Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996R2514

    Verordening (EG) nr. 2514/96 van de Commissie van 23 december 1996 tot vaststelling, voor het jaar 1997, van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen

    PB L 345 van 31.12.1996, p. 39–45 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1997

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1996/2514/oj

    31996R2514

    Verordening (EG) nr. 2514/96 van de Commissie van 23 december 1996 tot vaststelling, voor het jaar 1997, van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen

    Publicatieblad Nr. L 345 van 31/12/1996 blz. 0039 - 0045


    VERORDENING (EG) Nr. 2514/96 VAN DE COMMISSIE van 23 december 1996 tot vaststelling, voor het jaar 1997, van de uitvoeringsbepalingen voor een tariefcontingent voor niet voor de slacht bestemde koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit bepaalde derde landen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3066/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwprodukten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde in de Europa-Overeenkomsten opgenomen landbouwconcessies (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2490/96 (2), en met name op artikel 8,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1926/96 van de Raad van 7 oktober 1996 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwprodukten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de Overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken (3), en met name op artikel 5,

    Overwegende dat bij de Verordeningen (EG) nr. 3066/95 en (EG) nr. 1926/96 is voorzien in de verlenging voor het jaar 1997, van een tariefcontingent van 5 000 koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, van oorsprong uit Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Bulgarije, Roemenië, Litouwen, Letland en Estland, waarvoor een douanerecht van 6 % ad valorem geldt; dat maatregelen voor het beheer van de invoer van die dieren moeten worden vastgesteld;

    Overwegende dat de ervaring heeft geleerd dat beperking van de invoer tot speculatieve aanvragen voor invoer kan leiden; dat het daarom, om ervoor te zorgen dat de voorgenomen maatregelen goed functioneren, het grootste gedeelte van de beschikbare hoeveelheden dient te worden gereserveerd voor zogenaamde traditionele importeurs van koeien en vaarzen van bepaalde bergrassen, dat het echter, met het oog op enige flexibiliteit in de handelsbetrekkingen in deze sector, dienstig is een tweede gedeelte beschikbaar te stellen voor handelaren die kunnen aantonen dat zij wel degelijk werkzaam zijn in de sector en wier transacties met derde landen een bepaalde omvang hebben; dat het in dit verband en met het oog op een goed beheer, dienstig is te eisen dat de betrokken handelaren in de loop van het jaar 1996 ten minste 15 dieren hebben uitgevoerd; dat een partij van 15 dieren in principe een normale lading is en de ervaring heeft geleerd dat een transactie slechts als reëel en economisch rendabel kan worden beschouwd als minstens één partij wordt verkocht of aangekocht; dat het voor de controle op deze criteria nodig is te bepalen dat de aanvragen van een zelfde handelaar in één enkele Lid-Staat moeten worden ingediend;

    Overwegende dat, om speculatie te voorkomen, dient te worden bepaald dat handelaren die per 1 januari 1997 niet meer in de sector rundvlees werkzaam zijn, niet voor het contingent in aanmerking komen;

    Overwegende dat moet worden voorgeschreven dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten; dat te dien einde met name voorschriften moet worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij eventueel wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie van 16 november 1988 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwprodukten (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2402/96 (5), en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2051/96 (7); dat bovendien moet worden bepaald dat de certificaten pas na afloop van een bedenktijd worden afgegeven en dat op de aangevraagde hoeveelheden eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast;

    Overwegende dat is gebleken dat de importeurs de bevoegde autoriteiten die de invoercertificaten hebben afgegeven, niet altijd in kennis stellen van het aantal en de oorsprong van de in het kader van het betrokken contingent ingevoerde dieren; dat deze gegevens belangrijk zijn voor de beoordeling van de marktsituatie; dat het derhalve dienstig is een zekerheid in te voeren met betrekking tot de naleving van deze verplichting tot kennisgeving;

    Overwegende dat in artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (8), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, is bepaald dat goederen die uit hoofde van hun bijzondere bestemming, met een verlaagd recht in het vrije verkeer worden gebracht, onder douanetoezicht blijven; dat moet worden gecontroleerd of de ingevoerde dieren binnen een bepaalde termijn niet worden geslacht; dat, met het oog op deze verplichting, een zekerheid moet worden verlangd;

    Overwegende dat het Comité van beheer voor rundvlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Voor het jaar 1997 wordt het volgende tariefcontingent geopend voor dieren van oorsprong uit de in bijlage I genoemde derde landen:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2. Voor de toepassing van deze verordening worden beschouwd als niet bestemd voor de slacht, de in lid 1 bedoelde dieren die niet worden geslacht binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer.

    In naar behoren gestaafde gevallen van overmacht kunnen evenwel afwijkingen worden toegestaan.

    Artikel 2

    1. Het in artikel 1, lid 1, bedoelde contingent wordt in twee gedeelten gesplitst: een gedeelte van 80 %, of 4 000 stuks, en een gedeelte van 20 %, of 1 000 stuks.

    a) Het eerste gedeelte, gelijk aan 80 %, wordt verdeeld over:

    - de importeurs uit de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1994 die kunnen aantonen dat zij van 1 juli 1993 tot en met 30 juni 1996 dieren hebben ingevoerd in het kader van de invoercontingenten waarvoor de voorschriften zijn vastgesteld in de in bijlage III opgesomde verordeningen, en

    - de importeurs uit de nieuwe Lid-Staten die kunnen aantonen dat zij in de Lid-Staat waar zij zijn gevestigd, van 1 juli 1993 tot en met 31 december 1994 dieren van de in bijlage II vermelde GN-codes en van GN-code 0102 90 79 hebben ingevoerd uit landen die op 31 december 1994 voor hen als derde landen moeten worden beschouwd, en van 1 januari 1995 tot en met 30 juni 1996 dieren hebben ingevoerd in het kader van de invoercontingenten waarvoor de voorschriften zijn vastgesteld in de onder b) van bijlage III bedoelde verordeningen.

    b) Het tweede gedeelte, gelijk aan 20 %, is bestemd voor importeurs die kunnen bewijzen dat zij in 1996 minstens 15 levende runderen van GN-code 0102 hebben ingevoerd uit derde landen.

    De importeurs moeten in een nationaal BTW-register zijn ingeschreven.

    2. Wanneer aanvragen worden ingediend om te mogen importeren, wordt het eerste gedeelte over de verschillende importeurs verdeeld naar verhouding van de hoeveelheden dieren in de zin van lid 1, onder a), die zij van 1 juli 1993 tot en met 30 juni 1996 hebben ingevoerd.

    3. Wanneer aanvragen worden ingediend om te mogen importeren, wordt het tweede gedeelte verdeeld naar verhouding van de door de in lid 1, onder b), bedoelde importeurs aangevraagde hoeveelheden.

    De aanvraag tot invoer:

    - moet betrekking hebben op ten minste 15 stuks, en

    - mag niet worden ingediend voor meer dan 50 stuks.

    Voor aanvragen die op een groter aantal dieren betrekking hebben, wordt slechts het genoemde maximumaantal in aanmerking genomen.

    4. Het bewijs van invoer wordt uitsluitend geleverd aan de hand van het naar behoren door de douaneautoriteiten geviseerde document waarmee de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht.

    De Lid-Staten kunnen een naar behoren door de instantie van afgifte gecertificeerde kopie van het bovenbedoelde document aanvaarden als de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan bewijzen dat hij geen origineel document kon krijgen.

    Artikel 3

    1. Handelaren die op 1 januari 1997 niet meer actief waren in de rundvleessector, komen niet in aanmerking voor de verdeling in het kader van artikel 2, lid 1, onder a).

    2. Een onderneming die is ontstaan door fusie van ondernemingen die elk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 2, behoudt dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij is ontstaan.

    Artikel 4

    1. Het recht op invoer mag slechts worden aangevraagd in de Lid-Staat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

    2. Elke belanghebbende mag slechts één enkele aanvraag indienen, die slechts betrekking mag hebben op één gedeelte van het contingent.

    Wanneer een belanghebbende meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

    3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder a), dienen de handelaren uiterlijk op 27 januari 1997 bij de bevoegde instanties een aanvraag tot invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 4, bedoelde bewijs.

    De Lid-Staten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 9 februari 1997 de lijst van de handelaren die aan de voorwaarden voldoen, met vermelding van met name hun naam en adres en, voor elk van hen, het aantal dieren, dat zij in de in artikel 2, lid 2, bedoelde periode hebben ingevoerd.

    4. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), dienen de handelaren uiterlijk op 27 januari 1997 een aanvraag tot invoer in, vergezeld van het in artikel 2, lid 4, bedoelde bewijs.

    De Lid-Staten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 9 februari 1997 de lijst van de aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen.

    5. Alle mededelingen, ook de mededeling "nihil", worden per telex of per telefax gedaan; daartoe worden, indien wel aanvragen zijn ingediend, formulieren naar het model in de bijlagen IV en V gebruikt.

    Artikel 5

    1. De Commissie besluit in hoeverre aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

    2. Voor de in artikel 4, lid 4, bedoelde aanvragen wordt, indien de hoeveelheden waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de gevraagde hoeveelheden worden verminderd.

    Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verlaging ertoe leidt dat er minder dan 15 dieren per aanvraag kunnen worden toegewezen, worden door de betrokken Lid-Staten bij loting telkens partijen van 15 stuks toegewezen. Wanneer minder dan 15 dieren overblijven, vormt dit aantal een partij.

    Artikel 6

    1. De toegewezen hoeveelheden mogen slechts tegen overlegging van een invoercertificaat worden ingevoerd.

    2. De invoercertificaataanvraag kan slechts worden ingediend bij de bevoegde instantie van de Lid-Staat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

    3. Nadat de Commissie de toe te wijzen hoeveelheden heeft meegedeeld, worden de op naam van de betrokken handelaren gestelde invoercertificaten op hun verzoek zo spoedig mogelijk afgegeven.

    4. De geldigheidsduur van de invoercertificaten wordt vastgesteld op 90 dagen vanaf de datum van de daadwerkelijke afgifte. De geldigheidsduur loopt echter in ieder geval af op 31 december 1997.

    5. De afgegeven certificaten zijn in de hele Gemeenschap geldig.

    6. Onverminderd de bepalingen van deze verordening zijn de Verordeningen (EEG) nr. 3719/88 en (EG) nr. 1445/95 van toepassing.

    Artikel 8, lid 4, en artikel 14, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 zijn evenwel niet van toepassing.

    Artikel 7

    1. Of de ingevoerde dieren in de vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht, niet worden geslacht, wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

    2. Onverminderd Verordening (EEG) nr. 2913/92 moet de importeur bij de bevoegde douaneautoriteiten een zekerheid van 1 280 ecu per ton stellen om de nakoming van de verplichting tot het aanhouden van de dieren te garanderen.

    De zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven wanneer de betrokken douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd dat de dieren:

    a) niet zijn geslacht binnen vier maanden na de datum waarop zij in het vrije verkeer zijn gebracht, of

    b) binnen die periode wegens overmacht of om gezondheidsredenen zijn geslacht dan wel als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

    Artikel 8

    In de certificaataanvraag en het certificaat

    a) worden in vak 8 een of meer van de in bijlage I genoemde landen vermeld; het certificaat brengt de verplichting tot invoer uit de aangegeven landen met zich;

    b) worden in vak 16 de in bijlage II genoemde GN-codes vermeld;

    c) wordt in vak 20 een van de volgende vermeldingen aangebracht:

    - Razas de montaña [Reglamento (CE) n° 2514/96]

    - Bjergracer (forordning (EF) nr. 2514/96)

    - Höhenrassen (Verordnung (EG) Nr. 2514/96)

    - Ïñåóßâéåò öõëÝò [Êáíïíéóìüò (ÅÊ) áñéè. 2514/96]

    - Mountain breeds (Regulation (EC) No 2514/96)

    - Races de montagne [règlement (CE) n° 2514/96]

    - Razze di montagna [regolamento (CE) n. 2514/96]

    - Bergrassen (Verordening (EG) nr. 2514/96)

    - Raças de montanha [Regulamento (CE) nº 2514/96]

    - Vuoristorotuja [Asetus (EY) N:o 2514/96]

    - Bergraser (förordning (EG) nr 2514/96).

    Artikel 9

    Uiterlijk drie weken na de invoer van de in deze verordening bedoelde dieren stelt de importeur de bevoegde instantie die het invoercertificaat heeft afgegeven, in kennis van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren. Deze instantie deelt de Commissie deze gegevens bij het begin van elke maand mee.

    Artikel 10

    1. Op het ogenblik van de invoercertificaataanvraag moet de importeur een zekerheid van 25 ecu per dier stellen voor het invoercertificaat, in afwijking van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1445/95, en een zekerheid van 2 ecu per dier voor de in artikel 9 van deze verordening bedoelde kennisgeving.

    2. De zekerheid voor de kennisgeving wordt vrijgegeven wanneer de bevoegde instantie binnen de in artikel 9 bedoelde termijn in kennis is gesteld van de vereiste gegevens over de betrokken dieren. Zo niet, dan wordt de zekerheid verbeurd.

    Over het vrijgeven van deze zekerheid wordt beslist op hetzelfde ogenblik als over de vrijgave van de zekerheid voor het certificaat.

    Artikel 11

    De dieren komen in aanmerking voor toepassing van de in artikel 1 bedoelde rechten na overlegging van een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europa-Overeenkomsten en Protocol nr. 3 bij de Overeenkomsten over de vrijmaking van het handelsverkeer afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

    Artikel 12

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1997.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 23 december 1996.

    Voor de Commissie

    Franz FISCHLER

    Lid van de Commissie

    (1) PB nr. L 328 van 30. 12. 1995, blz. 31.

    (2) PB nr. L 338 van 28. 12. 1996, blz. 13.

    (3) PB nr. L 254 van 8. 10. 1996, blz. 1.

    (4) PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.

    (5) PB nr. L 327 van 18. 12. 1996, blz. 14.

    (6) PB nr. L 143 van 27. 6. 1995, blz. 35.

    (7) PB nr. L 274 van 26. 10. 1996, blz. 18.

    (8) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

    BIJLAGE I

    Lijst van derde landen

    - Hongarije,

    - Polen,

    - Tsjechische Republiek,

    - Slowakije,

    - Roemenië,

    - Bulgarije,

    - Litouwen,

    - Letland,

    - Estland.

    BIJLAGE II

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE III

    In artikel 2, lid 1, bedoelde verordeningen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE IV

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    Telefax: (32-2) 296 60 27 / 295 36 13

    Toepassing van artikel 2, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 2514/96

    COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI.D.2 - SECTOR RUNDVLEES

    INVOERRECHTENAANVRAAG

    >EIND VAN DE GRAFIEK>

    BIJLAGE V

    >BEGIN VAN DE GRAFIEK>

    Telefax: (32-2) 296 60 27 / 295 36 13

    Toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 2514/96

    COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DG VI.D.2 - SECTOR RUNDVLEES

    INVOERRECHTENAANVRAAG

    >EIND VAN DE GRAFIEK>

    Top