This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31997D0808
97/808/EC: Commission Decision of 20 November 1997 on the procedure for attesting the conformity of construction products pursuant to Article 20 (2) of Council Directive 89/106/EEC as regards floorings (Text with EEA relevance)
97/808/EG: Beschikking van de Commissie van 20 november 1997 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor bestratingsproducten en vloerafwerkingen (Voor de EER relevante tekst)
97/808/EG: Beschikking van de Commissie van 20 november 1997 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor bestratingsproducten en vloerafwerkingen (Voor de EER relevante tekst)
PB L 331 van 3.12.1997, p. 18–22
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 08/03/2006
97/808/EG: Beschikking van de Commissie van 20 november 1997 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor bestratingsproducten en vloerafwerkingen (Voor de EER relevante tekst)
Publicatieblad Nr. L 331 van 03/12/1997 blz. 0018 - 0022
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 20 november 1997 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad voor bestratingsproducten en vloerafwerkingen (Voor de EER relevante tekst) (97/808/EG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gelet op Richtlijn 89/106/EEG van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (1), gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (2), inzonderheid op artikel 13, lid 4, Overwegende dat de Commissie bij de keuze tussen de twee in artikel 13, lid 3, van Richtlijn 89/106/EEG bedoelde procedures voor de conformiteitsverklaring van een product de "minst kostbare veiligheidsconforme procedure" moet kiezen; dat dit inhoudt dat het noodzakelijk is vast te stellen of voor een bepaald product of een bepaalde familie van producten het bestaan van een onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant vallend productiecontrolesysteem in de fabriek een noodzakelijke en toereikende voorwaarde is voor een conformiteitsverklaring, dan wel of daarvoor, om redenen die verband houden met de naleving van de in artikel 13, lid 4, genoemde criteria, een erkende certificatie-instantie moet worden ingeschakeld; Overwegende dat ingevolge artikel 13, lid 4, de aldus gekozen procedure in de mandaten en in de technische specificaties moet worden genoemd; dat het derhalve wenselijk is het in de mandaten en de technische specificaties gebruikte begrip producten of families van producten vast te leggen; Overwegende dat de twee procedures van artikel 13, lid 3, nader in bijlage III van Richtlijn 89/106/EEG zijn beschreven; dat het derhalve noodzakelijk is voor elk product of elke familie van producten duidelijk de methoden voor de toepassing van de twee procedures aan te geven onder verwijzing naar genoemde bijlage III, aangezien in die bijlage aan bepaalde systemen de voorkeur wordt gegeven; Overwegende dat de procedure van artikel 13, lid 3, onder a), overeenkomt met de systemen die in mogelijkheid 1 zonder permanente bewaking en in de mogelijkheden 2 en 3 van bijlage III, punt 2, onder ii), zijn vastgelegd en dat de procedure van artikel 13, lid 3, onder b), overeenkomt met de systemen die in bijlage III, punt 2, onder i), en in mogelijkheid 1 met permanente bewaking van bijlage III, punt 2, onder ii), zijn vastgelegd; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor de bouw, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 De conformiteit van de in bijlage I genoemde producten en families van producten wordt vastgesteld aan de hand van een procedure waarbij de fabrikant als enige verantwoordelijk is voor een productiecontrolesysteem in de fabriek dat waarborgt dat de producten in overeenstemming zijn met de desbestreffende technische specificaties. Artikel 2 De conformiteit van de in bijlage II genoemde producten wordt vastgesteld aan de hand van een procedure waarbij, naast een door de fabrikant uitgevoerd productiecontrolesysteem in de fabriek, bij de beoordeling en de bewaking van de productiecontrole of van het product zelf een erkende certificatie-instantie wordt ingeschakeld. Artikel 3 De procedure voor de conformiteitsverklaring overeenkomstig bijlage III wordt in de mandaten voor geharmoniseerde normen vermeld. Artikel 4 Deze beschikking is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 20 november 1997. Voor de Commissie Martin BANGEMANN Lid van de Commissie (1) PB L 40 van 11. 2. 1989, blz. 12. (2) PB L 220 van 30. 8. 1993, blz. 1. BIJLAGE I Bestratingsproducten en vloerafwerkingen Harde bestratingsproducten en vloerafwerkingen voor gebruik buiten en bestrating (bestratingsproducten met inbegrip van straatstenen, trottoirtegels, stoepranden, blokken en glazen vloertegels; metalen vloerplaten met permanente afwerking; vloertegels; leistenen; tegels; kleinplaveisel; natuurstenen; terrazzotegels; gaasproducten; vloerroosters). Rigide vloerafwerkingen voor gebruik binnen, ruimten voor openbaar vervoer inbegrepen, in de vorm van componenten (tegels; kleinplaveisel, parket; vloerplaten; vloerroosters; rigide laminaatvloeren; op hout gebaseerde producten) en in de vorm van dragende constructies die als systeem op de markt worden gebracht (verhoogde installatievloeren; zwevende vloeren), ingedeeld in een van de brandprestatieklassen AFL, BFL of CFL, waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces niet kunnen veranderen, van brandprestatieklassen DFL, EFL of FFL, alsmede van brandprestatieklassen AFL die overeenkomstig Beschikking 96/603/EG van de Commissie (1) niet op hun brandbestendigheid behoeven te worden getest. Verende en textiele vloerafwerkingen voor gebruik binnen, in de vorm van homogene en heterogene verende vloerbedekkingen, geleverd als tegels of op rollen (textiele vloerbedekking met inbegrip van tegels; kunststof of rubber (thermohardende animoplastvloeren); linoleum en kurk; antistatische kleden; los te leggen tegels; verende laminaatvloeren), ingedeeld in een van de brandprestatieklassen AFL, BFL of CFL, waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces niet kunnen veranderen, van brandprestatieklassen DFL, EFL of FFL, alsmede van brandprestatieklassen AFL die overeenkomstig Beschikking 96/603/EG niet op hun brandbestendigheid behoeven te worden getest. Verende en textiele vloerafwerkingen voor gebruik buiten, in de vorm van homogene en heterogene verende vloerbedekkingen, geleverd als tegels of op rollen (textiele vloerbedekking met inbegrip van tegels; kunststof of rubber (thermohardende animoplastvloeren); linoleum en kurk; antistatische kleden; los te leggen tegels; verende laminaatvloeren). (1) PB L 267 van 19. 10. 1996, blz. 23. BIJLAGE II Vloerafwerkingen Rigide vloerafwerkingen voor gebruik binnen, ruimten voor openbaar vervoer inbegrepen, in de vorm van componenten (tegels; kleinplaveisel, parket; vloerplaten; vloerroosters; rigide laminaatvloeren; op hout gebaseerde producten) en in de vorm van dragende constructies die als systeem op de markt worden gebracht (verhoogde installatievloeren; zwevende vloeren), ingedeeld in een van de brandprestatieklassen AFL, BFL of CFL, waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, b.v. brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden). Verende en textiele vloerafwerkingen voor gebruik binnen, in de vorm van homogene en heterogene verende vloerbedekkingen, geleverd als tegels of op rollen (textiele vloerbedekking met inbegrip van tegels; kunststof of rubber (thermohardende aminoplastvloeren); linoleum en kurk; antistatische kleden; los te leggen tegels; verende laminaatvloeren), ingedeeld in een van de brandprestatieklassen AFL, BFL of CFL, waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, b.v. brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden). BIJLAGE III PRODUCTFAMILIE BESTRATINGSPRODUCTEN EN VLOERAFWERKINGEN (1/2) Systemen van conformiteitsverklaring CEN/Cenelec wordt verzocht om in de desbetreffende geharmoniseerde norm(en) voort het/de onderstaand(e) product(en) en het beoogde gebruik daarvan het/de volgende syste(e)m(en) van conformiteitsverklaring te vermelden: >RUIMTE VOOR DE TABEL> De specificatie van het systeem moet zodanig zijn dat het ook kan worden toegepast wanneer de prestatie ten aanzien van een bepaalde eigenschap niet behoeft te worden vastgesteld omdat minstens één lidstaat geen wettelijk voorschrift heeft voor een dergelijke eigenschap (zie artikel 2, lid 1, van Richtlijn 89/106/EEG en, wanneer van toepassing, punt 1.2.3 van de basisdocumenten). In die gevallen moet de verificatie van een dergelijke eigenschap de fabricant, indien deze in dit opzicht niets over de prestatie van het product wenst mede te delen, niet worden opgelegd. PRODUCTFAMILIE BESTRATINGSPRODUCTEN EN VLOERAFWERKINGEN (2/2) Systemen van conformiteitsverklaring CEN/Cenelec wordt verzocht om in de desbetreffende geharmoniseerde norm(en) voor het/de onderstaand(e) product(en) en het beoogde gebruik daarvan het/de volgende syste(e)m(en) van conformiteitsverklaring te vermelden: >RUIMTE VOOR DE TABEL> De specificatie van het systeem moet zodanig zijn dat het ook kan worden toegepast wanneer de prestatie ten aanzien van een bepaalde eigenschap niet behoeft te worden vastgesteld omdat minstens één lidstaat geen wettelijk voorschrift heeft voor een dergelijke eigenschap (zie artikel 2, lid 1, van Richtlijn 89/106/EEG en, wanneer van toepassing, punt 1.2.3 van de basisdocumenten). In die gevallen moet de verificatie van een dergelijke eigenschap de fabricant, indien deze in dit opzicht niets over de prestatie van het product wenst mede te delen, niet worden opgelegd.