Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31983D0516

    83/516/EEG: Besluit van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds

    PB L 289 van 22.10.1983, p. 38–41 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/1986

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1983/516/oj

    31983D0516

    83/516/EEG: Besluit van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds

    Publicatieblad Nr. L 289 van 22/10/1983 blz. 0038 - 0041
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0011
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0026
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0011
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 4 blz. 0026


    *****

    BESLUIT VAN DE RAAD

    van 17 oktober 1983

    betreffende de taken van het Europees Sociaal Fonds

    (83/516/EEG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 126,

    Gezien het ontwerp-besluit ingediend door de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

    Overwegende dat Besluit 71/66/EEG van de Raad van 1 februari 1971 betreffende de hervorming van het Europees Sociaal Fonds (4), gewijzigd bij Besluit 77/801/EEG (5), op basis van een advies van de Commissie krachtens artikel 126 van het Verdrag aan het in artikel 11 van dit besluit genoemde nader onderzoek is onderworpen, en dat het besluit dient te worden vervangen door een nieuw besluit van de Raad tot vaststelling van de regels voor het Fonds;

    Overwegende dat het Fonds tot taak heeft deel te nemen in de financiering van acties op het gebied van beroepsopleiding, stimulering van werkgelegenheid en geografische mobiliteit;

    Overwegende dat het Fonds een actiever instrument ter begeleiding van een werkgelegenheidsbevorderend beleid moet worden; dat daartoe de personele werkingssfeer dient te worden verruimd en met name de mogelijkheid om bijstand te ontvangen dient te worden uitgebreid tot personen die een taak als opleider, deskundige op het gebied van beroepskeuzevoorlichting en arbeidsbemiddeling en ontwikkelingsconsulent zullen uitoefenen;

    Overwegende dat het Fonds zich bijzonder moet inzetten voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid, vooral in middelgrote en kleine bedrijven, met het oog op de modernisering van bedrijfsvoering of produktie of de toepassing van nieuwe technologieën;

    Overwegende dat het Fonds, als instrument van werkgelegenheidsbeleid, met inachtneming van het beginsel van de communautaire solidariteit, zo doeltreffend en samenhangend mogelijk moet bijdragen tot de oplossing van de meest ernstige problemen, in het bijzonder tot de bestrijding van de werkloosheid, met inbegrip van de structurele ondertewerkstelling, en tot de bevordering van de werkgelegenheid voor de zwaarst getroffen groepen;

    Overwegende dat, in dit verband en onverminderd de steun waarvoor categorieën personen die bijzonder kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt, met name vrouwen, gehandicapten, migrerende werknemers, in aanmerking moeten blijven komen, een aanzienlijk gedeelte van de middelen van het Fonds moet worden besteed aan acties ten behoeve van de werkgelegenheid van jongeren, in het bijzonder diegenen die weinig kansen hebben om werk te vinden of die langdurig werkloos zijn;

    Overwegende dat het dienstig is, gezien de opgedane ervaring, de procedures voor het verlenen van bijstand door het Fonds op een aantal punten te versoepelen en te vereenvoudigen, met name door de vaststelling van forfaitaire bedragen;

    Overwegende dat om de bijstand van het Fonds beter te concentreren op acties die voldoen aan de communautaire prioriteiten en op daarop betrekking hebben- de actieprogramma's op het gebied van werkgelegenheid of beroepsopleiding, de Commissie de richtsnoeren voor het beheer van het Fonds moet vaststellen;

    Overwegende dat dit besluit binnen een bepaalde termijn opnieuw moet worden bezien,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    1. Het Fonds stimuleert de tenuitvoerlegging van beleid, dat er enerzijds op is gericht aan arbeidskrachten de beroepsbekwaamheden te verlenen die noodzakelijk zijn om een vaste arbeidsplaats te verwerven en anderzijds mogelijkheden van werkgelegenheid tot ontwikkeling te brengen. Het Fonds levert met name zijn bijdrage aan de inpassing en integratie in de samenleving en het arbeidsproces van jongeren en moeilijk plaatsbare werknemers, aan de aanpassing van arbeidskrachten aan de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de veranderingen op technologisch gebied en aan het verminderen van regionale onevenwichtigheden van de arbeidsmarkt.

    2. Het Fonds neemt deel in de financiering van

    a) beroepsopleiding en beroepskeuzevoorlichting,

    b) aanwerving en loonsubsidie,

    c) verplaatsingskosten en integratie in de samenleving en het arbeidsproces in het kader van de geografische mobiliteit,

    d) technische dienstverlening en advies, gericht op het scheppen van arbeidsplaatsen.

    Artikel 2

    1. De bijstand van het Fonds wordt verleend voor acties die in publiekrechtelijk of privaatrechtelijk verband worden uitgevoerd.

    2. De betrokken Lid-Staten staan in voor adequate uitvoering van de acties. Deze bepaling geldt echter niet voor acties waarvoor de bijstand van het Fonds alle voor financiering in aanmerking komende uitgaven dekt.

    Artikel 3

    1. De bijstand van het Fonds kan worden verleend ten behoeve van acties in het kader van het arbeidsmarktbeleid van de Lid-Staten. Hieronder worden in het bijzonder acties verstaan ter verbetering van de werkgelegenheid voor jongeren, met name door beroepsopleidingsmaatregelen nadat zij aan hun voltijdse leerplicht hebben voldaan.

    2. De bijstand van het Fonds kan ook worden verleend ten behoeve van specifieke acties die ten doel hebben

    - de tenuitvoerlegging te bevorderen van projecten met een vernieuwend karakter, in het algemeen in het kader van een door de Raad vastgesteld actieprogramma of

    - de doeltreffendheid na te gaan van de projecten waarvoor bijstand van het Fonds is verleend en uitwisseling van ervaringen te vergemakkelijken.

    Artikel 4

    1. De bijstand van het Fonds kan in de eerste plaats worden verleend ter bevordering van de werkgelegenheid van jongeren van minder dan 25 jaar, in het bijzonder degenen wier mogelijkheden om werk te vinden zeer beperkt zijn met name doordat zij geen beroepsopleiding of geen passende opleiding hebben genoten alsook degenen die langdurig werkloos zijn.

    2. Ook kan de bijstand van het Fonds worden verleend ter bevordering van de werkgelegenheid van de volgende categorieën personen die ouder zijn dan 25 jaar:

    a) werklozen, met werkloosheid bedreigden en gedeeltelijk werklozen, met name langdurig werklozen;

    b) vrouwen die wederom een beroepsbezigheid willen gaan uitoefenen;

    c) gehandicapten die in de arbeidsmarkt kunnen worden opgenomen;

    d) migrerende werknemers die binnen de Gemeenschap van woonplaats veranderen of zijn veranderd of die hun woonplaats naar de Gemeenschap hebben overgebracht om een beroepsbezigheid te gaan uitoefenen, en hun gezinsleden;

    e) personen die met name werkzaam zijn in kleine en middelgrote bedrijven, voor wie bijscholing noodzakelijk is geworden met het oog op de invoering van nieuwe technologieën of de verbetering van bedrijfsvoeringstechnieken in deze bedrijven.

    3. Ook kan de bijstand van het Fonds worden verleend aan personen die werkzaam zullen zijn als opleider, deskundige op het gebied van beroepskeuzevoorlichting of arbeidsbemiddeling of als ontwikkelingsconsulent.

    Artikel 5

    1. Onverminderd het bepaalde in de volgende leden, wordt de bijstand van het Fonds verleend voor 50 % van de voor bijstand in aanmerking komende uitgaven zonder evenwel het bedrag van de financiële deelneming van de overheid van de betrokken Lid-Staat te mogen overschrijden.

    2. Bij acties ten behoeve van de werkgelegenheid in gebieden die worden gekenmerkt door een bijzonder ernstige en langdurige verstoring van het evenwicht in de werkgelegenheid, en die door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, worden aangewezen, wordt de bijstand van het Fonds met 10 % verhoogd.

    3. Bij acties krachtens artikel 3, lid 2, die ten doel hebben de doeltreffendheid na te gaan van projecten waarvoor bijstand van het Fonds is verleend en die op initiatief van de Commissie worden uitgevoerd, dekt de bijstand alle voor financiering in aanmerking komende uitgaven. 4. Voor door de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgestelde uitgavencategorieën wordt de bijstand van het Fonds verleend in de vorm van forfaitaire bedragen.

    5. De bijstand van het Fonds mag niet leiden tot overfinanciering van voor bijstand in aanmerking komende uitgaven.

    Artikel 6

    1. Jaarlijks vóór 1 mei stelt de Commissie voor de drie volgende begrotingsjaren, overeenkomstig dit besluit en gelet op de noodzaak een harmonische ontwikkeling van de Gemeenschap te bevorderen de richtsnoeren voor het beheer van het Fonds vast, waarvan het doel is te bepalen welke acties stroken met de door de Raad vastgestelde communautaire prioriteiten en met name met de actieprogramma's op het gebied van werkgelegenheid en beroepsopleiding.

    2. De Commissie doet deze richtsnoeren, die in nauw overleg met de Lid-Staten en met inachtneming van eventuele opmerkingen van het Europese Parlement worden opgesteld, toekomen aan het Europese Parlement en de Raad maakt ze bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 7

    1. De kredieten voor bijstand van het Fonds voor acties ten behoeve van de in artikel 4, lid 1, bedoelde jongeren mogen jaarlijks niet minder bedragen dan 75 % van de totale beschikbare kredieten.

    2. De kredieten voor bijstand van het Fonds ten behoeve van specifieke acties als bedoeld in artikel 3, lid 2, mogen jaarlijks niet meer bedragen dan 5 % van de totale beschikbare kredieten.

    3. 40 % van alle kredieten die beschikbaar zijn voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde acties, zijn bestemd voor acties die voor bijstand in aanmerking komen, beantwoorden aan de richtsnoeren voor het beheer van het Fonds en zijn gericht op bevordering van de werkgelegenheid in Groenland, Griekenland, de Franse overzeese departementen, Ierland, de Mezzogiorno en Noord-Ierland. De resterende kredieten worden geconcentreerd op acties ten behoeve van de werkgelegenheid in andere gebieden waar een hoge en langdurige werkloosheid heerst en/of een industriële en sectoriële herstructurering plaatsvindt.

    Artikel 8

    De in artikel 125 van het Verdrag genoemde bijstand wordt niet meer toegekend.

    Artikel 9

    1. Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    2. Besluit 71/66/EEG wordt ingetrokken. Genoemd besluit, alsmede de besluiten die zijn genomen op grond van artikel 4 van dat besluit, blijven evenwel van toepassing op de acties waarvoor de aanvraag vóór 1 oktober 1983 is ingediend.

    3. De Commissie stelt de richtsnoeren voor het beheer van het Fonds voor de eerste maal vast vóór 1 december 1983.

    Artikel 10

    De Raad onderwerpt uiterlijk op 31 december 1988 dit besluit aan een nader onderzoek. In voorkomend geval wordt dit besluit gewijzigd op de grondslag van een nieuw advies van de Commissie.

    Gedaan te Luxemburg, 17 oktober 1983.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    G. VARFIS

    (1) PB nr. C 308 van 25. 11. 1982, blz. 4.

    (2) PB nr. C 161 van 20. 6. 1983, blz. 51.

    (3) PB nr. C 124 van 9. 5. 1983, blz. 4.

    (4) PB nr. L 28 van 4. 2. 1971, blz. 15.

    (5) PB nr. L 337 van 27. 12. 1977, blz. 8.

    BIJLAGE

    VERKLARINGEN OP TE NEMEN IN DE NOTULEN

    Verklaring ad artikel 3, lid 2

    »De Commissie verklaart dat zij, zoals zij ook nu doet, maatregelen inzake reorganisatie en verkorting van de arbeidstijd, die eveneens zouden kunnen worden opgenomen onder de in artikel 3, lid 2, bedoelde acties, zal blijven bevorderen.

    Bovendien zal de Commissie nagaan of artikel 3, lid 2, kan worden gebruikt om de inkomens van werknemers die door herstructurerings- of omschakelingsmaatregelen worden getroffen, op peil te houden; zij zal de Raad op een latere zitting verslag uitbrengen."

    Verklaring van de Raad ad artikel 3, lid 2, eerste streepje

    »De projecten die voortvloeien uit resoluties van de Raad op gebieden die onder de bevoegdheid van het Fonds vallen, kunnen slechts voor bijstand van het Fonds in aanmerking komen als zij voldoen aan de daarvoor geldende criteria zoals die zijn neergelegd in de voorschriften die van toepassing zijn op de taken en de werking van het Fonds."

    Verklaring ad artikel 4

    »De Commissie constateert dat het aantal onderdanen van derde landen dat bijstand van het Fonds geniet, relatief gering is en herinnert eraan dat de gastlanden tot taak hebben zich krachtig in te zetten voor de integratie van migrerende werknemers."

    Verklaring ad artikel 4, lid 3

    »De Commissie verklaart dat de bijstand van het Fonds die uitsluitend wordt verleend voor de opleiding van deskundigen inzake arbeidsbemiddeling, zal worden toegekend wanneer de werking van de arbeidsmarkt moet worden verbeterd, met dien verstande dat deze niet zal worden aangewend voor de bezoldiging van overheidspersoneel."

    Verklaring ad artikel 5, lid 1

    »De Raad verklaart dat lichamen met een winstoogmerk ten minste voor 10 % moeten bijdragen aan de voor bijstand in aanmerking komende uitgaven voor acties waarvoor zij bijstand uit het Fonds ontvangen. Bij de betaling van het resterende bedrag dient te worden nagegaan of dit principe in acht is genomen."

    Verklaring ad artikel 6

    »De Raad en de Commissie verklaren dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan acties ten gunste van de werkgelegenheid in gebieden waar de werkloosheid uitzonderlijk hoog is in vergelijking met het nationale gemiddelde."

    Verklaring ad artikel 7

    »De Raad verzoekt de Commissie haar studies om tot een betrouwbaar statistisch apparaat te komen, voort te zetten met onder andere het BBP per hoofd van de bevolking als leidraad, en hem vóór 1 juli 1984 passende voorstellen voor te leggen opdat de Raad vóór 31 december 1984 een beslissing ter zake kan nemen."

    »De Commissie verklaart dat zij van oordeel is dat de in dit artikel bedoelde kredieten vastleggingskredieten zijn."

    Top