Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992R3806

    Verordening (EEG) nr. 3806/92 van de Commissie van 23 december 1992 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het eerste kwartaal van 1993 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 ten aanzien van de toewijzing van de beschikbare aantallen

    PB L 384 van 30.12.1992, p. 30–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/1993

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1992/3806/oj

    31992R3806

    Verordening (EEG) nr. 3806/92 van de Commissie van 23 december 1992 tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het eerste kwartaal van 1993 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 ten aanzien van de toewijzing van de beschikbare aantallen

    Publicatieblad Nr. L 384 van 30/12/1992 blz. 0030 - 0032


    VERORDENING (EEG) Nr. 3806/92 VAN DE COMMISSIE

    van 23 december 1992

    tot vaststelling van het aantal jonge mannelijke runderen dat in het eerste kwartaal van 1993 onder bijzondere voorwaarden mag worden ingevoerd, en houdende afwijking, voor dat kwartaal, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 ten aanzien van de toewijzing van de beschikbare aantallen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2066/92 (2), en met name op artikel 13, lid 4, artikel 15, lid 2, en artikel 25,

    Overwegende dat de Raad in het kader van de invoerregeling voor jonge mannelijke mestrunderen een op ramingen berustende balans van 198 000 stuks voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1993 heeft gemaakt; dat krachtens artikel 13, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 het aantal dat per kwartaal mag worden ingevoerd en het percentage waarmee de heffing bij invoer van deze dieren wordt verminderd, moeten worden vastgesteld;

    Overwegende dat de wijze waarop deze bijzondere regeling moet worden toegepast, is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 612/77 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1121/87 (4), en bij Verordening (EEG) nr. 2377/80 van de Commissie (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 815/91 (6);

    Overwegende dat het noodzakelijk is gebleken rekening te houden met de behoeften van bepaalde gebieden in de Gemeenschap die een zeer groot tekort hebben aan mestrunderen; dat een dergelijk tekort zich in Italië en in Griekenland voordoet, waar de behoeften voor het eerste kwartaal van 1993 op 42 120 respectievelijk 6 435 dieren kunnen worden geraamd;

    Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1432/92 van de Raad (7), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2015/92 (8), de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republieken Servië en Montenegro verboden is; dat deze republieken derhalve van de hierna volgende regeling moeten worden uitgesloten;

    Overwegende dat de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek op grond van brief nr. 2 bij de Interimovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, enerzijds, en de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek, anderzijds, in aanmerking dient te komen voor deze regeling;

    Overwegende dat de behoefte aan jonge mestrunderen een reden is om in het eerste kwartaal van 1993 voor runderen met een gewicht van 220 tot 300 kilogram die van oorsprong en van herkomst zijn uit Hongarije, Polen of de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek, de heffing met een hoger percentage te verlagen;

    Overwegende dat de beschikbare aantallen onder de traditionele importeurs van het betrokken contingent en de andere belanghebbende aanvragers moeten worden verdeeld;

    Overwegende dat, om de toewijzing van de beschikbare aantallen te vergemakkelijken, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 moet worden afgeweken; dat voor de traditionele importeurs de beschikbare aantallen rechtstreeks in verhouding tot de in de afgelopen drie jaar ingevoerde aantallen moeten worden toegewezen; dat wat de andere aanvragers betreft de beschikbare aantallen in verhouding tot de gevraagde aantallen moeten worden toegewezen;

    Overwegende dat, om voor de andere aanvragers een billijker verdeling van de beschikbare aantallen mogelijk te maken, het maximumaantal stuks waarop iedere aanvraag voor een invoercertificaat betrekking kan hebben, moet worden beperkt; dat het om economische redenen nodig is een minimumaantal stuks voor de betrokken aanvragen vast te stellen;

    Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 1993 wordt het in artikel 13, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde maximumaantal op 52 335 jonge mannelijke mestrunderen gesteld, waarvan:

    a) 6 805 stuks met een levend gewicht van ten hoogste 300 kilogram, waarvoor de heffing met 65 % wordt verlaagd, en

    b) 45 530 stuks met een levend gewicht van 220 tot 300 kilogram, van oorsprong en van herkomst uit Hongarije, Polen of de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek, waarvoor de heffing met 75 % wordt verlaagd.

    2. De in lid 1 bedoelde verlagingen zijn van toepassing op de heffing die geldt op de datum van aanvaarding van de aanvraag om de produkten in het vrije verkeer te brengen.

    3. De in lid 1 genoemde aantallen worden als volgt verdeeld: >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. De certificaataanvraag en het certificaat hebben overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 betrekking op:

    - hetzij jonge runderen met een gewicht tot 300 kilogram,

    - hetzij jonge runderen met een gewicht van 220 tot 300 kilogram, van oorsprong en van herkomst uit Hongarije, Polen of de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek.

    In het laatste geval moet op de certificaataanvraag en op het certificaat in de vakken 7 en 8 een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

    - Hungría y/o Polonia y/o República Federativa Checa y Eslovaca

    - Ungarn og/eller Polen og/eller Den Tjekkiske og Slovakiske Foederative Republik

    - Ungarn und/oder Polen und/oder Tschechische und Slowakische Foederative Republik

    - Ïõããáñssá Þ/êáé Ðïëùíssá, Þ/êáé Ôóaa÷éêÞ êáé ÓëïâáêéêÞ ÏìïóðïíaeéáêÞ AEçìïêñáôssá

    - Hungary and/or Poland and/or Czech and Slovak Federal Republic

    - Hongrie et/ou Pologne et/ou République fédérative tchèque et slovaque

    - Ungheria e/o Polonia e/o Repubblica federativa ceca e slovacca

    - Hongarije en/of Polen en/of Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek

    - Hungria e/ou Polónia e/ou República Federativa Checa e Eslovaca.

    Het certificaat houdt de verplichting in tot invoer uit een of meer van de aangegeven landen.

    5. Met het in lid 4, eerste alinea, eerste streepje, bedoelde certificaat mogen geen dieren van oorsprong uit de Republieken Servië en Montenegro worden ingevoerd.

    6. De gewichtscategorieën en in het in lid 4, eerste alinea, tweede streepje, bedoelde geval de oorsprong van de produkten worden door de Lid-Staten gespecificeerd in de in artikel 15, lid 4, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80 bedoelde mededeling.

    7. Van de aan Italië en Griekenland toegewezen aantallen wordt voor iedere categorie en in afwijking van artikel 15, lid 6, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2377/80:

    a) 90 % rechtstreeks toegewezen aan de aanvragers die het bewijs leveren in de laatste drie kalenderjaren dieren in het kader van de betrokken regeling te hebben ingevoerd. De verdeling geschiedt naar verhouding van de aantallen die de aanvragers in de betrokken drie jaar hebben ingevoerd;

    b) 10 % toegewezen aan de andere aanvragers.

    8. Het in lid 7 bedoelde bewijs wordt geleverd met het douanedocument waarmee de dieren in het vrije verkeer zijn gebracht.

    9. Voor de in lid 7, onder b), bedoelde aantallen worden de invoercertificaten slechts afgegeven voor een aantal van tien stuks of meer.

    Artikel 2

    1. Voor de in artikel 1, lid 7, onder b), bedoelde hoeveelheden en de hoeveelheden voor de andere Lid-Staten, Italië en Griekenland uitgezonderd:

    - moet de aanvraag voor het invoercertificaat betrekking hebben op een aantal van vijftig stuks of meer, en

    - mag geen aanvraag voor een invoercertificaat worden ingediend voor een aantal dat hoger is dan 10 % van het beschikbare aantal, behoudens wanneer die 10 % neerkomt op een aantal van minder dan vijftig stuks; in dit geval bedraagt het maximumaantal dus vijftig stuks.

    2. Wanneer in een aanvraag voor een invoercertificaat het in deze verordening bedoelde aantal wordt overschreden, wordt voor die aanvraag slechts het als grens voorgeschreven aantal in aanmerking genomen.

    3. De verdeling geschiedt naar verhouding tot de aangevraagde aantallen. Wanneer als gevolg van de aangevraagde aantallen de verhoudingsgewijze verlaging tot een aantal van minder dan tien stuks per certificaat leidt, wijzen de Lid-Staten door loting certificaten voor een aantal van tien stuks toe.

    Artikel 3

    Voor de aantallen die onder de bij artikel 8, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie (1) vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd, wordt voor de aantallen waarmee de op het invoercertificaat aangegeven aantallen worden overschreden, de volledige heffing geïnd.

    Artikel 4

    In de zin van artikel 15, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2377/80 worden de aanvragen van een zelfde aanvrager die op dezelfde gewichtscategorie en dezelfde verlaging van de heffing betrekking hebben, samen als één enkele aanvraag beschouwd.

    Artikel 5

    Uiterlijk drie weken na de invoer van de in deze verordening bedoelde dieren stelt de importeur de bevoegde autoriteiten die de invoercertificaten hebben afgegeven, van het aantal en de oorsprong van de ingevoerde dieren in kennis. De bevoegde autoriteiten delen deze gegevens aan het begin van elke maand aan de Commissie mede.

    Artikel 6

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1993.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 23 december 1992. Voor de Commissie

    Ray MAC SHARRY

    Lid van de Commissie

    Top