EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31985L0038

Richtlijn 85/38/EEG van de Commissie van 14 december 1984 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen

PB L 16 van 19.1.1985, p. 41–42 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1985/38/oj

31985L0038

Richtlijn 85/38/EEG van de Commissie van 14 december 1984 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen

Publicatieblad Nr. L 016 van 19/01/1985 blz. 0041 - 0042
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 33 blz. 0113
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 33 blz. 0113
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 18 blz. 0101
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 18 blz. 0101


*****

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

van 14 december 1984

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen

(85/38/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/287/EEG (2), en met name op artikel 21 bis,

Overwegende dat in verband met de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis de bijlagen I en II bij Richtlijn 66/401/EEG om de hieronder vermelde redenen dienen te worden gewijzigd;

Overwegende dat bekend is dat bij een bepaald type van beemdgrassen met gladde halmen (Poa pratensis L.) raszuiverheid gemakkelijker kan worden onderzocht dan bij andere rassen; dat daarom voor dit type in bijlage II bij voornoemde richtlijn reeds specifieke toleranties inzake raszuiverheid zijn vastgesteld;

Overwegende dat de raszuiverheidsnormen voor beemdgras met gladde halmen en de procedure om na te gaan of er overeenstemming met die normen bestaat, derwijze moeten worden aangepast dat mogelijke discriminatie tussen de verschillende rastypen wordt weggenomen, dat voor alle gevallen referenties voor veldkeuringen worden vastgesteld en dat met de bestaande praktijken bij de certifiëring rekening wordt gehouden;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel van punt 2 worden de woorden »van één kloon afkomstige apomictische rassen van Poa-soorten" vervangen door de woorden »rassen van Poa pratensis als bedoeld in het tweede gedeelte van de derde zin van punt 4".

2. In de tweede zin van punt 4 worden de woorden »of van één kloon afkomstige apomictische rassen van Poa-soorten" vervangen door de woorden »of van Poa pratensis".

3. In punt 4 wordt na de tweede zin het volgende ingevoegd:

»Voor Poa pratensis mag het aantal planten van soorten die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren, niet meer bedragen dan:

- 1 per 20 m2 voor de produktie van basiszaad,

- 4 per 10 m2 voor de produktie van gecertificeerd zaad;

voor rassen die volgens erkende procedures officieel worden ingedeeld als »van één kloon afkomstige apomictische rassen", kan een aantal planten die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren en waarvan het aantal niet meer bedraagt dan 6 per 10 m2, als in overeenstemming worden beschouwd met voornoemde normen voor de produktie van gecertificeerd zaad. Wanneer een Lid-Staat daarom verzoekt, mag deze volgens de procedure van artikel 21 worden gemachtigd te beoordelen of aan de raszuiverheidsnormen voor gewassen van Poa pratensis die tot dergelijke rassen behoren, wordt voldaan, zonder zich louter op de uitkomsten van de in overeenstemming met punt 6 van bijlage I uitgevoerde veldkeuring te baseren, wanneer is aangetoond dat door het zaad op een adequate wijze te testen of door andere geëigende middelen overeenstemming met de in bijlage II opgenomen raszuiverheidsnormen wordt gewaarborgd.".

4. In de laatste zin van punt 4 komen de woorden »en de van één kloon afkomstige apomictische rassen van Poa-soorten" te vervallen.

Artikel 2

Bijlage II bij Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste streepje van de tweede zin van punt 1 van deel I worden de woorden »van één kloon afkomstige apomictische rassen van Poa spp." vervangen door de woorden »Poa pratensis, rassen als bedoeld in het tweede gedeelte van de derde zin van punt 4 van bijlage I".

2. In de eerste zin van punt 1 van deel II worden de woorden »van één kloon afkomstige apomictische

rassen van Poa spp." vervangen door de woorden »en van rassen van Poa pratensis als bedoeld in het tweede gedeelte van de derde zin van punt 4 van bijlage I".

Artikel 3

De Lid-Staten doen uiterlijk op 1 januari 1986 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie en de andere Lid-Staten daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 14 december 1984.

Voor de Commissie

Poul DALSAGER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2298/66.

(2) PB nr. L 131 van 13. 5. 1982, blz. 24.

Top