This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31992R3477
Commission Regulation (EEC) No 3477/92 of 1 December 1992 laying down detailed rules for the application of the raw tobacco quota system for the 1993 and 1994 harvests
Verordening (EEG) nr. 3477/92 van de Commissie van 1 december 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de quotaregeling in de sector ruwe tabak voor de oogsten 1993 en 1994
Verordening (EEG) nr. 3477/92 van de Commissie van 1 december 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de quotaregeling in de sector ruwe tabak voor de oogsten 1993 en 1994
PB L 351 van 2.12.1992, p. 11–16
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/1994
Verordening (EEG) nr. 3477/92 van de Commissie van 1 december 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de quotaregeling in de sector ruwe tabak voor de oogsten 1993 en 1994
Publicatieblad Nr. L 351 van 02/12/1992 blz. 0011 - 0016
VERORDENING (EEG) Nr. 3477/92 VAN DE COMMISSIE van 1 december 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de quotaregeling in de sector ruwe tabak voor de oogsten 1993 en 1994 DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (1), en met name op de artikelen 11, 14 en 27, Overwegende dat bij artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 een quotaregeling voor de verschillende groepen tabakssoorten is ingesteld; dat de Raad de per soortengroep beschikbare hoeveelheden volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag over de Lid-Staten verdeelt; Overwegende dat de toewijzing van een bepaalde hoeveelheid die recht geeft op de premie voor de betrokken oogst niet betekent dat voor latere oogsten rechten verworven zijn; Overwegende dat de quota vroeg genoeg moeten worden toegewezen om producenten en bewerkingsbedrijven in staat te stellen bij de tabaksproduktie zoveel mogelijk met de betrokken gegevens rekening te houden; Overwegende dat op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bewerkingsquota aan de bedrijven voor eerste bewerking worden toegewezen in verhouding tot het gemiddelde van de hoeveelheden die hun in de referentieperiode voor bewerking zijn geleverd; dat deze periode loopt van 1989 tot en met 1991; dat de leveranties per oogst moeten worden gegroepeerd, met name om rekening te houden met de overschrijdingen van de gegarandeerde maximumhoeveelheden die zijn vastgesteld krachtens Verordening (EEG) nr. 727/70 van de Raad van 21 april 1970 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 860/92 (3); Overwegende dat het quotum zo moet worden berekend dat geen rekening wordt gehouden met speculatieve produktie boven de krachtens Verordening (EEG) nr. 727/70 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheden; dat daartoe op de geleverde hoeveelheden, naar rata van de overschrijding, een verminderingscoëfficiënt moet worden toegepast; dat evenwel moet worden bepaald dat de vermindering niet geldt voor bedrijven die niet tot de overschrijding van de gegarandeerde maximumhoeveelheden hebben bijgedragen; dat hun daartoe, in voorkomend geval, basisreferentiehoeveelheden moeten worden toegewezen; Overwegende dat moet worden gegarandeerd dat de bewerkingsbedrijven hun quota billijk en niet-discriminatoir verdelen over de producenten die hun in de in aanmerking genomen referentieperioden tabak hebben geleverd; dat de bewerkingsbedrijven evenwel de mogelijkheid moet worden geboden om, met het oog op rationalisatie en kwaliteitsverbetering, geen teeltcertificaten af te geven aan sommige producenten; Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde omschakelingsprogramma's en met het feit dat sommige producenten oude tabakssoorten door beter aan de marktbehoeften aangepaste soorten moeten vervangen en daartoe een deel van de beschikbare hoeveelheden voor hen gereserveerd moet worden; dat bovendien rekening moet worden gehouden met de bijzondere situatie van de op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek gevestigde producenten; Overwegende dat het dienstig is teeltcertificaten in te stellen die aan de producenten moeten worden afgegeven op basis van hun leveranties van de oogsten 1989, 1990 en 1991 en tegen overlegging waarvan de producenten per oogst van bewerkingsbedrijf kunnen veranderen; dat de Lid-Staten de in aanmerking te nemen hoeveelheden moeten kunnen verhogen om rekening te houden met de bijzondere situatie van sommige producenten; Overwegende dat de aan sommige producenten toegewezen hoeveelheden beschikbaar moeten worden gesteld voor andere producenten als de rechthebbende geen teeltcontract sluit; Overwegende dat bepalingen moeten worden vastgesteld op grond waarvan rekening kan worden gehouden met de bewerking van ruwe tabak in een andere Lid-Staat dan de producerende Lid-Staat; dat in dat geval enerzijds de betrokken hoeveelheid ruwe tabak in aanmerking moet komen in de Lid-Staat waar hij is geproduceerd en anderzijds de bewerkingsbedrijven moeten worden verplicht om het betrokken bewerkingsquotum voor de producenten van die Lid-Staat te reserveren; Overwegende dat als de Lid-Staat, op grond van artikel 9, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2075/92, beslist de quota rechtstreeks over de producenten te verdelen dezelfde principes moeten worden gevolgd; dat de Lid-Staat in dat geval de Commissie tijdig genoeg van zijn voornemen in kennis moet stellen opdat zij kan verifiëren of de nodige gegevens voor de rechtstreekse verdeling van de quota over de producenten beschikbaar zijn; Overwegende dat moet worden bepaald dat de quota slechts kunnen worden overgedragen in situaties waarin dat economisch redelijk is, namelijk bij overdracht van het bewerkingsbedrijf of het produktiebedrijf; Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de gemeenschappelijke exploitatie van een produktie-eenheid door de leden van een familie, met name in verband met de minimumhoeveelheden per teeltcertificaat en met de fraudepreventie; Overwegende dat, om te voorkomen dat bij de quotaregeling ingestelde beperkingen worden omzeild, tijdelijke overdracht van quota niet kan worden toegestaan; dat loonwerk door een bewerkingsbedrijf voor rekening van een ander bewerkingsbedrijf evenwel kan worden toegestaan om de bedrijven die recht hebben op quota de mogelijkheid te geven deze volledig te gebruiken zelfs als hun bewerkingscapaciteit onvoldoende blijkt te zijn; dat evenwel moet worden uitgesloten dat quota worden toegekend aan bedrijven die niet zelf een belangrijk deel van de aangekochte tabak bewerken; Overwegende dat bepalingen moeten worden vastgesteld op grond waarvan eventuele geschillen door bemiddeling van paritaire instanties kunnen worden opgelost; Overwegende dat moet worden gepreciseerd welke rol de brancheorganisaties bij het beheer van en de controle op de quotaregeling kunnen spelen; dat voorts moet worden bepaald dat de gegevens en documenten van de bewerkingsbedrijven toegankelijk en bruikbaar moeten zijn voor de uit te voeren controles; dat overgangsbepalingen moeten worden vastgesteld voor de periode waarin nog geen brancheorganisaties overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2077/92 van de Raad (4) zijn erkend; Overwegende dat de Lid-Staten nu reeds passende maatregelen moeten nemen om over de middelen te beschikken die nodig zijn om de quota vanaf de oogst 1995 rechtstreeks over de producenten te verdelen; Overwegende dat bij de vaststelling van de bewerkingscapaciteit van een nieuw bedrijf rekening moet worden gehouden met de bestaande praktijken in de sector van de eerste bewerking en met het technische niveau van het bedrijf; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor tabak, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: TITEL I Algemene bepalingen Artikel 1 In deze verordening worden de bepalingen vastgesteld inzake de toepassing voor de oogsten 1993 en 1994 van de in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde quota en voor de doorberekening daarvan naar de producenten. Artikel 2 In deze verordening wordt verstaan onder - eerste bewerking van tabak: de bewerking van door een producent (teler) geleverde tabak tot een stabiel produkt dat kan worden opgeslagen en is verpakt in balen of pakketten van een homogene kwaliteit die voldoet aan de eisen van de eindgebruikers (industrie); - bewerkingsbedrijf: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in eigen naam en voor eigen rekening een of meer vestigingen voor de eerste bewerking van ruwe tabak, die over de daartoe nodige installaties beschikken, exploiteert; - producent: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon of groepering van deze personen die in eigen naam en voor eigen rekening, op grond van een door hem of in haar naam gesloten teeltcontract, door hemzelf of haar leden geproduceerde ruwe tabak aan een bewerkingsbedrijf levert; - producerende Lid-Staat: de Lid-Staat waar de aan een bewerkingsbedrijf geleverde ruwe tabak is geproduceerd; - bewerkende Lid-Staat: de Lid-Staat waar de eerste bewerking van de tabak plaatsvindt. TITEL II Bewerkingsquota Artikel 3 1. De Lid-Staten stellen het bewerkingsquotum voor elk bewerkingsbedrijf en voor elke in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2075/92 vermelde soortengroep uiterlijk vast op 15 januari 1993 voor de oogst 1993 en 15 december 1993 voor de oogst 1994. 2. De Lid-Staten bepalen welke gegevens in de quotumaanvragen moeten worden vermeld en stellen de termijn vast waarbinnen de aanvragen bij de bevoegde instantie ingediend moeten zijn. 3. Er wordt geen quotum toegewezen aan bewerkingsbedrijven die zich er niet toe verbinden teeltcertificaten af te geven, overeenkomstig artikel 9. Artikel 4 De toewijzing van een quotum of een teeltcertificaat voor een bepaalde oogst houdt geen verplichting in inzake de toewijzing van quota of teeltcertificaten voor de volgende oogsten. Artikel 5 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 3, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 is het quotum van elk bewerkingsbedrijf gelijk aan de hoeveelheid die wordt verkregen door de specifieke garantiedrempel van de Lid-Staat voor de betrokken soortengroep te vermenigvuldigen met het percentage dat overeenkomt met de gemiddelde hoeveelheid van het bedrijf ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 en de artikelen 6 en 7 van deze verordening berekende gemiddelde hoeveelheden. 2. Het percentage van het bewerkingsbedrijf wordt berekend tot op ten minste vier decimalen. De quota worden in kilogram vastgesteld. Artikel 6 1. Het gemiddelde van de aan een bewerkingsbedrijf geleverde hoeveelheden wordt, per soortengroep, berekend volgens de bepalingen van dit artikel. 2. Voor de berekening van het gemiddelde van de voor bewerking geleverde hoeveelheden wordt alle van een oogst afkomstige ruwe tabak geacht te zijn geleverd in het jaar van de betrokken oogst. De hoeveelheden tabak die zijn geleverd door producenten die buiten de op grond van artikel 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 erkende produktiegebieden zijn gevestigd, worden evenwel niet in aanmerking genomen bij de in de eerste alinea bedoelde berekening. 3. Als de krachtens Verordening (EEG) nr. 727/70 voor een oogst en voor een tabakssoort vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid niet is overschreden, wordt de volledige van die oogst aan het bewerkingsbedrijf geleverde hoeveelheid tabak van de betrokken soort in aanmerking genomen. 4. Als de aan de bewerkingsbedrijven geleverde hoeveelheden van de verschillende tabakssoorten de krachtens Verordening (EEG) nr. 727/70 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid voor de oogst 1989, 1990 of 1991 hebben overschreden, worden deze hoeveelheden, onverminderd het bepaalde in artikel 7, met een verminderingscoëfficiënt vermenigvuldigd. Deze verminderingscoëfficiënt wordt verkregen door de betrokken gegarandeerde maximumhoeveelheid te delen door de totale geleverde hoeveelheid tabak. Artikel 7 1. Als de aan de bewerkingsbedrijven geleverde hoeveelheden van de verschillende tabakssoorten de krachtens Verordening (EEG) nr. 727/70 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid niet hebben overschreden voor de oogst 1989 en/of 1990 maar wel voor de volgende oogst of oogsten, wordt aan elk bewerkingsbedrijf een basisreferentiehoeveelheid toegewezen. De basisreferentiehoeveelheid is gelijk aan de hoeveelheid die aan het betrokken bewerkingsbedrijf is geleverd bij de laatste oogst waarbij de gegarandeerde maximumhoeveelheid niet is overschreden. De basisreferentiehoeveelheid wordt, tot de werkelijk geleverde hoeveelheid, in aanmerking genomen voor de volgende oogst of oogsten. 2. Als de totale geleverde hoeveelheid tabak op grond waarvan basisreferentiehoeveelheden worden toegewezen groter is dan de gegarandeerde maximumhoeveelheid voor de volgende oogst of oogsten, worden de basisreferentiehoeveelheden zodanig verlaagd dat de som ervan de betrokken gegarandeerde maximumhoeveelheid niet overschrijdt. 3. Bij de berekening van de in artikel 6, lid 4, bedoelde verminderingscoëfficiënt wordt de som van de basisreferentiehoeveelheden voor de betrokken oogst in mindering gebracht op de gegarandeerde maximumhoeveelheid en de totale geleverde hoeveelheid tabak. De verminderingscoëfficiënt wordt slechts toegepast op de hoeveelheden die boven de respectieve basisreferentiehoeveelheden aan de bewerkingsbedrijven zijn geleverd. Artikel 8 1. Wanneer in een Lid-Staat geproduceerde tabak in een andere Lid-Staat is bewerkt, worden de bewerkingsquota verdeeld volgens de bepalingen van dit artikel, onverminderd echter de andere bepalingen van deze titel. 2. De bewerkende Lid-Staat deelt de betrokken producerende Lid-Staat, per bewerkingsbedrijf en soortengroep, de hoeveelheden ruwe tabak mee die in de jaren 1989, 1990 en 1991 voor bewerking zijn geleverd uit de producerende Lid-Staat. 3. Voor de oogsten van 1993 en 1994 vindt de mededeling uiterlijk op 15 december 1992, respectievelijk 15 november 1993 plaats. 4. Bij de berekening van de bewerkingsquota stelt de producerende Lid-Staat de betrokken in een andere Lid-Staat gevestigde bewerkingsbedrijven gelijk met de op zijn eigen grondgebied gevestigde bewerkingsbedrijven. Als de producerende Lid-Staat heeft besloten de quota rechtstreeks over de producenten te verdelen, reserveert hij een evenredige hoeveelheid van de hem als garantiedrempel toegewezen hoeveelheid per soortengroep voor de in een andere Lid-Staat gevestigde bewerkingsbedrijven. 5. Na de verdeling van de bewerkingsquota deelt de producerende Lid-Staat aan de bewerkende Lid-Staat onmiddellijk het bewerkingsquotum mede dat op basis van de hoeveelheden ruwe tabak uit die producerende Lid-Staat aan elk betrokken bewerkingsbedrijf moet worden toegewezen. De bewerkende Lid-Staat deelt dit quotum onverwijld mede aan het bewerkingsbedrijf. 6. Het op grond van de bewerking van in een andere Lid-Staat geproduceerde tabak verkregen bewerkingsquotum mag slechts worden gebruikt voor bewerking van in diezelfde Lid-Staat geproduceerde tabak. Artikel 9 1. Het bewerkingsbedrijf geeft, eventueel op aanvraag van de betrokkene, per soortengroep en ten hoogste tot zijn bewerkingsquotum, teeltcertificaten aan de in een op grond van artikel 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 erkend produktiegebied gevestigde producenten naar rata van de hoeveelheden ruwe tabak van de betrokken groep die zij voor de oogsten 1989, 1990 en 1991 hebben geleverd. Als de voor de oogsten 1989, 1990 en/of 1991 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheden zijn overschreden, zijn voor de berekening van de betrokken leveranties de bepalingen van artikel 6 van overeenkomstige toepassing. Op de teeltcertificaten worden met name de volgende gegevens vermeld: de rechthebbende, de soortengroep en de hoeveelheid tabak waarvoor het certificaat geldt. 2. De Lid-Staten bepalen de procedure voor de afgifte van de teeltcertificaten evenals de preventieve maatregelen tegen fraude overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2075/92. De Lid-Staten kunnen minimumhoeveelheden voor de afgifte van teeltcertificaten vaststellen. Deze hoeveelheden mogen niet groter zijn dan 500 kg. 3. Als een producent aantoont dat zijn produktie bij een bepaalde oogst, ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden, abnormaal laag was, bepaalt de Lid-Staat, op verzoek van de belanghebbende, op basis van welke voor die oogst toe te passen hoeveelheid het teeltcertificaat voor de betrokken producent moet worden opgesteld. De referentiehoeveelheid van het betrokken bewerkingsbedrijf wordt dienovereenkomstig aangepast. De Lid-Staten delen de Commissie de maatregelen mede die zij ter zake overwegen te nemen. 4. Italië en Griekenland mogen een reserve voor bladtabak van andere soortengroepen vormen om deze bij voorrang te verdelen over de producenten die op grond van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 met een omschakelingsprogramma beginnen. Duitsland wordt gemachtigd maximaal 35 % van de drempelhoeveelheid toe te wijzen aan producenten wier bedrijf op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek is gelegen. 5. Wanneer voor een bepaalde oogst de op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 voor een soortengroep vastgestelde garantiedrempel van een Lid-Staat hoger is dan de garantiedrempel, respectievelijk de op grond van Verordening (EEG) nr. 727/70 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid voor de voorafgaande oogst, wordt de hoeveelheid boven deze garantiedrempel of gegarandeerde maximumhoeveelheid, naar rata van hun leverantie en op hun verzoek, verdeeld over alle producenten die tabak aan het betrokken bewerkingsbedrijf hebben geleverd. De Lid-Staten kunnen equivalentiecoëfficiënten vaststellen om rekening te houden met het rendement van de verschillende soorten tabak en met de verschillende produktiegebieden. In voorkomend geval worden de hoeveelheden die op grond van het bepaalde in de eerste alinea beschikbaar zijn, verminderd met de hoeveelheden die voor de in lid 4 bedoelde regeling worden gereserveerd. 6. De teeltcertificaten worden uiterlijk op 1 maart van het jaar van de betrokken oogst afgegeven. Artikel 10 1. Een producent mag slechts aan één bewerkingsbedrijf tabak van een bepaalde soortengroep leveren. Als een producent een teeltcertificaat krijgt van verschillende bewerkingsbedrijven waaraan hij tot dezelfde soortengroep behorende tabak van de oogsten 1989, 1990 en 1991 heeft geleverd, dient de volledige hoeveelheid te worden gegroepeerd bij het bewerkingsbedrijf waaraan hij die tabak van de oogst 1991 heeft geleverd. Als de producent tabak van die oogst aan verschillende bewerkingsbedrijven heeft geleverd, geeft hij aan van welk bewerkingsbedrijf hij het teeltcertificaat wenst te verkrijgen. Producentengroeperingen die zelf producent zijn, in de zin van artikel 2, derde streepje, mogen hun produktie evenwel aan verschillende bewerkingsbedrijven leveren. 2. De producent kan, tegen overlegging van het teeltcertificaat, een teeltcontract sluiten met een ander bewerkingsbedrijf dan het bedrijf dat hem het certificaat heeft afgegeven. 3. De Lid-Staat zorgt voor de voor de uitvoering van dit artikel nodige quotaoverdrachten tussen bewerkingsbedrijven. Artikel 11 1. De teeltcertificaten waarvoor geen teeltcontracten zijn gesloten op de daarvoor vastgestelde uiterste datum, moeten uiterlijk tien werkdagen na die datum door de producent worden teruggegeven aan het betrokken bewerkingsbedrijf. 2. Als de producent het certificaat niet binnen de vastgestelde termijn teruggeeft aan het bewerkingsbedrijf, wordt zijn referentiehoeveelheid voor de betrokken soortengroep voor de volgende oogst met 0,5 % per dag vertraging en maximaal met 15 %, verlaagd. 3. De hoeveelheden van de niet-gebruikte teeltcertificaten en de andere eventueel beschikbaar blijvende hoeveelheden worden vóór 1 april van het jaar van de betrokken oogst op billijke wijze en op basis van objectieve criteria door de bewerkingsbedrijven verdeeld. Deze criteria kunnen door de overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2077/92 erkende brancheorganisaties worden vastgesteld. TITEL III Produktiequota Artikel 12 Als een Lid-Staat overweegt de quota op grond van artikel 9, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 rechtstreeks over de producenten te verdelen, deelt hij dit vóór 15 december van het betrokken jaar mede aan de Commissie en vermeldt hij daarbij waar de gegevens voor de berekening van de quota te vinden zijn. Artikel 13 De bepalingen van titel 2 zijn, onverminderd de onderstaande bepalingen, van overeenkomstige toepassing. 1. De teeltcertificaten worden vervangen door produktiequota-attesten, die door de bevoegde instantie van de Lid-Staat worden afgegeven. 2. Niet door de producenten gebruikte quota-attesten moeten, overeenkomstig artikel 11, worden teruggegeven aan de instantie die deze heeft opgesteld. De resterende hoeveelheden worden, op basis van de in artikel 11, lid 3, bedoelde criteria, over de gegadigde producenten verdeeld. TITEL IV Overdracht van rechten Artikel 14 Behalve in de in deze titel vastgestelde gevallen mogen de quota niet tegen betaling of om niet worden overgedragen en mogen de door een producent geproduceerde of door een bewerkingsbedrijf bewerkte hoeveelheden niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de quota van een andere producent of een ander bewerkingsbedrijf. Artikel 15 1. Verhuring of een andere vorm van tijdelijke overdracht van het bewerkingsbedrijf of een gedeelte daarvan aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon betekent niet dat het betrokken bewerkingsquotum wordt overgedragen. Bij de berekening van het bewerkingsquotum worden de door de huurder van een bewerkingsinstallatie bewerkte hoeveelheden voor de huurder zelf in aanmerking genomen. 2. Bij overname van een bewerkingsbedrijf door een ander bewerkingsbedrijf worden de aan eerstgenoemd bedrijf toegewezen quota en de hoeveelheden voor de berekening van de toekomstige quota daarvan toegewezen aan het overnemende bedrijf. 3. Als een bewerkingsbedrijf zijn activiteit beëindigt en niet wordt overgenomen door een ander bewerkingsbedrijf, of als het geheel of gedeeltelijk van zijn quotum afziet of zich er niet toe verbindt om teeltcertificaten af te geven overeenkomstig artikel 9, wordt zijn quotum of het gedeelte ervan dat beschikbaar blijft over de andere bewerkingsbedrijven verdeeld naar rata van hun quotum. Er mogen evenwel geen extra bewerkingsquota worden verdeeld na 30 mei van het jaar van de betrokken oogst. De rechten van de producenten die tabak hebben geleverd aan een bewerkingsbedrijf dat geheel of gedeeltelijk van zijn quotum afziet, worden overeenkomstig door de Lid-Staat te bepalen voorschriften aan de andere bewerkingsbedrijven overgedragen. 4. Als ruwe tabak wordt bewerkt op grond van een loonwerkcontract, wordt de betrokken hoeveelheid geacht te zijn bewerkt door het bedrijf voor rekening waarvan de bewerking wordt uitgevoerd, op voorwaarde dat dit bedrijf zelf ten minste 50 % van zijn quotum of van de in aanmerking genomen referentiehoeveelheid bewerkt. Artikel 16 1. Als een tabakproducerend bedrijf, onder welke titel ook, en met name in het kader van verkoop, verhuring, verpachting of in het geval van een erfenis, aan een derde wordt overgedragen, heeft de nieuwe exploitant, behoudens andersluidende bepalingen in het contract, voor de hele referentieperiode recht op het betrokken teeltcertificaat of het betrokken quotum. 2. Als slechts een gedeelte van een tabakproducerend bedrijf aan een derde wordt overgedragen, heeft de nieuwe exploitant recht op het teeltcertificaat of het quotum naar rata van de verkregen oppervlakte cultuurgrond. De betrokken partijen kunnen evenwel overeenkomen dat de vroegere rechthebbende dit recht volledig behoudt. 3. Een producent die de door hem geëxploiteerde grond huurt of pacht, behoudt bij beëindiging van de huur- of pachtovereenkomst de referentiehoeveelheden en de rechten die hij door die exploitatie heeft verkregen. 4. Als verscheidene leden van een gezin gezamenlijk een tabakproducerend bedrijf exploiteren of geëxploiteerd hebben, moeten zij, op basis van één enkel teeltcertificaat of één enkel quotumattest, de gezamenlijke hoeveelheden aanvragen waarop zij recht hebben. TITEL V Slot- en overgangsbepalingen Artikel 17 De Lid-Staten kunnen bepalen dat geschillen over de verdeling of de overdracht van quota of teeltcertificaten aan een arbitrage-instantie moeten worden voorgelegd. De Lid-Staten stellen de regels vast inzake de samenstelling en de besluitvorming van deze instanties, waarin een even groot aantal vertegenwoordigers van producenten als van bewerkingsbedrijven zitting heeft. Artikel 18 1. De Lid-Staten controleren of de bewerkingsbedrijven de quota overeenkomstig de desbetreffende bepalingen verdelen. Zij kunnen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2077/92 erkende brancheorganisaties betrekken bij deze controle en ook bij het beheer van de quota en met name bij de toepassing van de bepalingen van artikel 9, lid 3, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 2075/92. 2. Met het oog op de toepassing van het bepaalde in lid 1 geven de bewerkingsbedrijven de bevoegde autoriteiten en de betrokken organisaties toegang tot de gegevens en documenten die nodig zijn voor de verdeling van de quota en het opstellen van de teeltcertificaten, en geven hun de toestemming om deze gegevens en documenten te gebruiken. Artikel 19 Voor de oogst 1993 kunnen de Lid-Staten bestaande en erkende beroepsorganisaties paritair bij de uitvoering van artikel 11, lid 3, en artikel 12 betrekken zolang er geen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2077/92 erkende brancheorganisaties zijn opgericht. Artikel 20 De Lid-Staten leggen een database aan waarin voor elk bewerkingsbedrijf en elke producent worden opgenomen gegevens voor de identificatie van hun vestigingen of hun bedrijf, de quota of de hoeveelheden op de hun toegewezen teeltcertificaten en alle andere nuttige gegevens voor enerzijds de controle op de quotaregeling en anderzijds de rechtstreekse verdeling van de quota over de producenten vanaf de oogst 1995. Artikel 21 Als het quotum of het teeltcertificaat geldt voor een producentengroepering die krachtens artikel 2, derde streepje, zelf tabaksproducent is, ziet de Lid-Staat erop toe dat de hoeveelheden billijk over alle leden van de groepering worden verdeeld. In dat geval zijn de bepalingen van titel 2 van overeenkomstige toepassing op de verdeling van de hoeveelheden over de leden van de groepering; met instemming van alle betrokken producenten kan de groepering de hoeveelheden, met het oog op een betere organisatie van de produktie, evenwel anders verdelen. Artikel 22 Voor de toepassing van artikel 9, lid 3, derde alinea, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 raamt de Lid-Staat de bewerkingscapaciteit van een nieuw bedrijf aan de hand van die van bestaande bedrijven en houdt hij daarbij met name rekening met eventuele verschillen in techniek of installaties. Artikel 23 Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 1 december 1992. Voor de Commissie Ray MAC SHARRY Lid van de Commissie (1) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 70. (2) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 1. (3) PB nr. L 91 van 7. 4. 1992, blz. 1. (4) PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 80.