EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31995R1442

Verordening (EG) nr. 1442/95 van de Commissie van 26 juni 1995 tot wijziging van de bijlagen I, II, III en IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong

PB L 143 van 27.6.1995, p. 26–30 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/07/2009; stilzwijgende opheffing door 32009R0470

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1995/1442/oj

31995R1442

Verordening (EG) nr. 1442/95 van de Commissie van 26 juni 1995 tot wijziging van de bijlagen I, II, III en IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Publicatieblad Nr. L 143 van 27/06/1995 blz. 0026 - 0030


VERORDENING (EG) Nr. 1442/95 VAN DE COMMISSIE van 26 juni 1995 tot wijziging van de bijlagen I, II, III en IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1441/95 van de Commissie (2), inzonderheid op de artikelen 7 en 8,

Overwegende dat er krachtens Verordening (EEG) nr. 2377/90 geleidelijk maximumwaarden moeten worden vastgesteld voor residuen van alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in aan voedselproducerende dieren toegediende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;

Overwegende dat, alvorens maximumwaarden voor residuen worden vastgesteld, alle relevante gegevens betreffende de veiligheid van de residuen van de stof in kwestie voor de consument van levensmiddelen van dierlijke oorsprong, alsmede het effect van residuen op de industriële verwerking van de levensmiddelen, door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik moeten zijn onderzocht;

Overwegende dat er bij het vaststellen van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong dient te worden omschreven in welke diersoorten residuen mogen worden aangetroffen, welke concentraties daarvan in elk voor consumptie in aanmerking komend weefsel van een behandeld dier toelaatbaar zijn (te onderzoeken weefsel) en welk type residu voor de controle van de residuen van belang is (indicatorresidu);

Overwegende dat er, voor de controle van residuen zoals door de desbetreffende communautaire wetgeving wordt voorgeschreven, meestal maximumwaarden voor residuen in de te onderzoeken weefsels, de lever of de nieren zullen moeten worden vastgesteld; dat lever en nieren evenwel vaak uit voor de internationale handel bestemde karkassen worden verwijderd, en dat bijgevolg ook steeds maximumwaarden voor residuen in spier- of vetweefsel moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat, wat geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik betreft die aan legpluimvee, melkvee of honingbijen worden toegediend, ook maximumwaarden moeten worden vastgesteld voor residuen in eieren, melk en honing;

Overwegende dat carazolol, diazinon en spiramycine (voor runderen en kippen) in bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2377/90 dienen te worden opgenomen;

Overwegende dat lecirelin, natriumdichloorisocyanuraat, dinoprost tromethamine, zoutzuur, appelzuur, l-wijnsteenzuur en zijn mono- en dibasische natrium-, kalium- en calciumzouten, benzylalcohol, ethanol en n-butanol in bijlage II van Verordening (EEG) nr. 2377/90 dienen te worden opgenomen;

Overwegende dat om afronding van wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken danofloxacin en erythromycine in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 dienen te worden opgenomen;

Overwegende dat om afronding van wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken de geldigheidsduur van de voorlopige maximumwaarden voor residuen, die voorheen in bijlage III van Verordening (EEG) nr. 2377/90 zijn vastgesteld, voor tylosine en spiramycine (voor varkens) dient te worden verlengd;

Overwegende dat is gebleken dat voor furazolidon geen maximumwaarden voor residuen kunnen worden vastgesteld, omdat residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong ongeacht de maximumhoeveelheid gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van de verbruiker; dat furazolidon derhalve in bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 2377/90 dient te worden opgenomen;

Overwegende dat moet worden voorzien in een termijn van 60 dagen alvorens deze verordening van kracht wordt, teneinde de Lid-Staten toe te laten om, met het oog op de bepalingen van deze verordening, eventueel de nodige aanpassingen aan te brengen in de reeds eerder overeenkomstig Richtlijn 81/851/EEG van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/40/EEG (4), verleende vergunningen voor het op de markt brengen van de bedoelde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen voor de opheffing van handelsbelemmeringen in de sector diergeneesmiddelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, II, III en IV bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden gewijzigd zoals bepaald in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zestigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 26 juni 1995.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 1.

(2) Zie bladzijde 22 van dit Publikatieblad.

(3) PB nr. L 317 van 6. 11. 1981, blz. 1.

(4) PB nr. L 214 van 24. 8. 1993, blz. 31.

BIJLAGE

A. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Infectiewerende middelen

1.2. Antibiotica

1.2.4. Macroliden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Antiparasitaire middelen

2.2. Geneesmiddelen tegen ectoparasieten

2.2.3. Organische fosfaten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Stoffen die inwerken op het centrale zenuwstelsel

3.2. Stoffen die inwerken op het autonome zenuwstelsel

3.2.1. Anti-adrenergica

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B. Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

1. Anorganische stoffen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Organische stoffen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

C. Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

1. Infectiewerende stoffen

1.2. Antibiotica

1.2.2. Macroliden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1.2.4. Quinolones

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

D. Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

Lijst van farmacologisch werkzame substanties waarvoor geen maximumwaarde kan worden vastgesteld

"5. Furazolidon".

Top