EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998L0095

Richtlijn 98/95/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

PB L 25 van 1.2.1999, p. 1–26 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1998/95/oj

31998L0095

Richtlijn 98/95/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

Publicatieblad Nr. L 025 van 01/02/1999 blz. 0001 - 0026


RICHTLIJN 98/95/EG VAN DE RAAD van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat om de hierna uiteengezette redenen de volgende richtlijnen betreffende het in de handel brengen van zaaizaad en pootgoed dienen te worden gewijzigd:

- Richtlijn 66/400/EEG van de Raad van 14 juni 1996 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (4),

- Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (5),

- Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (6),

- Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (7),

- Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (8),

- Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (9),

- Richtlijn 70/458/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (10);

(2) Overwegende dat een aantal bepalingen van deze richtlijnen in het kader van de consolidatie van de interne markt moeten worden gewijzigd of ingetrokken, teneinde de bestaande of potentiële handelsbelemmeringen weg te nemen die het vrije verkeer van zaaizaad en pootgoed in de Gemeenschap zouden kunnen hinderen; dat te dien einde alle mogelijkheden voor de lidstaten om eenzijdig van de bepalingen van de genoemde richtlijnen af te wijken, moeten worden opgeheven;

(3) Overwegende dat om dezelfde redenen de werkingssfeer van de genoemde richtlijnen moet worden uitgebreid tot de productie van zaaizaad met het oog op het in de handel brengen;

(4) Overwegende dat kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en niet-bewerkt zaad onder bepaalde voorwaarden in de handel moet kunnen worden gebracht;

(5) Overwegende dat lidstaten die gebruik maken van op grond van de genoemde richtlijnen nog toegestane afwijkingen elkaar voor de controle administratieve bijstand moeten verlenen; dat de toepassing van dergelijke afwijkingen het bepaalde in artikel 7 A van het Verdrag onverlet laat;

(6) Overwegende dat de voorwaarden waaronder de lidstaten het in de handel brengen van kleine hoeveelheden zaad voor experimenten, wetenschappelijke doeleinden of kweekdoeleinden mogen toestaan, door het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw moeten worden vastgesteld;

(7) Overwegende dat het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw in bepaalde gevallen moet bepalen of op de verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad een etiket van de leverancier moet worden aangebracht;

(8) Overwegende dat voor zaad van bepaalde soorten die onder Richtlijn 66/401/EEG vallen, moet worden toegestaan dat zaad van de eerste en de tweede generatie wordt gecertificeerd;

(9) Overwegende dat de lidstaten, voor zaad van bepaalde soorten die onder Richtlijn 66/402/EEG vallen, moeten worden gemachtigd om de certificering van zaad te beperken tot zaad van de eerste generatie;

(10) Overwegende dat de vereiste minimumdoorsnee voor pootaardappelen die op grond van Richtlijn 66/403/EEG in de handel mogen worden gebracht, moet worden gewijzigd en dat een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd om voortaan de minimumdoorsnee van de vierkante opening die wordt gebruikt om de doorsnee van de pootaardappelen te meten, te kunnen wijzigen; dat om fytosanitaire redenen moet worden bepaald dat pootaardappelen apart moeten worden gehouden van andere aardappelen;

(11) Overwegende dat zaad dat onder Richtlijn 70/457/EEG valt twee maanden nadat het in de gemeenschappelijke rassenlijst opgenomen is, binnen de Gemeenschap vrij in de handel moet kunnen worden gebracht;

(12) Overwegende dat de voorwaarden waaronder zaadmengsels van bepaalde soorten die onder Richtlijn 70/458/EEG vallen, in de handel mogen worden gebracht, moeten worden vastgesteld volgens de procedure van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw; dat krachtens diezelfde richtlijn de bepalingen betreffende de verlenging van de officiële toelating van bepaalde variëteiten moeten worden aangepast om de usances op het gebied van de etikettering niet te verstoren;

(13) Overwegende dat het nuttig is aan de hand van de opgedane ervaringen sommige bepalingen van de bovengenoemde richtlijnen te verduidelijken en bij te werken;

(14) Overwegende dat het thans als gevolg van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen mogelijk is variëteiten te ontwikkelen met behulp van technieken van genetische modificatie; dat de lidstaten derhalve, wanneer zij besluiten genetisch gemodificeerde variëteiten zoals bedoeld in Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (11) al dan niet toe te laten in het kader van de Richtlijnen 70/457/EEG en 70/458/EEG, rekening moeten houden met de gevaren die verbonden zijn aan het doelbewust introduceren van dergelijke variëteiten in het milieu; dat voorts een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd om de voorwaarden vast te stellen waaronder dergelijk genetisch gemodificeerd teeltmateriaal in de handel mag worden gebracht;

(15) Overwegende dat voor de Gemeenschap het in de handel brengen van nieuwe voedingsproducten en voedselingrediënten is geregeld bij Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (12); dat derhalve, gezien de ontwikkeling van wetenschap en techniek, voorgesteld wordt voorschriften vast te stellen; dat de lidstaten daarom rekening moeten houden met de gevaren van voedingsproducten voor de volksgezondheid wanneer zij besluiten rassen al dan niet toe te laten in het kader van de Richtlijnen 70/457/EEG en 70/458/EEG; dat er voorts een rechtsgrondslag moet zijn om rekening te houden met die ontwikkeling;

(16) Overwegende dat in het licht van wetenschappelijke en technische ontwikkelingen een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd om de voorwaarden vast te stellen waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

(17) Overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de plantaardige genetische hulpbronnen in stand worden gehouden; dat daarvoor een rechtsgrondslag moet worden gecreëerd, die in het kader van de wetgeving inzake de handel in zaad, de instandhouding van variëteiten die met genetische erosie worden bedreigd door gebruik in situ mogelijk maakt;

(18) Overwegende dat een juridische grondslag moet worden gecreëerd om de voorwaarden vast te stellen waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht;

(19) Overwegende dat, teneinde de invoering van de in deze richtlijn bedoelde maatregelen te vergemakkelijken, bepaalde overgangsmaatregelen moeten worden toegevoegd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 66/400/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van bietenzaad binnen de Gemeenschap.".

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 1 bis

Onder "in de handel brengen" in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21.".

(3) Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

"De lidstaten schrijven voor dat bietenzaad slechts in de handel mag worden gebracht indien het officieel is goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad.".

(4) Artikel 3, lid 3, wordt geschrapt.

(5) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat

- kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en

- niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mogen worden gebracht.".

(6) De hierna volgende zin wordt in fine aan artikel 4 toegevoegd:

"De lidstaten die gebruik maken van de onder a) of b) bedoelde afwijking, verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.".

(7) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 4 bis

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voor zover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 70/457/EEG van overeenkomstige toepassing.

2. De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

3. Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.".

(8) Artikel 10, lid 4, wordt geschrapt.

(9) Artikel 11, lid 2, wordt geschrapt.

(10) In artikel 11 bis, lid 1, onder a) en b), worden de woorden "de kleur van het etiket is blauw" vervangen door "de kleur van het etiket is wit voor basiszaad en blauw voor gecertificeerd zaad".

(11) Niet van toepassing op de Nederlandse tekst.

(12) Niet van toepassing op de Nederlandse tekst.

(13) Artikel 12, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Volgens de procedure van artikel 21 kan worden voorgeschreven dat in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen, verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad van alle soorten steeds moeten zijn voorzien van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

(14) Na artikel 12 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 12 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.".

(15) Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.".

(16) Artikel 14, lid 2, onder b), wordt geschrapt.

(17) Artikel 14, lid 2, onder c), wordt geschrapt.

(18) Artikel 14, lid 3, wordt geschrapt.

(19) Na artikel 14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 14 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 3 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften;

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het partijnummer,

- de maand en het jaar van sluiting, of

- de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

- de soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide; voorts de aanduiding "suikerbieten" of "voederbieten",

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basiszaad",

- het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.".

(20) Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Bietenzaad dat in de Gemeenschap geoogst is en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage IV, onder C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.".

(21) Artikel 17 wordt vervangen door:

"Artikel 17

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie voorgeschreven is; in geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.".

(22) Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van bietenzaad ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het zaad voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn.".

(23) Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 21 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.".

(24) Na artikel 22 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 22 bis

1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 70/457/EEG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2. De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.".

(25) In bijlage III, onder B, wordt "8. Gecertificeerd zaad" vervangen door "8. Categorie".

Artikel 2

Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen binnen de Gemeenschap.".

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 1 bis

Onder "in de handel brengen" in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden, tegen of zonder vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- beschikbaarstellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.".

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21.".

(3) Artikel 2, lid 1, onder C, wordt vervangen door:

"C. Gecertificeerd zaad: zaad van alle onder A. opgenomen soorten, met uitzondering van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa:

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het voldoet aan de in bijlagen I en II voor basiszaad vastgestelde voorwaarden;

b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan de productie van zaad;

c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.".

(4) Na artikel 2, lid 1, onder C, worden de volgende punten ingevoegd:

"C bis. Gecertificeerd zaad, eerste generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa) zaad:

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in bijlagen I en II voor basiszaad vastgestelde voorwaarden en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat zulks het geval is;

b) dat bestemd is voor het voortbrengen van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad, tweede generatie" dan wel voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;

c) dat, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4, onder b), voldoet aan de in bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.

C ter. Gecertificeerd zaad, tweede generatie (Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., Medicago sativa) zaad:

a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste generatie, of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in bijlagen I en II voor basiszaad vastgestelde voorwaarden en waarvoor bij een officieel onderzoek is gebleken dat zulks het geval is,

b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen,

c) dat, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad vastgestelde voorwaarden en

d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.".

(5) In artikel 2, lid 1, onder G, wordt vóór de woorden "gecertificeerd zaad" het woord "basiszaad" ingevoegd.

(6) Artikel 2, lid 1 quater, wordt geschrapt.

(7) In artikel 3, lid 1, worden de woorden "en voldoet aan de voorwaarden, vervat in bijlage II" geschrapt.

(8) In artikel 3, lid 2, worden de woorden "en indien deze zaden bovendien voldoen aan de voorwaarden, vervat in bijlage II" geschrapt.

(9) Artikel 3, lid 5, wordt geschrapt.

(10) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat

- kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en

- niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voorzover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mogen worden gebracht.".

(11) De volgende alinea wordt in fine aan artikel 4 toegevoegd:

"De lidstaten die gebruik maken van de onder a) of b) bedoelde afwijking verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.".

(12) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 4 bis

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden zaad in de handel te brengen voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaten een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 70/457/EEG van overeenkomstige toepassing.

2. De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

3. Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.".

(13) Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 5 bis

De lidstaten kunnen de certificering van zaad van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa beperken tot gecertificeerd zaad van de eerste generatie.".

(14) Artikel 9, lid 4, wordt geschrapt.

(15) Artikel 10, lid 2, wordt geschrapt.

(16) Artikel 10 ter wordt vervangen door:

"Artikel 10 ter

De lidstaten kunnen bepalen dat kleine verpakkingen EG B van zaad op aanvraag officieel of onder officieel toezicht worden gesloten en van aanduidingen voorzien overeenkomstig artikel 9, lid 1, en artikel 10.".

(17) Artikel 11 wordt vervangen door:

"Artikel 11

1. Volgens de procedure van artikel 21 kan worden bepaald dat de lidstaten in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen kunnen voorschrijven dat verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad of handelszaad voorzien moeten zijn van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier) of dat partijen zaad die voldoen aan de bijzondere volgens de procedure van artikel 21 vastgestelde voorwaarden betreffende de aanwezigheid van Avena fatua, vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat het zaad aan deze voorwaarden voldoet.

2. Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

(18) Na artikel 11 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 11 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.".

(19) Artikel 13, lid 1, wordt geschrapt en lid 2 wordt vervangen door:

"1. De lidstaten schrijven voor dat zaad in mengsels van verschillende geslachten, soorten of rassen in de handel mag worden gebracht

- indien het niet bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt; in dat geval mogen deze mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn als bedoeld in deze richtlijn;

- indien het bestemd is om als voedergewas te worden gebruikt; in dat geval bevatten deze mengsels zaad van de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 69/208/EEG of 70/458/EEG genoemde plantenrassen, met uitzondering van de rassen bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), van Richtlijn 70/457/EEG;

- indien het bestemd is voor het behoud van het natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van de in artikel 22 bis, onder b) bedoelde genetische hulpbronnen, in welk geval de mengsels zaad mogen bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn in de zin van deze richtlijn.

In de in de eerste en tweede alinea bedoelde gevallen moeten de diverse bestanddelen van de mengsels, indien zij behoren tot een van de in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 69/208/EEG en 70/458/EEG genoemde plantensoorten, voordat ze gemengd worden, in overeenstemming zijn met de daarop van toepassing zijnde voorschriften voor het in de handel brengen ervan.

De andere voorwaarden, met inbegrip van de etikettering, de aan de ondernemingen verleende technische toestemming om mengsels van zaad te maken, de controle op de productie van mengsels en het nemen van monsters van de gemaakte partijen en mengsels moeten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

In het in het derde streepje bedoelde geval kunnen de voorwaarden waaronder de mengsels in de handel gebracht mogen worden volgens de procedure van artikel 21 worden vastgesteld.".

(20) De laatste alinea van artikel 13, lid 3, wordt geschrapt.

(21) Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.".

(22) Artikel 14, lid 2, wordt geschrapt.

(23) Artikel 14, lid 3, wordt geschrapt.

(24) Na artikel 14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 14 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 3 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften,

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het partijnummer,

- de maand en het jaar van sluiting, of

- de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

- de soort, aangegeven met ten minste de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift,

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basiszaad",

- het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste generatie" voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.".

(25) Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Zaad van groenvoedergewassen dat is geoogst in de Gemeenschap en dat is bestemd voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.".

(26) Artikel 17 wordt vervangen door:

"Artikel 17

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad, gecertificeerd of handelszaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; in geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het het voor handelszaad voorgeschreven etiket. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.".

(27) Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het zaad voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn.".

(28) Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 21 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.".

(29) Na artikel 22 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 22 bis

1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 70/457/EEG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2. De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.".

(30) In bijlage II, onder I, punt 1, eerste streepje, worden na de woorden "bijlage I" de woorden "Brassica napus var. napobrassica en Brassica oleracea convar. acephala" toegevoegd.

(31) In bijlage II, onder I, punt 1, tweede streepje, worden de woorden "Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala" geschrapt.

(32) In bijlage IV, onder B, a), wordt "8. Gecertificeerd zaad" vervangen door "8. Categorie".

Artikel 3

Richtlijn 66/402/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van zaaigranen binnen de Gemeenschap.".

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 1 bis

Onder "in de handel brengen" in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21.".

(3) Artikel 2, lid 1 quinquies, wordt geschrapt.

(4) Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten schrijven voor dat zaaigranen slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij officieel zijn goedgekeurd als "basiszaad", "gecertificeerd zaad", "gecertificeerd zaad van de eerste generatie" of "gecertificeerd zaad van de tweede generatie".".

(5) In artikel 3, lid 2, wordt de zinsnede "en het in de handel brengen" geschrapt.

(6) Artikel 3, lid 4, wordt geschrapt.

(7) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat

- kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en

- niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mag worden gebracht.".

(8) Artikel 4, lid 2, wordt geschrapt.

(9) Artikel 4, lid 3, wordt geschrapt.

(10) Aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. De lidstaten die gebruik maken van de in lid 1, onder a) of b) bedoelde afwijking verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.".

(11) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 4 bis

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voor zover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

In het geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 7, lid 4, van Richtlijn 70/457/EEG van overeenkomstige toepassing.

2. De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.

3. Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.".

(12) Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 5 bis

De lidstaten kunnen de certificering van zaad van haver, gerst, rijst en tarwe beperken tot gecertificeerd zaad van de eerste generatie.".

(13) Artikel 9, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(14) Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(15) Artikel 11 wordt vervangen door:

"Artikel 11

Volgens de procedure van artikel 21 kan worden voorgeschreven dat in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen, verpakkingen van basiszaad of gecertificeerd zaad van alle soorten steeds moeten zijn voorzien van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

(16) Het volgende lid wordt toegevoegd aan artikel 11:

"3. Deze richtlijn laat het recht van de lidstaten onverlet om te eisen dat de partijen zaad die voldoen aan de speciale voorwaarden betreffende de aanwezigheid van Avena fatua en die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 21, vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat zij aan deze voorwaarden voldoen.".

(17) Na artikel 11 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 11 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.".

(18) In artikel 13, lid 1, worden de woorden "kunnen toestaan" vervangen door "staan toe".

(19) In artikel 13, lid 2, worden de woorden "mogen toestaan" vervangen door "staan toe".

(20) Na artikel 13, lid 2, wordt het volgende lid ingevoegd:

"2 bis. De specifieke voorwaarden waaronder dergelijke mengsels in de handel mogen worden gebracht, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.".

(21) Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.".

(22) Artikel 14, lid 2, wordt geschrapt.

(23) Artikel 14, lid 3, wordt geschrapt.

(24) Na artikel 14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 14 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 3 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften,

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het partijnummer,

- de maand en het jaar van de sluiting, of

- de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

- de soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs,

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basiszaad",

- het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste generatie" voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.".

(25) Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Zaaigraan dat in de Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.".

(26) Artikel 17 wordt vervangen door:

"Artikel 17

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 21 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; voor zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.".

(27) Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van zaaigranen ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of de zaaigranen voldoen aan de eisen van deze richtlijn.".

(28) Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 21 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.".

(29) Na artikel 22 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 22 bis

1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 70/457/EEG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2. De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.".

Artikel 4

Richtlijn 66/403/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van pootaardappelen binnen de Gemeenschap.".

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 1 bis

Onder "in de handel brengen" in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van pootaardappelen aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in pootaardappelen die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- beschikbaarstellen van pootaardappelen aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- levering van pootaardappelen aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking,

voorzover de verlener van diensten geen rechten op de geleverde pootaardappelen verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 19.".

(3) Artikel 3, lid 2, onder B, wordt geschrapt.

(4) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, schrijven de lidstaten voor dat kweekmateriaal van generaties die aan het basispootgoed voorafgaan in de handel mag worden gebracht.".

(5) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 4 bis

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden pootaardappelen in de handel te brengen voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden.

b) passende hoeveelheden pootaardappelen voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voor zover het gaat om pootaardappelen van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

2. De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19.

3. Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.".

(6) Na artikel 5 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 5 bis

1. De lidstaten kunnen voorschrijven dat pootaardappelen en andere aardappelen om fytosanitaire redenen in alle productiestadia gescheiden moeten worden gehouden.

2. De in lid 1 bedoelde eis kan maatregelen omvatten om:

- de teelt van pootaardappelen en die van andere aardappelen gescheiden te houden;

- pootaardappelen en andere aardappelen apart te sorteren, op te slaan, te vervoeren, en te behandelen.".

(7) Artikel 7, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten schrijven voor dat pootaardappelen slechts in de handel mogen worden gebracht wanneer zij een zodanige minimumdoorsnee hebben dat zij niet door een vierkante opening van 25 × 25 mm kunnen. Voor knollen die te groot zijn om door een vierkante opening van 35 × 35 mm te gaan, worden de minimum- en maximumdoorsnee in een veelvoud van vijf uitgedrukt.

Het maximumverschil in doorsnee tussen de knollen van een partij moet zodanig zijn, dat het verschil in afmeting tussen de twee gebruikte vierkante openingen niet meer dan 25 mm bedraagt. Al deze sorteernormen kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 19.".

(8) Artikel 7, lid 4, wordt geschrapt.

(9) Artikel 9, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 19 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(10) Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 19 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(11) Artikel 11 wordt vervangen door:

"Artikel 11

Volgens de procedure van artikel 19 kan worden voorgeschreven dat in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen verpakkingen of bakken van basispootgoed of gecertificeerd pootgoed moeten zijn voorzien van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of van op de verpakking of de bak zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 19.".

(12) Na artikel 11 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 11 bis

Voor pootaardappelen van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij pootaardappelen is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.".

(13) Artikel 13, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat pootgoed dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.".

(14) Artikel 13, lid 4, wordt geschrapt.

(15) Na artikel 13 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 13 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kweekmateriaal van generaties die aan het basispootgoed voorafgaan op grond van artikel 3 bis in de handel worden gebracht:

a) het materiaal moet geteeld zijn in overeenstemming met de aanvaarde praktijken voor het behoud van het ras en van de gezondheid;

b) het materiaal moet hoofdzakelijk bestemd zijn voor de teelt van basispootgoed;

c) het materiaal moet voldoen aan de volgens de procedure van artikel 19 voor prebasispootgoed vast te stellen minimumvoorwaarden;

d) het materiaal moet blijkens een officieel onderzoek aan de onder c) bedoelde minimumvoorwaarden voldoen;

e) het materiaal moet worden aangeboden in verpakkingen of bakken die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

f) de verpakkingen of bakken moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het identificatienummer van de producent of partijnummer,

- de maand en het jaar van sluiting,

- de soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, dan wel de gewone benaming, of beide,

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basispootgoed".

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.".

(16) Artikel 14, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Overeenkomstig de procedure van artikel 19 kan de Commissie het in de handel brengen van pootaardappelen die in een bepaald gebied van de Gemeenschap zijn geoogst, geheel of gedeeltelijk verbieden indien de nateelt van monsters die officieel zijn genomen uit in dat gebied geoogst basispootgoed of gecertificeerd pootgoed en die op een of meer proefvelden in de Gemeenschap zijn geteeld, drie jaar na elkaar duidelijk afwijkt van de in bijlage I, punt 1, onder c), punt 2, onder c), en de punten 3 en 4, bedoelde minimumvoorwaarden. Bij de vergelijkingsproeven kan het materiaal ook worden getoetst aan de andere minimumvoorwaarden waarin bijlage I voorziet.".

(17) Artikel 14, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De krachtens lid 1 genomen maatregelen worden door de Commissie opgeheven zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het in het betrokken gebied van de Gemeenschap geoogst basispootgoed en gecertificeerd pootgoed voortaan aan de in lid 1 bedoelde minimumvoorwaarden zullen voldoen.".

(18) Artikel 14, lid 3, wordt geschrapt.

(19) Artikel 16 wordt vervangen door:

"Artikel 16

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basispootgoed of gecertificeerd pootgoed binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 19 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden pootgoed van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of pootgoed van rassen die noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomen.

2. Wanneer het een categorie pootgoed van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; in geval van pootgoed van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het pootgoed betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de procedure van artikel 19 kunnen regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.".

(20) Artikel 18, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van pootgoed ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn.".

(21) Artikel 18, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onverminderd het vrije verkeer van pootgoed binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden pootgoed van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid pootgoed.

Volgens de procedure van artikel 19 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.".

(22) Na artikel 20 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 20 bis

Volgens de procedure van artikel 19 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld pootgoed in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder pootgoed in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van de plantaardige genetische hulpbronnen;

c) de voorwaarden waaronder voor biologische teelt geschikt pootgoed in de handel mag worden gebracht.".

2. De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.".

Artikel 5

Richtlijn 69/208/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen binnen de Gemeenschap van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat voor landbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd is.".

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 1 bis

Onder "in de handel brengen" in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- beschikbaarstellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 20.".

(3) Artikel 2, lid 1 quater, wordt geschrapt.

(4) In artikel 3, lid 1, worden de woorden "en voldoet aan de voorwaarden, vervat in bijlage II" geschrapt.

(5) In artikel 3, lid 2, worden de woorden "en indien dit zaad bovendien voldoet aan de voorwaarden, vervat in bijlage II" geschrapt.

(6) Artikel 3, lid 5, wordt geschrapt.

(7) Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 3 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, leden 1 en 2, schrijven de lidstaten voor dat

- kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan en

- niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd

in de handel mag worden gebracht.".

(8) De hierna volgende alinea wordt in fine aan artikel 4 toegevoegd:

"De lidstaten die gebruik maken van de onder a) of b) bedoelde afwijking verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.".

(9) Na artikel 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 4 bis

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 3, leden 1 en 2, kunnen de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om

a) kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden in de handel te brengen;

b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor in de betrokken lidstaat een aanvraag tot opneming op de rassenlijst is ingediend.

2. De doeleinden waarvoor de in lid 1, onder b), bedoelde toestemming mag worden verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakking alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder de lidstaten deze toestemming mogen verlenen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 20.

3. Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.".

(10) Artikel 9, lid 3, wordt vervangen door:

"3. Voor op hun eigen grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 20 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(11) Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen kunnen de lidstaten voorzien in afwijkingen van lid 1. Volgens de procedure van artikel 20 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(12) Artikel 11 wordt vervangen door:

"Artikel 11

Volgens de procedure van artikel 20 kan worden bepaald dat de lidstaten in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen kunnen voorschrijven dat verpakkingen van basiszaad, van gecertificeerd zaad van alle categorieën of van handelszaad steeds voorzien moeten zin van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier). Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 20.".

(13) Na artikel 11 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 11 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.".

(14) Artikel 13, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere communautaire richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.".

(15) Artikel 13, lid 2, wordt geschrapt.

(16) Artikel 13, lid 3, wordt geschrapt.

(17) Na artikel 14 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 14 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 3 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst onderzocht zijn volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften;

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het partijnummer,

- de maand en het jaar van sluiting, of

- de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

- de soort, aangegeven met ten minste de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift,

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basiszaad",

- het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste generatie" voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.".

(18) Artikel 14, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in de Gemeenschap is geoogst en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A, en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

De bepalingen van de eerste alinea inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.".

(19) Artikel 16 wordt vervangen door:

"Artikel 16

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 20 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; in geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het het voor handelszaad voorgeschreven etiket. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de procedure van artikel 20 kunnen de regels ter toepassing van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.".

(20) Artikel 18, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het voldoet aan de in deze richtlijn vervatte eisen.".

(21) Artikel 18, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land en officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 20 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.".

(22) Na artikel 21 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 21 bis

1. Volgens de procedure van artikel 21 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 70/457/EEG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2. De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.".

Artikel 6

Richtlijn 70/457/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Na artikel 4, lid 3, wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Genetisch gemodificeerde rassen in de zin van artikel 2, leden 1 en 2, van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (*), mogen alleen worden toegelaten als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu.

5. Indien evenwel van een plantenras afgeleid materiaal bestemd is voor gebruik als voedingsmiddel of voedselingrediënt in de zin van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (**), mogen die voedingsmiddelen en voedselingrediënten:

- geen gevaar voor de consument inhouden,

- de consument niet misleiden,

- niet zodanig verschillen van de voedingsmiddelen of voedselingrediënten waarvoor zij als vervanging dienen, dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt nadelig zou zijn voor de consument.

6. In het belang van de instandhouding van plantaardige genetische bronnen zoals bedoeld in artikel 20 bis, lid 3, onder a) en b), kunnen de lidstaten afwijken van de aanvaardingscriteria in de eerste zin van lid 1, mits er specifieke voorwaarden worden gesteld overeenkomstig de procedure van artikel 23, met inachtneming van de vereisten van artikel 20 bis, lid 4, onder i), ii) en iii).

(*) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/35/EG (PB L 169 van 27.6.1997, blz. 72).

(**) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.".

(2) Aan artikel 7, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

"c) de nodige voorschriften voor de veldproeven die moeten worden uitgevoerd met het oog op het vaststellen van de cultuur- of gebruikswaarde; in deze voorschriften kunnen worden bepaald:

- de procedures volgens welke en de voorwaarden waaronder alle of verschillende lidstaten bij wijze van administratieve bijstand kunnen overeenkomen in die veldproeven rassen op te nemen waarvoor in een andere lidstaat een aanvraag tot toelating is ingediend;

- de voorwaarden voor samenwerking tussen autoriteiten van deelnemende lidstaten;

- de consequenties van de resultaten van die veldproeven;

- de normen betreffende de voorlichting over de veldproeven met het oog op de raming van de cultuur- of gebruikswaarde.".

(3) Na artikel 7, lid 3, wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. a) Voor een genetisch gemodificeerd ras als bedoeld in artikel 4, lid 4, moet een milieurisicobeoordeling plaatsvinden die gelijkwaardig is aan die welke is voorgeschreven bij Richtlijn 90/220/EEG.

b) De procedures om te waarborgen dat de milieurisicobeoordeling en andere van belang zijnde elementen overeenkomen met die welke is voorgeschreven bij Richtlijn 90/220/EEG, worden op voorstel van de Commissie bij een op de relevante rechtsgrondslag van het Verdrag gebaseerde verordening van de Raad ingevoerd. Tot de datum van inwerkingtreding van deze verordening mogen genetisch gemodificeerde rassen alleen in een nationale lijst worden opgenomen nadat het in de handel brengen ervan overeenkomstig Richtlijn 90/220/EEG is goedgekeurd.

c) Zodra de onder b) bedoelde verordening in werking is getreden, gelden de artikelen 11 tot en met 18 van Richtlijn 90/220/EEG niet langer voor genetisch gemodificeerde rassen.

d) De technische en wetenschappelijke details voor de uitvoering van de milieurisicobeoordeling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 23.".

(4) Na artikel 7, lid 4, wordt het volgende lid toegevoegd:

"5. a) De lidstaten zien erop toe dat een ras, dat bestemd is om te worden gebruikt voor het in dit lid genoemde doel, alleen wordt toegelaten indien:

- het voedingsmiddel of voedselingrediënt reeds overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 is toegelaten, of

- de in Verordening (EG) nr. 258/97 bedoelde toelatingsbesluiten genomen worden volgens de procedure van artikel 23 van deze richtlijn.

b) In het onder a), tweede streepje, bedoelde geval, wordt rekening gehouden met de in artikel 4, lid 5, vermelde criteria en de in Verordening (EG) nr. 258/97 neergelegde beoordelingsbeginselen.

c) De nadere technische en wetenschappelijke regels voor de toepassing van de onder b) bedoelde maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23 van deze richtlijn.".

(5) Na artikel 9, lid 4, wordt het volgende lid toegevoegd:

"5. De lidstaten zien erop toe dat genetisch gemodificeerde rassen die zijn toegelaten, duidelijk als zodanig in de rassenlijst worden vermeld. Zij zien er bovendien op toe dat al wie een dergelijk ras in de handel brengt, in zijn verkoopcatalogus duidelijk aangeeft dat het ras genetisch gemodificeerd is.".

(6) Na artikel 12 bis, lid 3, wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Volgens de procedure van artikel 23 kunnen regels worden vastgesteld voor de toepassing van de leden 1 en 2.".

(7) Artikel 12, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De toelating van een ras kan telkens voor een bepaalde termijn worden verlengd, wanneer dit gerechtvaardigd is op grond van het belang van de handhaving van de teelt ervan of op grond van het belang van de instandhouding van de plantaardige genetische hulpbronnen, en voorzover het ras nog steeds voldoet aan de voorwaarden inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid, of aan de in het kader van artikel 20 bis, leden 3 en 4, vastgestelde criteria. Behalve in het geval van plantaardige genetische hulpbronnen in de zin van artikel 20 bis, worden aanvragen voor verlenging uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de toelating ingediend.".

(8) Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten dragen er zorg voor dat, met ingang van de datum van de in artikel 18 bedoelde publicatie, zaad van rassen die zijn toegelaten overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of overeenkomstig beginselen die overeenstemmen met die van deze richtlijn aan geen enkele handelsbeperking ten aanzien van het ras wordt onderworpen.".

(9) Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Een lidstaat kan, op een volgens artikel 23, of, in geval van genetisch gemodificeerde rassen, volgens artikel 23 bis te behandelen verzoek, worden gemachtigd het gebruik van het betrokken ras op zijn gehele grondgebied of een deel daarvan te verbieden, of voor het ras passende teeltvoorwaarden en, in het hierna onder c) bedoelde geval, voor de uit de teelt verkregen producten passende gebruiksvoorwaarden voor te schrijven:

a) indien het bewijs wordt geleverd dat de teelt van dit ras in fytosanitair opzicht schadelijk is voor de teelt van andere rassen of soorten, of

b) indien op basis van officiële, in de aanvragende lidstaat met overeenkomstige toepassing van artikel 5, lid 4, verrichte veldproeven, is geconstateerd dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten, of wanneer algemeen bekend is dat het ras wegens zijn vorm of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is. Het verzoek moet voor het einde van het derde kalenderjaar na de toelating worden ingediend;

c) wanneer er andere goede redenen zijn dan die reeds zijn genoemd of kunnen zijn genoemd tijdens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure, om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of voor het milieu inhoudt.".

(10) Artikel 15, lid 3, wordt geschrapt.

(11) Artikel 15, lid 4, wordt geschrapt.

(12) Artikel 15, lid 5, wordt geschrapt.

(13) Artikel 15, lid 6, wordt geschrapt.

(14) Artikel 15, lid 7, wordt geschrapt.

(15) Na artikel 18, tweede alinea, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In de publicatie worden de genetisch gemodificeerde rassen duidelijk als zodanig vermeld.".

(16) Artikel 19 wordt vervangen door hetgeen volgt:

"Artikel 19

Indien er wordt geconstateerd dat de teelt van een in de gemeenschappelijke rassenlijst opgenomen ras in een lidstaat in fytosanitair opzicht schadelijk zou kunnen zijn voor de teelt van andere rassen of gewassen, of een risico voor de menselijke gezondheid of voor het milieu met zich mee zou kunnen brengen, kan deze lidstaat, indien hij zulks verzoekt, volgens de procedure van artikel 23 of, wanneer het een genetisch gemodificeerd ras betreft, de procedure van artikel 23 bis, worden gemachtigd om de handel in zaaizaad of pootgoed van dit ras op zijn gehele grondgebied of op een deel daarvan te verbieden. Bij onmiddellijk gevaar van verbreiding van schadelijke organismen, of onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu kan dit verbod door de betrokken lidstaat vanaf de indiening van zijn verzoek worden uitgevaardigd tot op het tijdstip van het definitieve besluit dat binnen drie maanden moet worden genomen volgens de procedure van artikel 23, of, indien het een genetisch gemodificeerd ras betreft die van artikel 23 bis.".

(17) Na artikel 20 wordt het volgende artikel toegevoegd:

"Artikel 20 bis

1. Volgens de procedure van artikel 23 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht.

2. Onverminderd Verordening (EG) nr. 1467/94 van 20 juni 1994, inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw (*), worden volgens de procedure van artikel 23 specifieke voorwaarden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen door middel van het kweken en in de handel brengen van zaad van landrassen en rassen die zijn aangepast aan de natuurlijke lokale en regionale omstandigheden en bedreigd worden met genetische erosie.

3. De specifieke voorwaarden zoals bedoeld in lid 2, behelzen met name de volgende punten:

i) de landrassen en rassen worden overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn toegelaten. Bij de procedure voor de officiële toelating wordt rekening gehouden met de specifieke kwaliteitskarakteristieken en -vereisten. Met name wordt rekening gehouden met de resultaten van niet-officiële tests en de kennis die vergaard is uit de praktische ervaring die is opgedaan tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik en de nauwkeurige beschrijvingen van de rassen en hun relevante omschrijvingen zoals deze aan de betrokken lidstaat zijn medegedeeld; als deze toereikend zijn, volgt vrijstelling van het vereiste omtrent het officiële onderzoek. Na toelating van zo'n landras of ras zal dit landras of ras als "instandhoudingsras" in de gemeenschappelijke rassenlijst worden opgenomen;

ii) in het onder a) en b) bedoelde geval gepaste kwantitatieve beperkingen.

(*) PB L 159 van 28.6.1994, blz. 1.".

(18) Na artikel 23 wordt het volgende artikel toegevoegd:

"Artikel 23 bis

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure in bij het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, hierna het "comité" genoemd, hetzij op zijn initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.".

(19) Na artikel 24 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 24 bis

Volgens de procedure van artikel 23 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van de instandhouding van de genetische hulpbronnen.".

Artikel 7

Richtlijn 70/458/EEG wordt als volgt gewijzigd.

(1) Artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van groentezaad binnen de Gemeenschap.".

(2) Na artikel 1 wordt het volgende artikel toegevoegd:

"Artikel 1 bis

Onder "in de handel brengen" in de zin van deze richtlijn wordt verstaan de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen:

- beschikbaarstellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;

- levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepaling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 40.".

(3) Artikel 2, lid 1 ter, wordt geschrapt.

(4) Artikel 4 wordt vervangen door het volgende:

"Artikel 4

1. De lidstaten dragen en zorg voor dat een ras slechts wordt toegelaten indien het onscheidbaar, bestendig en voldoende homogeen is.

Bij cichorei voor de industrie moet het ras voldoende cultuur- en gebruikswaarde hebben.

2. Genetisch gemodificeerde rassen in de zin van artikel 2, leden 1 en 2, van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (*), mogen alleen worden toegelaten als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu.

3. Indien evenwel van een plantenras afgeleid materiaal bestemd is voor gebruik als voedingsmiddel of voedselingrediënt in de zin van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (**), mogen de voedingsmiddelen en voedselingrediënten:

- geen gevaar voor de consument inhouden,

- de consument niet misleiden,

- niet zodanig verschillen van de voedingsmiddelen of voedselingrediënten waarvoor zij als vervanging dienen, dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt nadelig zou zijn voor de consument.

4. In het belang van de instandhouding van plantaardige genetische bronnen zoals bedoeld in artikel 39 bis, lid 2, onder a) en b), kunnen de lidstaten afwijken van de aanvaardingscriteria in het eerste lid, mits er specifieke voorwaarden worden gesteld overeenkomstig de procedure van artikel 40, met inachtneming van de vereisten van artikel 39 bis, lid 3, onder i) en ii).

(*) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/35/EG (PB L 169 van 27.6.1997, blz. 72).

(**) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.".

(5) Aan de laatste zin van artikel 7, lid 1, derde alinea, worden in fine de woorden "in samenhang met de resultaten van een officieel onderzoek" toegevoegd.

(6) Na artikel 7, lid 3, wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. a) Voor een genetisch gemodificeerd ras als bedoeld in artikel 4, lid 4, moet een milieurisicobeoordeling plaatsvinden die gelijkwaardig is aan die welke is voorgeschreven bij Richtlijn 90/220/EEG.

b) De procedures om te waarborgen dat de milieurisicobeoordeling en andere van belang zijnde elementen overeenkomen met die welke is voorgeschreven bij Richtlijn 90/220/EEG, worden op voorstel van de Commissie bij een op de relevante rechtsgrondslag van het Verdrag gebaseerde verordening van de Raad ingevoerd. Tot de datum van inwerkingtreding van deze verordening mogen genetisch gemodificeerde rassen alleen in een nationale lijst worden opgenomen nadat het in de handel brengen ervan overeenkomstig Richtlijn 90/220/EEG is goedgekeurd.

c) Zodra de onder b) bedoelde verordening in werking is getreden, gelden de artikelen 11 tot en met 18 van Richtlijn 90/220/EEG niet langer voor genetisch gemodificeerde rassen.

d) De technische en wetenschappelijke details voor de uitvoering van de milieurisicobeoordeling worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 40.".

(7) Na artikel 7, lid 4, wordt het volgende lid toegevoegd:

"5. a) De lidstaten zien erop toe dat een ras, dat bestemd is om te worden gebruikt voor het in dit lid genoemde doel, alleen wordt toegelaten indien:

- het voedingsmiddel of voedselingrediënt reeds overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 is toegelaten, of

- de in Verordening (EG) nr. 258/97 bedoelde toelatingsbesluiten, genomen worden volgens de procedure van artikel 23 van deze richtlijn.

b) In het onder a), tweede streepje, bedoelde geval, wordt rekening gehouden met de in artikel 4, lid 5, vermelde criteria en de in Verordening (EG) nr. 258/97 neergelegde beoordelingsbeginselen.

c) De nadere technische en wetenschappelijke regels voor de toepassing van de onder b) bedoelde maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23 van deze richtlijn.".

(8) Na artikel 10, lid 4, wordt het volgende lid toegevoegd:

"5. De lidstaten zien erop toe dat genetisch gemodificeerde rassen die zijn toegelaten, duidelijk als zodanig in de rassenlijst worden vermeld. Zij zien er bovendien op toe dat al wie een dergelijk ras in de handel brengt, in zijn verkoopcatalogus duidelijk aangeeft dat het ras genetisch gemodificeerd is.".

(9) Artikel 13, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De toelating van een ras kan telkens voor een bepaalde termijn worden verlengd, wanneer dit gerechtvaardigd is op grond van het belang van de handhaving van de teelt ervan of op grond van het belang van de instandhouding van plantaardige genetische hulpbronnen, en voorzover het ras nog steeds voldoet aan de voorwaarden inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid of aan de in het kader van artikel 39 bis, leden 3 en 4, vastgestelde criteria. Behalve in het geval van plantaardige genetische hulpbronnen in de zin van artikel 39 bis, worden aanvragen voor verlenging uiterlijk twee jaar voor het verstrijken van de toelating ingediend.".

(10) Aan artikel 15, lid 2, wordt de volgende zin toegevoegd:

"3. De lidstaten kunnen toestaan dat voor de rassen waarvan de toelating overeenkomstig artikel 13, lid 3, is verlengd, de vóór de verlenging gebruikte namen verder worden gebruikt tot en met 30 juni 1994.".

(11) Na artikel 13 bis, lid 3, wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. Volgens de procedure van artikel 40 kunnen bepalingen worden vastgesteld voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3.".

(12) In artikel 16, lid 1, tweede en derde alinea, worden de woorden "na afloop van een termijn van twee maanden volgende op" vervangen door "met ingang van de datum van".

(13) In artikel 17 worden de woorden "na afloop van de termijn van twee maanden" geschrapt.

(14) Artikel 16, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Een lidstaat kan, op een overeenkomstig artikel 40 of, wanneer het een genetisch gemodificeerd ras betreft, de procedure van artikel 40 bis te behandelen verzoek, gemachtigd worden om voor zijn gehele grondgebied of voor een deel daarvan het gebruik van het ras te verbieden of passende voorwaarden voor de teelt van het ras voor te schrijven en, in het onder b) bedoelde geval, voorwaarden voor het gebruik van de uit de teelt ervan verkregen producten vast te stellen,

a) indien wordt geconstateerd dat de teelt van dit ras in fytosanitair opzicht schadelijk is voor de teelt van andere rassen of soorten, of

b) indien hij andere gegronde redenen dan de reeds genoemde of eventueel bij de in artikel 11, lid 2, bedoelde procedure genoemde redenen heeft om te menen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of voor het milieu vormt.".

(15) Artikel 16, lid 3, wordt geschrapt.

(16) Artikel 16, lid 4, wordt geschrapt.

(17) Na artikel 17, tweede alinea, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In de publicatie worden genetisch gemodificeerde rassen duidelijk als zodanig vermeld.".

(18) Artikel 18 wordt vervangen door:

"Artikel 18

Indien er wordt geconstateerd dat de teelt van een in de gemeenschappelijke rassenlijst opgenomen ras in een lidstaat in fytosanitair opzicht schadelijk zou kunnen zijn voor de teelt van andere rassen of gewassen, of een risico voor de menselijke gezondheid of voor het milieu met zich mee zou kunnen brengen, kan deze lidstaat, indien hij zulks verzoekt, volgens de procedure van artikel 40 of, wanneer het een genetisch gemodificeerd ras betreft, de procedure van artikel 40 bis, worden gemachtigd om de handel in zaaizaad of pootgoed van dit ras op zijn gehele grondgebied of op een deel daarvan te verbieden. Bij onmiddellijk gevaar van verbreiding van schadelijke organismen, of onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu kan dit verbod door de betrokken lidstaat vanaf de indiening van zijn verzoek worden uitgevaardigd tot op het tijdstip van het definitieve besluit dat binnen drie maanden moet worden genomen volgens de procedure van artikel 40, of, indien het een genetisch gemodificeerd ras betreft, die van artikel 40 bis.".

(19) In artikel 20, lid 1, wordt de zinsnede "en indien dit zaad bovendien voldoet aan de voorwaarden, vervat in bijlage II" geschrapt.

(20) In artikel 20, lid 1 bis, wordt de zinsnede "en indien dit zaad bovendien voldoet aan de voorwaarden, vervat in bijlage II" geschrapt.

(21) Artikel 20, lid 4, wordt geschrapt.

(22) Na artikel 20 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 20 bis

In afwijking van het bepaalde in artikel 20, lid 1, en lid 1 bis, schrijven de lidstaten voor dat

- kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, en

- niet-bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op bewerking, voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd,

in de handel mag worden gebracht.".

(23) Aan artikel 21 wordt in fine de volgende zin toegevoegd:

"De lidstaten die gebruik maken van de hierboven onder a) of b) bedoelde afwijking, verlenen elkaar voor de controle administratieve bijstand.".

(24) Na artikel 21 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 21 bis

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 20, lid 1 en lid 1 bis, kunnen de lidstaten

a) aan op hun grondgebied gevestigde producenten toestemming verlenen om kleine hoeveelheden zaad in de handel te brengen voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;

b) kwekers en hun vertegenwoordigers die op hun grondgebied gevestigd zijn, toestemming verlenen om voor een bepaalde tijd zaad in de handel te brengen van een ras waarvoor in ten minste één lidstaat reeds een aanvraag tot opneming op een nationale rassenlijst is ingediend en waarvoor specifieke technische gegevens zijn verstrekt.

2. De voorwaarden waaronder de lidstaten de hierboven onder b) bedoelde toestemming mogen geven worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 40, wat met name de gegevensverstrekking, de aard van deze gegevens, de instandhouding en de benaming van het ras en de etikettering van de verpakking betreft.

3. Toestemmingen die voor de datum van aanneming van deze richtlijn door de lidstaten aan op hun grondgebied gevestigde producenten zijn verleend voor de in lid 1 genoemde doeleinden blijven in afwachting van de vaststelling van de in lid 2 bedoelde bepalingen van kracht. Daarna moeten al deze toestemmingen voldoen aan de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bepalingen.".

(25) Artikel 24, lid 3, wordt vervangen door:

"3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kunnen de lidstaten hun eigen producenten toestaan mengsels van standaardzaad van verschillende rassen van dezelfde soort in kleine verpakkingen in de handel te brengen. De soorten waarvoor deze bepaling geldt, de maximumafmetingen van de kleine verpakkingen en de etiketteringsvoorschriften worden volgens de procedure van artikel 40 vastgesteld.".

(26) Artikel 25, lid 4, wordt als volgt gewijzigd:

"De lidstaten kunnen voorzien in afwijkingen van lid 1 en lid 2 voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen. Volgens de procedure van artikel 40 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(27) Artikel 26, lid 1 bis, wordt vervangen door:

"1 bis. De lidstaten kunnen voorzien in afwijkingen van lid 1 voor op hun grondgebied gesloten kleine verpakkingen. Volgens de procedure van artikel 40 kunnen voorwaarden voor deze afwijkingen worden vastgesteld.".

(28) Artikel 28, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Volgens de procedure van artikel 40 kan worden voorgeschreven dat in andere dan de in deze richtlijn bedoelde gevallen verpakkingen van basiszaad, van gecertificeerd zaad van alle soorten of van standaardzaad voorzien moeten zijn van een etiket van de leverancier (in de vorm van een apart etiket, naast het officiële etiket, of in de vorm van op de verpakking zelf gedrukte informatie van de leverancier).

Welke gegevens op dat etiket moeten worden vermeld, wordt eveneens vastgesteld volgens de procedure van artikel 40.".

(29) Na artikel 28 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 28 bis

Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in deze richtlijn op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.".

(30) Artikel 30, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat zaad dat overeenkomstig de verplicht dan wel facultatief toe te passen bepalingen van deze richtlijn in de handel wordt gebracht, ten aanzien van eigenschappen, onderzoek, aanduiding en sluiting aan geen andere dan de in deze richtlijn of in andere communautaire richtlijnen vastgestelde beperkingen voor het in de handel brengen wordt onderworpen.".

(31) Artikel 30, lid 3, wordt geschrapt.

(32) Na artikel 30 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 30 bis

Onder de volgende voorwaarden mag kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan op grond van artikel 20 bis, eerste streepje, in de handel worden gebracht:

a) het zaad moet officieel door de tot certificering bevoegde dienst zijn onderzocht volgens de voor de certificering van basiszaad geldende voorschriften,

b) het zaad moet worden aangeboden in verpakkingen die voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn, en

c) de verpakkingen moeten voorzien zijn van een officieel etiket met ten minste de volgende gegevens:

- de certificeringsdienst en de lidstaat of desbetreffend kenteken,

- het partijnummer,

- de maand en het jaar van sluiting, of

- de maand en het jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering,

- de soort, aangegeven met ten minste, in Latijns schrift, de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs,

- het ras, ten minste in Latijns schrift,

- de aanduiding "pre-basiszaad",

- het aantal generaties dat aan het zaad van de categorie "gecertificeerd zaad" of "gecertificeerd zaad van de eerste generatie" voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.".

(33) Artikel 31, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Groentezaad dat is geoogst in de Gemeenschap en is bestemd voor goedkeuring overeenkomstig lid 1, moet

- worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 25, lid 1, en

- vergezeld gaan van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

De bepalingen van het eerste streepje inzake verpakking en etikettering hoeven niet te worden toegepast indien de voor de veldkeuring verantwoordelijke autoriteiten, de autoriteiten die de documenten voor niet definitief gecertificeerde zaden met het oog op certificering opstellen en de voor de certificering verantwoordelijke autoriteiten dezelfde zijn of indien deze autoriteiten het over de ontheffing eens zijn.".

(34) Artikel 33 wordt vervangen door:

"Artikel 33

1. Teneinde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad, gecertificeerd zaad of standaardzaad binnen de Gemeenschap voordoen en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan volgens de procedure van artikel 40 worden besloten dat de lidstaten voor een bepaalde tijd toestemming verlenen voor het in de handel brengen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap van de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van een ras dat noch in de "Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen" noch in de nationale rassenlijsten van de lidstaten voorkomt.

2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket of het etiket van de leverancier het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven; in geval van zaad van rassen die niet op bovengenoemde rassenlijsten voorkomen, is het officiële etiket bruin van kleur. Op het etiket moet steeds worden vermeld dat het zaad betreft van een categorie waarvoor minder strenge eisen gelden.

3. Volgens de procedure van artikel 40 kunnen regels ter uitvoering van de bepalingen van lid 1 worden vastgesteld.".

(35) Artikel 35, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten zien erop toe dat bij het in de handel brengen van groentezaad ten minste steekproefsgewijs officiële controles worden verricht om na te gaan of het voldoet aan de eisen en voorwaarden van deze richtlijn.".

(36) Artikel 35, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat zij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis worden gesteld:

a) soort,

b) ras,

c) categorie,

d) producerend land of officiële keuringsdienst,

e) land van verzending,

f) importeur,

g) hoeveelheid zaad.

Volgens de procedure van artikel 40 kan nader worden vastgesteld hoe deze gegevens moeten worden verstrekt.".

(37) Na artikel 39 wordt het volgende artikel toegevoegd:

"Artikel 39 bis

1. Volgens de procedure van artikel 40 worden specifieke voorwaarden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht.

2. Volgens de procedure van artikel 40 worden specifieke voorwaarden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen door middel van het kweken en in de handel brengen van zaden van:

a) landrassen en rassen die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde regio's werden gekweekt en die bedreigd worden met genetische erosie, onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1467/94;

b) rassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen doch die ontwikkeld zijn met het oog op de teelt onder bijzondere omstandigheden.

3. De specifieke voorwaarden als bedoeld in lid 2, behelzen met name de volgende punten:

i) in het onder a) genoemde geval worden de landrassen en rassen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn toegelaten. Met name wordt rekening gehouden met de resultaten van niet-officiële tests en de kennis die vergaard is uit de praktische ervaring die is opgedaan tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik en de nauwkeurige beschrijvingen van de rassen en hun relevante omschrijvingen zoals deze aan de betrokken lidstaat zijn medegedeeld; als deze toereikend zijn, volgt vrijstelling van het vereiste omtrent het officiële onderzoek. Na toelating van zo'n landras of ras zal dit landras of ras als "instandhoudingsras" in de gemeenschappelijke rassenlijst worden opgenomen;

ii) in het onder a) en b) bedoelde geval gepaste kwantitatieve beperkingen.".

(38) Na artikel 40 wordt het volgende artikel toegevoegd:

"Artikel 40 bis

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure in bij het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw, hierna het "comité" genoemd, hetzij op zijn initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.".

(39) Na artikel 41 wordt het volgende artikel ingevoegd:

"Artikel 41 bis

1. Volgens de procedure van artikel 40 kunnen specifieke voorwaarden worden vastgesteld om rekening te houden met ontwikkelingen op het gebied van:

a) de voorwaarden waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;

b) de voorwaarden waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen;

c) de voorwaarden waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.

2. De in lid 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten:

i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de autoriteit die in elke lidstaat bevoegd is voor het in de handel brengen van het zaad in bepaalde gebieden;

ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.".

(40) Artikel 42 wordt vervangen door:

"Artikel 42

Een lidstaat kan, op een volgens de procedure van artikel 40 te behandelen verzoek, voor bepaalde soorten die normaliter niet op zijn grondgebied vermeerderd of in de handel gebracht worden, geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de verplichting om aan de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen te voldoen, tenzij een en ander in strijd is met het bepaalde in artikel 16, lid 1, en artikel 30, lid 1.".

Artikel 8

1. De lidstaten kunnen gedurende een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, en in afwijking van artikel 2, lid 1, onder C, punt a) en b), van Richtlijn 66/401/EEG toestaan dat zaad van een voorheen toegestane generatie in de handel wordt gebracht.

2. Tevens kunnen de lidstaten gedurende een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, en in afwijking van artikel 3, punt 17, van deze richtlijn, wat de intrekking van artikel 14, lid 2 bis, van Richtlijn 66/402/EEG betreft, het in de handel brengen van gecertificeerd zaad van haver, gerst, rijst, triticale, tarwe of spelt beperken tot zaad van de eerste generatie.

3. Gedurende een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, en in afwijking van artikel 2, punt 19, van deze richtlijn, kunnen de lidstaten die thans beperkingen opleggen op het gebied van het in de handel brengen van mengsels van zaad van graanvoedergewassen krachtens het huidige artikel 13 van Richtlijn 66/401/EEG, het in de handel brengen van deze mengsels eveneens blijven verbieden.

Artikel 9

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk binnen twaalf maanden na kennisgeving van deze richtlijn, aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen.

De regels voor deze verwijzing worden door de lidstaten vastgesteld.

2. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 december 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. MOLTERER

(1) PB C 29 van 31.1.1994, blz. 1 en PB C 53 van 20.2.1998, blz. 8.

(2) PB C 286 van 22.9.1997, blz. 36.

(3) PB C 195 van 18.7.1994, blz. 36.

(4) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2290/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG (PB L 304 van 27.11.1996, blz. 10).

(5) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

(6) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

(7) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2320/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 98/111/EG van de Commissie (PB L 28 van 4.2.1998, blz. 42).

(8) PB L 169 van 10.7.1969, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

(9) PB L 225 van 12.10.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(10) PB L 225 van 12.10.1970, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/72/EG.

(11) PB L 117 van 8.5.1990, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/35/EG (PB L 169 van 27.6.1997, blz. 72).

(12) PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

Top