EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31982R1443

Verordening (EEG) nr. 1443/82 van de Commissie van 8 juni 1982 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker

PB L 158 van 9.6.1982, p. 17–21 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (ES, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/02/2002; opgeheven door 32002R0314

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1982/1443/oj

31982R1443

Verordening (EEG) nr. 1443/82 van de Commissie van 8 juni 1982 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker

Publicatieblad Nr. L 158 van 09/06/1982 blz. 0017 - 0021
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 25 blz. 0142
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 25 blz. 0142
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 15 blz. 0014
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 15 blz. 0014


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1443/82 VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 1982

houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 606/82 (2), en met name op artikel 27, lid 3, artikel 28, lid 7, artikel 29, lid 5, en artikel 39,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 206/68 van de Raad van 20 februari 1968 houdende vaststelling van raamvoorschriften voor de contracten en overeenkomsten van het betrokken bedrijfsleven betreffende de aankoop van suikerbieten (3), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Griekenland, en met name op artikel 11,

Overwegende dat het van kracht worden van de bij Verordening (EEG) nr. 1785/81 vastgestelde nieuwe quotaregeling talrijke aanpassingen van de terzake bestaande toepassingsmaatregelen noodzakelijk maakt; dat deze aanpassingen samen met de reeds uitgevoerde aanpassingen van Verordening (EEG) nr. 700/73 van de Commissie van 12 maart 1973 tot vaststelling van enkele uitvoeringsbepalingen welke noodzakelijk zijn voor de toepassing van het quotasysteem in de sector suiker (4) tot een volledige bijwerking van genoemde verordening leiden;

Overwegende dat een juiste toepassing van de quotaregeling in de sector suiker en met name van de artikelen 26 tot en met 29 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 een nauwkeurige omschrijving van het begrip suiker- of isoglucoseproduktie van een onderneming noodzakelijk maakt, alsmede van het begrip interne consumptie van de Gemeenschap; dat daartoe als produktie van een onderneming moet worden beschouwd het totaal van de hoeveelheden witte suiker, ruwe suiker, invertsuiker en stroop of, naar gelang van het geval, isoglucose die werkelijk door de betrokken onderneming geproduceerd zijn; dat het dienstig is om de mogelijkheid een deel van de produktie van een onderneming toe te rekenen aan een andere onderneming welke suiker in het kader van een loonwerkovereenkomst heeft laten produceren, tot specifieke gevallen te beperken; dat deze gevallen, onverminderd overmacht, vastgesteld dienen te worden op zodanige wijze dat financiële consequenties voor de sector suiker worden voorkomen;

Overwegende dat om tot een harmonieuze en doeltreffende toepassing van de quotaregeling in de Gemeenschap te komen de methode voor de vaststelling van de produktie zowel voor saccharosestroop als voor isoglucose dient te worden bepaald;

Overwegende dat de in artikel 28 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde produktieheffingen slechts na het betrokken verkoopseizoen kunnen worden berekend, gelet op de gegevens die bij de berekening ervan nodig zijn; dat evenwel de verbintenissen voor uitvoer van suiker voor een belangrijk deel in het tweede semester van genoemd verkoopseizoen worden aangegaan; dat derhalve, om zo snel mogelijk de financiële aansprakelijkheid van de producenten in werking te doen treden, het dienstig is reeds vóór het einde van het verkoopseizoen, de betaling van voorschotten op de aan de hand van vooruitzichten berekende bijdragen voor te schrijven; dat, aangezien het overgrote deel van de produktie van B-isoglucose in het algemeen slechts tijdens de laatste maanden van het verkoopseizoen plaatsvindt, het dienstig is de basisproduktieheffing slechts als voorschot toe te passen met betrekking tot de vóór 1 maart van het betrokken verkoopseizoen bereikte produktie van isoglucose;

Overwegende dat de vaststelling van de bedragen van de bijdragen en dus hun inning eerst kan gebeuren als de zo exact mogelijke gegevens bekend zijn, in het bijzonder de gegevens inzake de consumptie;

Overwegende dat het noodzakelijk is regels vast te stellen voor de betaling van een prijstoeslag voor suikerbieten, indien de produktieheffingen onder de vastgestelde maximumbedragen blijven en dat bovendien een bijbetaling moet worden vastgesteld rekening houdend met de periode tussen de produktie van de suiker en de datum van betaling van de produktiebijdragen door de fabrikant;

Overwegende dat om een goed beheer van de quotaregeling mogelijk te maken de voor het vaststellen van de produktie en de mededelingen van de desbetreffende gegevens noodzakelijke termijnen moeten worden vastgesteld en in voorkomend geval de gepaste controlemaatregelen door de Lid-Staten dienen te worden getroffen;

Overwegende dat het laattijdig vaststellen van de toepassingsvoorschriften inzake de quota de integrale toepassing ervan in de weg staat met name met betrekking tot de berekening, de vaststelling en de inning van de produktiebijdragen voor het verkoopseizoen 1981/1982; dat derhalve een geschikt tijdschema moet worden opgesteld;

Overwegende dat het Comité van beheer voor suiker geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. In de zin van de artikelen 26 tot en met 29 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 wordt onder suikerproduktie verstaan de totale, in witte suiker uitgedrukte hoeveelheid

a) witte suiker,

b) ruwe suiker,

c) invertsuiker,

d) - saccharosestroop of invertsuikerstroop, welke een reinheid hebben van ten minste 70 % en die uit suikerbieten vervaardigd zijn,

- saccharosestroop of invertsuikerstroop, welke een reinheid hebben van ten minste 75 % en die uit suikerriet vervaardigd zijn, hierna »stroop" te noemen.

2. Van de berekening van de in lid 1 bedoelde hoeveelheid worden echter uitgesloten:

a) de hoeveelheid witte suiker vervaardigd uit

- ruwe suiker of

- stroop,

welke niet geproduceerd werden in de onderneming die deze witte suiker vervaardigd heeft;

b) de hoeveelheid witte suiker vervaardigd uit

- ruwe suiker,

- stroop, of

- suikerveegsel,

welke niet gedurende hetzelfde verkoopseizoen werden geproduceerd als deze witte suiker;

c) de hoeveelheid ruwe suiker vervaardigd uit stroop welke niet geproduceerd werd in dezelfde onderneming die deze ruwe suiker vervaardigt;

d) de hoeveelheid ruwe suiker vervaardigd uit stroop welke niet gedurende hetzelfde verkoopseizoen werd geproduceerd als deze ruwe suiker;

e) de hoeveelheid ruwe suiker welke gedurende het betrokken verkoopseizoen in de onderneming welke deze vervaardigde tot witte suiker werd verwerkt;

f) de hoeveelheid invertsuiker en stroop welke wordt verwerkt tot alcohol of rum;

g) de hoeveelheid stroop welke gedurende het betrokken verkoopseizoen in de onderneming welke deze vervaardigde, werd verwerkt tot suiker of invertsuiker;

h) de hoeveelheid stroop welke voor boterhambeleg wordt gebruikt en stroop die tot »Rinse appelstroop" zal worden verwerkt;

i) de hoeveelheid suiker, invertsuiker en stroop, geproduceerd in het kader van het veredelingsverkeer;

j) de hoeveelheid invertsuiker vervaardigd uit stroop weke niet geproduceerd werd in de onderneming die deze invertsuiker vervaardigt;

k) de hoeveelheid invertsuiker vervaardigd uit stroop welke niet gedurende hetzelfde verkoopseizoen werd geproduceerd als deze invertsuiker.

3. De produktie wordt in witte suiker uitgedrukt:

a) wanneer het om de produktie van witte suiker gaat, zonder rekening te houden met de kwaliteitsverschillen;

b) wanneer het om de produktie van ruwe suiker gaat, op basis van het rendement bepaald overeenkomstig de voorschriften van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 431/68 van de Raad (1);

c) wanneer het om de produktie van invertsuiker gaat, door deze met de coëfficiënt 1 te vermenigvuldigen;

d) wanneer het gaat om de produktie van stroop welke als een tussenprodukt moet worden beschouwd, aan de hand van het overeenkomstig lid 5, tweede alinea, vastgestelde winbare suikergehalte;

e) wanneer het gaat om de produktie van stroop welke niet als tussenprodukt moet worden beschouwd, aan de hand van het suikergehalte dat wordt uitgedrukt in saccharose overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 394/70 van de Commissie (2).

4. Suikerveegsel afkomstig van een vorig verkoopseizoen wordt uitgedrukt in witte suiker, aan de hand van het saccharosegehalte.

5. De reinheid van de stroop wordt berekend door het gehalte aan alle soorten suiker te delen door het gehalte aan droge stof.

Het winbare suikergehalte wordt berekend door op het getal van de polarisatiegraad van de betrokken stroop in mindering te brengen het resultaat van de vermenigvuldiging van de coëfficiënt 1,70 met het verschil tussen het getal van het gehalte aan droge stof en het getal van de polarisatiegraad van deze stroop. Het gehalte aan droge stof wordt bepaald volgens de areometrische methode.

Het winbare suikergehalte wordt evenwel vastgesteld op basis van het werkelijke rendement van de stropen wanneer de Lid-Staat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 8, lid 1, tweede alinea, tweede zin, van Verordening (EEG) nr. 1998/78 van de Commissie (3) bedoelde mogelijkheid.

Artikel 2

In de zin van de artikelen 26 tot en met 29 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 wordt onder isoglucoseproduktie verstaan, de totale hoeveelheid produkt vervaardigd uit glucose of polymeren hiervan met een gehalte in gewicht in droge toestand van ten minste 10 % fructose:

a) ongeacht haar fructosegehalte boven deze limiet,

en

b) uitgedrukt in droge stof, bepaald volgens de refractiemethode.

Artikel 3

1. De Lid-Staten stellen jaarlijks vóór 15 februari de voorlopige suikerproduktie van het lopende verkoopseizoen vast voor iedere op hun grondgebied gevestigde onderneming.

Voor de Franse departementen Guadeloupe en Martinique wordt deze datum vervangen door 15 mei.

2. Elke isoglucoseproducerende onderneming moet vóór de vijftiende van elke maand aan de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de produktie heeft plaatsgevonden, de in de voorafgaande kalendermaand werkelijk geproduceerde hoeveelheden, uitgedrukt in droge stof, mededelen.

Op basis van deze mededelingen bepalen de Lid-Staten elke maand en uiterlijk op de vijftiende van de tweede daaropvolgende maand de isoglucoseproduktie van iedere betrokken onderneming.

Voor de berekening van de in de tweede alinea bedoelde produktie wordt evenwel geen rekening gehouden met de hoeveelheden isoglucose die in het kader van de regeling actieve veredeling zijn geproduceerd.

3. De Lid-Staten stellen vóór 1 oktober van ieder jaar, voor het voorafgaande verkoopseizoen, de definitieve produktie van suiker en isoglucose vast die door elke onderneming is bereikt.

4. Indien na de vaststelling van de definitieve produktie voor de suiker als bedoeld in lid 3 later verschillen ten opzichte van deze cijfers worden geconstateerd, wordt met deze verschillen rekening gehouden bij de vaststelling van de definitieve produktie van het verkoopseizoen waarin het verschil wordt geconstateerd.

Artikel 4

1. Onverminderd het bepaalde in de volgende leden wordt in de zin van de artikelen 26 tot en met 29 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 onder suikerproduktie of isoglucoseproduktie van een onderneming verstaan de totale hoeveelheid suiker of isoglucose die door deze onderneming werkelijk is geproduceerd.

2. De totale suikerproduktie van een verkoopseizoen is de in lid 1 bedoelde produktie, vermeerderd met de naar dat verkoopseizoen overgebrachte hoeveelheid en verminderd met de naar het volgende verkoopseizoen overgebrachte hoeveelheid.

3. De hoeveelheid suiker geproduceerd in het kader van een loonwerkovereenkomst door een suikerproducerende onderneming - hierna »verwerker" te noemen - voor rekening van een andere suikerproducerende onderneming - hierna »lastgever" te noemen - wordt op een schriftelijk aan de betrokken Lid-Staat gerichte, door de twee betrokken fabrikanten naar behoren ondertekende aanvraag, als produktie van de lastgever beschouwd, indien de overeenkomstig lid 2 vastgestelde totale suikerproduktie:

a) van de verwerker beneden zijn A-quotum blijft,

of

b) van de verwerker meer bedraagt dan zijn A-quotum maar minder dan de som van zijn A-quotum en zijn B-quotum, en de overeenkomstig lid 2 vastgestelde totale suikerproduktie van de lastgever meer bedraagt dan het A-quotum van deze laatste,

of

c) van de verwerker en van de lastgever meer bedraagt dan de som van hun respectieve A- en B-quota.

4. Indien de fabriek van de lastgever en die van de verwerker zich in verschillende Lid-Staten bevinden, moet de in lid 3 bedoelde aanvraag aan de twee betrokken Lid-Staten gericht worden. In dit geval overleggen de betrokken Lid-Staten samen over het te geven antwoord en nemen zij de nodige maatregelen om de naleving van de in lid 3 bedoelde voorwaarden te controleren.

5. De door de verwerker geproduceerde hoeveelheid suiker kan volgens de procedure van artikel 41 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 worden beschouwd als produktie van de lastgever indien een geval van overmacht de verwerking van de suikerbieten, het suikerriet of de melasse tot suiker in een andere onderneming dan die van de lastgever noodzakelijk maakt.

Artikel 5

1. Vóór 1 april wordt voor het lopende verkoopseizoen overgegaan tot:

a) een raming, overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EEG) nr. 1785/81, van de heffing op de basisproduktie van suiker en de B-heffing;

b) de vaststelling, volgens de procedure van artikel 41 van Verordening (EEG) nr. 1785/81, van de overeenkomstig artikel 6 berekende bedragen per eenheid die door de suikerfabrikant en de isoglucosefabrikant moeten worden betaald als voorschot op de heffing. 2. De Lid-Staten bepalen voor iedere suikerproducerende onderneming en voor iedere isoglucoseproducerende onderneming, vóór 15 april van het lopende verkoopseizoen, de op de heffing te betalen voorschotten.

Voor suiker wordt het te betalen voorschot verkregen door:

a) toepassing op de volgens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorlopige produktie van A-suiker en B-suiker, van het bedrag per eenheid dat is vastgesteld als voorschot op de heffing op de basisproduktie,

en

b) toepassing op de volgens artikel 3, lid 1, vastgestelde voorlopige produktie van B-suiker, van het bedrag per eenheid dat is vastgesteld als voorschot op de B-heffing.

Voor isoglucose wordt het te betalen voorschot verkregen door toepassing op de voor het lopende verkoopseizoen tussen 1 juli tot het einde van de daaropvolgende maand februari bereikte produktie, van een bedrag per eenheid dat is vastgesteld als voorschot op de heffing op de basisproduktie voor isoglucose.

3. De Lid-Staten innen deze voorschotten vóór 1 mei daaropvolgend.

4. Voor de suikerfabrikanten in de Franse departementen Guadeloupe en Martinique worden de data van 15 april en 1 mei bedoeld in de leden 2 en 3, respectievelijk vervangen door 15 augustus en 1 september.

5. Voor de vaststelling van de in artikel 28, lid 1, sub b), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde hoeveelheid worden van het totaal van:

a) de in de Gemeenschap afgezette hoeveelheden suiker en isoglucose bestemd voor direct gebruik en voor verbruik door de verwerkende industrie,

en

b) de hoeveelheden gedenatureerde suiker,

en

c) de hoeveelheden suiker en isoglucose ingevoerd uit derde landen in de vorm van verwerkte produkten,

de hoeveelheden suiker en isoglucose uitgevoerd naar derde landen in de vorm van verwerkte produkten afgetrokken.

Bovendien worden in de zin van artikel 28, lid 1, sub d), van Verordening (EEG) nr. 1785/81 als verbintenissen voor uitvoer in het kader van het lopende verkoopseizoen beschouwd:

a) alle hoeveelheden suiker uit te voeren in onveranderde vorm met restituties of heffingen bij uitvoer, vastgesteld bij voor het bedoelde verkoopseizoen gehouden openbare inschrijvingen,

b) alle hoeveelheden suiker en isoglucose uit te voeren in onveranderde vorm met periodiek vastgestelde restituties of heffingen bij uitvoer op basis van gedurende het bedoelde verkoopseizoen afgegeven uitvoercertificaten,

c) alle te verwachten uitvoer van suiker en isoglucose in de vorm van verwerkte produkten met uitvoerrestituties of uitvoerheffingen die te dien einde gedurende het bedoelde verkoopseizoen zijn vastgesteld, waarbij de betrokken hoeveelheden gelijkmatig over het gehele verkoopseizoen worden verdeeld.

Artikel 6

1. Wanneer voor suiker de raming van de basisproduktieheffing leidt

a) tot een bedrag van ten minste 60 % van het betrokken maximumbedrag bedoeld in artikel 28, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1785/81, is het bedrag per eenheid van het voorschot gelijk aan 50 % van het genoemde maximumbedrag;

b) tot een bedrag van minder dan 60 % van het bedoelde maximumbedrag, is het bedrag per eenheid van het voorschot gelijk aan 80 % van het bedrag van de bedoelde raming.

2. Dezelfde regel als die bedoeld in lid 1 is van toepassing bij de bepaling van het bedrag per eenheid van het voorschot op de B-heffing voor suiker, rekening houdend met het betrokken maximumbedrag bedoeld in artikel 28, lid 4 of 5, van Verordening (EEG) nr. 1785/81.

3. Het bedrag per eenheid van het voorschot op de heffing op de basisproduktie dat dient te worden aangehouden voor isoglucose is gelijk aan 40 % van het bedrag per eenheid van de raming van de heffing op de basisproduktie voor suiker, overeenkomstig artikel 5, lid 1, sub a).

Artikel 7

1. Vóór 1 november worden, voor het voorafgaande verkoopseizoen, volgens de procedure bedoeld in artikel 41 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 vastgesteld, de bedragen van de basisproduktieheffing en de B-heffing voor suiker en isoglucose.

2. De Lid-Staten bepalen voor iedere suikerproducerende onderneming en voor iedere isoglucoseproducerende onderneming vóór 15 december, voor het voorafgaande verkoopseizoen, rekening houdend met de overeenkomstig artikel 5 geïnde voorschotten, de afrekeningen voor de betaling van de saldi van de heffingen.

De door de onderneming of de Lid-Staat verschuldigde saldi worden betaald vóór 15 januari daaropvolgend. Artikel 8

1. De in artikel 29, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde bedragen worden tegelijk vastgesteld met de bedragen van de heffingen bedoeld in artikel 7, lid 1, en volgens dezelfde procedure.

2. Wanneer de suikerfabrikant aan de bietenverkoper een lagere prijs heeft betaald dan de basisprijs voor de bieten, dient de fabrikant de bietenverkoper, in verhouding tot dit verschil, te laten delen in de terugbetaling van de opslagkosten bedoeld in artikel 8, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 en/of de opbrengst van de verkoop van de betrokken suiker tegen de interventieprijs.

Daarbij houdt de fabrikant rekening met:

a) de periodes tussen de produktie van de suiker en de data van betaling van de voorschotten en de saldi van de produktieheffingen;

b) het deel van de financieringskosten dat in aanmerking is genomen voor de bepaling van het bedrag van de terugbetaling van de opslagkosten;

c) het in artikel 29, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 bedoelde percentage;

d) het rendement van de betrokken bieten, onverminderd het bepaalde in artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1785/81.

3. De suikerfabrikant betaalt aan de bietenverkoper de in lid 1 bedoelde bedragen en het bedrag van het in lid 2 bedoelde aandeel binnen vier weken na de datum van de vaststelling van de in artikel 7, lid 1, bedoelde heffingen.

4. Van lid 2 en lid 3 kan worden afgeweken door een overeenkomst binnen de betrokken bedrijfstak.

Artikel 9

De Lid-Staten nemen alle vereiste maatregelen om de nodige controles in te stellen op de vaststelling van de produktie van de in deze verordening bedoelde produkten.

Artikel 10

Voor het verkoopseizoen 1981/1982 wordt de datum bedoeld in artikel 5:

a) lid 1, vervangen door 1 juli 1982,

b) lid 2, eerste alinea, vervangen door 15 juli 1982,

c) lid 3, vervangen door 1 augustus 1982.

Artikel 11

1. Verordening (EEG) nr. 700/73 wordt ingetrokken.

2. In alle communautaire besluiten, waarin wordt verwezen naar Verordening (EEG) nr. 700/73, moet deze verwijzing worden beschouwd als betrekking te hebben op de overeenkomstige artikelen van deze verordening.

3. Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

4. Artikel 2 is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 1982/1983.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 8 juni 1982.

Voor de Commissie

Poul DALSAGER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 177 van 1. 7. 1981, blz. 4.

(2) PB nr. L 74 van 18. 3. 1982, blz. 1.

(3) PB nr. L 47 van 23. 2. 1968, blz. 1.

(4) PB nr. L 67 van 14. 3. 1973, blz. 12.

(1) PB nr. L 89 van 10. 4. 1968, blz. 3.

(2) PB nr. L 50 van 4. 3. 1970, blz. 1.

(3) PB nr. L 231 van 23. 8. 1978, blz. 5.

Top