Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R2426

    VERORDENING (EG) Nr. 2426/95 VAN DE COMMISSIE van 16 oktober 1995 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde magneetschijven (3,5"-microschijven), van oorsprong uit Maleisië, uit Mexico en uit de Verenigde Staten van Amerika

    PB L 249 van 17.10.1995, p. 3–11 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 17/04/1996

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/2426/oj

    31995R2426

    VERORDENING (EG) Nr. 2426/95 VAN DE COMMISSIE van 16 oktober 1995 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde magneetschijven (3,5"-microschijven), van oorsprong uit Maleisië, uit Mexico en uit de Verenigde Staten van Amerika

    Publicatieblad Nr. L 249 van 17/10/1995 blz. 0003 - 0011


    VERORDENING (EG) Nr. 2426/95 VAN DE COMMISSIE van 16 oktober 1995 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde magneetschijven (3,5″-microschijven), van oorsprong uit Maleisië, uit Mexico en uit de Verenigde Staten van Amerika

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1251/95 (2), inzonderheid op artikel 7,

    Na overleg in het kader van het Raadgevend Comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    A. PROCEDURE

    (1) In september 1994 kondigde de Commissie door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) de inleiding aan van een anti-dumpingprocedure met betrekking tot de invoer van bepaalde magneetschijven (3,5″-microschijven) van oorsprong uit Maleisië, uit Mexico en uit de Verenigde Staten van Amerika, en is zij met een onderzoek begonnen.

    De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die was ingediend door het "Committee of European Diskette Manufacturers" (Diskma), namens producenten die het grootste gedeelte van de produktie van de Gemeenschap van 3,5″-microschijven voor hun rekening nemen.

    De klacht bevatte bewijsmateriaal van dumping van dit produkt van oorsprong uit de genoemde landen en van daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade. Dit bewijsmateriaal werd toereikend geacht om de opening van een procedure te rechtvaardigen.

    (2) De Commissie bracht de haar bekende producenten, exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van de exporterende landen en de klagende partij officieel op de hoogte en stelde de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid om hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

    Een aantal producenten in de betrokken landen en importeurs in de Gemeenschap maakten hun standpunt bekend. Alle partijen die hierom verzochten, werden gehoord.

    (3) De Commissie zond de haar bekende belanghebbenden vragenlijsten toe en ontving van de klagende producenten in de Gemeenschap, van bepaalde producenten in Maleisië, Mexico en de Verenigde Staten en van importeurs in de Gemeenschap die met de producenten van de betreffende landen gelieerd zijn, gedetailleerde gegevens.

    (4) De Commissie verrichtte onderzoeken ten kantore van:

    a) producenten in de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend:

    - België:

    - Sentinel Computer Products Europe, NV, Wellen;

    - Supply House BVBA, Wellen;

    - Frankrijk:

    - R.P.S. Media S.A., Albi;

    - R.P.S. International S.A., Noisy-le-Grand;

    - Sentinel France, Boulogne;

    - Duitsland:

    - Boeder AG, Floersheim am Main;

    - Italië:

    - Computer Support Italy Srl, Verderio Inferiore.

    b) Amerikaanse producenten:

    - TDK Electronics Corporation, Port Washington;

    - 3M, Minneapolis;

    - Verbatim, Charlotte;

    c) Mexicaanse producent:

    - Industria Fotografica Interamericana SA, Guadalajara;

    d) Maleisische producenten:

    - Disccomp Magnetics, Ltd, Kuala Lumpur;

    - Mega High Tech Ltd, Penang;

    e) gelieerde importeurs:

    - Frankrijk:

    - 3M France, Cergy-Pontoise;

    - Verbatim France S.A.R.L., Rueil;

    - Duitsland:

    - 3M Deutschland GmbH, Neuss;

    - Disccomp Magnetics GmbH, Stutensee;

    - Verbatim GmbH, Eschborn;

    - TDK Electronics Europe GmbH, Ratingen;

    - Ierland:

    - Verbatim Ltd, SA, Limerick;

    - Italië:

    - 3M Italia SpA, Milaan;

    - Verbatim Italia SpA, Milaan;

    - TDK Italia SpA, Milaan;

    - Luxemburg:

    - TDK Recording Media Europe SA;

    - Nederland:

    - 3M Distribution Services International (DSI) BV, Breda;

    - 3M Netherland, Leiden;

    - Spanje:

    - Verbatim España SA, Barcelona;

    - Verenigd Koninkrijk:

    - Verbatim Ltd, Egham;

    - TDK UK Ltd, Redhill;

    - 3M UK plc, Bracknell.

    (5) Het dumpingonderzoek bestreek de periode van 1 augustus 1993 tot en met 31 juli 1994, hierna "het onderzoektijdvak" genoemd.

    (6) Door de omvang en de complexiteit van de verzamelde en onderzochte gegevens nam dit onderzoek meer tijd in beslag dan de gebruikelijke periode van één jaar.

    (7) Na twee eerdere anti-dumpingprocedures inzake de invoer van bepaalde magneetschijven (3,5″-microschijven) van oorsprong uit Japan, uit Taiwan en uit de Volksrepubliek China, hierna de "vorige procedures" genoemd, werden in achtereenvolgens oktober 1993 bij Verordening (EEG) nr. 2861/93 van de Raad (1), en september 1994 bij Verordening (EG) nr. 2199/94 van de Raad (2) definitieve anti-dumpingrechten ingesteld.

    B. PRODUKT EN SOORTGELIJK PRODUKT

    1. Omschrijving van het produkt

    (8) De produkten waarop de klacht betrekking heeft en waarvoor de procedure werd ingeleid, zijn 3,5″-microschijven die voor het opnemen en opslaan van gecodeerde digitale computerinformatie gebruikt worden (GN-code ex 8523 20 90).

    (9) De betrokken microschijven waren voorhanden in verschillende soorten, naar gelang van hun opslagcapaciteit en van de wijze waarop zij op de markt werden gebracht. Er bestonden echter geen belangrijke verschillen wat de elementaire fysieke kenmerken en de technologie van de verschillende soorten microschijven betreft, die bovendien in hoge mate onderling verwisselbaar zijn.

    (10) Gezien het bovenstaande en overeenkomstig het eerder door de Raad goedgekeurde standpunt zouden alle 3,5″-microschijven voor deze procedure als één produkt moeten worden beschouwd.

    2. Soortgelijk produkt

    (11) Uit het onderzoek is gebleken dat de verschillende soorten microschijven die op de markten van Maleisië, Mexico en de Verenigde Staten worden verkocht, een sterke gelijkens vertonen met de microschrijven die uit deze landen naar de Gemeeschap worden uitgevoerd.

    (12) Voorts wordt voor de vervaardiging van de diverse soorten microschijven, zowel in de Gemeenschap als in de landen van uitvoer, dezelfde basistechnologie gebruikt en hebben de betrokken produkten in wezen gelijkaardige fysieke kenmerken en een gelijkaardig eindgebruik. Zij dienen derhalve als soortgelijk produkt te worden beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van Verordening (EG) nr. 3283/94, hierna de "basisverordening" genoemd.

    C. DUMPING

    1. Verenigde Staten, Mexico

    (13) De Commissie achtte het niet noodzakelijk vast te stellen of bij de producenten in de Verenigde Staten en in Mexico die hun medewerking hadden verleend, sprake was van dumping omdat de voor deze producenten vastgestelde schademarges, zoals beschreven in overweging 53 als minimaal werden beschouwd.

    2. Maleisië

    a) Normale waarde (14) Voor één medewerkende producent werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs die in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt werkelijk werd betaald voor het betrokken produkt, dat in voldoende hoeveelheden werd verkocht om een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken.

    (15) De andere medewerkende producent verkocht te weinig op de Maleisische markt (namelijk minder dan 5 % van de hoeveelheden die naar de Gemeenschap werden uitgevoerd) om overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening een deugdelijke vergelijking te kunnen maken. De normale waarde werd derhalve berekend op basis van de geverifieerde produktiekosten van de betrokken producent vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst. Dit bedrag werd vastgesteld aan de hand van de uitgaven en de winst van de andere medewerkende producent voor de binnenlandse verkoop van het soortgelijk produkt in het kader van normale handelstransacties.

    b) Exportprijzen (16) De exportprijs werd over het algemeen vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen van het produkt dat vanuit het land van uitvoer naar de Gemeenschap wordt verkocht.

    (17) In het geval van verkopen van één medewerkende producent aan een in de Gemeenschap gelieerde importeur werden de exportprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening geconstrueerd op basis van de prijs waartegen de ingevoerde produkten voor het eerst door een onafhankelijke afnemer werden doorverkocht. Hierbij werd een correctie toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop alsmede voor een winstmarge van 5 % die op basis van de winst van onafhankelijke importeurs in deze sector voorlopig als redelijk wordt beschouwd.

    c) Vergelijking (18) De gewogen gemiddelde normale waarde werd per produkttype vergeleken met de gewogen gemiddelde exportprijs, af fabriek, van het overeenkomstige type op hetzelfde handelsniveau. Om een billijke vergelijking te kunnen maken, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening, door middel van correcties rekening gehouden met verschillen tussen factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij op de prijzen en dientengevolge op de vergelijkbaarheid daarvan van invloed zijn.

    (19) Geen rekening werd gehouden met het verzoek van een producent om voor de normale waarde correcties toe te passen voor verschillen in de verkoopuitgaven, met name uitgaven in verband met promotie en merkbekendheid, omdat niet werd aangetoond dat deze verschillen op de vergelijkbaarheid van de prijzen van invloed waren.

    (20) Eén producent verlangde een correctie voor verschillen in handelsniveau als gevolg van het feit dat een deel van zijn uitvoer op OEM (original Equipment Manufacturers)-basis geschiedde, terwijl zijn binnenlandse verkoop zich op een ander handelsniveau bevond. Na onderzoek meende de Commissie dat hiervoor een correctie kon worden toegepast omdat de OEM-uitvoer voor een onderneming bestemd was die zich bezighield met produktie en het niveau van de exportprijzen voor dergelijke transacties aanzienlijk en consequent lager was dan dat van de uitvoer van het eigen merk op het meest in de buurt komende handelsniveau. Omdat aan deze voorwaarden was voldaan en omdat voor deze producent de normale waarde moest worden geconstrueerd gezien het feit dat zijn binnenlandse verkoop niet representatief was, paste de Commissie voor de OEM-verkoop correcties toe op de normale waarde, waarbij aan de produktiekosten een bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten werd toegevoegd, alsmede de winst die de andere samenwerkende producent had gemaakt op zijn binnenlandse verkoop op een handelsniveau dat equivalent was aan OEM-verkoop, welke consequent tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan die van de binnenlandse verkopen van het eigen merk bleken te geschieden.

    3. Dumpingmarge

    a) Producenten die hun medewerking verleenden (21) Voor de producenten in de Verenigde Staten en in Mexico die hun medewerking verleenden, zijn op grond van de bij overweging 13 uiteengezette redenen geen dumpingmarges vastgesteld.

    (22) Wat de medewerkende producenten in Maleisië betreft, bleek uit de vergelijking dat dumping had plaatsgevonden waarbij de dumpingmarges gelijk waren aan het bedrag waarmee de vastgestelde normale waarde, de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt. De gewogen gemiddelde dumpingmarges voor elke producent bedragen, uitgedrukt als een percentage van de prijs franco grens Gemeenschap:

    - Mega High Tech: 26,8 % - Discomp: 46,4 % b) Niet-medewerkende producenten (23) Voor de producenten in de betrokken landen die de vragenlijst van de Commissie niet hadden beantwoord en zich evenmin anderszins bekend hadden gemaakt, werd de dumping overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op basis van de beschikbare gegevens vastgesteld.

    (24) De Commissie merkte met name op dat de door de medewerkende producenten opgegeven uitvoer ongeveer 60 % bedroeg van de totale invoer in de Gemeenschap van het betrokken produkt van oorsprong uit de Verenigde Staten, 35 % in het geval van Mexico en 68 % in het geval van Maleisië. Voorts bleek het niveau van de exportprijzen voor transacties van producenten die geen medewerking verleenden, op basis van informatie van Eurostat aanzienlijk lager te liggen dan de prijzen die waren berekend door de exporteurs die aan het onderzoek hun medewerking hadden verleend en dat er, vergeleken met de prijzen van de communautaire producenten, sprake was van aanzienlijke onderbieding.

    Omdat een aanzienlijk deel van de uitvoer niet door het onderzoek werd bestreken en een groot deel van de betrokken producenten had geweigerd hieraan mee te werken, hechtte de Commissie er belang aan de weigering tot medewerking niet te belonen maar evenmin te discrimineren tegen de producenten die hun medewerking wel hadden verleend. Bij gebrek aan betrouwbare informatie uit andere bron en om ervoor te zorgen dat de maatregelen die worden ingevoerd, de communautaire bedrijfstak daadwerkelijk beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken, werd het daarom passend geacht de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten voorlopig vast te stellen op hetzij de hoogste dumpingmarge die tijdens het onderzoek was geconstateerd voor een producent in Maleisië, hetzij de dumpingmarge die voor deze landen door de klager was aangevoerd, indien die hoger is. Op deze basis werden de voorlopige dumpingrechten voor de niet-medewerkende producenten op 44 % voor de Verenigde Staten en Mexico en op 46,4 % voor Maleisië gesteld. Uit het onderzoek blijkt over het algemeen dat de beschuldigingen van de klager wat de omvang van de dumpingmarges betreft, gegrond waren.

    D. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

    (25) De Commissie verzocht alle haar bekende producenten van het produkt in de Gemeenschap om gegevens. Zij hield tevens, evenals in vorige procedures, rekening met het feit dat sommige producenten in de Gemeenschap gelieerd zijn met producenten in de landen waarop de vorige procedures betrekking hadden, die zich schuldig hadden gemaakt aan dumping en aanmerkelijke schade hadden veroorzaakt.

    (26) Evenals in de vorige procedures was de Commissie van oordeel dat een vertekend beeld zou worden verkregen van de gevolgen van de invoer met dumping van oorsprong uit de Verenigde Staten, uit Maleisië en uit Mexico, indien de communautaire producenten die gelieerd zijn met producenten die het soortgelijke produkt bleken te dumpen waarbij aan de klager schade werd berokken, niet van de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden worden uitgesloten.

    (27) In de loop van haar onderzoek ontdekte de Commissie dat één van de klagers, Datarex, de door de Commissie voor het vaststellen van schade gevraagde informatie niet kon verschaffen. De Commissie heeft deze onderneming voor het vaststellen van de schade dan ook van de definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap uitgesloten.

    (28) Op grond van het bovenstaande bedraagt het aandeel van de totale produktie van het betrokken produkt in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak, van de producenten die de klacht hebben onderschreven, ten minste 90 %. Dit bevestigt bijgevolg dat de klager een belangrijk deel van de totale produktie in de Gemeenschap van het betrokken produkt voor zijn rekening nam.

    E. SCHADE

    (29) Er zij op gewezen dat de Raad in de Verordeningen (EEG) nr. 2861/93 en (EG) nr. 2199/94 had vastgesteld dat de bedrijfstak in de Gemeenschap van de gevolgen van de invoer met dumping uit, respectievelijk, Japan, Taiwan, de Volksrepubliek China, Hong Kong en de Republiek Korea schade ondervond. In deze procedure onderzocht de Commissie of de invoer met dumping van het soortgelijke produkt uit de Verenigde Staten, uit Mexico en uit Maleisië tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak in de Gemeenschap ondervindt, eveneens heeft bijgedragen.

    1. Cumulatie van de gevolgen van de invoer met dumping

    (30) Bij het vaststellen van de gevolgen van de invoer met dumping uit de Verenigde Staten, uit Maleisië en uit Mexico voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, heeft de Commissie rekening gehouden met de gevolgen van alle invoer met dumping uit de bij het onderzoek betrokken landen. Voor het beantwoorden van de vraag of cumulatie van deze invoer overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening passend is, heeft de Commissie rekening gehouden met het feit dat de dumpingmarge die met betrekking tot de invoer uit elk land is vastgesteld, verre van verwaarloosbaar is (respectievelijk 44 %, 46,4 % en 44 %) en dat zulks evenmin het geval is in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening wat de omvang van de invoer uit elk land betreft (hun respectieve marktaandelen bedragen 19,1 %, 5,4 % en 2,3 %). Voorts heeft de Commissie aan de hand van de volgende criteria de mededingingsvoorwaarden onderzocht tussen ingevoerde produkten en tussen ingevoerde produkten en het soortgelijke communautaire produkt: punten van overeenkomst wat de fysieke kenmerken betreft, bruikbaarheid voor hetzelfde eindgebruik, omvang van de invoer, gelijktijdige onderlinge mededinging van deze produkten in de Gemeenschap en met het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde soortgelijke produkt en vergelijkbaarheid van de distributiekanalen en van de prijszetting op de markt van de Gemeenschap door de producenten in ieder van deze landen.

    (31) Onderzoek toonde aan dat de uit elk van de betrokken landen ingevoerde 3,5″- microschijven, type voor type, in ieder opzicht soortgelijke, onderling verwisselbare produkten zijn die in de Gemeenschap binnen een vergelijkbare periode en in het kader van een vergelijkbaar commercieel beleid op de markt werden gebracht. Deze ingevoerde produkten concurreerden met elkaar en met het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde soortgelijke produkt. Tevens werd geconstateerd dat het prijsgedrag in de Gemeenschap van de producenten in de betrokken landen geen duidelijke verschillen vertoonde.

    Gezien het bovenstaande en overeenkomstig de vaste praktijk van de Instellingen van de Gemeenschap luidde het oordeel dat er voldoende redenen zijn om de invoer uit alle betrokken landen te cumuleren.

    2. Verbruik in de Gemeenschap, omvang en marktaandeel van de invoer met dumping

    De Commissie heeft de in de vorige procedure gehanteerde methode gevolgd. Op deze basis bedroeg het verbruik in de Gemeenschap 398 miljoen stuks in 1990, 582 miljoen in 1991, 788 miljoen in 1992, 1 054 miljoen in 1993 en 1 335 miljoen gedurende het onderzoektijdvak, hetgeen een toename is van 235 % sedert 1990 en het onderzoektijdvak. De omvang van de invoer met dumping in de Gemeenschap van het betrokken produkt van oorsprong uit de Verenigde Staten, uit Maleisië en uit Mexico bedroeg 100 miljoen stuks in 1990, 146 miljoen in 1991, 185 miljoen in 1992, 252 miljoen in 1993 en 357 miljoen gedurende het onderzoektijdvak, hetgeen neerkomt op een stijging van 256 % sedert 1990 en het onderzoektijdvak.

    (32) De ontwikkeling van deze invoer, bezien in het licht van het zichtbare verbruik in de Gemeenschap, heeft tot een gecombineerd marktaandeel van de Verenigde Staten, Maleisië en Mexico geleid van 25,2 % in 1990, 25 % in 1991, 23,4 % in 1992, 23,9 % in 1993 en 26,8 % gedurende het onderzoektijdvak.

    3. Prijzen van de met dumping ingevoerde produkten

    (33) Voor elk van de producenten in de betrokken landen van uitvoer waar onderzoek is verricht, werd prijsonderbieding vastgesteld. Hiertoe werden de gewogen gemiddelde prijzen bij verkoop van deze ondernemingen aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap vergeleken met de gewogen gemiddelde prijzen van de bedrijfstak in de Gemeenschap. De vergelijking werd over het algemeen gemaakt voor de markten van Frankrijk, Duitsland, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Spanje die te zamen het grootste gedeelte van de communautaire markt voor het betrokken produkt uitmaken en die het grootste deel van de betrokken invoer met dumping voor hun rekening nemen. De vergelijking werd gemaakt voor elk van de ingevoerde produkttypes waarop de vaststelling van dumping betrekking had.

    (34) Uit bovenstaande vergelijking bleek dat de marges van onderbieding voor de medewerkende producenten in de Verenigde Staten en Mexico gering waren. De gewogen gemiddelde onderbieding van de medewerkende producenten in Maleisië varieerde van 8 tot 25 %.

    (35) Tevens trachtte de Commissie met behulp van informatie over de exportprijs afkomstig van officiële statistieken over de omvang en de waarde van de betrokken invoer vast te stellen in welke omvang de producenten in de betrokken landen die niet aan het onderzoek meewerkten, hadden onderboden. Uit dit onderzoek bleek dat de onderbieding van de niet-medewerkende producenten voor de invoer van oorsprong uit ieder van de betrokken landen meer dan 100 % bedroeg.

    4. Situatie van de bedrijfstak in de Gemeenschap

    a) Produktie en bezettingsgraad (36) De produktie van de bedrijfstak van de Gemeenschap van het betrokken produkt steeg van 48 miljoen stuks in 1990, tot 69 miljoen in 1991, 105 miljoen in 1992, 177 miljoen in 1993 en 230 miljoen gedurende het onderzoektijdvak - een absolute toename van 379 % sedert 1990. De bezettingsgraad van de produktiecapaciteit steeg van 60 % in 1990, 76 % in 1991, 57 % in 1992, 62 % in 1993 tot rond 86 % tijdens het onderzoektijdvak.

    b) Verkopen en marktaandelen (37) De verkopen in de Gemeenschap stegen tijdens het onderzoektijdvak van 44 miljoen stuks in 1990 tot 198 miljoen tijdens het onderzoektijdvak als gevolg van de snelle groei van het verbruik van het betrokken produkt in de Gemeenschap.

    Hieraan dient echter te worden toegevoegd dat de investeringen die door de bedrijfstak in de Gemeenschap werden gedaan om tegemoet te komen aan de snelle stijging van de vraag tijdens een periode waarin de markt een snelle groei vertoonde, als gevolg van de invoer met dumping niet de verwachte resultaten opleverde. Het aandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de communautaire markt steeg weliswaar van 11,2 % tot 14,9 % tussen 1990 en het onderzoektijdvak maar lag onder het peil dat kon worden verwacht toen het besluit werd genomen om de produktiecapaciteit te verhogen. Tevens dient te worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen 1993 en het onderzoektijdvak een geringe daling van zijn marktaandeel van 15,0 % tot 14,9 % kende.

    c) Prijzen (38) De prijzen van de producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden ingediend, daalden over de gehele lijn met 44 % tussen 1990 en het onderzoektijdvak. Over het algemeen liet het peil van de prijzen die de bedrijfstak van de Gemeenschap in die periode aanrekende om een redelijke bezettingsgraad van de produktiecapaciteit alsmede een redelijk marktaandeel te bereiken, geen redelijke winstmarge toe.

    d) Winstgevendheid (39) De ontwikkeling van de prijzen en van de produktiekosten had vanaf 1990 voor het grootste deel van de betrokken producenten in de Gemeenschap verliezen tot gevolg. Tijdens het onderzoektijdvak kon de bedrijfstak van de Gemeenschap gemiddeld juist boven de rentabiliteitsdrempel uitkomen. Op individuele basis leed één producent in de Gemeenschap ernstige financiële verliezen terwijl de winst voor anderen ontoereikend was om de reeds gemaakte investeringskosten terug te verdienen en verdere investeringen te financieren die nodig zijn om aan de snelle ontwikkelingen in deze technisch geavanceerde bedrijfstak het hoofd te bieden.

    5. Conclusies met betrekking tot de schade

    (40) In het licht van de opmerkingen bij overweging 29 en de bovenstaande analyse komt de Commissie tot de voorlopige gevolgtrekking dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijke schade lijdt.

    In wezen blijft de situatie dezelfde als die welke is uiteengezet in overweging 62 van Verordening (EEG) nr. 920/93 van de Commissie (1) en in overweging 43 van Verordening (EG) nr. 534/94 van de Commissie (2) tot instelling van voorlopige antidumpingrechten in de vorige procedures. Hoewel bepaalde kwantitatieve indicatoren zoals produktie, verkopen en bezettingsgraad van de produktiecapaciteit een positieve ontwikkeling vertoonden, grotendeels als gevolg van de groei van de markt, werd deze positieve ontwikkeling vrijwel geheel teniet gedaan door de lage prijsniveaus die ontoereikend waren om winst te maken om de investeringen te kunnen financieren die nodig zijn om de bedrijfstak in de Gemeenschap in staat te stellen met de snelle ontwikkelingen in deze sector van de informatietechnologie gelijke tred te houden.

    Ten slotte dient te worden opgemerkt dat de beoordeling van bovenstaande factoren gezien moet worden in het licht van het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak zich aan het herstellen was van de gevolgen van eerder geschiede dumping zoals die in de vorige procedures was vastgesteld.

    F. OORZAKELIJK VERBAND

    (41) De Commissie heeft onderzocht of de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade door de invoer met dumping vanuit de Verenigde Staten, uit Maleisië en uit Mexico werd veroorzaakt en of nog andere factoren deze schade kunnen hebben veroorzaakt of daartoe kunnen hebben bijgedragen.

    1. Gevolgen van de invoer met dumping uit de Verenigde Staten, uit Maleisië en uit Mexico

    (42) De Commissie heeft bij haar onderzoek geconstateerd dat de toenemende omvang van de invoer met dumping in absolute termen (een stijging die iets hoger lag dan de stijging van het verbruik) gepaard ging met een marktaandeel dat voor het grootste gedeelte van de onderzochte periode stabiel was en zeer hoog lag, variërend van 23,4 % tot 26,8 %. De belangrijke invoer met dumping kon voor de bedrijfstak van de Gemeenschap alleen maar negatieve gevolgen hebben, omdat de prijzen van deze invoer, met uitzondering van de invoer van de medewerkende producenten in de Verenigde Staten en in Mexico, steeds aanzienlijk onder die van de bedrijfstak in de Gemeenschap bleken te liggen. Deze situatie viel samen met een voortdurend precaire financiële situatie van de bedrijfstak in de Gemeenschap die zijn prijzen moest verlagen om de druk van de invoer met dumping te kunnen weerstaan en een levensvatbaar aandeel van de communautaire markt te kunnen veroveren met een produktieniveau dat een rendabele benutting van de hulpbronnen mogelijk maakte. De hieruit voortvloeiende verlaging van de prijzen leidde tot de algemene teruggang van de winstgevendheid die in overweging 39 werd genoemd.

    2. Andere factoren

    (43) De Commissie heeft onderzocht of andere factoren dan de invoer met dumping de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade zouden kunnen hebben veroorzaakt of daartoe zouden hebben kunnen bijgedragen. In het bijzonder heeft de Commissie het argument onderzocht van een medewerkende VSA-producent dat invoer uit landen die niet door deze procedure worden bestreken, ten grondslag lag aan de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap zou hebben geleden en dat de schade die een bepaalde communautaire producent heeft geleden, het gevolg zou kunnen zijn van interne factoren die als zodanig niet aan de invoer met dumping konden worden toegeschreven.

    (44) Wat de invoer betreft uit landen die niet door deze procedure worden bestreken, heeft de Raad reeds vastgesteld dat invoer van het soortgelijke produkt vanuit Japan, Taiwan, de Volksrepubliek China, Hong Kong en Korea met dumping gebeurde en de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft berokkend.

    Het aandeel van de communautaire markt van andere landen varieerde tijdens de betrokken periode. Uit de haar tijdens het inleidende onderzoek beschikbaar gestelde informatie kan de Commissie ten aanzien van het prijsniveau van de invoer uit deze landen geen conclusies trekken.

    Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat de invoer uit landen die niet door deze of de vorige procedures worden bestreken, de bedrijfstak van de Gemeenschap schade zou hebben betrokkend, zou dit niets afdoen aan het feit dat de schade die werd veroorzaakt door de invoer met dumping waarover deze procedure gaat, op zich genomen aanmerkelijk is.

    Wat de opvatting betreft dat de ongezonde financiële situatie van een bepaalde communautaire producent geen verband hield met de invoer met dumping, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat diens positie zonder de gevolgen van de invoer met dumping als gevogl van de positieve invloed van de bij de vorige procedure ingestelde rechten verbeterd zou zijn.

    (45) De Commissie komt derhalve in het kader van haar voorlopige vaststelling tot de slotsom dat, niettegenstaande de schade die door de invoer met dumping uit Japan, Taiwan, de Volksrepubliek China, Hong Kong en de Republiek Korea is veroorzaakt, de invoer met dumping uit de Verenigde Staten, uit Maleisië en uit Mexico, als gevolg van de lage prijzen en het aandeel van de markt van de Gemeenschap ervan, op zich, aan deze bedrijfstak aanmerkelijke schade heeft berokkend.

    G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

    (46) Bij de beoordeling van het belang van de Gemeenschap dient rekening te worden gehouden met twee fundamentele elementen. Het eerste is dat bijzondere aandacht moet worden gegeven aan de noodzaak om de handelsverstorende gevolgen van invoer met dumping op te heffen en daadwerkelijke mededinging te herstellen. Het tweede element is dat, gezien de bijzondere omstandigheden van de onderhavige procedure, het achterwege blijven van voorlopige maatregelen de reeds precaire situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die in het bijzonder tot uiting komt in een gebrek aan winstgevendheid, nog zou verergeren. Dit zou het voortbestaan van deze bedrijfstak aanzienlijk in gevaar brengen. Indien deze bedrijfstak ertoe wordt genoopt zijn produktie te staken, zou de Gemeenschap, in een sector van toenemend technologisch belang, vrijwel geheel van bevoorrading uit derde landen afhankelijk worden. Dit zou bovendien ernstige consequenties kunnen hebben voor de producenten in de Gemeenschap van componenten van 3,5″-microschijven.

    (47) Tevens dient te worden opgemerkt dat de Raad in twee vorige procedures van oordeel was dat het in het belang was van de Gemeenschap om op de invoer van soortgelijke produkten uit Japan, Taiwan, de Volksrepubliek China, Hong Kong en de Republiek Korea anti-dumpingrechten in te stellen en dat sedertdien geen verdere informatie beschikbaar is gekomen die tot een andere opvatting zou kunnen leiden. Voorts is het in het belang van de Gemeenschap dat, teneinde discriminatie te voorkomen tussen landen die dumping hebben toegepast en aanmerkelijke schade hebben veroorzaakt, beschermende maatregelen worden ingevoerd met betrekking tot de invoer met dumping van de 3,5″-microschijven waarop deze procedure betrekking heeft.

    (48) Hoewel de Commissie geen specifieke informatie heeft ontvangen met betrekking tot het belang van de Gemeenschap, heeft zij de potentiële gevolgen van beschermende maatregelen voor de gebruikers van voor de toelevering op de markt van de Gemeenschap in het algemeen onderzocht.

    Wat de belangen van de consumenten en met name de programmatuur-industrie betreft, dienen de prijsvoordelen op korte termijn te worden afgewogen tegen de gevolgen op langere termijn van het niet herstellen van eerlijke mededingingsvoorwaarden. Indien geen maatregelen worden genomen, zou de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap inderdaad ernstig worden bedreigd. Het verdwijnen van deze bedrijfstak zou negatieve consequenties hebben voor zowel het aanbod op de markt als de concurrentie, hetgeen voor de consumenten met inbegrip van de reproduktiebedrijven nadelig zou zijn.

    Hoewel de produktie in de Gemeenschap momenteel weliswaar ontoereikend is om aan de snel stijgende vraag naar het betrokken produkt te voldoen, zouden anti-dumpingmaatregelen slechts de concurrentieverstorende effecten van de invoer met dumping wegnemen; deze maatregelen beletten derhalve niet dat de kloof tussen vraag en antwoord door redelijk geprijsde produkten uit derde landen wordt overbrugd. Wanneer het anti-dumpingrecht gelijk is aan de dumpingmarge, doch lager dan het bedrag dat vereist zou zijn om de schade volledig op te heffen, wordt namelijk slechts het oneerlijke element van het door de exporteurs bepaalde prijsvoordeel geëlimineerd. In dergelijke omstandigheden kunnen de importeurs normaal concurreren op basis van een werkelijk comparatief voordeel en zouden exporteurs waarschijnlijk geen beperkingen ondervinden voor hun toegang tot de markt van de Gemeenschap.

    (49) Na de verschillende belangen van de betrokken partijen te hebben onderzocht, wordt voorlopig vastgesteld dat de goedkeuring van de maatregelen in dit geval de eerlijke mededingingsvoorwaarden zullen herstellen doordat zij de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping zullen opheffen, hetgeen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat zal stellen zijn essentiële technologische know-how in stand te houden en verder te ontwikkelen en waardoor ook de leveranciers van componenten in de Gemeenschap bepaalde garanties worden geboden.

    (50) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat het in het belang is van de Gemeenschap anti-dumpingmaatregelen te nemen om te voorkomen dat de betrokken invoer met dumping tijdens het onderzoek verdere schade toebrengt.

    H. RECHT

    (51) De Commissie is van oordeel dat maatregelen voorlopige ad-valorem-rechten moeten inhouden. Om de hoogte van de voorlopige rechten vast te stellen, heeft de Commissie rekening gehouden met de dumpingmarges die zijn vastgesteld en het bedrag van het recht dat nodig is om de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft ondervonden, op te heffen.

    (52) Omdat de schade voornamelijk bestaat uit prijsverlaging, verlies van marktaandeel en met name te lage winstmarges dan wel verliezen, kan deze schade slechts worden opgeheven indien de betrokken bedrijfstak in staat wordt gesteld zijn prijzen tot een redabel niveau te verhogen zonder dat dit ten koste gaat van de verkochte hoeveelheden. De prijzen van de met dumping ingevoerde produkten zouden derhalve dienovereenkomstig moeten worden verhoogd.

    Voor het berekenen van de noodzakelijke prijsverhoging ging de Commissie ervan uit dat de werkelijke prijzen van de ingevoerde produkten dienden te worden vergeleken met verkoopprijzen die voldoende hoog zijn om de produktiekosten van de producenten in de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend, te dekken, vermeerderd met een redelijk winstbedrag.

    (53) De Commissie is hiervoor uitgegaan van de produktiekosten van de klagende bedrijfstak, vermeerderd met de winstmarge die in de vorige procedure werd gehanteerd, namelijk 12 % over de omzet die nodig is om de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap te waarborgen, en welke deze naar alle waarschijnlijkheid zonder de invoer met dumping zou kunnen verwezenlijken.

    De aldus vastgestelde prijzen werden vergeleken met die van de met dumping ingevoerde produkten die voor het vaststellen van de onderbieding als bedoeld in overweging 33 werden gebruikt.

    De verschillen tussen deze twee prijzen, uitgedrukt als een gewogen gemiddelde en een percentage van de prijs franco grens Gemeenschap, bleken voor de medewerkende producenten in de Verenigde Staten en in Mexico uiterst gering te zijn. Wat de medewerkende Maleisische producenten, Mega High Tech en Discomp betreft, bedroegen de verschillen 13 % en 24,8 %. Op de invoer van het soortgelijke produkt dat door de medewerkende producenten uit Amerika wordt vervaardigd en uitgevoerd, dienen derhalve geen voorlopige rechten te worden ingesteld terwijl de voorlopige rechten voor de Maleisische producenten zouden moeten worden beperkt tot de hierboven vastgestelde schademarges die onder de dumpingmarges liggen die voorlopig waren vastgesteld.

    (54) Voor de vaststelling van het recht voor producenten in de Verenigde Staten, in Maleisië en in Mexico die de vragenlijst van de Commissie niet hebben beantwoord, en die zich evenmin op enigerlei andere wijze kenbaar hebben gemaakt, acht de Commissie het dienstig, om de in overweging 24 uiteengezette gronden de voorlopige anti-dumpingrechten vast te stellen op de in overweging 24 vastgestelde dumpingmarge voor de invoer van oorsprong uit de betrokken landen, namelijk respectievelijk 44 %, 46,4 % en 44 %.

    (55) In het belang van een deugdelijke administratie dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de betrokken partijen hun standpunt kunnen bekendmaken en kunnen verzoeken te worden gehoord. Voorts dient te worden bepaald dat alle in het kader van deze verordening gedane bevindingen een voorlopig karakter hebben en kunnen worden herzien mocht de Commissie besluiten een definitief recht voor te stellen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Op de invoer van 3,5″-microschijven die worden gebruikt voor het opnemen en opslaan van gecodeerde digitale computerinformatie van GN-code ex 8523 20 90 (Taric-code 8523 2090*10), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, uit Maleisië en uit Mexico, wordt een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld.

    2. Het recht dat wordt toegepast op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, niet ingeklaard, bedraagt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    met uitzondering van de ingevoerde produkten die voor uitvoer naar de Gemeenschap worden vervaardigd en verkocht door de volgende ondernemingen waarop het volgende recht van toepassing is:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    3. Behoudens andersluidende bepalingen zijn de geldende voorschriften betreffende de douanerechten van toepassing.

    4. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van de in lid 1 genoemde produkten dient een zekerheid te worden gesteld ten belope van het bedrag van het voorlopige recht.

    Artikel 2

    Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 3283/94 kunnen de betrokken partijen binnen een maand te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar maken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 16 oktober 1995.

    Voor de Commissie Leon BRITTAN Vice-Voorzitter

    (1) PB nr. L 95 van 21. 4. 1993, blz. 5.

    (2) PB nr. L 68 van 11. 3. 1994, blz. 5.

    (1) PB nr. L 349 van 31. 12. 1994, blz. 1.

    (2) PB nr. L 122 van 2. 6. 1995, blz. 1.

    (3) PB nr. C 246 van 2. 9. 1994, blz. 4.

    (1) PB nr. L 262 van 21. 10. 1993, blz. 4.

    (2) PB nr. L 236 van 10. 9. 1994, blz. 2.

    (1) PB nr. L 95 van 21. 4. 1993, blz. 5.

    (2) PB nr. L 68 van 11. 3. 1994, blz. 5.

    Top