EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R2188

Verordening (EG) nr. 2188/2002 van de Commissie van 9 december 2002 tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

PB L 333 van 10.12.2002, p. 5–10 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 19/07/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/2188/oj

32002R2188

Verordening (EG) nr. 2188/2002 van de Commissie van 9 december 2002 tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 333 van 10/12/2002 blz. 0005 - 0010


Verordening (EG) nr. 2188/2002 van de Commissie

van 9 december 2002

tot verlening van een voorlopige vergunning voor nieuwe toepassingen van toevoegingsmiddelen in de diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1756/2002(2), en met name op de artikelen 3 en 9.E,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Richtlijn 70/524/EEG is bepaald dat voor een nieuwe toepassing van een reeds toegelaten toevoegingsmiddel een communautaire vergunning overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn vereist is.

(2) In artikel 9.E, lid 1, van Richtlijn 70/524/EEG is bepaald dat een voorlopige vergunning voor nieuwe toevoegingsmiddelen in diervoeding of voor nieuwe toepassingen van al toegelaten toevoegingsmiddelen kan worden afgegeven als aan de voorwaarden van artikel 3.A, onder b) tot en met e), van die richtlijn is voldaan en als op grond van de beschikbare resultaten redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het toevoegingsmiddel bij gebruik in de diervoeding een van de in artikel 2, onder a), van die richtlijn genoemde gevolgen heeft. Voor de in deel II van bijlage C bij Richtlijn 70/524/EEG bedoelde toevoegingsmiddelen kan een dergelijke voorlopige vergunning voor een periode van maximaal vier jaar worden verleend.

(3) De producenten hebben nieuwe gegevens ingediend met het oog op de uitbreiding van de vergunning voor de twee in de bijlagen I en II beschreven enzympreparaten, die in de bijlagen bij Richtlijn 70/524/EEG zijn opgenomen onder nummer 11, respectievelijk nummer 51, tot nieuwe diercategorieën.

(4) Uit de beoordeling van de dossiers die zijn ingediend voor de nieuwe toepassingen van de in de bijlagen I en II beschreven enzympreparaten blijkt dat deze aan de in artikel 9.E, lid 1, bedoelde voorwaarden voldoen, zodat voor deze uitbreidingen een voorlopige vergunning voor een periode van vier jaar kan worden verleend.

(5) De producent heeft nieuwe gegevens ingediend met het oog op de uitbreiding van de vergunning voor het in bijlage III beschreven enzympreparaat, dat in de bijlagen bij Richtlijn 70/524/EEG is opgenomen onder nummer 51, tot een nieuwe fysische vorm voor een bepaalde diercategorie.

(6) Uit de beoordeling van het dossier dat is ingediend voor de nieuwe toepassing van het in bijlage III beschreven enzympreparaat blijkt dat dit aan de in artikel 9.E, lid 1, bedoelde voorwaarden voldoet, zodat voor deze uitbreiding een voorlopige vergunning voor een periode van vier jaar kan worden verleend.

(7) Uit de beoordeling van het dossier blijkt verder dat er bepaalde procedures nodig kunnen zijn om de werknemers tegen blootstelling aan de in de bijlagen opgenomen toevoegingsmiddelen te beschermen. Die bescherming dient echter te worden gewaarborgd door toepassing van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(3).

(8) Op 18 april en 19 juni 2002 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding gunstige adviezen gegeven betreffende de veiligheid van de bovengenoemde enzympreparaten onder de in de bijlagen vermelde voorwaarden.

(9) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de tot de groep "enzymen" behorende preparaten die in de bijlagen I en II bij deze verordening worden vermeld, kan onder de in die bijlagen vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding worden verleend.

Artikel 2

Voor het tot de groep "enzymen" behorende preparaat dat in bijlage III bij deze verordening wordt vermeld, kan onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel in de diervoeding worden verleend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2002.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

(2) PB L 265 van 3.10.2002, blz. 1.

(3) PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top