Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999L0090

    Richtlijn 1999/90/EG van de Raad van 15 november 1999 houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren

    PB L 300 van 23.11.1999, p. 19–21 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2009

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1999/90/oj

    31999L0090

    Richtlijn 1999/90/EG van de Raad van 15 november 1999 houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren

    Publicatieblad Nr. L 300 van 23/11/1999 blz. 0019 - 0021


    RICHTLIJN 1999/90/EG VAN DE RAAD

    van 15 november 1999

    houdende wijziging van Richtlijn 90/539/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie(1),

    Gezien het advies van het Europees parlement(2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

    (1) Overwegende dat artikel 12, lid 1, van Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren(4) voorschriften bevat voor pluimvee en broedeieren die bestemd zijn voor lidstaten of gebieden van lidstaten waarvan de status overeenkomstig artikel 12, lid 2, van die richtlijn is vastgesteld;

    (2) Overwegende dat Beschikking 93/152/EEG van de Commissie van 8 februari 1993 houdende vaststelling van de eisen waaraan in het kader van de programma's inzake routinevaccinatie tegen de ziekte van Newcastle te gebruiken vaccins moeten voldoen(5) van toepassing is sinds 1 januari 1995;

    (3) Overwegende dat het bijgevolg dienstig is Richtlijn 90/539/EEG, en met name artikel 12, te wijzigen;

    (4) Overwegende dat om praktische redenen in artikel 11 van de richtlijn een specifieke regeling is vastgesteld voor het intracommunautaire handelsverkeer van zeer kleine partijen pluimvee; dat het handelsverkeer van loopvogels evenwel ook onder de algemene bepalingen van de richtlijn moet vallen;

    (5) Overwegende dat het dienstig is de voor derde landen geldende handelsvoorschriften te wijzigen teneinde voor de invoer van pluimvee en broedeieren aanvullende bepalingen te kunnen vaststellen die veterinairrechtelijke garanties bieden die ten minste gelijkwaardig zijn aan de veterinairrechtelijke garanties die door hoofdstuk II van Richtlijn 90/539/EEG worden geboden en die bovendien bepalingen bevatten inzake de vaststelling van quarantainemaatregelen;

    (6) Overwegende dat het, teneinde rekening te houden met de bepalingen van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6), dienstig is Richtlijn 90/539/EEG aan te passen,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 90/539/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1. aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd: "3. De bepalingen van lid 1 en lid 2 gelden niet voor partijen loopvogels of broedeieren van loopvogels.";

    2. in artikel 12 wordt lid 1 vervangen door: "1. Voor de verzending van pluimvee en broedeieren uit lidstaten of gebieden van lidstaten waar het in artikel 1 bedoelde pluimvee tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt, naar een lidstaat of een gebied van een lidstaat waarvan de status overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel is vastgesteld, gelden de volgende bepalingen:

    a) broedeieren moeten afkomstig zijn van koppels die:

    - hetzij niet zijn ingeënt,

    - hetzij zijn ingeënt met een geïnactiveerde entstof,

    - hetzij zijn ingeënt met een levende entstof, indien de inenting ten minste 30 dagen vóór de verzameling van de broedeieren heeft plaatsgevonden;

    b) eendagskuikens (inclusief kuikens die bestemd zijn om in het wild te worden uitgezet) mogen niet tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt en moeten afkomstig zijn van:

    - broedeieren die voldoen aan de onder a) gestelde voorwaarden,

    - een broederij waar de arbeidsmethoden zodanig zijn dat wordt gegarandeerd dat deze eieren worden uitgebroed op volstrekt andere plaatsen en tijdstippen dan eieren die niet aan de onder a) gestelde voorwaarden voldoen;

    c) fok- en gebruikspluimvee:

    - mag niet tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt,

    - moet in de laatste 14 dagen voorafgaand aan de verzending onder toezicht van de officiële dierenarts hetzij in een pluimveebedrijf, hetzij in een quarantainestation zijn afgezonderd. In dit verband mag geen enkel dier van het op het pluimveebedrijf van oorsprong of, eventueel, in het quarantainestation aanwezige pluimvee in de laatste 21 dagen voorafgaand aan de verzending tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt en mag er in diezelfde periode, met uitzondering van de dieren die deel uitmaken van de verzending, geen pluimvee op het pluimveebedrijf of in het quarantainestation zijn binnengebracht; voorts mag binnen de quarantainestations geen inenting plaatsvinden, en

    - moet in de laatste 14 dagen voorafgaand aan de verzending aan de hand van een representatieve serologische test met negatief resultaat op de aanwezigheid van antistoffen tegen de ziekte van Newcastle zijn onderzocht overeenkomstig de voorschriften die volgens de procedure van artikel 32 zijn vastgesteld;

    d) slachtpluimvee moet afkomstig zijn van koppels die aan de volgende eisen voldoen:

    - wanneer de dieren niet tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt, moeten zij aan de in punt c), derde streepje, gestelde voorwaarde voldoen,

    - wanneer de dieren wel ingeënt zijn, moeten zij in de laatste 14 dagen voorafgaand aan de verzending op basis van een representatief monster een test met het oog op de isolatie van het virus van de ziekte van Newcastle hebben ondergaan overeenkomstig de voorschriften die volgens de procedure van artikel 32 zijn vastgesteld.";

    3. in artikel 12 wordt lid 4 geschrapt;

    4. in artikel 26 wordt lid 2 vervangen door: "2. Volgens de procedure van artikel 32 kan de Commissie bepalen dat ingevoerd pluimvee, ingevoerde broedeieren of uit ingevoerde eieren verkregen pluimvee in quarantaine of in afzondering moeten worden gehouden gedurende ten hoogste twee maanden.";

    5. het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 27 bis

    Onverminderd de artikelen 20, 22, 23 en 24 kan de Commissie volgens de procedure van artikel 32 per geval besluiten de invoer toe te staan van pluimvee en broedeieren uit derde landen wanneer die invoer niet aan de voorschriften van de artikelen 20, 22, 23 en 24 voldoet. De uitvoeringsbepalingen voor de invoer worden tegelijkertijd volgens dezelfde procedure vastgesteld. Die bepalingen moeten veterinairrechtelijke garanties bieden die ten minste gelijkwaardig zijn aan de veterinairrechtelijke garanties die door hoofdstuk II van deze richtlijn worden geboden, waarbij wordt voorzien in verplichte quarantaine en in tests op aviaire influenza, de ziekte van Newcastle en andere relevante ziekten.";

    6. artikel 32 wordt vervangen door: "Artikel 32

    1. De Commissie wordt volgens de procedures van lid 2 van dit artikel bijgestaan door het bij Besluit 68/361/EEG(7) ingestelde Permanent Veterinair Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de materie kan vaststellen, advies over dit ontwerp uit. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. De stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten in het comité worden gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

    3. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

    4. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of wanneer geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in.

    5. De Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit nemen over het voorstel.

    Wanneer de Raad binnen die termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen te kennen geeft dat hij zich tegen het voorstel verzet, neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling. Zij kan bij de Raad een gewijzigd voorstel indienen, haar voorstel opnieuw indienen of een wetgevingsvoorstel indienen op basis van het Verdrag.

    Wanneer de Raad bij afloop van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft aangenomen of niet te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen het voorstel voor uitvoeringsmaatregelen verzet, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.";

    7. artikel 33 wordt vervangen door: "Artikel 33

    1. De Commissie wordt volgens de procedures van lid 2 van dit artikel bijgestaan door het bij Besluit 68/361/EEG ingestelde Permanent Veterinair Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

    2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de materie kan vaststellen, advies over dit ontwerp uit. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie moet aannemen. De stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten in het comité worden gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

    3. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

    4. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of wanneer geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in.

    5. De Raad kan binnen een termijn van 15 dagen na de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit nemen over het voorstel.

    Wanneer de Raad binnen die termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen te kennen geeft dat hij zich tegen het voorstel verzet, neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling. Zij kan bij de Raad een gewijzigd voorstel indienen, haar voorstel opnieuw indienen of een wetgevingsvoorstel indienen op basis van het Verdrag.

    Wanneer de Raad bij afloop van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft aangenomen of niet te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen het voorstel voor uitvoeringsmaatregelen verzet, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.".

    Artikel 2

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 juli 2000 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 3

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 4

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 15 november 1999.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    K. HEMILÄ

    (1) PB C 15 van 20.1.1996, blz. 13.

    (2) PB C 261 van 9.9.1996, blz. 187.

    (3) PB C 153 van 28.5.1996, blz. 46.

    (4) PB L 303 van 31.9.1990, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

    (5) PB L 59 van 12.3.1993, blz. 35.

    (6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (7) PB L 255 van 18.10.1968, blz. 23;

    Top