordt stopgezet en daardoor de continuïteit in gevaar komt van de teelt van voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen in het gebied dat dit aardappelmeelbedrijf of deze aardappelmeelbedrijven tevoren had bevoorraad, kan de lidstaat het door de fusie ontstane bedrijf gelasten het subcontingent dat oorspronkelijk was toegekend aan het aardappelmeelbedrijf waarvan de fabrieken de productie sindsdien hebben gestaakt, aan hem over te dragen. Elk subcontingent dat overeenkomstig de eerste alinea van het onderhavige lid is overgedragen, kan door de lidstaat worden toegekend aan welk aardappelmeelbedrijf ook dat zich ertoe verbindt zetmeel te produceren in het betrokken gebied.

    Artikel 17

    Wanneer de bedrijfsbeëindiging van het aardappelmeelbedrijf of van de fabriek, de fusie of de vervreemding plaatsvindt tussen 1 juli en 31 maart van het volgende jaar, zijn de in artikel 16 bedoelde maatregelen van kracht voor het in die periode lopende verkoopseizoen.

    Wanneer de bedrijfsbeëindiging van het aardappelmeelbedrijf of van de fabriek, de fusie of de vervreemding plaatsvindt tussen 1 april en 30 juni van hetzelfde jaar, zijn de in artikel 16 bedoelde maatregelen van kracht voor het verkoopseizoen dat op die periode volgt.

    HOOFDSTUK IV MEDEDELINGEN

    Artikel 18

    De aardappelmeelbedrijven delen de bevoegde autoriteiten uiterlijk op 30 april van elk verkoopseizoen mee:

    - de hoeveelheden voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen waarvoor de in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steun is toegekend,

    - de hoeveelheden aardappelzetmeel waarvoor de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde premie is betaald.

    Artikel 19

    1. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 30 juni van elk verkoopseizoen mee:

    a) de hoeveelheden voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen waarvoor de in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde steun is toegekend;

    b) de hoeveelheden aardappelzetmeel waarvoor de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde premie is betaald;

    c) de hoeveelheden en de subcontingenten waarom het gaat bij de aardappelmeelbedrijven waarvoor tijdens het verkoopseizoen artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1868/94 is toegepast, en de voor het volgende verkoopseizoen beschikbare subcontingenten;

    d) de overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1868/94 zonder restitutie uit te voeren hoeveelheden;

    e) de hoeveelheden als bedoeld in artikel 11, leden 3 en 4, van de onderhavige verordening;

    f) de hoeveelheden als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige verordening.

    2. Uiterlijk op 30 juni van elk verkoopseizoen verschaffen de lidstaten de Commissie alle gedetailleerde gegevens over de eventuele toepassing van artikel 16, vergezeld van de bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan.

    HOOFDSTUK V ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 20

    Voor de omrekening van de in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde minimumprijs en de in artikel 5 van die verordening vastgestelde premie in de nationale valuta wordt de meest recente koers gebruikt die de Europese Centrale Bank heeft bekendgemaakt vóór de dag waarop het aardappelmeelbedrijf de aardappelen in ontvangst neemt.

    Artikel 21

    Verordening (EG) nr. 97/95 wordt met ingang van 1 juli 2004 ingetrokken.

    Artikel 22

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 2004/2005.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 23 december 2003.

    Voor de Commissie

    Franz Fischler

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 197 van 30.7.1994, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

    (2) PB L 16 van 24.1.1995, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1350/2003 (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 7).

    (3) PB L 327 van 12.12.2001, blz. 11.

    (4) Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.

    (5) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.

    (6) PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12.

    (7) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55.

    (8) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.

    (9) PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5.

    (10) PB L 147 van 30.6.1995, blz. 55.

    (11) PB L 177 van 15.7.2000, blz. 1.

    Top