EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R2461

Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten

PB L 299 van 20.11.1999, p. 16–28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2004; opgeheven door 32004R1973

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/2461/oj

31999R2461

Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten

Publicatieblad Nr. L 299 van 20/11/1999 blz. 0016 - 0028


VERORDENING (EG) Nr. 2461/1999 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 1999

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen(1), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Daar Verordening (EG) nr. 1251/1999 de bij Verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad(2) ingestelde steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen heeft vervangen, dient, gezien die nieuwe regeling en in het licht van de opgedane ervaring, Verordening (EG) nr. 1586/97 van de Commissie van 29 juli 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten(3) te worden gewijzigd. Het is dienstig daarbij duidelijkheidshalve tot een algehele omwerking van de laatstgenoemde verordening over te gaan.

(2) Artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 biedt de mogelijkheid om, onverminderd het genot van de betaling waarin de betrokken regeling voorziet, de braakgelegde grond te gebruiken voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten, op voorwaarde dat doeltreffende controlesystemen worden toegepast.

(3) Deze grondstoffen en de eindbestemmingen ervan dienen nader te worden omschreven. Om de traditionele markten te beschermen dienen aan de grondstoffen en de daaruit te vervaardigen eindproducten beperkingen te worden gesteld, hetgeen echter niet ertoe mag leiden dat de mogelijkheden om voor die grondstoffen nieuwe afzetmarkten te vinden, te gering worden. Een onderscheid dient te worden gemaakt tussen grondstoffen waarbij de mogelijkheid bestaat deze voor voeding of voor vervoedering te gebruiken en grondstoffen waarbij dat niet het geval is. Het is wenselijk om op uit de productie genomen grond de teelt van suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels niet uit te sluiten. Voor deze teelten mag echter wegens het gevaar van beïnvloeding van de markt voor suiker of van die voor granen geen areaalbetaling worden toegekend. Niettemin moet ervoor zorg worden gedragen dat deze teelten in overeenstemming zijn met de regels voor het gebruik van uit de productie genomen grond voor de teelt van niet voor voeding of voor vervoedering bestemde gewassen. Om speculatie te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de grondstof tot het beoogde eindproduct wordt verwerkt, dient, alhoewel geen betaling geschiedt, zekerheid te worden gesteld.

(4) De rol van elke belangrijke categorie marktdeelnemers dient duidelijk te worden omschreven. Het is noodzakelijk een klaar onderscheid te maken tussen de verplichtingen van de aanvrager, die eindigen wanneer de totale hoeveelheid geoogste grondstof is geleverd, en de met een zekerheidsstelling gepaard gaande verplichtingen van de inzamelaar, van de eerste verwerker of van de opeenvolgende verwerkers, die bij de levering aanvangen en bij de verwerking van de grondstoffen tot de beoogde, niet voor voeding of voor vervoedering bestemde eindproducten eindigen. De zekerheid moet toereikend zijn om elk risico te weren dat de grondstoffen uiteindelijk toch voor voeding of voor vervoedering worden gebruikt. Voor de gevallen waarin verplichtingen niet worden nagekomen, dient te worden verwezen naar de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1036/1999(5) en naar de Verordeningen van de Commissie (EEG) nr. 2220/85 van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1932/1999(7), en (EEG) nr. 3387/92 van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1678/98(9), welke die materie op horizontale wijze regelen. Voor tweejarige gewassen dienen wegens de duur van de productiecyclus specifieke bepalingen te worden vastgesteld.

(5) Voorts dient een methode te worden vastgesteld om de waarde te bepalen van de producten die moeten worden geacht niet voor voeding of voor vervoedering te zijn bestemd, en van die welke wel daarvoor zijn bestemd, zodat de waardeverhouding tussen die twee soorten producten kan worden berekend, welke verhouding het criterium vormt voor de bepaling van de voornaamste eindbestemming.

(6) Om controleredenen dient te worden verlangd dat voor de geteelde grondstof tussen de landbouwer, hierna "aanvrager" genoemd, en een eerste verwerker of een inzamelaar een contract wordt gesloten. Op grond van artikel 6, lid 9, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 wordt dat contract geacht deel uit te maken van de aanvraag om areaalbetaling. De ervaring heeft geleerd dat, alvorens enige betaling kan geschieden, om controleredenen dat contract zowel door de aanvrager als door de inzamelaar of de eerste verwerker bij de bevoegde autoriteit waaronder deze ressorteert, moet worden ingediend. Naar gelang van de inzaaiperiode mag in verschillende indieningstermijnen worden voorzien. De lidstaten kunnen in specifieke omstandigheden toestaan dat bepaalde grondstoffen rechtstreeks op het bedrijf van de producent zelf worden verwerkt.

(7) Gepreciseerd dient te worden dat in het kader van deze regeling hoeveelheden tussen- of bijproducten mogen worden gebruikt die equivalent zijn aan die welke uit de geoogste grondstof worden verkregen. Indien de equivalente hoeveelheden afkomstig zijn uit een andere lidstaat dan uit die waar de grondstof wordt geoogst, dienen de lidstaten elkaar over de betrokken transactie in te lichten om adequate controles te kunnen verrichten.

(8) Om controleredenen is de aanvrager verplicht aangifte te doen van de betrokken oppervlakten, van de verwachte opbrengst en van de geoogste hoeveelheden. Eveneens dient er zorg voor te worden gedragen dat de opbrengst die in het tussen de aanvrager en de inzamelaar of de eerste verwerker gesloten contract wordt vermeld, op zijn minst met de verwachte opbrengst overeenkomt. Voor grondstoffen die buiten deze regeling voor openbare interventieaankoop in aanmerking kunnen komen, en voor grondstoffen die uit bepaalde soorten kool- en raapzaad en zonnebloempitten worden verkregen, moet een representatieve individuele opbrengst of, in voorkomend geval, een representatieve plaatselijke opbrengst worden vastgesteld. De plaatsen die voor de berekening van de representatieve plaatselijke opbrengst dienen, kunnen met de in het regioplan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1251/1999 vermelde regio's samenvatten, doch dat behoeft niet noodzakelijk zo te zijn. De controle voor dergelijke grondstoffen zal doeltreffender zijn indien de geleverde hoeveelheden met deze representatieve opbrengsten overeenkomen. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen mag een geringere hoeveelheid worden toegelaten.

(9) Er dient zorg te worden gedragen dat de hoeveelheid grondstof die van de onder het contract vallende oppervlakte wordt geoogst, volledig aan de eerste verwerker, respectievelijk aan de inzamelaar wordt geleverd. Om te waarborgen dat deze voorwaarde wordt nageleefd, is de aanvrager verplicht bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, aangifte te doen. De aanvrager dient de bevoegde autoriteit in te lichten wanneer hij de in het contract vermelde grondstof in het geheel niet of slechts voor een deel zal kunnen leveren. Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen die niet tot normale agronomische voorwaarden behoren, dient het contract te kunnen worden gewijzigd of opgezegd. De voorwaarden waaronder wijziging tot een vermindering van de oppervlakte waarop het contract betrekking heeft, kan leiden zonder dat de aanvrager zijn recht op betaling verliest, dienen duidelijk te worden omschreven.

(10) De regeling sluit beter bij de handelspraktijk aan wanneer de inzamelaar of, naar gelang van het geval, de eerste verwerker de beoogde en in het contract versnelde eindbestemmingen mag wijzigen nadat de aanvrager de grondstof als bedoeld in deze verordening heeft afgeleverd, mits een doeltreffende controle van de regeling wordt gewaarborgd.

(11) Om aan het bij Besluit 93/355/EEG van de Raad(10) goedgekeurde Memorandum van overeenstemming betreffende oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de GATT, dient een controlestelsel te worden ingevoerd om in sojameelequivalent te bepalen welke hoeveelheden bijproducten voor voeding of voor vervoedering worden verkregen uit kool- en raapzaad, zonnebloempitten en sojabonen die op uit productie genomen grond voor andere doeleinden dan voor voeding of voor vervoedering worden geteeld.

(12) Er dient klaar en duidelijk voor de verwerking van de grondstoffen tot een van de in aanmerking komende eindproducten een uiterste datum te worden vastgesteld.

(13) Bepaalde vervoersverrichtingen op het grondgebied van de Gemeenschap die grondstoffen en daaruit verkregen producten betreffen, dienen aan controlesystemen te worden onderworpen om ervoor te zorgen dat deze kunnen worden getraceerd en om te waarborgen dat de bepalingen van deze verordening met betrekking tot die grondstoffen en producten toepassing hebben gekregen. Voor deze controlesystemen dient gebruik te worden gemaakt van overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1662/1999(12), af te geven aangiften en van controle-exemplaren T5.

(14) Voor elke betrokken categorie marktdeelnemers dient een controle-intensiteit waarvan de toepassing aantoonbaar is, te worden vastgesteld. Telkens wanneer blijkt dat de bij deze verordening vastgestelde voorschriften niet zijn nageleefd, zullen de controles worden verscherpt.

(15) Voor grondstoffen die niet voor voeding of voor vervoedering kunnen worden gebruikt, mogen eenvoudiger regels worden vastgesteld.

(16) Bij de toepassing van deze regeling dient rekening te worden gehouden met in sommige lidstaten bestaande specifieke omstandigheden, met name op het gebied van controle, volksgezondheid, milieu of strafrechtelijke bepalingen zonder evenwel de verschillen in de behandeling van dergelijke factoren binnen de Gemeenschap te vergroten. De betrokken lidstaat dient daartoe de Commissie van elke voorgenomen uitsluiting van een in bijlage I of in bijlage II vermelde grondstof vóór de invoering ervan, naar behoren met redenen omkleed, kennis te geven.

(17) Bepaald dient te worden dat de op uit de productie genomen grond geteelde grondstoffen en de uit dergelijke grondstoffen verkregen producten in beginsel niet in aanmerking komen voor andere communautaire steun die door het EOGFL in het kader van de Verordeningen van de Raad (EG) nr. 1257/1999 van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen(13) en (EG) nr. 1258/1999 van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(14), wordt gefinancierd.

(18) De regeling dient aan de hand van gegevens over het daadwerkelijke gebruik dat in de lidstaten daarvan wordt gemaakt, te worden geëvalueerd om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in acht worden genomen.

(19) De bij Verordening (EG) nr. 1251/1999 ingevoerde regeling wordt met ingang van het verkoopseizoen 2000/2001 van toepassing. Om de betrokken producenten in staat te stellen met kennis van zaken en met inachtneming van de uitvoeringsbepalingen van de nieuwe regeling de inzaai voor dat verkoopseizoen te doen en het contract en de aanvraag om areaalbetaling voor dat verkoopseizoen in te dienen, dienen de bepalingen van de onderhavige verordening in werking te treden zodra zij in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt bekendgemaakt.

(20) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Voorwerp en definities

Artikel 1

1. De in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1251/1999 ingestelde steunregeling voor de producenten van bepaalde akkerbouwgewassen uit de productie genomen grond mag overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening worden gebruikt voor de productie van de in de bijlagen I en II van de onderhavige verordening genoemde producten die voor de in bijlage III van laatstbedoelde verordening genoemde doeleinden zijn bestemd.

Zij mogen in aanmerking komen voor de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde areaalbetaling, hierna "de betaling" genoemd, onder de in de onderhavige verordening vervatte voorwaarden.

Voor uit de productie genomen grond die voor de teelt van de in bijlage I of in bijlage II genoemde grondstoffen wordt gebruikt, gelden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2316/1999(15) van de Commissie.

Evenwel wordt de teelt van deze grondstoffen geacht met de genoemde bepalingen verenigbaar te zijn. Voorts moeten in afwijking van artikel 19, lid 2, van genoemde verordening de betrokken oppervlakten, mits aan de eisen van de onderhavige verordening wordt voldaan, niet vanaf 15 januari uit de productie worden genomen.

2. Geen betaling geschiedt voor uit de productie genomen grond waarop suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels worden geteeld. De bepalingen van hoofdstuk II gelden evenwel voor op de uit de productie genomen grond geteelde suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels onder dezelfde voorwaarden als ware betaling geschied.

Artikel 2

Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "aanvrager", degene van wie de aanvraag uitgaat;

b) "inzamelaar", eenieder, ondertekenaar zijnde van het in artikel 4 bedoelde contract die in bijlage I bedoelde grondstoffen koopt, welke voor doeleinden als bedoeld in bijlage III zijn bestemd;

c) "eerste verwerker", de gebruiker van de grondstoffen die de eerste verwerking ervan uitvoert om een of meer van de in bijlage III bedoelde producten te verkrijgen.

HOOFDSTUK II

Grondstoffen waarvoor een contract moet worden gesloten

Afdeling 1

Gebruik van de grondstof - Contract en betalingsaanvraag

Artikel 3

1. De in bijlage I genoemde grondstoffen, hierna "de grondstoffen" genoemd, mogen alleen dan op uit de productie genomen grond worden geteeld indien de voornaamste eindbestemming ervan in de vervaardiging van een van de in bijlage III vermelde producten bestaat. De economische waarde van de niet voor voeding of voor vervoedering bestemde producten die bij de verwerking van dergelijke grondstoffen zijn verkregen, moet hoger zijn dan die van alle andere, bij diezelfde verwerking verkregen, wél voor voeding of voor vervoedering bestemde producten, hetgeen wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 13, lid 3, bedoelde waarderingsmethode.

2. Voor op uit de productie genomen grond verbouwde grondstoffen wordt een contract als bedoeld in artikel 4 gesloten.

3. De aanvrager is verplicht de volledige geoogste hoeveelheid grondstof af te leveren en de inzamelaar of de eerste verwerker is verplicht de volledige hoeveelheid grondstof die door de aanvrager wordt afgeleverd, af te nemen en te garanderen dat een equivalente hoeveelheid van deze grondstof in de Gemeenschap voor de vervaardiging van een of meer van de in bijlage III bedoelde eindproducten wordt gebruikt.

Wanneer een inzamelaar of een eerste verwerker de daadwerkelijk geoogste grondstof voor de vervaardiging van een tussen- of bijproduct gebruikt, mag hij voor de vervaardiging van een of meer van de in bijlage III bedoelde eindproducten een equivalente hoeveelheid van dat tussen- of bijproduct gebruiken.

Wanneer een inzamelaar of een eerste verwerker van de in de eerste of de tweede alinea geboden mogelijkheid gebruikmaakt, stelt hij daarvan de bevoegde autoriteit waarbij de zekerheid is gesteld, in kennis. Wanneer de equivalente hoeveelheid in een andere lidstaat dan in die waar de grondstof is geoogst, wordt gebruikt, wisselen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gegevens over die transactie uit.

4. In afwijking van de leden 2 en 3 kunnen de lidstaten een aanvrager toestaan om alle grondstof die op bepaalde, uit de productie genomen oppervlakten wordt geoogst, op zijn landbouwbedrijf tot biogas van GN-code 2711 29 00 te verwerken, mits:

a) de aanvrager zich door een verklaring ter vervanging van het in artikel 4 bedoelde contract ertoe verbindt de grondstof waarop die verklaring betrekking heeft, rechtstreeks te verwerken;

b) de betrokken lidstaat adequate controlemaatregelen treft die de verwerking tot biogas van GN-code 2711 29 00 garanderen.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen en de opeenvolgende wijzigingen daarvan worden aan de Commissie meegedeeld vóór 30 november voorafgaande aan het jaar waarin de oogst waarvoor die maatregelen gelden, geschiedt.

De artikelen 4 tot en met 21 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

1. Ter staving van zijn aanvraag om betaling legt de aanvrager aan zijn bevoegde autoriteit een tussen hem en de inzamelaar of de eerste verwerker gesloten contract over.

2. De aanvrager moet zich ervan vergewissen dat dit contract de volgende gegevens bevat:

a) de naam en het adres van de contractsluitende partijen;

b) duur van het contract;

c) de soort van elke betrokken grondstof en de met elke soort beteelde oppervlakte;

d) de geraamde hoeveelheid grondstof per soort en alle voor de aflevering daarvan geldende voorwaarden. Deze hoeveelheid moet ten minste overeenkomen met de verwachte fysieke opbrengst die door de bevoegde autoriteit voor de betrokken grondstof representatief wordt geacht. Bij de bepaling van de verwachte opbrengst dient met name rekening te worden gehouden met de eventueel voor de betrokken regio vastgestelde gemiddelde opbrengst;

e) een verbintenis de in artikel 3, lid 3, bedoelde verplichtingen te zullen naleven;

f) de voor de grondstof beoogde voornaamste eindbestemmingen, waarbij elk van deze bestemmingen aan het bepaalde in artikel 3, lid 1, en in artikel 13, lid 3, moet voldoen.

3. De aanvrager draagt er zorg voor dat het contract op een zodanig tijdstip wordt gesloten, dat de inzamelaar of de eerste verwerker binnen de bij artikel 13, lid 1, gestelde termijnen bij zijn bevoegde autoriteit een afschrift van het contract kan indienen.

4. Wanneer het contract op koolzaad, raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 en 1201 00 90 betrekking heeft, draagt de aanvrager er zorg voor dat in het contract naast de op grond van lid 2 vereiste informatie, ook de verwachte hoeveelheid bijproducten met een andere bestemming dan voeding of vervoedering wordt vermeld.

5. De lidstaten kunnen om controleredenen bepalen dat elke aanvrager per grondstof slechts één leveringscontract mag sluiten.

Artikel 5

Jaarlijks vermeldt de aanvrager in de bij zijn bevoegde autoriteit ingediende aanvraag om betaling, de identificatie van het perceel, respectievelijk de percelen, waarop de grondstoffen moeten worden verbouwd. Voor elk uit de productie genomen perceel en voor elke daarop verbouwde grondstof worden de volgende gegevens verstrekt:

a) de soorten van de grondstof en de rassen ervan;

b) per soort en ras de verwachte fysieke opbrengst.

Indien op hetzelfde bedrijf dezelfde soort of hetzelfde ras ook op niet uit de productie genomen grond wordt verbouwd, wordt van deze soort of van dit ras en van de verwachte oogst ervan, alsmede van de betrokken percelen, de ligging en de identificatie ervan opgave gedaan.

Afdeling 2

Wijziging of opzegging van het contract - Verplichtingen van de aanvrager

Artikel 6

Indien de contractsluitende partijen het contract wijzigen of opzeggen nadat de aanvrager een aanvraag om betaling heeft ingediend, kan de aanvrager slechts worden toegestaan zijn aanvraag om betaling te handhaven wanneer deze, om het mogelijk te maken alle controles uit te voeren, zijn bevoegde autoriteit uiterlijk op de laatste dag van de termijn welke voor de wijziging van de aanvraag om betaling in de betrokken lidstaat is vastgesteld, van de wijziging of de opzegging in kennis stelt.

Artikel 7

Onverminderd artikel 6 kan de bevoegde autoriteit, indien de aanvrager haar ervan in kennis stelt dat hij wegens bijzondere omstandigheden de in het contract vermelde grondstof niet of niet volledig kan leveren, nadat die autoriteit van deze bijzondere omstandigheden toereikend bewijsmateriaal heeft verkregen, toestaan dat het contract ofwel wordt gewijzigd voorzover zulks gerechtvaardigd blijkt, ofwel wordt opgezegd.

Indien wijziging van het contract tot vermindering van de oppervlakte waarvoor het geldt, leidt, of indien het contract wordt opgezegd, is de aanvrager, om zijn recht op de betaling te behouden, verplicht:

a) de betrokken grond met de door de bevoegde autoriteit toegestane middelen opnieuw uit de productie te nemen,

b) de grondstof die op de aan het contract onttrokken oppervlakte is geteeld, niet te verkopen, noch weg te geven, noch te gebruiken.

Artikel 8

Onverminderd artikel 6 mag de inzamelaar of de eerste verwerker de voorgenomen voornaamste eindbestemmingen van de grondstoffen als bedoeld in artikel 4, lid 2, punt f), wijzigen nadat de onder het contract begrepen grondstoffen aan hem zijn afgeleverd en aan de in artikel 10, lid 1, en artikel 13, lid 4, eerste alinea, gestelde voorwaarden is voldaan.

Bij de wijziging van de eindbestemmingen dient aan de in artikel 3, lid 1, en in artikel 13, lid 3, gestelde voorwaarden te worden voldaan.

De inzamelaar of de eerste verwerker stelt zijn bevoegde autoriteit hiervan vooraf in kennis, zodat alle nodige controles kunnen worden uitgevoerd.

Afdeling 3

Representatieve opbrengsten en te leveren hoeveelheden

Artikel 9

1. Voor de grondstoffen die buiten deze regeling voor interventieaankoop in aanmerking kunnen komen, alsmede voor kool- en raapzaad van GN-code ex 1205 00 90, met uitzondering van rassen met een hoog erucazuurgehalte, en voor zonnebloempitten van GN-code 1206 00 91 of 1206 00 99, bepalen de lidstaten jaarlijks vóór de oogst representatieve opbrengsten die daadwerkelijk dienen te worden verkregen. Deze representatieve opbrengsten worden vastgesteld:

a) hetzij voor de betrokken landbouwbedrijven op een individuele grondslag,

b) hetzij op een plaatselijke grondslag.

2. De lidstaten selecteren in het in lid 1 bedoelde geval de voor de berekening van de representatieve opbrengsten te gebruiken plaatsen, welke met de regio's van het door de lidstaten opgestelde regioplan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1251/1999 mogen, doch niet noodzakelijk moeten overeenkomen. De lidstaten stellen de betrokken aanvragers van genoemde representatieve opbrengsten in kennis:

a) uiterlijk op 31 juli voor de grondstoffen die buiten deze regeling voor openbare interventieaankoop in aanmerking kunnen komen, en voor het in lid 1 bedoelde kool- en raapzaad;

b) uiterlijk op 31 augustus voor de in lid 1 bedoelde zonnebloempitten.

Artikel 10

1. De aanvrager doet bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, aangifte van de totale, voor elke soort geoogste hoeveelheid grondstof en bevestigt de geleverde hoeveelheid en de partij aan wie hij deze grondstof heeft geleverd.

2. Wat de in artikel 9 bedoelde grondstoffen betreft, moet de hoeveelheid die daadwerkelijk door de aanvrager aan de inzamelaar of de eerste verwerker moet worden geleverd, op zijn minst overeenkomen met de individuele representatieve opbrengst of, naar gelang van het geval, met de plaatselijke representatieve opbrengst voor de betrokken percelen, zoals deze door de lidstaten overeenkomstig genoemd artikel is vastgesteld.

De lidstaten kunnen evenwel in naar behoren gerechtvaardigde gevallen bij wijze van uitzondering een tot 10 % van deze opbrengst belopend tekort aanvaarden.

Voorts kan de bevoegde autoriteit in de gevallen waarin zij overeenkomstig artikel 7 een wijziging of opzegging van het contract heeft toegestaan, de hoeveelheid die de aanvrager uit hoofde van de eerste alinea van het onderhavige lid dient te leveren, verminderen in de mate die gerechtvaardigd voorkomt.

Artikel 11

Indien de aanvrager, voor een bepaalde grondstof, niet erin slaagt de overeenkomstig de onderhavige verordening vereiste hoeveelheid te leveren, wordt hij in de zin van artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3887/92 geacht voor een oppervlakte die wordt berekend door de totale uit de productie genomen oppervlakte die hij overeenkomstig de bij de onderhavige verordening vastgestelde criteria voor de productie van die grondstof heeft gebruikt, te vermenigvuldigen met het proportionele tekort van die grondstof, niet aan al zijn verplichtingen met betrekking tot de uit de productie genomen, niet voor voedings- of voederdoeleinden beteelde percelen te hebben voldaan.

Afdeling 4

Betalingsvoorwaarden

Artikel 12

1. Voor de overeenkomstig de voorwaarden in Verordening (EG) nr. 1251/1999 uit de productie genomen grond kan de betaling aan de aanvrager voordat de grondstof is verwerkt, geschieden. Deze betaling wordt slechts uitgevoerd, indien de in het kader van de onderhavige verordening te leveren hoeveelheid grondstof aan de inzamelaar of aan de eerste verwerker is geleverd en indien:

a) de in artikel 10 bedoelde aangifte is gedaan;

b) bij de bevoegde autoriteit waaronder de inzamelaar of de eerste verwerker ressorteert, een afschrift van het contract is ingediend, aan de in artikel 13, lid 2, gestelde voorwaarden is voldaan, en door de inzamelaar of door de eerste verwerker de in artikel 13, lid 4, eerste alinea, bedoelde gegevens zijn doorgegeven;

c) de bevoegde autoriteit het bewijs heeft ontvangen dat de volledige in artikel 15, lid 2, bedoelde zekerheid is gesteld;

d) de bevoegde autoriteit die met de betaling is belast, zich voor iedere aanvraag ervan heeft vergewist dat aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden is voldaan.

2. In het geval van een tweejarig gewas waarvoor de oogst, en bijgevolg de levering van de grondstof, eerst in het tweede teeltjaar geschiedt, wordt de betaling in de twee jaren na de sluiting van het in artikel 4 bedoelde contract uitgevoerd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten vaststellen dat:

a) de in lid 1, onder b) (met uitzondering van de mededeling van de in artikel 13, lid 4, eerste alinea, bedoelde gegevens) en onder d), bedoelde verplichtingen vanaf het eerste teeltjaar worden nagekomen;

b) de in lid 1, onder a) en c), bedoelde verplichtingen en de verplichting tot mededeling van de in artikel 13, lid 4, eerste alinea, bedoelde gegevens in het tweede jaar worden nagekomen.

Voor het eerste teeltjaar wordt de betaling evenwel slechts uitgevoerd indien de bevoegde autoriteit het bewijs heeft ontvangen dat 50 % van de in artikel 15, lid 2, bedoelde zekerheid is gesteld.

Afdeling 5

Contract en verplichtingen van de inzamelaar en van de eerste verwerker

Artikel 13

1. De inzamelaar of de eerste verwerker dient bij zijn bevoegde autoriteit een afschrift van het contract in:

a) voor in de periode van 1 juli tot en met 31 december in te zaaien grondstoffen, uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar;

b) voor in de periode van 1 januari tot en met 30 juni in te zaaien grondstoffen, uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening, in het betrokken jaar en in de betrokken lidstaat, van de aanvraag om betaling.

Indien de aanvrager en de inzamelaar of de eerste veewerker in een bepaald jaar het contract vóór de in artikel 6 bedoelde datum wijzigen of opzeggen, dient de inzamelaar of de verwerker bij zijn bevoegde autoriteit uiterlijk op die datum een afschrift in van het gewijzigde, respectievelijk van het opgezegde contract.

2. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit controleert of het ingediende contract aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden voldoet. Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, moet de bevoegde autoriteit van de aanvrager hiervan in kennis worden gesteld.

Om deze controle mogelijk te maken, verstrekt de inzamelaar of de eerste verwerker aan zijn bevoegde autoriteit over de betrokken verwerkingsketen de nodige gegevens, en met name gegevens over de prijzen en over de technische verwerkingscoëfficiënten die worden gebruikt ter bepaling van de hoeveelheden eindproducten die kunnen worden verkregen. Deze coëfficiënten zijn die welke in artikel 21, lid 1, zijn bedoeld.

3. Voor de controle op de naleving van artikel 3, lid 1, maakt de betrokken bevoegde autoriteit aan de hand van de in lid 2 bedoelde gegevens een vergelijking tussen de som van de waarden van alle niet voor voeding of voor vervoedering bestemde producten en de som van de waarden van alle andere bij dezelfde verwerking verkregen, wél voor voeding of voor vervoedering bestemde producten. Elke waarde wordt berekend door de betrokken hoeveelheid te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de in het voorgaande verkoopseizoen genoteerde prijzen af fabriek. Indien deze prijzen niet beschikbaar zijn, bepaalt de bevoegde autoriteit de passende prijzen, met name op basis van de in lid 2 bedoelde gegevens.

4. De inzamelaar of de eerste verwerker die de grondstof van de aanvrager heeft ontvangen, stelt zijn bevoegde autoriteit van de ontvangen hoeveelheid grondstof in kennis, met vermelding van de soort, alsmede van de naam en het adres van de contractsluitende partij die hem de grondstof heeft geleverd, van de plaats van aflevering en van de referentie van het betrokken contract, binnen een zodanige, door de lidstaten vast te stellen termijn dat de betaling binnen de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde periode kan geschieden.

De inzamelaar stelt binnen 40 werkdagen na de datum waarop hij de ontvangen grondstof aan de eerste verwerker heeft afgeleverd, zijn bevoegde autoriteit van de naam en het adres van deze eerste verwerker in kennis. De eerste verwerker stelt op zijn beurt binnen 40 werkdagen na de datum waarop hij de grondstof heeft ontvangen, zijn bevoegde autoriteit van de naam en het adres van de inzamelaar die de grondstof heeft afgeleverd, van de hoeveelheid en de soort ontvangen grondstof, alsmede van de afleveringsdatum in kennis.

Indien de inzamelaar de grondstof niet rechtstreeks aan de eerste verwerker aflevert, stelt hij zijn bevoegde autoriteit van de naam en het adres van de deelnemers aan de leveringsketen met inbegrip van de naam en het adres van de eerste verwerker in kennis. Deze mededeling geschiedt binnen 40 werkdagen nadat de eerste verwerker de grondstof heeft ontvangen.

Elke deelnemer aan de leveringsketen stelt op zijn beurt zijn bevoegde autoriteit binnen 40 werkdagen te rekenen van de transactie in kennis van de naam en het adres van de koper van de grondstof en van de aan hem verkochte hoeveelheid.

Indien het om verschillende autoriteiten gaat, stellen de bevoegde autoriteit van de eerste verwerker en die van elke deelnemer aan de voor de grondstof gebruikte leveringsketen als bedoeld in de derde alinea, de bevoegde autoriteit van de inzamelaar in kennis van de aan de eerste verwerker afgeleverde hoeveelheden.

Indien de lidstaat van de inzamelaar of van de eerste verwerker een andere is dan die waarin de grondstof is verbouwd, stelt de betrokken bevoegde autoriteit die van de aanvrager binnen 40 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de mededelingen als bedoeld in de eerste en in de derde alinea, in kennis van de totale geleverde hoeveelheid grondstof.

Afdeling 6

Oliehoudende bijproducten uitgedrukt in sojameel-equivalent

Artikel 14

1. Onverminderd artikel 13 stelt de in lid 1 van genoemd artikel bedoelde bevoegde autoriteit de Commissie zo spoedig mogelijk, en uiterlijk op 31 mei van het jaar waarin de grondstof wordt geoogst, in kennis van de verwachte totale hoeveelheid van voor voeding of voor vervoedering bestemde bijproducten die uit de in artikel 4 bedoelde contracten resulteert indien de contracten betrekking hebben op koolzaad, raapzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-code ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 en 1201 00 90.

De bevoegde autoriteit berekent de genoemde hoeveelheid op basis van de volgende verhoudingen:

a) 100 kg kool- en/of raapzaad van GN-code 1205 00 90 wordt geacht gelijk te staan met 56 kg bijproducten;

b) 100 kg zonnebloempitten van GN-code 1206 00 91 of 1206 00 99 wordt geacht gelijk te staan met 56 kg bijproducten;

c) 100 kg sojabonen van GN-code 1201 00 90 wordt geacht gelijk te staan met 78 kg bijproducten.

De in artikel 4, lid 4, bedoelde naar verwachting te produceren hoeveelheid bijproducten wordt in mindering gebracht op de verwachte hoeveelheid van alle bijproducten, berekend overeenkomstig de tweede alinea.

2. De Commissie berekent aan de hand van de overeenkomstig lid 1 verstrekte gegevens de verwachte totale hoeveelheid van voor voeding of voor vervoedering bestemde bijproducten, uitgedrukt in sojameelequivalent.

Afdeling 7

Zekerheden

Artikel 15

1. De inzamelaar of de eerste verwerker stelt bij zijn bevoegde autoriteit, uiterlijk op de uiterste datum voor indiening van de aanvraag om betaling in het betrokken jaar en in de betrokken lidstaat, het gehele bedrag van de in lid 2 bedoelde zekerheid.

2. De zekerheid wordt voor iedere grondstof berekend naar rata van 250 EUR per hectare, vermenigvuldigd met de som van alle uit hoofde van deze regeling uit productie genomen oppervlakten waarvoor door de betrokken inzamelaar of door de betrokken eerste verwerker een contract is getekend en die worden gebruikt om daarop de bedoelde grondstof te telen.

3. Indien een contract uit hoofde van artikel 6 of artikel 7 wordt gewijzigd of opgezegd, wordt de gestelde zekerheid dienovereenkomstig aangepast.

4. De zekerheid wordt voor iedere grondstof vrijgegeven naar rata van de hoeveelheden van die grondstof die tot het beoogde, voornaamste, niet voor voeding of voor vervoedering bestemde eindproduct zijn verwerkt, mits de bevoegde autoriteit van de inzamelaar of van de eerste verwerker over het bewijs beschikt dat die hoeveelheden grondstof overeenkomstig de voorwaarden van artikel 4, lid 2, punt f), zijn verwerkt, waarbij zo nodig met eventuele wijzigingen uit hoofde van de bepalingen van artikel 8 rekening wordt gehouden.

5. Onverminderd het bepaalde in lid 4:

a) wanneer de zekerheid door de inzamelaar is gesteld, wordt deze vrijgegeven nadat de betrokken grondstof aan de eerste verwerker is geleverd;

b) wanneer de zekerheid door een verwerker is gesteld, wordt deze vrijgegeven nadat de grondstof of de tussenproducten waarop een contract betrekking heeft, aan een andere verwerker is, respectievelijk zijn geleverd,

mits de bevoegde autoriteit van de partij die de betrokken goederen heeft verkocht of heeft weggegeven, over het bewijs beschikt dat de partij die deze goederen heeft gekocht of ontvangen, bij haar bevoegde autoriteit een gelijkwaardige zekerheid heeft gesteld.

Artikel 16

1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar enigerlei verwerking geschiedt, treft de nodige maatregelen om te waarborgen dat de op zijn grondgebied gevestigde verwerkers wat de nakoming van de aangegane verbintenissen betreft, alle garanties bieden.

2. De verwerking, als hoofdactiviteit, van de hoeveelheden grondstof tot de in het contract vermelde eindproducten vormt de primaire eis in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

De verwerking tot een of meer in bijlage III genoemde eindproducten dient uiterlijk op 31 juli van het tweede jaar na dat waarin de aanvrager de grondstof heeft geoogst, te geschieden.

3. De volgende verplichtingen van de inzamelaar of van de verwerker vormen ondergeschikte eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:

a) de verplichting uit hoofde van artikel 3, lid 3, alle door de aanvrager geleverde grondstoffen af te nemen;

b) de verplichting uit hoofde van artikel 13, lid 1, een afschrift van het contract in te dienen;

c) de verplichting uit hoofde van artikel 13, lid 4, eerste, tweede en derde alinea, mededelingen te doen;

d) de verplichting uit hoofde van artikel 15, lid 1, zekerheid te stellen.

Afdeling 8

Documenten voor de verkoop, voor het weggeven of de levering in een andere lidstaat of voor uitvoer

Artikel 17

Indien de inzamelaar of de eerste verwerker grondstoffen of tussenproducten en/of neven- of bijproducten die het voorwerp van een contract als bedoeld in artikel 4 vormen, aan een in een andere lidstaat gevestigde verwerker verkoopt of weggeeft, gaat het betrokken product vergezeld van een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 afgegeven controle-exemplaar T5.

In vak 104 van het controle-exemplaar T5 wordt onder de rubriek "Andere" een van de volgende vermeldingen ingevuld:

- Producto destinado a su transformación o entrega de acuerdo con lo establecido en el artículo 4 del Reglamento (CE) n° 2461/1999 de la Comisión

- Skal anvendes til forarbejdning eller levering i overensstemmelse med artikel 4 i Kommissionens forordning (EF) nr. 2461/1999

- Zur Verarbeitung oder Lieferung gemäß Artikel 4 der Verordnung (EG) Nr. 2461/1999 der Kommission zu verwenden

- Πρέπει να χρησιμοποιηθεί για μεταποίηση ή παράδοση σύμφωνα με το άρθρο 4 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 2461/1999 της Επιτροπής

- To be used for processing or delivery in accordance with Article 4 of Commission Regulation (EC) No 2461/1999

- À utiliser pour transformation ou livraison conformément aux dispositions de l'article 4 du règlement (CE) n° 2461/1999 de la Commission

- Da consegnare o trasformare conformemente all'articolo 4 del regolamento (CE) n. 2461/1999 della Commissione

- Te gebruiken voor verwerking of aflevering overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie

- A utilizar para transformação ou entrega em conformidade com o artigo 4.o do Regulamento (CE) n.o 2461/1999 da Comissão

- Käytetään jalostamiseen tai toimittamiseen komission asetuksen (EY) N:o 2461/1999 mukaisesti

- Används till bearbetning eller leverans i enlighet med kommissionens förordning (EG) nr 2461/1999.

De bepalingen van de eerste en de tweede alinea gelden voor alle verdere verkopen aan in andere lidstaten gevestigde verwerkers tot de vervaardiging van het in het contract beoogde eindproduct. Voor de neven- of bijproducten gelden zij slechts voor het geval waarin het product voor uitvoerrestituties in aanmerking zou komen indien het uit niet in het kader van deze regeling geteelde grondstoffen zou zijn verkregen.

Artikel 18

1. Indien de levering van de grondstof aan de eerste verwerker voor een deel of volledig door een inzamelaar die niet in een andere lidstaat dan in die van de eerste verwerker is gevestigd, geschiedt, vult deze inzamelaar een controle-exemplaar TS in onder vermelding in vak 104 onder de rubriek "Andere" van de volgende gegevens:

a) de door hem rechtstreeks aan de eerste verwerker geleverde hoeveelheid;

b) de naam en het adres van de eerste verwerker;

c) de naam en het adres van de andere deelnemers aan de leveringsketen, ook indien dezen zijn gevestigd in de lidstaat waarin de eerste verwerking is geschied;

d) de door elk van die andere deelnemers geleverde hoeveelheden.

2. Elke deelnemer als bedoeld in lid 1, onder c), die niet in de lidstaat van de eerste verwerker is gevestigd, vult een controle-exemplaar T5 in onder vermelding in vak 104 onder de rubriek "Andere", van de naam en het adres van de inzamelaar alsmede van de in genoemd lid, onder a) en b), bedoelde gegevens.

Artikel 19

Indien een of meer eind-, tussen-, neven- of bijproducten die het voorwerp van een contract als bedoeld in artikel 4 vormen, voor uitvoer naar derde landen worden bestemd, worden zij op het grondgebied van de Gemeenschap onder dekking van een controle-exemplaar T5 vervoerd, welk controle-exemplaar is opgesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar die producten zijn verkregen.

In vak 104 van het controle-exemplaar T5 wordt onder de rubriek "Andere" een van de volgende vermeldingen ingevuld:

- Este producto no podrá acogerse a ninguna de las medidas previstas en el apartado 2 del artículo 1 del Reglamento (CE) n° 1258/1999 del Consejo

- De finansieringsforanstaltninger, der er omhandlet i artikel 1, stk. 2, i Rådets forordning (EF) nr. 1258/1999, kan ikke anvendes på dette produkt

- Dieses Erzeugnis kommt für keine Finanzierungen gemäß Artikel 1 Absatz 2 der Verordnung (EG) Nr. 1258/1999 des Rates in Betracht

- Το προϊόν αυτό δεν μπορεί να επωφεληθεί από τα μέτρα που προβλέπονται στο άρθρο 1 παράγραφος 2 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1258/1999 του Συμβουλίου

- This product shall not qualify for any benefit pursuant to Article 1(2) of Council Regulation (EC) No 1258/1999

- Ce produit ne peut pas bénéficier des financements prévus à l'article 1er paragraphe 2 du règlement (CE) n° 1258/1999 du Conseil

- Questo prodotto non può beneficiare delle misure di cui all'articolo 1, paragrafo 2 del regolamento (CE) n. 1258/1999 del Consiglio

- Dit product komt niet in aanmerking voor financieringen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad

- O presente produto não pode beneficiar de medidas ao abrigo do n.o 2 do artigo 1.o do Regulamento (CE) n.o 1258/1999 do Conselho

- Tähän tuotteeseen ei sovelleta neuvoston asetuksen (EY) N:o 1258/1999 1 artiklan 2 kohdan mukaisia toimenpiteitä

- De åtgärder som avses i artikel 1.2 i rådets förordning (EG) nr 1258/1999 kan inte användas för denna produkt.

De bepalingen van de eerste en de tweede alinea gelden slechts in het geval waarin het in bijlage III genoemde eindproduct, het tussenproduct, het nevenproduct of het bijproduct die het voorwerp van een in artikel 4 bedoeld contract vormen, voor uitvoerrestituties in aanmerking zou komen indien het uit niet in het kader van deze regeling verbouwde grondstoffen zou zijn verkregen.

Afdeling 9

Controles

Artikel 20

De lidstaat stelt de door de inzamelaar en de verwerker bij te houden registers vast.

In het geval van de inzamelaar worden ten minste de volgende gegevens opgenomen:

a) de hoeveelheden van alle grondstoffen die voor verwerking in het kader van deze regeling zijn gekocht en verkocht,

b) de naam en het adres van de volgende kopers/verwerkers.

In het geval van de verwerker bevatten de registers volgens een door de bevoegde autoriteit vast te stellen frequentie ten minste de volgende gegevens:

a) de hoeveelheden van alle voor verwerking gekochte grondstoffen,

b) de hoeveelheden verwerkte grondstoffen en de daaruit verkregen hoeveelheden en soorten eind-, neven- en bijproducten,

c) de verliezen bij de verwerking,

d) de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging,

e) de hoeveelheden en soorten producten die door de verwerker zijn verkocht of weggegeven, en de daarvoor verkregen prijzen,

f) de naam en het adres van de volgende kopers/verwerkers.

Artikel 21

1. De bevoegde autoriteiten van de inzamelaar en die van de lidstaten waar de verwerking is geschied, verrichten controles, waaronder fysieke controles en controles van de handelsdocumenten, om zich te vergewissen van, wat de inzamelaar betreft, de samenhang tussen de aankopen van grondstoffen en de respectieve leveringen daarvan, en wat de verwerker betreft, de samenhang tussen de afleveringen van grondstoffen en de eind-, neven- en bijproducten.

Voor deze controle baseert de bevoegde autoriteit zich vooral op de technische verwerkingscoëfficiënten voor de betrokken grondstoffen.

Indien dergelijke coëfficiënten met betrekking tot de uitvoer in de communautaire regelgeving zijn opgenomen, worden die coëfficiënten gebruikt. Bij ontstentenis daarvan worden eventuele andere in de communautaire regelgeving voorkomende coëfficiënten gebruikt. In alle overige gevallen wordt de controle met name gebaseerd op de coëfficiënten die algemeen door de betrokken verwerkende industrie zijn aanvaard.

Met de controles wordt eveneens beoogd zich te vergewissen van het juiste eindgebruik van de grondstof en van de neven- en bijproducten alsmede van de naleving van het bepaalde in artikel 3, lid 1, en in artikel 13, lid 3.

De controles betreffen ten minste 10 % van de transacties en van de verwerkingen in de lidstaat en daartoe wordt door de bevoegde autoriteit besloten op basis van een risicoanalyse en van een bepaalde mate van representativiteit van de ingediende contracten.

2. De bevoegde autoriteiten verscherpen de in lid 1 bedoelde controles en lichten de Commissie in de volgende gevallen dienaangaande onverwijld in:

a) onregelmatigheden bij ten minste 3 % van de in lid 1 bedoelde controleverrichtingen,

b) een verschil ten opzichte van de vroegere prestaties van de verwerker,

c) de vaststelling van verwerkingsverrichtingen waarbij:

i) de hoeveelheden of waarden van de eind-, bij- of nevenproducten verhoudingen te zien geven die niet in overeenstemming zijn met de coëfficiënten als bedoeld in lid 1, tweede en derde alinea, of

ii) wordt afgeweken van de in artikel 3, lid 1, en in artikel 13, lid 3, bedoelde criteria inzake de economische waardering van de producten.

HOOFDSTUK III

Grondstoffen waarvoor geen contract behoeft te worden gesloten

Artikel 22

De in bijlage II vermelde grondstoffen, hierna "de grondstoffen" genoemd, mogen op uit de productie genomen grond worden geteeld mits het eindgebruik ervan in de vervaardiging van een van de in bijlage III opgenomen producten bestaat.

Voor deze grondstoffen behoeft geen contract te worden gesloten.

Artikel 23

1. Om voor betaling in aanmerking te komen, verstrekt de aanvrager die uit de productie genomen grond voor de teelt van grondstoffen wenst te gebruiken, bij de indiening van zijn aanvraag om betaling aan de bevoegde autoriteit in zijn lidstaat een schriftelijke verbintenis dat de betrokken grondstoffen bij gebruik of verkoop ervan voor de in bijlage III bedoelde gebruiksdoeleinden zullen worden bestemd.

2. De aanvrager deelt zijn bevoegde autoriteit ieder jaar in zijn aanvraag om betaling de in toepassing van dit hoofdstuk uit de productie genomen percelen, de gewassen op deze percelen, de lengte van de teeltcyclus en de beoogde oogstfrequentie mede.

HOOFDSTUK IV

Algemene voorschriften

Afdeling 1

Uitsluiting van de regeling en steuncumulatieverbod

Artikel 24

De lidstaten kunnen elk van de in bijlage I of in bijlage II genoemde grondstoffen van de bij deze verordening vastgestelde regeling uitsluiten, in de gevallen waarin die grondstof moeilijkheden in verband met de controle, de volksgezondheid, het milieu of het strafrecht meebrengt. In dat geval licht de betrokken lidstaat de Commissie in welke grondstof(fen) hij voornemens is uit te sluiten, en verschaft voor deze uitsluiting een rechtvaardiging.

Artikel 25

De in bijlage I genoemde, op uit de productie genomen grond geteelde grondstoffen en de daarvan afgeleide tussen-, eind-, neven- en bijproducten, de in bijlage II genoemde, op uit de productie genomen grond geteelde grondstoffen en de daarvan afgeleide producten, alsmede de grond die voor de teelt van dergelijke grondstoffen wordt gebruikt, mogen niet in aanmerking komen voor:

a) maatregelen die uit hoofde van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, worden gefinancierd,

b) in Verordening (EG) nr. 1257/1999 bedoelde communautaire steun, met uitzondering van de steun die ter dekking van aanplantkosten voor snelgroeiende soorten als bedoeld in artikel 31, lid 3, tweede alinea, van genoemde verordening wordt toegekend.

Afdeling 2

Evaluatie en aanvullende nationale maatregelen

Artikel 26

De lidstaten verstrekken de Commissie binnen drie maanden na het einde van ieder verkoopseizoen alle gegevens die voor de evaluering van de bij deze verordening vastgestelde regeling nodig zijn.

Wat hoofdstuk II betreft, bevatten die mededelingen met name:

a) de oppervlakten voor elke soort grondstof, de in artikel 4, lid 2, onder d), bedoelde verwachte opbrengsten en de in artikel 9 bedoelde representatieve opbrengsten;

b) de hoeveelheden van elke soort grondstof die niet door de inzamelaars zijn verkocht;

c) de hoeveelheden van elk soort eind-, bij- en nevenproduct, met vermelding van de gebruikte soort grondstof.

Wat hoofdstuk III betreft, bevatten die mededelingen met name voor elke daarop geteelde soort de uit de productie genomen oppervlakten.

Artikel 27

1. De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan.

2. De lidstaten kunnen de voor de toepassing van deze verordening benodigde aanvullende maatregelen treffen en stellen de Commissie daarvan in kennis.

Afdeling 3

Slotbepalingen

Artikel 28

Verordening (EG) nr. 1586/97 wordt met ingang van 1 juli 2000 ingetrokken.

Zij blijft van toepassing voor de contracten die voor het verkoopseizoen 1999/2000 en de daaraan voorafgaande verkoopseizoenen zijn gesloten.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 29

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing voor de voor het verkoopseizoen 2000/2001 en de daaropvolgende verkoopseizoenen ingediende contracten en aanvragen om betalingen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.

(2) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 12.

(3) PB L 215 van 7.8.1997, blz. 3.

(4) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1.

(5) PB L 127 van 21.5.1999, blz. 4.

(6) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(7) PB L 240 van 10.9.1999, blz. 11.

(8) PB L 391 van 31.12.1992, blz. 36.

(9) PB L 212 van 30.7.1998, blz. 23.

(10) PB L 147 van 18.6.1993, blz. 25.

(11) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(12) PB L 197 van 29.7.1999, blz. 25.

(13) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(14) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(15) PB L 280 van 30.10.1999, blz. 43.

BIJLAGE I

IN HOOFDSTUK II BEDOELDE GRONDSTOFFEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

IN HOOFDSTUK III BEDOELDE GRONDSTOFFEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

Eindproducten waarvan de vervaardiging uit de in de bijlagen I en II bedoelde grondstoffen wordt toegestaan:

- alle producten van de hoofdstukken 25 tot en met 99 van de gecombineerde nomenclatuur,

- alle producten van hoofdstuk 15 van de gecombineerde nomenclatuur die bestemd zijn voor andere doeleinden dan voor voeding of vervoedering,

- de producten van GN-code 2207 20 00, voor gebruik in motorbrandstof rechtstreeks of na verwerking,

- verpakkingsmateriaal van de GN-codes ex 1904 10 en ex 1905 90 90 op voorwaarde dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 4, van deze verordening het bewijs is verkregen dat de producten voor andere doeleinden dan voor voeding of vervoedering zijn gebruikt,

- champignonbroed van GN-code 0602 91 10,

- gomlak, gommen, harsen, gomharsen en balsems, van natuurlijke oorsprong, van GN-code 1301,

- sappen en extracten van opium van GN-code 1302 11 00,

- sappen en extracten van pyretrum of van wortels van rotenon bevattende planten, van GN-code 1302 14 00,

- andere plantenslijmen en bindmiddelen van GN-code 1302 39 00,

- alle in bijlage I bedoelde landbouwproducten en daarvan via een tussenproces in de verwerking afgeleide producten die als brandstof voor energieproductie dienen,

- alle in bijlage II vermelde producten en daarvan afgeleide producten die voor energieproductie zijn bestemd,

- alle producten die worden genoemd in Verordening (EEG) nr. 1722/93 van de Commissie(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 87/1999(2), op voorwaarde dat zij niet zijn verkregen uit granen of uit aardappelen die op uit de productie genomen grond zijn geteeld, en dat zij geen producten bevatten die van granen of van aardappelen die op uit de productie genomen grond zijn geteeld, zijn afgeleid,

- alle producten die worden genoemd in Verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1148/98 van de Commissie(4), op voorwaarde dat zij niet zijn verkregen uit suikerbieten die op uit de productie genomen grond zijn geteeld, en dat zij geen producten bevatten die van suikerbieten die op uit productie genomen grond zijn geteeld, zijn afgeleid.

(1) PB L 159 van 1.7.1993, blz. 112.

(2) PB L 9 van 5.1.1999, blz. 8.

(3) PB L 94 van 9.4.1986, blz. 9.

(4) PB L 159 van 3.6.1998, blz. 38.

Top