Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R0464

Verordening (EG) nr. 464/1999 van de Commissie van 3 maart 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad inzake de steunregeling voor pruimedanten

PB L 56 van 4.3.1999, p. 8–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 20/12/2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/464/oj

31999R0464

Verordening (EG) nr. 464/1999 van de Commissie van 3 maart 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad inzake de steunregeling voor pruimedanten

Publicatieblad Nr. L 056 van 04/03/1999 blz. 0008 - 0014


VERORDENING (EG) Nr. 464/1999 VAN DE COMMISSIE van 3 maart 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad inzake de steunregeling voor pruimedanten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2199/97 (2), en met name op artikel 3, lid 3, en artikel 4, lid 9,

Overwegende dat in titel I van Verordening (EG) nr. 2201/96 voor bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit een productiesteunregeling is ingesteld en dat bij Verordening (EG) nr. 504/97 van de Commissie van 19 maart 1997 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad wat de productiesteunregeling voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit betreft (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1590/98 (4), de algemene toepassingsbepalingen van deze regeling zijn vastgesteld; dat voor pruimedanten verscheidene specifieke bepalingen moeten worden vastgesteld, die echter de bepalingen van Verordening (EG) nr. 504/97 onverlet laten;

Overwegende dat er verschillen zijn in de kwaliteit van het fruit; dat moet worden bepaald dat de minimumprijs en de productiesteun voor een bepaalde klasse moeten worden vastgesteld, dat de bedragen voor de overige klassen daarvan moeten worden afgeleid en dat bij de afgeleide bedragen met de kenmerken van de verschillende klassen rekening moet worden gehouden;

Overwegende dat de in artikel 4, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde minimumkwaliteitseisen tot doel hebben te voorkomen dat producten worden vervaardigd waarnaar geen vraag is of die de markt kunnen verstoren, en dat de genoemde eisen gebaseerd moeten zijn op traditionele bona fide productiemethoden; dat, om ervoor te zorgen dat deze bepalingen worden nageleefd, de minimumeisen waaraan enerzijds door de verwerker gekochte gedroogde pruimen en anderzijds voor de steun in aanmerking komende pruimedanten moeten voldoen, moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat in deze verordening de voor pruimedanten specifieke bepalingen van artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 1709/84 van de Commissie van 19 juni 1984 betreffende de aan de telers te betalen minimumprijzen en de bedragen van de productiesteun voor bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit die voor deze steun in aanmerking komen (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1591/98 (6), en van Verordening (EEG) nr. 2022/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van de minimumkwaliteitsnormen waaraan gedroogde pruimen (basisproduct) en gedroogde pruimen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor productiesteun (7) worden overgenomen na te zijn aangepast aan de ontwikkelingen van de wetgeving, de nieuwe technische en economische gegevens en de opgedane ervaring; dat bijgevolg Verordening (EEG) nr. 2022/85, alsmede artikel 3 en bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 1709/84 moeten worden ingetrokken;

Overwegende dat moet worden bepaald dat, als het product verwerkt wordt in een andere lidstaat dan die waarin het geteeld is, de autoriteiten van de lidstaat waar het product geteeld is, aan de lidstaat die de steun uitkeert, het bewijs moeten leveren dat de minimumprijs betaald is;

Overwegende dat de minimumprijs en de steun zijn vastgesteld voor producten die in een bepaald stadium van het traditionele proces van industriële verwerking worden gedehydreerd; dat men zich ervan dient te vergewissen dat de pruimedanten waarvoor steun is ontvangen, effectief worden verwerkt tot voor menselijke consumptie geschikte producten en dat, gezien de recente ontwikkeling van de halfdroge pruimedanten en hun economische belang, er ook voor moet worden gezorgd dat de producten die niet worden gedehydreerd, niet van de steun worden uitgesloten;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "prunes d'Ente": verse, fysiologisch rijpe pruimen van de variëteit "prunes d'Ente" van de soort Prunus Domestica L.;

b) gedroogde pruimen: door droging van "prunes d'Ente" verkregen producten;

c) droge pruimedanten: uit gedroogde pruimen verkregen pruimedanten met een vochtgehalte van ten hoogste 23 %;

d) halfdroge pruimedanten: door dehydratie van "prunes d'Ente" verkregen en niet gerehydreerde pruimedanten met een vochtgehalte van ten hoogste 30 % tot 35 %;

e) partij: het geheel van verpakkingseenheden die door dezelfde teler of dezelfde erkende telersvereniging worden aangeboden aan de verwerker.

Artikel 2

Om voor betaling van de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2201/96 bedoelde steun in aanmerking te komen, moeten pruimedanten aan de in bijlage I, deel B, vermelde eisen voldoen en moeten zij verkregen zijn van gedroogde pruimen die aan de in bijlage I, deel A, vermelde eisen beantwoorden en waarvoor de minimumprijs volledig is uitbetaald.

Artikel 3

1. De aan de teler te betalen minimumprijs voor gedroogde pruimen en de productiesteun voor droge pruimedanten worden vastgesteld per 100 kg nettogewicht met een vochtgehalte van ten hoogste 23 % en van de grootteklasse van 66 vruchten per 500 g.

Voor de overige klassen worden de minimumprijs en de steun met de desbetreffende in bijlage II vermelde coëfficiënt vermenigvuldigd.

2. Voor de toepassing van de minimumprijs en de productiesteun worden voor halfdroge pruimedanten voor betaling de klasse en het gewicht vermenigvuldigd met respectievelijk 1,18461 en 0,84416 om op de corresponderende klasse en het corresponderende gewicht van gedroogde pruimen en droge pruimedanten uit te komen.

Artikel 4

Als de verwerking plaatsvindt buiten de lidstaat waar het product is geteeld, levert deze lidstaat aan de lidstaat die de productiesteun betaalt, het bewijs dat de aan de teler verschuldigde minimumprijs is betaald.

Artikel 5

1. Of gedroogde pruimen aan de kwaliteitseisen voldoen, wordt door de verwerker gecontroleerd door, met instemming van de teler, van een partij een monster te nemen voordat de grootteklasse wordt bepaald. De monsters worden in aanwezigheid van zowel de verwerker als de teler gecontroleerd en de resultaten van de controle worden geregistreerd.

2. Voor pruimedanten gaat de verwerker in de verwerkingsperiode door bemonstering van elke partij na of de producten voldoen aan de voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen. De uitkomsten van deze controle worden geregistreerd. Alle controlemonsters moeten een nettogewicht van ten minste 1 kg hebben.

Artikel 6

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zich, met name via controle van de voorraadboekhouding, ervan te vergewissen dat de pruimedanten waarvoor de steun is toegekend, vervolgens zijn verwerkt tot de in artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 504/97 bedoelde producten.

Artikel 7

Artikel 3 en bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 1709/84 en Verordening (EEG) nr. 2022/85 worden ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 1999/2000.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 maart 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 297 van 21. 11. 1996, blz. 29.

(2) PB L 303 van 6. 11. 1997, blz. 1.

(3) PB L 78 van 20. 3. 1997, blz. 14.

(4) PB L 208 van 24. 7. 1998, blz. 11.

(5) PB L 162 van 20. 6. 1984, blz. 8.

(6) PB L 208 van 24. 7. 1998, blz. 14.

(7) PB L 191 van 23. 7. 1985, blz. 31.

BIJLAGE I

Deel A: Minimumkwaliteitsnormen voor gedroogde pruimen

I. MINIMUMEISEN

1. Gedroogde pruimen moeten van gezonde handelskwaliteit zijn en geschikt voor verwerking.

2. Gedroogde pruimen moeten een vochtgehalte van ten hoogste 23 % hebben, uitgezonderd pruimen die bestemd zijn voor de productie van halfdroge pruimedanten, waarvan het vochtgehalte 30 % tot 35 % moet bedragen;

3. Gedroogde pruimen moeten tot de grootteklasse met minder dan 105 vruchten per 500 g behoren, uitgezonderd de vruchten bestemd voor de productie van halfdroge pruimen, die tot de grootteklasse van ten hoogste 81 vruchten per 500 g behoren.

4. De vruchten moeten:

a) gezond zijn, d.w.z. niet aangetast door schimmels of rot en vrij zijn van levende of dode insecten en uitwerpselen van insecten;

b) vlezig en zuiver zijn en vrij van vuil;

c) vrij zijn van vreemde geur en smaak;

d) nagenoeg vrij zijn van gebreken en afvallen.

II. TOLERANTIES

Volgende toleranties worden toegestaan:

1. Gedroogde pruimen voor industrieel gebruik

a) 0,3 gewichtspercenten afvallen;

b) 100 gewichtspercenten vruchten met lichte en/of ernstige gebreken;

c) 10 gewichtspercenten vruchten met zeer ernstige gebreken;

d) 5 gewichtspercenten vruchten van de grootteklasse van ten minste 105 per 500 g.

2. Andere gedroogde pruimen

a) 0,2 gewichtspercent afvallen;

b) 0,5 gewichtspercent vruchten met zeer ernstige gebreken;

c) 7,5 gewichtspercenten vruchten met ernstige en zeer ernstige gebreken;

d) 15 gewichtspercenten vruchten met gebreken.

III. GEBREKEN

De gebreken worden in drie groepen onderverdeeld:

- lichte gebreken, d.w.z. kleine gebreken van de schil,

- ernstige gebreken, d.w.z. in hoofdzaak ernstige gebreken van de schil,

- zeer ernstige gebreken, d.w.z. in hoofdzaak gebreken waarbij het vruchtvlees is beschadigd.

Men verstaat onder:

1. Lichte gebreken

a) Scheuren of kloven aan de top

Scheuren in de schil aan de kant tegenover de plaats van aanhechting van de steel waarvan de lengte meer dan 10 mm maar ten hoogste 15 mm bedraagt.

b) Scheurtjes in de schil

Scheuren, aantasting of ontbreken van de schil hetzij met een lengte van ten hoogste 7 mm en een breedte van meer dan 3 mm, waarbij het vruchtvlees niet naar buiten komt, hetzij met een lengte van meer dan 7 mm en een breedte van minder dan 3 mm, waarbij het vruchtvlees zichtbaar is.

c) Verhardingen als gevolg van hagelbeschadiging met een gecumuleerde doorsnee van meer dan 3 mm

Littekens van hagelbeschadiging met een gecumuleerde doorsnee van ten hoogste 10 mm.

d) Vruchtverruwing met een gecumuleerde doorsnee van meer dan 6 mm

Kurkachtige verdikking van de schil, waarbij vlekken van uiteenlopende vorm ontstaan met een gecumuleerde doorsnee van ten hoogste 20 mm.

2. Ernstige gebreken

a) Textuurfouten

Dit gebrek is meestal te wijten aan onvoldoende rijping, waarbij de vrucht oppervlakkige rimpels heeft.

b) Kloven

Andere kloven dan kloven aan de top, die zijn vergroeid met kurkachtige verdikkingen en waarvan de lengte meer dan 10 mm bedraagt.

c) Kloven aan de top

Kloven aan de apex met een lengte van meer dan 15 mm.

d) Scheurtjes

Scheurtjes, aantasting of ontbreken van de schil waarvan de afmetingen groter zijn dan het voor lichte gebreken toegestane maximum.

e) Gedeeltelijk beschadigde vruchten

Gedeeltelijk beschadigde, onvolledige of duidelijk vervormde vruchten, waarvan het vruchtvlees zichtbaar is.

f) Verhardingen als gevolg van hagelbeschadiging

Vergroeiingen van littekens van hagelbeschadiging, waarvan de gecumuleerde doorsnee meer dan 10 mm bedraagt.

g) Vruchtverruwing

Dikke, kurkachtige vlekken met een gecumuleerde doorsnee van meer dan 20 mm.

h) Scheuren

Scheuren in de schil aan de kant tegenover de plaats van aanhechting van de steel met een lengte van meer dan 15 mm of diepe scheuren waardoor de pit zichtbaar is.

i) Beschadiging door zonnebrand

Belangrijke beschadiging van de vrucht door zonnebrand zodat over een deel van een van de zijden van de vrucht vrijwel geen vruchtvlees voorkomt en de schil aan de pit vastzit.

3. Zeer ernstige gebreken

a) Versuikerde vruchten

Door te veel warmte versuikerde vruchten, waarbij het vruchtvlees zeer donker is gekleurd of waarbij er ruimte is tussen het vruchtvlees en de pit.

b) Door monilia aangetaste vruchten

Vruchten met lichte vlekken als gevolg van een aantasting door monilia, waaraan een einde is gekomen door het drogen en waarvan de schil beschadigd is.

c) Vervuilde vruchten

Vruchten die vervuild zijn met vreemde substanties (met name grond) die evenwel kunnen worden verwijderd.

d) Geheel beschadigde vruchten

Vruchten of onvolledige vruchten die geheel beschadigd zijn.

4. Afvallen

Onder "afvallen" worden verstaan alle substanties die door hun aard of hun toestand in geen geval voor menselijke consumptie kunnen worden bestemd of die, wanneer zij met partijen vruchten vermengd zouden blijven, ongeacht de bestemming daarvan

- de bewaring ervan in gevaar zouden kunnen brengen,

- het uitzicht ervan zouden kunnen aantasten,

- daaraan een onaanvaardbare smaak, geur of een ander gebrek zouden kunnen doorgeven.

Als afvallen worden beschouwd:

a) Vruchten met actieve schimmels

Vruchten met schimmelvorming.

b) Door monilia aangetaste gemummificeerde vruchten

Individuele of samengeklonterde en aan elkaar gegroeide vruchten, waarvan het weefsel van het vruchtvlees is vernietigd en gemummificeerd door de volledige ontwikkeling van monilia.

c) Rotte vruchten

Vruchten waarvan de eetbaarheid is aangetast of teloorgegaan door de werking van micro-organismen: gisten, schimmels, bacteriën.

d) Door insekten en mijt aangetaste vruchten

Door levend of dood ongedierte (insekten en mijt in de verschillende stadia van hun biologische cyclus) of door uitwerpselen van insecten aangetaste vruchten.

e) Vruchten met in het vruchtvlees grond of andere bodemelementen

f) Verkoolde vruchten

Door te veel warmte verkoolde vruchten, waarbij er ruimte is tussen het vruchtvlees en de pit en/of een kenmerkende zwelling, zodat de vorm van de verse vrucht behouden is gebleven.

g) Vreemde substanties

Losse niet-eetbare van de vruchten afkomstige substanties, met name stelen, pitten en stukjes schil en vreemde substanties zoals blaadjes, twijgjes en andere plantaardige substanties, voorts bodemelementen zoals grond, steentjes.

Deel B: Minimumkwaliteitsnormen voor pruimedanten

I. MINIMUMEISEN

1. Pruimedanten moeten verkregen zijn van gedroogde pruimen die voldoen aan het vereiste van deel A.

2. De vruchten moeten een vochtgehalte van ten hoogste 23 % hebben, uitgezonderd bij halfdroge pruimedanten, waarvan het vochtgehalte 30 % tot 35 % bedraagt.

3. Indien pruimedanten niet voor de industrie zijn bestemd, moeten ze naar gewicht en omvang worden gesorteerd.

4. Pruimedanten moeten:

- intact, gezond, vlezig en zuiver zijn en vrij van schimmel, rot en afvallen;

- vrij van iedere andere beschadiging die ongunstig zou kunnen zijn voor de kwaliteit of het uitzicht van het product;

- vrij zijn van levende of dode insecten en van uitwerpselen van insecten;

- vrij zijn van abnormale geuren en smaken;

- behoren tot de grootteklasse van minder dan 105 per 500 g, uitgezonderd halfdroge pruimedanten, die tot de grootteklasse van minder dan 81 vruchten per 500 g moeten behoren.

II. TOLERANTIES

1. Pruimedanten voor industrieel gebruik

a) 100 gewichtspercenten vruchten met lichte en/of ernstige gebreken;

b) 10 gewichtspercenten vruchten met zeer ernstige gebreken;

c) 5 gewichtspercenten vruchten van de grootteklasse van ten minste 105 per 500 g.

2. Halfdroge pruimedanten

a) 0,3 gewichtspercent vruchten met zeer ernstige gebreken;

b) 5 gewichtspercenten vruchten met ernstige en zeer ernstige gebreken;

c) 10 gewichtspercenten vruchten met gebreken.

3. Andere pruimedanten

a) 0,5 gewichtspercent vruchten met zeer ernstige gebreken;

b) 7,5 gewichtspercenten vruchten met ernstige en zeer ernstige gebreken;

c) 15 gewichtspercenten vruchten met gebreken.

III. GEBREKEN

Inzake de ernst van de gebreken gelden de bepalingen van deel A.

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor gedroogde pruimen en pruimedanten voor industrieel gebruik moet, ongeacht de grootteklasse, een coëfficiënt van 0,4000 worden toegepast.

Top