EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32000D0033

2000/33/EG: Beschikking van de Raad van 17 december 1999 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

PB L 12 van 18.1.2000, blz. 24–25 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/33(1)/oj

32000D0033

2000/33/EG: Beschikking van de Raad van 17 december 1999 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

Publicatieblad Nr. L 012 van 18/01/2000 blz. 0024 - 0025


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 17 december 1999

tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland

(2000/33/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 104, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 104, lid 1, van het Verdrag wordt bepaald dat de lidstaten buitensporige overheidstekorten vermijden.

(2) In artikel 104 van het Verdrag wordt verwezen naar een procedure bij buitensporige tekorten die voorziet in een beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort en in de intrekking van die beschikking nadat het buitensporige tekort is gecorrigeerd; de procedure bij buitensporige tekorten wordt vastgesteld bij artikel 104 van het Verdrag; het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten; bij Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad(1) worden gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van het genoemde protocol vastgesteld; het Stabiliteits- en Groeipact, bestaande uit de resolutie van de Europese Raad van Amsterdam van 17 juni 1997(2), en de Verordeningen (EG) nr. 1466/97(3) en 1467/97(4) bevatten leidende beginselen, regels en verduidelijkingen voor de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, het toezicht op de begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid in de derde fase van de EMU.

(3) De Raad heeft, overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag, op aanbeveling van de Commissie op 26 september 1994 besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond; de Raad heeft op 7 november 1994, 24 juli 1995, 16 september 1996, 15 september 1997 en 29 mei 1998, overeenkomstig artikel 104, lid 7, aanbevelingen tot Griekenland gericht om aan deze situatie een eind te maken.

(4) Een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 104, lid 12, van het Verdrag ingetrokken indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.

(5) De Raad trekt op aanbeveling van de Commissie de beschikking in; de definities van "overheid", "tekort" en "investeringen" zijn vastgelegd in het protocol over de procedure bij buitensporige tekorten door verwijzing naar het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER), tweede uitgave; op grond van de gegevens die de Commissie heeft verstrekt na kennisgeving door Griekenland in september 1999 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 staan de volgende conclusies vast:

Het algemeen overheidstekort werd van 13,8 % in 1993 en 4,0 % in 1997 teruggebracht tot 2,5 % van het BBP in 1998. Het resultaat voor 1998 was iets hoger dan het voor dat jaar door de Raad aanbevolen streefcijfer van 2,4 %. De investeringsuitgaven van de overheid waren in 1998 met 3,7 % van het BBP voor de eerste maal hoger dan het overheidstekort. De begrotingsconsolidatie was in de afgelopen jaren gebaseerd op steeds grotere primaire overschotten; de rentebetalingen werden geleidelijk lager ten gevolge van de daling van de rentetarieven en de vermindering van de verhouding overheidsschuld BBP. Voor 1999 wordt het tekort geraamd op 1,9 % van het BBP. Volgens het in 1998 overeenkomstig de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact aangepaste Griekse convergentieprogramma zal het tekort van de gehele overheid naar verwachting verder verminderen tot 0,8 % van het BBP in 2001.

De totale overheidsschuld bereikte in 1996 een hoogtepunt van 112,3 % van het BBP; deze schuld werd in de daaropvolgende twee jaar met 6 procentpunten teruggebracht tot 106,3 % van het BBP in 1998. De schuldquote wordt voor 1999 geraamd op 104,5 % van het BBP. Volgens het in 1998 aangepaste Griekse convergentieprogramma zal de schuldquote mogelijk dalen tot minder dan 100 % van het BBP in 2001. De Griekse regering heeft bevestigd dat zij blijft streven naar een primair overschot dat krachtig bijdraagt tot de daling van de schuldquote. Dit primair overschot is van essentieel belang voor de verdere blijvende daling van de schuldquote.

Het tekort was in 1998 lager dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde; naar verwachting zal dit in 1999 zo blijven en zal het op middellange termijn verder verminderen; de bruto-schuldquote daalt momenteel en zal naar verwachting de komende jaren blijven dalen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Griekenland is gecorrigeerd.

Artikel 2

De beschikking van de Raad van 26 september 1994 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Griekenland wordt hierbij ingetrokken.

Deze beschikking is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 17 december 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K. HEMILÄ

(1) PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

(2) PB C 236 van 2.8.1997, blz. 1.

(3) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(4) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

Naar boven