EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R0881

Verordening (EG) nr. 881/2003 van de Commissie van 21 mei 2003 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (Voor de EER relevante tekst)

PB L 134 van 29.5.2003, p. 1–109 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/04/2016; stilzwijgende opheffing door 32016R0481

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/881/oj

32003R0881

Verordening (EG) nr. 881/2003 van de Commissie van 21 mei 2003 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 134 van 29/05/2003 blz. 0001 - 0109


Verordening (EG) nr. 881/2003 van de Commissie

van 21 mei 2003

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad(2), en met name op artikel 247,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 2501/2001 van de Raad van 10 december 2001 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004(3) omvat het zogenoemde "alles behalve wapens" beginsel, dat bij Verordening (EG) nr. 2820/98 van de Raad van 21 december 1998 houdende toepassing, voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties(4), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2001(5), werd ingevoerd, teneinde producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen vrijstelling van invoerrechten zonder enige kwantitatieve beperking te verlenen.

(2) Opdat deze vrijstelling enkel de minst ontwikkelde landen ten goede komt en teneinde verleggingen van het handelsverkeer via sommige dezer landen in het kader van de regionale cumulatie van de oorsprong te vermijden, moeten bepaalde minimale bewerkingen met geringe toegevoegde waarde in de sectoren rijst en suiker die thans ingevolge artikel 70 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2002(7), toereikend zijn om een product de status van product van oorsprong te verlenen voor de toepassing van het stelsel van algemene tariefpreferenties, niet meer als oorsprongverlenende be- of verwerkingen worden beschouwd.

(3) Derhalve dienen wijzigingen te worden aangebracht in de in artikel 70 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 opgenomen lijst van be- of verwerkingen die als ontoereikend worden beschouwd om de oorsprong te verlenen. Voorts, en terwille van de samenhang, dienen dezelfde wijzigingen te worden aangebracht in artikel 101 van voornoemde verordening wat betreft de begunstigde landen of gebieden waarop de unilateraal door de Gemeenschap vastgestelde preferentiële tariefmaatregelen ten gunste van bepaalde landen of gebieden van toepassing zijn.

(4) De wijzigingen in de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem zijn op 1 januari 2002 van kracht geworden. De lijst van be- of verwerkingen waaraan niet van oorsprong zijnde producten moeten worden onderworpen om de status van product van oorsprong te verkrijgen en de inleidende aantekeningen bij deze lijst dienen te worden aangepast teneinde met deze wijzigingen rekening te houden. Voorts moeten bepaalde correcties worden aangebracht. In het belang van de duidelijkheid dienen deze teksten in hun geheel opnieuw te worden gepubliceerd.

(5) De landen die lid zijn van de Andesgemeenschap en de Midden-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt en die op grond van artikel 72 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 afzonderlijk in aanmerking komen voor regionale cumulatie van de oorsprong in het kader van het stelsel van algemene preferenties, hebben verzocht, ter stimulering van de industriële ontwikkeling in deze regio's, gezamenlijk voor de bepalingen inzake regionale cumulatie in aanmerking te mogen komen. Hiertoe hebben zij een gezamenlijk secretariaat ingesteld, het Permanente Gemengde Comité voor Oorsprongsaangelegenheden voor de Andesgemeenschap, de Midden-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt en Panama. Alle landen van deze nieuwe groep voldoen aan de voorwaarden van artikel 72 ter van Verordening (EEG) nr. 2454/93, met name wat betreft de mededeling van de verbintenissen om de geldende regels in acht te nemen en de nodige administratieve medewerking te verlenen. De groepering moet daarom voor de bepalingen inzake regionale cumulatie in aanmerking kunnen komen.

(6) De bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven volgens de eerder voor de Andesgemeenschap en de Midden-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt van toepassing zijnde regeling moeten worden aanvaard tot het einde van hun geldigheidsduur.

(7) Omdat de landen die voor regionale cumulatie in aanmerking komen niet altijd dezelfde zijn als de landen van de regionale groeperingen, moeten ter voorkoming van verwarring de voor regionale cumulatie in aanmerking komende landen niet langer worden onderscheiden naar de naam van de regionale groepering.

(8) Van deze gelegenheid dient gebruik te worden gemaakt om een correctie aan te brengen in artikel 76 van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

(9) Het verdient aanbeveling de termijn te versoepelen waarbinnen een onvolledige aangifte kan worden aangevuld met een document dat recht geeft op een lager recht of een nulrecht.

(10) In de beheersregeling voor bepaalde tariefcontingenten wordt bepaald, als maatregel om de administratieve lasten en de kosten bij invoer te beperken en een eenvormige behandeling te waarborgen, dat bepaalde tariefcontingenten als kritiek worden beschouwd. De ervaring met deze regeling heeft aangetoond dat de criteria voor de bepaling van de kritieke status kunnen worden versoepeld, zonder de eigen middelen van de Gemeenschap in gevaar te brengen.

(11) De regeling voor toezicht op de preferentiële invoer heeft bewezen tevens geschikt te zijn voor het toezicht op niet-preferentiële invoer en moet derhalve tot de laatstgenoemde invoer worden uitgebreid.

(12) Het niveau van uitvoering van het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer rechtvaardigt niet langer de aan de marktdeelnemers geboden mogelijkheid, de ladinglijst te gebruiken als het beschrijvende deel van de aangifte douanevervoer, opgesteld door middel van een geautomatiseerde gegevens verwerkende techniek. Deze mogelijkheid dient derhalve te worden geschrapt.

(13) Het is dienstig bepalingen op te nemen die erop gericht zijn de bestaande reglementering te ontwikkelen, aan te vullen, en zo nodig, bij te werken zodat de verworvenheden van de hervorming van het communautair/gemeenschappelijk douanevervoer, en met name de bepalingen over de beëindiging van de regeling, alternatieve bewijsstukken en de nasporingsprocedure ook op de TIR-regeling kunnen worden toegepast.

(14) Het is bovendien dienstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 aan de TIR-Overeenkomst aan te passen.

(15) Met het oog op een grotere doelmatigheid en doorzichtigheid, dient voorts te worden bepaald dat de invorderingsprocedure eveneens bij gebruik van het carnet TIR van toepassing is.

(16) Het maximale bedrag dat de aansprakelijke organisaties in de Gemeenschap moeten betalen indien zij aansprakelijk zijn gesteld, moet in euro worden uitgedrukt en dient op 60000 euro per carnet TIR te worden vastgesteld.

(17) Om de financiële belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten zeker te stellen moet worden bepaald dat een kennisgeving van niet-zuivering, die binnen een jaar door de bevoegde douaneautoriteit aan een in de Gemeenschap gevestigde aansprakelijke organisatie wordt gedaan, eveneens rechtsgevolgen heeft voor andere, in de Gemeenschap gevestigde, aansprakelijke organisaties indien naderhand blijkt dat zij aansprakelijk zijn op grond van artikel 215, lid 1, eerste of tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, hierna "Wetboek" genoemd.

(18) De huidige reglementering betreffende de ATA-regeling blijft ongewijzigd, maar de desbetreffende artikelen moeten als gevolg van de wijziging van de TIR-regeling worden aangepast.

(19) Overeenkomstig artikel 551, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, kan de aangever zich voor het bepalen van de douanewaarde van behandelde goederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven, baseren op de douanewaarde van de ingevoerde goederen vermeerderd met de behandelingskosten. Opdat de invordering van invoerrechten op eenvormige wijze geschiedt, dient het begrip behandelingskosten nader te worden omschreven.

(20) Artikel 841 van de genoemde verordening dient te worden gewijzigd om het mogelijk te maken dat de formaliteiten voor wederuitvoer bij het kantoor van uitgang worden vervuld wanneer onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen onder geleide van een carnet ATA worden vervoerd.

(21) Overeenkomstig artikel 222, lid 2, van het Wetboek dienen wanneer ingevolge de onttrekking van goederen aan het douanetoezicht een douaneschuld ontstaat en er meerdere schuldenaren zijn, de voorwaarden te worden vastgesteld waaronder de verplichting van bepaalde schuldenaren om de rechten te voldoen wordt opgeschort. De duur van deze opschorting moet worden beperkt tot een jaar, doch moet kunnen worden verlengd, met name wanneer schuldenaren die niet voor opschorting in aanmerking komen, bij de bevoegde gerechtelijke instanties tegen de douaneschuld beroep hebben ingesteld.

(22) Volgens artikel 890 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 kunnen de rechten worden terugbetaald of kwijtgescholden bij de invoer van goederen die voor een communautaire behandeling of een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking komen, wanneer de douaneschuld is ontstaan door het in het vrije verkeer brengen van die goederen en de importeur achteraf een document kan overleggen waaruit blijkt dat hij op het tijdstip dat de goederen in het vrije verkeer werden gebracht voor een van deze behandelingen in aanmerking had kunnen komen. Deze mogelijkheid dient te worden uitgebreid tot de gevallen waarin achteraf een document wordt overgelegd waaruit blijkt dat de goederen, wegens hun aard, voor een gunstige tariefbehandeling in aanmerking kwamen. Is er geen manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid, dan lijkt de verplichting tot betaling van invoerrechten onevenredig in verhouding tot de door het gemeenschappelijk douanetarief ingevoerde beschermingsfunctie.

(23) Ter voorkoming van interpretatieproblemen dient een nieuwe tekst van artikel 900, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te worden vastgesteld. De nieuwe tekst moet bovendien worden aangepast aan het huidige economische klimaat waarin een sterke concurrentie heerst. Artikel 900, lid 2, dient niet meer systematisch de verplichting op te leggen tot wederuitvoer van de goederen die op grond van artikel 900, lid 1, voor terugbetaling of kwijtschelding van rechten in aanmerking komen. De wederuitvoer moet kunnen worden vervangen door vernietiging of door plaatsing van de goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer of onder de regeling douane-entrepot, dan wel door opslag in een vrije zone of in een vrij entrepot.

(24) Bijlage 25 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93, waarin de percentages zijn vermeld van de in de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten, dient te worden gewijzigd in verband met het grotere douanegebied van de Gemeenschap na de toetreding van de nieuwe lidstaten en dient eveneens te worden vereenvoudigd.

(25) In Bijlage 38 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93, zijn de codes vermeld die in vak 36 van het enig document moeten worden ingevuld om de tariefregelingen aan te geven waaronder de producten in het vrije verkeer worden gebracht.

(26) Om redenen van duidelijkheid moet een code worden toegevoegd voor de tijdelijke schorsing van rechten voor goederen die voor burgerluchtvaartuigen zijn bestemd en waarvoor een luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven.

(27) Bijlage 67 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet aan de wijzigingen van bijlage 70 worden aangepast.

(28) Bijlage 70 bij Verordening (EEG) 2454/93 moet worden gewijzigd om het gebruik mogelijk te maken van een bestaand systeem voor de toezending van informatie voor verwerkte landbouwproducten. Voorts dienen de voordelen van de vereenvoudiging als gevolg van het gebruik van het Information system - processing procedures (ISPP) tot deze producten te worden uitgebreid. Tenslotte dient een bijzondere code te worden vastgesteld voor een economische voorwaarde ten behoeve van aanvragen voor een vergunning actieve veredeling die op niet-gevoelige goederen betrekking heeft.

(29) Het verdient aanbeveling het gebruik van de douaneregeling "behandeling onder douanetoezicht" te vereenvoudigen voor ingevoerde goederen die tot producten zijn verwerkt die voor de autonome schorsing van invoerrechten op bepaalde wapens en militaire uitrusting in aanmerking kunnen komen.

(30) Verordening (EEG) nr. 2454/93 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(31) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 70 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 69 is voldaan:

a) conserverende behandelingen die ervoor moeten zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven;

b) het splitsen en samenvoegen van colli;

c) het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

d) het strijken of persen van textiel;

e) het schilderen of polijsten;

f) het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk vermalen, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;

g) het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van suiker;

h) het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

i) het aanscherpen, vermalen of versnijden;

j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

k) het eenvoudig verpakken in flessen, blikken, zakken, etuis, dozen, bevestigen op kaartjes of plankjes, en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

l) het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, logo's en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;

m) het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van deze afdeling om als producten van oorsprong uit een begunstigd land of uit de Gemeenschap te worden beschouwd;

n) het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

o) het uitvoeren van twee of meer van de onder a) tot en met n) genoemde handelingen tezamen;

p) het slachten van dieren".

2. In artikel 72 komen de leden 3 en 4 als volgt te luiden:

"3. Regionale cumulatie wordt toegepast bij de volgende afzonderlijke regionale groeperingen van landen die voor het systeem van algemene preferenties in aanmerking komen:

a) Groep I: Brunei-Darussalam, Cambodja, Filipijnen, Indonesië, Laos, Maleisië, Singapore, Thailand en Vietnam;

b) Groep II: Bolivia, Colombia, Costa Rica, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua, Panama, Peru en Venezuela;

c) Groep III: Bangladesh, Bhutan, India, Maldiven, Nepal, Pakistan en Sri Lanka.

4. Met de uitdrukking 'regionale groepering' wordt naar gelang van het geval bedoeld Groep I, Groep II of Groep III.".

3. In artikel 72 ter, lid 1, onder b), worden de tweede en derde alinea vervangen door de volgende tekst:

"Deze verbintenis wordt de Commissie, naar gelang van het geval, via een van de volgende secretariaten medegedeeld:

i) Groep I: het Secretariaat-generaal van de Associatie van Zuidoost-Aziatische Naties (ASEAN);

ii) Groep II: Comité Conjunto Permanente de Origen Comunidad Andina - Mercado Común Centroamericano y Panamá (Permanent Gemengd Comité voor Oorsprongsaangelegenheden voor de Andesgemeenschap, de Midden-Amerikaanse Gemeenschappelijke Markt en Panama);

iii) Groep III: het Secretariaat van de Zuid-Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking (SAARC).".

4. In artikel 76, lid 4, komt de tweede zin als volgt te luiden:

"De beslissing hieromtrent wordt genomen volgens de procedure van het comité.".

5. In artikel 101 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Onverminderd lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 100 is voldaan:

a) conserverende behandelingen die ervoor moeten zorgen dat de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat blijven;

b) het splitsen en samenvoegen van colli;

c) het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

d) het strijken of persen van textiel;

e) het schilderen of polijsten;

f) het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk vermalen, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;

g) het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; het geheel of gedeeltelijk vermalen van suiker;

h) het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

i) het aanscherpen, vermalen of versnijden;

j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

k) het eenvoudig verpakken in flessen, blikken, zakken, etuis, dozen, bevestigen op kaartjes of plankjes en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

l) het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, logo's en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;

m) het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van deze afdeling om als producten van oorsprong uit een begunstigd land of uit de Gemeenschap te worden beschouwd;

n) het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

o) het uitvoeren van twee of meer van de onder a) tot en met n) genoemde handelingen tezamen;

p) het slachten van dieren.".

6. In artikel 256, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden: "Betreft het een voor de toepassing van een lager invoerrecht of nulrecht noodzakelijk bescheid, dan kan, indien de douaneautoriteiten gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de goederen waarop de onvolledige aangifte betrekking heeft daadwerkelijk voor een lager invoerrecht of nulrecht in aanmerking komen, op verzoek van de aangever, een langere dan de in lid 1 genoemde termijn worden toegestaan voor het overleggen van dit bescheid, voor zover de omstandigheden dit rechtvaardigen. Deze termijn mag evenwel niet langer zijn dan vier maanden te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte en kan niet worden verlengd.".

7. Artikel 308 quater komt als volgt te luiden:

"Artikel 308 quater

1. Een tariefcontingent wordt als kritiek beschouwd, zodra 75 % van de aanvankelijke omvang is opgebruikt of wanneer de bevoegde autoriteiten aldus beslissen.

2. In afwijking van lid 1 wordt een tariefcontingent in een van de volgende gevallen vanaf de dag van de opening ervan als kritiek beschouwd:

a) wanneer het voor minder dan drie maanden wordt geopend;

b) wanneer in de afgelopen twee jaren geen tariefcontingenten zijn geopend voor dezelfde producten van dezelfde oorsprong en met een gelijkwaardige geldigheidsduur (gelijkwaardige tariefcontingenten);

c) wanneer een in de afgelopen twee jaren geopend gelijkwaardig tariefcontingent op de laatste dag van de derde maand van de vastgestelde duur van het contingent was uitgeput of een grotere aanvankelijke omvang had dan het betrokken tariefcontingent.

3. Een tariefcontingent waarvan het enige doel de toepassing is van een vergeldings- of een vrijwaringsmaatregel overeenkomstig de WTO-bepalingen wordt als kritiek beschouwd, zodra 75 % van de aanvankelijke omvang is opgebruikt, ongeacht of in de laatste twee jaar gelijkwaardige tariefcontingenten zijn geopend of niet.".

8. In deel II, titel I, hoofdstuk 3, komt de titel van afdeling 2 als volgt te luiden:

"Toezicht op de invoer"

9. In artikel 308 quinquies komen de leden 1 en 2 als volgt te luiden:

"1. Wanneer op de invoer communautair toezicht dient te worden gehouden, verstrekken de lidstaten de Commissie ten minste eenmaal per maand toezichtrapporten met nauwkeurige gegevens over de hoeveelheden goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht. Op verzoek van de Commissie beperken de lidstaten zich bij deze gegevens tot de invoer in het kader van preferentiële tariefregelingen.

2. In de toezichtrapporten van de lidstaten worden de hoeveelheden aangegeven die sinds de eerste dag van de betrokken periode in het vrije verkeer zijn gebracht.".

10. In artikel 353 wordt lid 2 geschrapt.

11. Artikel 358 komt lid 2 als volgt te luiden:

"2. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt eventueel aangevuld door een lijst van artikelen waarvan het model en de nadere bijzonderheden in bijlage 45 ter zijn opgenomen. Deze lijst maakt deel uit van het begeleidingsdocument voor douanevervoer.".

12. In deel II, titel II, komt de titel van hoofdstuk 9 als volgt te luiden:

"Vervoer onder de TIR- of ATA-regeling"

13. In artikel 451 komt lid 1 als volgt te luiden:

"Wanneer goederen van de ene plaats naar een andere plaats binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd met toepassing van de regeling voor internationaal goederenvervoer onder geleide van een carnet TIR (TIR-overeenkomst), of onder geleide van een carnet ATA (ATA-overeenkomst), wordt het douanegebied van de Gemeenschap, wat het gebruik van het carnet TIR of het carnet ATA voor dit vervoer betreft, als één gebied aangemerkt.".

14. In artikel 453, lid 2, wordt "314 tot en met 324" vervangen door "314 ter tot en met 324 septies".

15. Na artikel 453 wordt de volgende tekst ingevoegd:

"Afdeling 2

De TIR-regeling"

16. De artikelen 454 en 455 komen als volgt te luiden:

"Artikel 454

De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op vervoer onder geleide van carnets TIR indien binnen de Gemeenschap invoerrechten of andere heffingen verschuldigd kunnen worden.

Artikel 455

1. De douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang zenden het desbetreffende deel van blad nr. 2 van het carnet TIR onverwijld en uiterlijk binnen een maand na de beëindiging van de TIR operatie terug aan de douaneautoriteiten van de lidstaat van binnenkomst of vertrek.

2. Wanneer het desbetreffende deel van blad nr. 2 van het carnet TIR niet binnen twee maanden na aanvaarding van het carnet TIR bij de douaneautoriteiten van de lidstaat van binnenkomst of vertrek is teruggekeerd, delen deze autoriteiten dit mede aan de betrokken aansprakelijke organisatie, onverminderd de mededeling die op grond van artikel 11, lid 1, van de TIR-overeenkomst moet worden verstrekt.

Zij delen dit ook aan de houder van het carnet TIR mede en verzoeken zowel deze laatste als de aansprakelijke organisatie het bewijs te leveren dat de TIR operatie is beëindigd.

3. Het in lid 2 bedoelde bewijs kan ten genoegen van de douaneautoriteiten worden geleverd, door de overlegging van een door de douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang gewaarmerkt document dat de identificatie van de betrokken goederen bevat en waaruit blijkt dat deze bij het douanekantoor van bestemming of uitgang zijn aangebracht.

4. De TIR operatie wordt eveneens als beëindigd beschouwd wanneer de houder van het carnet TIR of de betrokken aansprakelijke organisatie een douanedocument, of een kopie of fotokopie daarvan, overlegt dat ten genoegen van de douaneautoriteiten voldoende gegevens ter identificatie van de betrokken goederen bevat en waaruit blijkt dat deze in een derde land een douanebestemming hebben gekregen. De kopie of fotokopie van het document moet door de instantie die het originele document heeft geviseerd, door een officiële instantie van het betrokken derde land of door een officiële instantie van een der lidstaten voor eensluidend zijn gewaarmerkt.

Artikel 455 bis

1. Wanneer de douaneautoriteiten van de lidstaat van binnenkomst of vertrek vier maanden na de aanvaarding van het carnet TIR niet over het bewijs beschikken dat de TIR operatie is beëindigd, leiden zij terstond een nasporingsprocedure in, teneinde alle gegevens te verzamelen die voor de zuivering van de TIR operatie noodzakelijk zijn of, indien dit niet mogelijk is, de voorwaarden vast te stellen waarop de douaneschuld is ontstaan, na te gaan wie de schuldenaar is en te bepalen welke autoriteiten voor de boeking bevoegd zijn.

Deze procedure wordt terstond ingeleid wanneer de douaneautoriteiten in een vroeg stadium vernemen dat de TIR operatie niet is beëindigd of wanneer zij dit vermoeden.

2. De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid, wanneer achteraf blijkt dat het bewijs van de beëindiging van de TIR operatie is vervalst en zulks nodig is om het in lid 1 beoogde doel te bereiken.

3. Om een nasporingsprocedure in te leiden, richten de douaneautoriteiten van de lidstaat van binnenkomst of vertrek een verzoek met alle nodige gegevens tot de douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang.

4. De douaneautoriteiten van de lidstaat van bestemming of uitgang geven terstond aan het verzoek gevolg.

5. Wanneer bij de nasporingsprocedure blijkt dat de TIR operatie naar behoren is beëindigd, delen de douaneautoriteiten van de lidstaat van binnenkomst of vertrek dit onmiddellijk aan de betrokken aansprakelijke organisatie en de houder van het carnet TIR mede en, in voorkomend geval, aan de douaneautoriteiten die overeenkomstig de artikelen 217 tot en met 232 van het Wetboek met de invordering zijn begonnen.".

17. In deel II, titel II, hoofdstuk 9, worden "Afdeling 2" en de titel van de afdeling geschrapt.

18. De artikelen 456 en 457 komen als volgt te luiden:

"Artikel 456

1. Wanneer door een overtreding of onregelmatigheid in de zin van de TIR-Overeenkomst in de Gemeenschap een douaneschuld ontstaat, zijn de bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing op de andere belastingen in de zin van artikel 91, lid 1, onder a), van het Wetboek.

2. De artikelen 450 bis, 450 ter en 450 quinquies zijn van overeenkomstige toepassing op de invorderingsprocedure betreffende het gebruik van het carnet TIR.

Artikel 457

1. Voor de toepassing van artikel 8, lid 4, van de TIR-overeenkomst kan elke in de Gemeenschap gevestigde aansprakelijke organisatie, wanneer een TIR operatie op het grondgebied van de Gemeenschap plaatsvindt, aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van het gewaarborgde bedrag van de douaneschuld voor de onder de TIR operatie vervoerde goederen tot ten hoogste 60000 euro per carnet TIR of een overeenkomstig bedrag berekend in een nationale munteenheid.

2. De aansprakelijke organisatie die is gevestigd in de lidstaat die overeenkomstig artikel 215 van het Wetboek voor de invordering bevoegd is, is aansprakelijk voor de betaling van het gewaarborgde bedrag van de douaneschuld.

3. Elke kennisgeving van niet-zuivering van een TIR operatie die geldig is verricht door de douaneautoriteiten van een lidstaat die overeenkomstig artikel 215, lid 1, derde streepje, van het Wetboek worden aangemerkt als bevoegd voor de invordering bij de door deze autoriteiten erkende aansprakelijke organisatie, wordt geacht eveneens geldig te zijn verricht wanneer de douaneautoriteiten van een andere lidstaat die overeenkomstig artikel 215, lid 1, eerste of tweede streepje, van het Wetboek bevoegd zijn, later zouden overgaan tot de invordering bij de door hen erkende aansprakelijke organisatie.".

19. In deel II, titel II, hoofdstuk 9, komt de titel van afdeling 3 als volgt te luiden:

"De ATA-regeling"

20. De volgende artikelen 457quater en 457quinquies worden ingevoegd:

"Artikel 457 quater

1. Dit artikel is van toepassing onverminderd de bijzondere bepalingen van de ATA-overeenkomst over de aansprakelijkheid van aansprakelijke organisaties bij het gebruik van een carnet ATA.

2. Wanneer wordt vastgesteld dat in de loop van of in verband met douanevervoer onder geleide van een carnet ATA in een bepaalde lidstaat een overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt de actie tot invordering van de eventueel verschuldigde rechten en andere heffingen door deze lidstaat overeenkomstig de communautaire of nationale wetgeving ingesteld, onverminderd eventuele strafrechtelijke maatregelen.

3. Wanneer het niet mogelijk is te bepalen op welk grondgebied de overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt deze geacht te zijn begaan in de lidstaat waar zij is vastgesteld, tenzij, binnen de in artikel 457quinquies, lid 2, genoemde termijn, ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd van de regelmatigheid van het vervoer of van de plaats waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan.

Indien, bij gebreke van een dergelijk bewijs, de overtreding of onregelmatigheid geacht blijft te zijn begaan in de lidstaat waar zij is vastgesteld, worden de rechten en andere heffingen op de betrokken goederen door deze lidstaat overeenkomstig de communautaire of nationale wetgeving ingevorderd.

Indien later wordt vastgesteld in welke lidstaat de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan, worden aan deze lidstaat de rechten en andere heffingen - met uitzondering van het bedrag dat overeenkomstig de tweede alinea als eigen middelen van de Gemeenschap werd geïnd - die in deze lidstaat op de goederen van toepassing zijn, betaald door de lidstaat die deze aanvankelijk had geïnd. Een eventueel overschot wordt terugbetaald aan degene die de rechten en heffingen aanvankelijk had betaald.

Indien het bedrag van de aanvankelijk geïnde en door de innende lidstaat betaalde rechten en andere heffingen lager is dan het bedrag van de rechten en andere heffingen die verschuldigd zijn in de lidstaat waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan, gaat deze lidstaat over tot invordering van het verschil overeenkomstig de communautaire of nationale bepalingen.

De douaneadministraties van de lidstaten nemen de nodige maatregelen om overtredingen en onregelmatigheden tegen te gaan en daarop doeltreffende sancties te stellen.

Artikel 457 quinquies

1. Wanneer wordt vastgesteld dat in de loop van of in verband met douanevervoer onder geleide van een carnet ATA een overtreding of onregelmatigheid is begaan, delen de douaneautoriteiten dit mede aan de houder van het carnet ATA en aan de aansprakelijke organisatie, binnen de in artikel 6, lid 4, van de ATA-overeenkomst, vastgestelde termijn.

2. Het bewijs van de regelmatigheid van het vervoer onder geleide van een carnet ATA in de zin van artikel 457quater, lid 3, eerste alinea, wordt geleverd binnen de in artikel 7, leden 1 en 2, van de ATA-overeenkomst, vastgestelde termijn.

3. Het in lid 2 bedoelde bewijs wordt ten genoegen van de douaneautoriteiten geleverd door een van de volgende middelen:

a) door overlegging van een door de douaneautoriteiten gewaarmerkt douane- of handelsdocument waaruit blijkt dat de betrokken goederen bij het kantoor van bestemming zijn aangebracht;

b) door overlegging van een douanedocument waaruit blijkt dat de betrokken goederen in een derde land onder een douaneregeling zijn geplaatst, dan wel een kopie van of een fotokopie daarvan, die hetzij door de instantie die het origineel heeft geviseerd, hetzij door een officiële instantie van het betrokken derde land hetzij door een officiële instantie van een lidstaat voor eensluidend moet zijn gewaarmerkt.

c) door een van de in artikel 8 van de ATA-overeenkomst bedoelde bewijsmiddelen.

De in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde documenten dienen voldoende gegevens ter identificatie van de betrokken goederen te bevatten.".

21. In artikel 458, lid 2, artikel 461, lid 4, en artikel 462, lid 4, wordt "artikel 454, lid 3" vervangen door "artikel 457 quater, lid 3".

22. In artikel 551, lid 3, wordt de volgende zin toegevoegd:

"Deze behandelingskosten bestaan uit alle aan de vervaardiging van de behandelde goederen verbonden kosten, met inbegrip van de algemene kosten en de waarde van de communautaire goederen wanneer dergelijke goederen bij de behandeling zijn gebruikt.".

23. Artikel 841 komt als volgt te luiden:

"Artikel 841

Indien voor de wederuitvoer een aangifte is vereist, zijn de artikelen 788 tot en met 796 van overeenkomstige toepassing, onverminderd de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn bij de aanzuivering van de voorafgaande economische douaneregeling.

Wanneer een carnet ATA wordt gebruikt voor de wederuitvoer van onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen, kan de douaneaangifte bij een ander dan het in artikel 161, lid 5, eerste zin, van het Wetboek bedoelde douanekantoor worden ingediend.".

24. In artikel 876 bis wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3. Wanneer een douaneschuld krachtens artikel 203 van het Wetboek ontstaat, wordt de verplichting van de in lid 3, vierde streepje, van het genoemde artikel bedoelde persoon om de rechten te voldoen, door de douaneautoriteiten opgeschort wanneer ten minste een andere schuldenaar bepaald is en deze eveneens overeenkomstig artikel 221 van het Wetboek van het bedrag van de rechten in kennis is gesteld.

De opschorting kan slechts worden toegekend op voorwaarde dat de in artikel 203, lid 3, vierde streepje, van het Wetboek bedoelde persoon niet eveneens onder een van de andere streepjes van dit lid valt en deze persoon geen kennelijke nalatigheid bij de nakoming van zijn verplichtingen heeft begaan.

De duur van de opschorting is beperkt tot een jaar. De douaneautoriteiten kunnen deze termijn evenwel verlengen indien daarvoor gegronde redenen aanwezig zijn.

De opschorting is gebonden aan de voorwaarde dat de begunstigde zekerheid stelt voor het bedrag van de rechten, tenzij reeds voor het volledige bedrag zekerheid is gesteld en de borg niet van zijn verplichtingen is ontheven. Van de eis tot zekerheidstelling kan worden afgezien wanneer deze, wegens de situatie waarin de schuldenaar zich bevindt, ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou doen ontstaan.".

25. In artikel 890 komt de eerste alinea als volgt te luiden:"De beschikkende autoriteit wijst het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding toe, voor zover wordt vastgesteld dat:

a) het verzoek is vergezeld van een certificaat van oorsprong, een certificaat inzake goederenverkeer, een echtheidscertificaat, een document inzake intern communautair douanevervoer, dan wel enig ander passend document, waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen, op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer, in aanmerking hadden kunnen komen voor een communautaire behandeling, een preferentiële tariefbehandeling of een gunstige tariefbehandeling wegens de aard van de goederen;

b) het aldus overgelegde document uitsluitend betrekking heeft op de desbetreffende goederen;

c) aan alle voorwaarden voor de aanvaarding van dit document is voldaan;

d) aan alle andere voorwaarden voor het verlenen van de communautaire behandeling, van een preferentiële tariefbehandeling of van een gunstige tariefbehandeling wegens de aard van de goederen is voldaan.".

26. Artikel 900 wordt als volgt gewijzigd:1. lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer voor de in lid 1, onder c) en f) tot en met n), bedoelde goederen is, behalve indien deze goederen in opdracht van de overheid worden vernietigd of kosteloos worden geleverd aan liefdadigheidsinstellingen die hun activiteit binnen de Gemeenschap uitoefenen, afhankelijk gesteld van de wederuitvoer van deze goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap onder toezicht van de douaneautoriteiten.

De beschikkende autoriteit staat op verzoek toe dat de wederuitvoer van de goederen wordt vervangen door de vernietiging van de goederen of de plaatsing ervan onder de regeling extern communautair douanevervoer of onder de regeling douane-entrepot, dan wel door opslag in een vrije zone of in een vrij entrepot.

Om een van deze douanebestemmingen te verkrijgen, worden de goederen als niet-communautaire goederen beschouwd.

In dit geval nemen de douaneautoriteiten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder de regeling douane-entrepots geplaatste of in een vrije zone of een vrij entrepot opgeslagen goederen later als niet-communautaire goederen kunnen worden herkend.".

2. lid 3 wordt geschrapt.

27. Bijlage 14 wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

28. Bijlage 15 wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

29. Bijlage 25 wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening.

30. Bijlage 37 bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

31. Bijlage 38 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

32. Bijlage 44 bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij deze verordening.

33. Bijlage 45 bis wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VII bij deze verordening.

34. Bijlage 67 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij deze verordening.

35. Bijlage 70 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IX bij deze verordening.

36. Bijlage 76 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage X bij deze verordening.

Artikel 2

Vóór 1 juli 2004 beoordeelt de Commissie de mate waarin het geautomatiseerde systeem van douanevervoer door de handel wordt toegepast. Deze beoordeling wordt verricht op basis van een verslag dat met behulp van bijdragen van de lidstaten wordt opgesteld.

Artikel 3

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. De punten 2 en 3 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 juni 2003.

Bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven volgens de bepalingen die vóór 1 juni 2003 van toepassing waren, worden vanaf deze datum aanvaard tot het einde van hun geldigheidsduur.

3. De punten 10, 11, 30, 32 en 33 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2005.

Op grond van de in artikel 2 bedoelde beoordeling kan volgens de procedure van het comité echter tot uitstel van deze datum worden besloten.

4. De punten 12 tot en met 21 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 september 2003.

5. Punt 29 van artikel 1 is van toepassing met ingang van 1 mei 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2003.

Voor de Commissie

Frédérik Bolkestein

Lid van de Commissie

(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(2) PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17.

(3) PB L 346 van 31.12.2001, blz. 1.

(4) PB L 357 van 30.12.1998, blz. 1.

(5) PB L 60 van 1.3.2001, blz. 43.

(6) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(7) PB L 68 van 12.3.2002, blz. 11.

BIJLAGE I

"BIJLAGE 14

INLEIDENDE AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE 15

Aantekening 1

In deze lijst zijn voor alle producten de voorwaarden omschreven waaraan deze producten moeten voldoen om te worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van de artikelen 69 en 100.

Aantekening 2

2.1. In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.

2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het Geharmoniseerde Systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten worden ingedeeld.

2.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is.

2.4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3

3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 69 en artikel 100 van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in het begunstigde land of republiek of in de Gemeenschap.

Bijvoorbeeld:

Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt, niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in het begunstigde land of republiek uit niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224 in de lijst. Bij de waardeberekening van de motor telt het smeedijzer dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in het begunstigde land of republiek. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.

3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdrukking "materialen van om het even welke post" wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) worden gebruikt, onder voorbehoud van de specifieke beperkingen die in een regel kunnen zijn neergelegd.

Wanneer echter de uitdrukking "vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post ..." of "vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product" wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product.

3.4. Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Bijvoorbeeld:

Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.

3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielproducten).

Bijvoorbeeld:

De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.

Dit geldt evenwel niet voor producten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd van het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden van een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Bijvoorbeeld:

Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4

4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

4.3. De termen "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5

5.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

5.2. Deze in aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

- zijde,

- wol,

- grof haar,

- fijn haar,

- paardenhaar (crin),

- katoen,

- papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

- vlas,

- hennep,

- jute en andere bastvezels,

- sisal en andere textielvezels van het geslacht "Agave",

- kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

- synthetische filamenten,

- kunstmatige filamenten,

- filamenten die elektriciteit geleiden,

- synthetische stapelvezels van polypropyleen,

- synthetische stapelvezels van polyester,

- synthetische stapelvezels van polyamide,

- synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl,

- synthetische stapelvezels van polyimide,

- synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen,

- synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfon),

- synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride),

- andere synthetische stapelvezels,

- kunstmatige stapelvezels van viscose,

- andere kunstmatige stapelvezels,

- garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld,

- garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld,

- producten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht,

- andere producten van post 5605.

Bijvoorbeeld:

Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Bijvoorbeeld:

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol, die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Bijvoorbeeld:

Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Bijvoorbeeld:

Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd produkt.

5.3. Voor weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %.

5.4. Voor weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %.

Aantekening 6

6.1. Wordt voor een bepaald textielprodukt in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voorzover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product.

6.2. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielprodukten vrij worden gebruikt, of zij nu textiel bevatten of niet.

Bijvoorbeeld:

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7

7.1. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing(1),

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren.

7.2. Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing(2),

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

ij) isomeriseren,

k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T),

l) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,

m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifieke behandeling aangemerkt,

n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,

o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading,

p) uitsluitend voor ruwe producten van post ex 2712 (met uitzondering van vaseline, ozokeriet, montaanwas of turfwas, paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercenten olie): olieafscheiding door gefractioneerde kristallisatie.

7.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen..

(1) Zie aanvullende aantekening 4 b) op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

(2) Zie aanvullende aantekening 4 b) op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur."

BIJLAGE II

"BIJLAGE 15

LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"

BIJLAGE III

"BIJLAGE 25

IN DE DOUANEWAARDE OP TE NEMEN LUCHTVRACHTKOSTEN

1. In bijgaande lijsten worden vermeld:

a) de derde landen gerangschikt volgens de werelddelen en zones(1) (kolom1),

b) de percentages die het deel van de luchtvrachtkosten vanuit een bepaald derde land naar de EG uitdrukken dat in de douanewaarde is op te nemen (kolom 2).

2. Indien goederen worden vervoerd vanuit landen of luchthavens die niet in de bijgaande lijst zijn vermeld moet, tenzij het gaat om in de punt 3 bedoelde luchthavens, het percentage in aanmerking worden genomen dat is vermeld voor de luchthaven die het dichtst bij de luchthaven van vertrek is gelegen.

3. Voor de Franse departementen overzee (Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion), van welke gebieden de luchthavens niet in de bijgaande lijst zijn vermeld, gelden de volgende regels:

a) voor goederen die rechtstreeks vanuit een derde land naar een van die departementen worden vervoerd, zijn de luchtvrachtkosten volledig in de douanewaarde op te nemen;

b) voor goederen die vanuit een derde land naar het Europese gedeelte van de Gemeenschap worden vervoerd, met overlading of lossing in een van die departementen, zijn de luchtvrachtkosten in de douanewaarde op te nemen die voor het vervoer van die goederen naar dat departement berekend zouden zijn;

c) voor goederen die van uit een derde land worden vervoerd naar een van die departementen, met overlading of lossing op een luchthaven in het Europese gedeelte van de Gemeenschap, worden de in de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten vastgesteld door toepassing van de in de bijgaande lijst vermelde percentages op de luchtvrachtkosten die berekend zouden zijn voor het vervoer van de goederen van de luchthaven van vertrek naar de luchthaven van overlading of lossing.

De douane bevestigt de overlading of lossing door het aanbrengen van een met het kantoorstempel gewaarmerkte vermelding op de luchtvrachtbrief of op een ander luchtvrachtdocument; indien een dergelijke bevestiging ontbreekt, vindt artikel 163, lid 6, van deze verordening toepassing.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) De percentages zijn geldig voor alle luchthavens in een bepaald land, met uitzondering van de met name genoemde luchthavens van vertrek."

BIJLAGE IV

Bijlage 37 bis, titel II, punt B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het kenmerk "Aantal ladingslijsten" en de toelichting worden geschrapt.

2. De toelichting bij het kenmerk "Totaal aantal colli" komt als volgt te luiden:

Type/Lengte: n..7

Het gebruik van dit kenmerk is facultatief. Het totale aantal colli is gelijk aan de som van alle "Totaal colli" + alle "Aantal stuks" + de waarde "1" voor elke aangegeven "bulk".

3. De toelichting bij de gegevensgroep "Goederenitem" komt als volgt te luiden:

Aantal: 999

Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.

BIJLAGE V

Bijlage 38 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vak 36, afdeling "2) twee volgende cijfers" wordt de volgende code na code 18 ingevoegd:

(1) Verordening (EG) nr. 1147/2002 van de Raad van 25 juni 2002 betreffende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde met een luchtwaardigheidscertificaat ingevoerde goederen (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 8).

BIJLAGE VI

Bijlage 44 bis wordt als volgt gewijzigd:1. In titel III, punt 3, wordt de tweede alinea geschrapt.

BIJLAGE VII

Bijlage 45 bis wordt als volgt gewijzigd:1. Hoofdstuk I wordt vervangen door de volgende tekst:

Hoofdstuk I - Model van het begeleidingsdocument voor douanevervoer

>PIC FILE= "L_2003134NL.010301.TIF">

>PIC FILE= "L_2003134NL.010501.TIF">

2. Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:a) Punt B komt als volgt te luiden:

B. Toelichting bij het afdrukken

Voor het afdrukken van het begeleidingsdocument voor douanevervoer bestaan de volgende mogelijkheden:

1. het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- alleen exemplaar A (begeleidingsdocument) afdrukken;

2. Het aangegeven kantoor van bestemming is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- exemplaar A (begeleidingsdocument) afdrukken, en

- document B (terugzendingsexemplaar) afdrukken.

b) Punt C komt als volgt te luiden:

C. Toelichting bij de terugzending van de controleresultaten door het kantoor van bestemming

Voor de terugzending van de controleresultaten door het kantoor van bestemming bestaan de volgende mogelijkheden:

1. het daadwerkelijke kantoor van bestemming is het aangegeven kantoor, en het is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- de controleresultaten worden langs elektronische weg naar het kantoor van vertrek verzonden;

2. het daadwerkelijke kantoor van bestemming is het aangegeven kantoor, en het is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer:

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van terugzendingsexemplaar B van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (samen met de lijst van artikelen, indien van toepassing);

3. het aangegeven kantoor van bestemming is verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar het daadwerkelijke kantoor van bestemming is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (afleiding):

- de controleresultaten worden naar het kantoor van vertrek verzonden met gebruikmaking van een fotokopie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer, exemplaar A (samen met de lijst van artikelen, indien van toepassing);

4. het aangegeven kantoor van bestemming is niet verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, maar het daadwerkelijke kantoor van bestemming is wel verbonden met het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (afleiding):

- de controleresultaten worden langs elektronische weg naar het kantoor van vertrek verzonden.

c) Punt D wordt geschrapt.

BIJLAGE VIII

Bijlage 67 wordt als volgt gewijzigd: In de Toelichting, Titel I, vak 7, noot betreffende actieve en passieve veredeling, eerste alinea, wordt de tekst achter het derde en vierde streepje vervangen door:

- de economische voorwaarden worden aangeduid met de codes 01, 10, 11, 31 of 99,

- het gaat om de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde melk en zuivelproducten wanneer code 30 wordt gebruikt in verband met situaties die zijn bedoeld in de onderverdelingen 2, 5 en 7 van die code, of.

BIJLAGE IX

Bijlage 70 wordt als volgt gewijzigd:

a) In Deel B, na "codes en voorwaarden", wordt de volgende code ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) In Deel B, code 30, na punt 7), wordt het woord "of" ingevoegd.

c) In Deel B, code 30, wordt punt 8) vervangen door:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) In Deel B, code 30, wordt punt 9) geschrapt.

e) In Deel B, na code 30, wordt de volgende code ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

f) In Deel B, na code 99, wordt de volgende noot ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot:

De codes 10, 11, 12, 31 en 99 mogen slechts worden gebruikt voor in Bijlage 73 bedoelde goederen.

g) In punt C.1, worden de eerste en tweede alinea na "Welke gegevens in ieder geval moeten worden verstrekt" vervangen door:

Wanneer het om economische voorwaarden gaat die met de codes 01, 10, 11, 31 of 99 worden aangeduid.

Voor de artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad bedoelde melk en zuivelproducten moeten de gegevens worden verstrekt wanneer code 30 wordt gebruikt in verband met situaties die zijn bedoeld in de onderverdelingen 2, 5 en 7 van die code.

h) In het Aanhangsel wordt "geraamde waarde" in kolom (3) vervangen door "waarde".

i) In het Aanhangsel wordt "geraamde hoeveelheid" in kolom (4) vervangen door "hoeveelheid".

j) In het Aanhangsel wordt voetnoot d) vervangen door:

d) Hoeveelheid: UN/CEFACT-codes, bijv. (a) gewicht in ton (TNE), (b) aantal artikelen (NAR), (c) volume in hectoliter (HLT), (d) lengte in meter (MTR).

BIJLAGE X

In Bijlage 76, Deel A, wordt het volgende ingevoegd:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top