EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31984L0645

Richtlijn 84/645/EEG van de Raad van 11 december 1984 tot wijziging van Richtlijn 80/217/EEG tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest

PB L 339 van 27.12.1984, p. 33–35 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/11/2001

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1984/645/oj

31984L0645

Richtlijn 84/645/EEG van de Raad van 11 december 1984 tot wijziging van Richtlijn 80/217/EEG tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest

Publicatieblad Nr. L 339 van 27/12/1984 blz. 0033 - 0035
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 33 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 33 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 18 blz. 0089
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 18 blz. 0089


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 11 december 1984

tot wijziging van Richtlijn 80/217/EEG tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest

( 84/645/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat bij Richtlijn 80/217/EEG ( 4 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 81/476/EEG ( 5 ) , communautaire maatregelen zijn vastgesteld die moeten worden toegepast wanneer besmetting met klassieke varkenspest wordt vermoed of geconstateerd ;

Overwegende dat , gezien de ontwikkeling van de ziekte , de betrokken maatregelen moeten worden geïntensiveerd ;

Overwegende dat nauwkeurig moet worden bepaald in welke omstandigheden de inenting ter bescherming van met besmetting bedreigde bedrijven moet worden uitgevoerd en op welke wijze de verplaatsing van dieren moet worden gecontroleerd ;

Overwegende dat wanneer de besmetting zich ontwikkelt tot een ernstige epizootie , de verplichting moet kunnen worden opgelegd tot het nemen van regionale maatregelen en met name tot toepassing van preventieve inenting ; dat daartoe dient te worden voorzien in een snelle procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht ;

Overwegende dat het voorts met het oog op het vergroten van de doeltreffendheid van de communautaire aanbevelingen betreffende de versterking van de maatregelen ter bestrijding van de varkenspest , dienstig lijkt om in afwijking van Beschikking 80/1096/EEG ( 6 ) te voorzien in de mogelijkheid van schorsing van de financiële steun van de Gemeenschap ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Richtlijn 80/217/EEG wordt als volgt gewijzigd :

1 . in artikel 5 , lid 1 , zevende streepje , worden de woorden " vijftien dagen " vervangen door " dertig dagen " ;

2 . artikel 9 wordt als volgt gewijzigd :

i ) in lid 1 worden de woorden " 2 km " vervangen door " 3 km " ;

ii ) het tweede streepje van lid 2 , onder a ) , wordt vervangen door :

" - de varkens mogen de eerste vijftien dagen niet buiten het bedrijf worden gebracht waarop zij zich bevinden . Tussen de vijftiende en de dertigste dag mogen de varkens slechts buiten dat bedrijf worden gebracht wanneer zij onder officieel toezicht rechtstreeks naar een slachthuis worden gebracht om er onmiddellijk te worden geslacht . Voor deze verplaatsing wordt door de bevoegde autoriteit slechts vergunning gegeven , nadat uit een onderzoek van alle varkens van het bedrijf door de officiële dierenarts gebleken is dat er geen van varkenspest verdachte varkens aanwezig zijn , " ;

iii ) in lid 2 , onder b ) , worden de woorden " vijftien dagen " vervangen door " dertig dagen " ;

3 . artikel 14 wordt vervangen door :

" Artikel 14

1 . De Lid-Staten zien erop toe dat algemeen gesproken de volgende maatregelen worden toegepast :

- injecties met hyperimmuunserum en serovaccinatie worden verboden ;

- de vervaardiging , de verkoop met welk doel dan ook , de distributie en het gebruik van varkenspestvaccin worden onder officiële controle geplaatst ;

- de voorschriften met betrekking tot het varkenspestvaccin die volgens de procedure van artikel 16 zijn vastgesteld , worden nageleefd ;

- uit derde landen ingevoerde varkenspestvaccins worden door de bevoegde autoriteit van de invoerende Lid-Staat toegelaten en gecontroleerd , en de verkoop , de distributie en het gebruik van die vaccins worden aan dezelfde voorwaarden onderworpen als die welke gelden voor vaccins die in de Lid-Staten zelf worden bereid .

2 . Wanneer in een of meer bedrijven of in een of meer produktie-eenheden varkenspest wordt vastgesteld , kunnen , onverminderd de nationale bepalingen , wanneer deze voorzien in preventieve inenting van varkens tegen varkenspest hetzij op een gedeelte , hetzij op het geheel van het grondgebied , de maatregelen ter bestrijding van de ziekte worden aangevuld met een zo spoedig mogelijke inenting onder officiële controle van de varkens in de andere met besmetting bedreigde bedrijven of produktie-eenheden , binnen een inentingsgebied of produktielijn , afgebakend door de bevoegde autoriteit . Alle ingeënte varkens worden volgens de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit van een blijvend merkteken voorzien .

3 . Ingeval de bevoegde autoriteit besluit in een bepaald gebied over te gaan tot inenting , dienen alle varkens in het inentingsgebied systematisch te worden ingeënt . In dat geval dienen de volgende maatregelen te worden toegepast gedurende een periode die eindigt zes maanden na het einde van de inenting , met dien verstande dat deze maatregel voor een nieuwe periode van zes maanden kan worden verlengd :

i ) alle varkens op de bedrijven in het inentingsgebied worden zo spoedig mogelijk ingeënt ;

ii ) de varkens op de bedrijven in het inentingsgebied mogen het bedrijf niet verlaten , zolang de onder i ) bedoelde inenting voortduurt ;

iii ) ieder varken dat op een bedrijf in het inentingsgebied wordt geboren of binnengebracht , dient te zijn ingeënt . In de in lid 4 bedoelde beslagen kunnen de na zes maanden geworpen biggen aan de inenting worden onttrokken ;

iv ) levende ingeënte varkens mogen het inentingsgebied slechts verlaten indien zij bestemd zijn om onmiddellijk te worden geslacht en indien zij ten minste vijftien dagen tevoren zijn ingeënt . Drie maanden na beëindiging van de onder i ) bedoelde inenting mag de bevoegde autoriteit evenwel toestaan dat ingeënte mestvarkens het inentingsgebied verlaten , op voorwaarde dat het transport onder officieel toezicht geschiedt en dat het bedrijf van bestemming uitsluitend mestvarkens telt en onder officieel toezicht blijft totdat de ingeënte varkens zijn geslacht .

4 . In afwijking van lid 3 kunnen de bevoegde autoriteiten echter varkensbeslagen met een zeer grote genetische waarde aan de systematische inenting onttrekken , mits alle maatregelen worden getroffen om de gezondheid van deze varkensbeslagen te beschermen en deze te onderwerpen aan een periodieke serologische controle .

5 . In afwijking van de leden 3 en 4 kan een Lid-Staat evenwel toestaan dat de inenting alleen de mestvarkens in het inentingsgebied betreft , onder het voorbehoud dat de ingeënte varkens het bedrijf waarop zij zich bevinden slechts mogen verlaten om naar een slachthuis te worden gebracht ten einde daar te worden geslacht . In dat geval dienen gedurende een periode van zes maanden die met een nieuwe periode van zes maanden kan worden verlengd de volgende maatregelen te worden toegepast :

i ) deze inenting moet zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd ;

ii ) levende mestvarkens mogen het inentingsgebied niet verlaten zolang de inenting voortduurt en tot vijftien dagen na beëindiging ervan ;

iii ) elk mestvarken dat op een bedrijf in het inentingsgebied wordt binnengebracht , moet worden ingeënt ;

iv ) mestbiggen uit fokkerijen waarin inenting heeft plaatsgevonden mogen met het oog op het mesten uitsluitend worden overgebracht naar bedrijven die in het inentingsgebied zijn gelegen ;

v ) wanneer levende fok - of mestvarkens uit fokkerijen waar geen inenting heeft plaatsgevonden worden overgebracht naar bedrijven buiten het inentingsgebied , mogen er tot dertig dagen na aankomst van de varkens uit het inentingsgebied geen varkens buiten laatstgenoemde bedrijven worden gebracht , tenzij om onmiddellijk te worden geslacht ; voor drachtige zeugen loopt die periode tot dertig dagen nadat zij hebben geworpen . " ;

4 . het volgende artikel wordt ingevoegd :

" Artikel 14 bis

1 . Wanneer in een bepaalde streek een epizootie van varkenspest uitzonderlijk ernstig blijkt en zich dreigt te verspreiden , verklaart de betrokken Lid-Staat een bepaald afgebakend gebied dat ten minste alle beschermingsgebieden omvat die in dit gebied zijn ingesteld krachtens artikel 9 , lid 1 , tot " gebied met groot besmettingsgevaar " .

2 . Indien deze Lid-Staat geen beroep wil doen op artikel 14 , leden 3 en 4 , ziet hij erop toe dat in het gebied met groot besmettingsgevaar de maatregelen van artikel 9 worden genomen en schrijft hij met name de volgende maatregelen voor :

a ) er mogen geen levende varkens buiten het gebied met groot besmettingsgevaar worden gebracht ;

b ) levende varkens afkomstig uit een bedrijf binnen het beschermingsgebied mogen daar slechts buiten worden gebracht onder de in artikel 9 , lid 2 , onder a ) , tweede streepje , gestelde voorwaarden , terwijl levende varkens afkomstig uit een bedrijf elders binnen het gebied met groot besmettingsgevaar kunnen worden overgebracht naar een ander bedrijf binnen dat gebied , mits gedurende een periode van dertig dagen na de aankomst van de varkens of het werpen van de uit een dergelijk bedrijf afkomstige drachtige zeugen geen enkel varken buiten dat andere bedrijf wordt gebracht , tenzij om onmiddellijk te worden geslacht .

3 . Indien de verontrustende situatie aanhoudt , kan voor het geheel van de door de betrokken Lid-Staat te treffen maatregelen , met name de afbakening van het gebied met groot besmettingsgevaar en de gebruikmaking van de bepalingen van artikel 14 , leden 3 en 4 , een aanbeveling worden gedaan volgens de procedure van artikel 16 bis .

Indien een Lid-Staat besluit deze aanbeveling niet ten uitvoer te leggen , wordt de financiële bijstand van de Gemeenschap waarin bij Beschikking 80/1096/EEG is voorzien , in afwijking van artikel 1 van deze beschikking , voor dit gebied opgeschort .

4 . Zodra het laatste beschermingsgebied in het gebied met groot besmettingsgevaar is opgeheven , wordt de toepassing van de bepalingen van de leden 1 , 2 en 3 beëindigd . " ;

5 . het volgende artikel wordt ingevoegd :

" Artikel 16 bis

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure onverwijld bij het Comité in , hetzij op eigen initiatief , hetzij op verzoek van een Lid-Staat .

2 . In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

3 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn van twee dagen . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 45 stemmen .

4 . De Commissie stelt de maatregelen vast en legt deze onmiddellijk ten uitvoer wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité . Wanneer zij hiermee niet in overeenstemming zijn of wanneer het Comité geen advies heeft uitgebracht , legt de Commissie onverwijld een voorstel voor aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen . De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

5 . Indien de Raad binnen vijftien dagen na indiening van het voorstel geen maatregelen heeft vastgesteld , stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast en legt zij deze onmiddellijk ten uitvoer behalve wanneer de Raad zich met eenvoudige meerderheid tegen deze maatregelen heeft uitgesproken . " .

Artikel 2

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen in werking treden om uiterlijk op 31 maart 1985 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 11 december 1984 .

Voor de Raad

De Voorzitter

A . DEASY

( 1 ) PB nr . C 19 van 26 . 1 . 1984 , blz . 6 .

( 2 ) PB nr . C 127 van 14 . 5 . 1984 , blz . 186 .

( 3 ) PB nr . C 206 van 6 . 8 . 1984 , blz . 44 .

( 4 ) PB nr . L 47 van 21 . 2 . 1980 , blz . 11 .

( 5 ) PB nr . L 186 van 8 . 7 . 1981 , blz . 20 .

( 6 ) PB nr . L 325 van 1 . 12 . 1980 , blz . 5 .

Top